Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 06 mei 2010
gepubliceerd op 26 juli 2010

Besluit van de Waalse Regering tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan Marche-La Roche met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte voor de vestiging van een zuivelbedrijf, een woongebied met een landelijk karakter en de onttrekking aan hun bestemming van twee gemengde bedrijfsruimten op het grondgebied van de gemeente Rendeux

bron
waalse overheidsdienst
numac
2010027165
pub.
26/07/2010
prom.
06/05/2010
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 MEI 2010. - Besluit van de Waalse Regering tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan Marche-La Roche met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte voor de vestiging van een zuivelbedrijf, een woongebied met een landelijk karakter en de onttrekking aan hun bestemming van twee gemengde bedrijfsruimten op het grondgebied van de gemeente Rendeux (Chéoux en Jupille-sur-Ourthe)


De Waalse Regering, Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2009 tot vaststelling van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2009 tot regeling van de werking van de Regering;

Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, inzonderheid op de artikelen 22, 27, 30, 35 en 41 tot 46;

Gelet op het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan (SDER), aangenomen door de Waalse Regering op 27 mei 1999;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 26 maart 1987 tot opstelling van het gewestplan Marche-La Roche;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 16 maart 2006 tot beslissing tot herziening van het gewestplan Marche-La Roche en tot goedkeuring van het voorontwerp van herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte voor de vestiging van een zuivelbedrijf en de onttrekking aan hun bestemming van 2 gemengde bedrijfsruimten op het grondgebied van de gemeente Rendeux (Chéoux en Jupille-sur-Ourthe);

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 19 oktober 2006 tot beslissing tot uitvoering van een effectonderzoek over het voorontwerp van herziening van het gewestplan Marche-La Roche met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte voor de vestiging van een zuivelbedrijf en de onttrekking aan hun bestemming van twee gemengde bedrijfsruimten op het grondgebied van de gemeente Rendeux (Chéoux en Jupille-sur-Ourthe);

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 14 november 2007 tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Marche-La Roche met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte voor de vestiging van een zuivelbedrijf, een woongebied met een landelijk karakter en de onttrekking aan hun bestemming van twee gemengde bedrijfsruimten op het grondgebied van de gemeente Rendeux (Chéoux en Jupille-sur-Ourthe).

Gelet op het openbaar onderzoek over het ontwerp van gewestplanherziening dat tussen 16 januari en 29 februari 2008 heeft plaatsgevonden en de bezwaarschriften en opmerkingen die particulieren, verenigingen van personen alsook openbare instellingen en instellingen van openbaar nut ingediend hebben, namelijk :

1

DE WAGTER, Françoise

Rue de la Fontaine 8, 6987 Chéoux

2

LEEMPOELS, Paulette

Rue de Hotton 1, 6987 Rendeux

3

DE WAGTER, Xavier en Bénédicte

Rue de la Fontaine, 6987 Chéoux

4

DESSY, Pascal + 2 andere ondertekenaars

Rue Lavaux 11, 6987 Rendeux

5

MONSEUR, Jean-Marc

Rue des Vallées 9, 1315 Glimes-Incourt

6

VERMEERSCH-BORMANS

Rue Lavaux 23, 6987 Rendeux

7

THERER, Geneviève

niet medegedeeld

8

WIDART, Marie-Claire

Rue Lavaux 9, 6987 Rendeux

9

COURTIN, Philippe

Tier de Marche 1, 6987 Rendeux

10

MONSEUR, A. - WIDART, S. + 4 andere ondertekenaars

Rue du Moulin 22, 6987 Rendeux

11

Cabinet d'Avocats Gui BOTTIN - Georges RIGO (raadtman van DETHIER Yves)

Rue Beeckman 14, 4000 Liège

12

GRONSFELD, Marc

Rue de la Noblesse 2, 6987 Rendeux

13

VERMEIREN, C. - DE BACKER, A. Lavaux 21, 9300 Aalst

14

Société de Pêche La Rousse - GEORGES, Alain

La Golette 1, 6987 Rendeux

15

PIERRET, Esther

Rue de la Colline 3, 6044 Roux


Gelet op het gunstig advies uitgebracht op 3 maart 2008 door de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit van de gemeente Rendeux;

Gelet op de notulen van de overlegvergadering die op 5 maart 2008 in het gemeentehuis van Rendeux heeft plaatsgevonden;

Gelet op het gunstig advies uitgebracht op 9 april 2008 door de gemeenteraad van Rendeux en waarin verzocht wordt om : 1. de uitvoering van een diepgaand effectonderzoek bij de indiening van de aanvraag tot milieuvergunning of eenmalige vergunning door de « SCRL Laiterie coopérative van Chéoux » na de definitieve aanneming van het gewestplan Marche-La Roche;2. de prioritaire analyse in dat effectonderzoek van de effecten van het bedrijf inzake geluid, landschappelijke integratie en aquatisch milieu in de omgeving, alsook alle nuttige aanbevelingen voor de optimale integratie ervan in het dorp Chéoux; 3. de afschaffing, als alternatieve compensatie, in de zin van artikel 46, § 1, 3°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, van de vorming van een zakelijk recht ten bate van de gemeente Rendeux met betrekking tot het oude gebouw van het zuivelbedrijf in natuursteen, afgedankt met vaststelling bij het ministerieel besluit van 27 juli 2005.De « SCRL Laiterie coopérative van Chéoux » heeft immers op 27 december 2007 een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning bij het gemeentebestuur ingediend met het oog op de verbouwing van gebouwen, o.a. het oude gebouw van het zuivelbedrijf, in een geheel van woningen. Daar de gemeente Rendeux zich niet in de plaats wenst te stellen van een privé initiatief tot sanering van de site zonder een beroep op overheidsgeld te doen, verkiest ze dat de « SCRL Laiterie coopérative van Chéoux » haar project uitvoert;

Gelet op het gunstig advies uitgebracht op 18 juli 2008 door de « Conseil wallon de l'environnement pour le développement durable » (Waalse milieuraad voor de duurzame ontwikkeling);

Gelet op het gunstig advies uitgebracht op 9 september 2008 door de « Commission régionale de l'aménagement du territoire »(Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening;) Gelet op het besluit van 3 juni 2009 tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan van Marche- La Roche (blad 55/5) met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte voor de vestiging van een zuivelbedrijf te Chéoux, een woongebied met een landelijk karakter en twee gemengde bedrijfsruimten te Chéoux en Jupille-sur-Ourthe op het grondgebied van de gemeente Rendeux;

Overwegende dat de Regering instemt met de argumenten die de « Commission régionale d'aménagement du territoire » als antwoord op de bezwaarschriften naar voren heeft gebracht en dat ze die antwoorden met de volgende elementen aanvult : Doelstellingen van de herziening van het gewestplan - Gewestelijk belang Regularisatie Overwegende dat reclamanten achten dat de herziening van het gewestplan de regularisatie beoogt van de onregelmatigheden die begaan werden door het zuivelbedrijf, dat overigens altijd gekozen heeft voor het beleid van het voldongen feit;

Overwegende dat de herziening van het gewestplan van Marche-La Roche de opneming beoogt van een gemengde bedrijfsruimte voor de vestiging van een zuivelbedrijf, een woongebied met een landelijk karakter, alsook van de verandering van bestemming van twee gemengde bedrijfsruimten op het grondgebied van de gemeente Rendeux (Chéoux en Jupille-sur-Ourthe);

Overwegende dat de vestiging van een gemengde bedrijfsruimte op die plek immers de wens van de Regering was bij de aanneming van het gewestplan in 1987; overwegende dat de Raad van State in zijn arrest nr. 149.576 van 28 september 2005 gesteld heeft dat de wijziging in het ontwerp van gewestplan betreffende het gebied, dat aanvankelijk in een landbouwgebied en een gebied voor ambachten en K.M.O.'s voorzien was, aanzienlijk is en niet resulteert uit het openbaar onderzoek betreffende dat ontwerp maar uit een voorstel dat de CRAT na het openbaar onderzoek heeft gedaan; dat die wijziging derhalve aan een nieuw openbaar onderzoek onderworpen had moeten worden; dat het gewestplan op dat punt onwettelijk is;

Overwegende dat de vernieuwing van de akte met het oog op de rechtzetting van die onregelmatigheid van goed bestuur is en dat ze nodig is om de rechtszekerheid te waarborgen;

Overwegende dat de vestiging van de « Laiterie » op de site voorafgaat aan de aanneming van het gewestplan Marche-La Roche van 26 maart 1987;

Overwegende dat het bedrijf, met uitzondering van het kantoorgebouw, over de verschillende vereiste vergunningen beschikt;

Overwegende dat het hoofddoel van de herziening van het gewestplan niet de regularisatie van de door de « Laiterie » van Chéoux begane overtredingen is maar wel de rechtzetting van een onregelmatigheid van een administratieve akte die de rechtzekerheid schaadt en bijgevolg het voortbestaan van een bedrijf waarvan de verdwijning nadelige gevolgen zou hebben op de levensvatbaarheid van de Waalse zuivelsector;

Overwegende dat de regularisatie van de onwettelijk opgetrokken gebouwen t.o.v. dat hoofddoel een buitengewoon en bijkomend karakter heeft dat gerechtvaardigd is door het feit dat die uitrustingen noodzakelijk zijn voor de goede werking van het zuivelbedrijf;

Overwegende dat de herziening van het gewestplan een ruimere draagwijdte inzake planning heeft dan de regularisatie van de in landbouwgebied gelegen gebouwen daar ze slaat op : ? de terreinen waarvan de bestemming onwettelijk is geacht door de Raad van State - maar niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een vernietiging als dusdanig - alsook de terreinen, nu bestemd voor landbouwgebied en gelegen aan de zuidrand van de gemengde bedrijfsruimte, waarin de isoleringsomtrek of - voorzieningen opgenomen moeten worden; ? een verkleining van de oppervlakte van de gemengde bedrijfsruimte in het noordoosten ten einde een boomgaard voor alle bebouwing te behoeden; ? de opneming, niet meer van een gemengde bedrijfsruimte met een algemeen karakter zoals voorzien op het van kracht zijnde gewestplan, maar van een specifieke gemengde bedrijfsruimte met een aanvullend voorschrift waarbij het gebruik van de terreinen in geval van stopzetting van de activiteiten van het zuivelbedrijf beperkt kan worden tot de economische activiteiten i.v.m. de uitbating van een zuivelbedrijf en bijkomende activiteiten of tot andere agro-economische activiteiten;

Overwegende dat de opneming in een bedrijfsruimte van de thans in landbouwgebied gelegen terreinen waarop kantoren en het saneringsstation gevestigd zijn het mogelijk zal maken dat die gebouwen en uitrustingen gehandhaafd worden daar waar ze het best voldoen aan de goede inrichting van de plaats omdat ze betrekkelijk verwijderd zijn van de bewoonde buurt;

Algemeen belang Overwegende dat sommige reclamanten achten dat de herziening van het gewestplan het privé belang van het zuivelbedrijf bevoorrecht ten nadele van het algemeen belang en dat het geen rekening houdt met het feit dat de omwonenden van een aangenaam levenskader moeten kunnen genieten; dat sommigen de broosheid van de zuivelsector betwisten en van mening zijn dat een buiten het Waalse grondgebied gevestigd zuivelbedrijf de activiteiten van de « Laiterie de Chéoux » zou kunnen uitoefenen;

Overwegende dat het effectonderzoek voor een gewestplan de sociaal-economische verantwoording van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Marche-La Roche heeft bevestigd wegens het belang van de zuivelcoöperatieve « Laiterie coopérative de Chéoux » voor de levensvatbaarheid van de zuivelketen in Wallonië en de werkgelegenheid in landelijke gebieden; dat de CRAT op basis van cijfers van de Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie de broosheid van de Waalse zuivelsector bevestigt; dat de herziening van het gewestplan wel degelijk het algemeen beoogt, gezien de negatieve economische, sociale en milieugevolgen die de verdwijning van de « Laiterie de Chéoux » met zich mee zou brengen voor een aanzienlijk gedeelte van Wallonië;

Overwegende dat, gezien het gaat om een basisconsumptieproduct, de zelfvoorzienings- en nabijheidsbeginselen zowel inzake milieu als inzake voedingsproductie rechtvaardigen dat het voedingsmiddel verwerkt wordt in de streek waar het geproduceerd en verbruikt wordt, zonder het voor verwerking te moeten uitvoeren naar een andere regio of naar een ander land alvorens het weer in te voeren voor de verbruikers; dat de zuivelproducenten bovendien hun hulpmiddelen hebben kunnen verenigen om zich met dat doel als een coöperatieve vennootschap te organiseren en zodoende talrijke diensten aan de landbouwers te verlenen (centrale voor de aankoop van landbouwuitrustingen, toekenning van een deel van de winsten van de coöperatieve vennootschap, enz.);

Overwegende dat het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan (SDER) kiest voor de consolidering van de Waalse landbouw en voor de ontwikkeling van de agrovoedingsfilières en in dat opzicht bepaalt dat « de fundamentele rol van de familiale landbouw als acteur van de landelijke ontwikkeling bevestigd moet worden » en dat, anderzijds, « het Waalse Gewest de investeringen in de agrovoedingsverwerking en -commercialisering zal blijven promoten. Het zal zijn beleid inzake binnenlandse en buitenlandse promotie voor het geheel van de regionale producties kracht bijzetten, met specifieke acties voor speciaal geankerde producten » (blz. 194);

Overwegende dat het overeenkomstig artikel 42 van het Waals wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium voorgeschreven effectonderzoek, wat de gekozen plaatsligging betreft, niet geleid heeft tot de conclusie dat de opneming op die plaats van een specifieke bedrijfsruimte voor de vestiging van een zuivelbedrijf of van andere agro-economische activiteiten onverenigbaar was met het woongebied met een landelijk karakter en dat de balans van de verschillende belangen niet opgemaakt kon worden; dat het effectonderzoek van het voorontwerp van herziening heeft besloten dat een alternatieve plaatsligging slechts gegrond zou zijn in geval van uitbreiding of van wijziging van de activiteiten van het zuivelbedrijf; dat de auteur van het planeffectonderzoek niet voorziet dat de hoeveelheid van de te verwerken melk in het zuivelbedrijf nog zal toenemen, dat die ontwikkelingsvooruitzichten meer gezien moeten worden op het vlak van de kwalitatieve verbetering van de producten of van de productie van nieuwe producten met een toegevoegde waarde;

Keuze van de bestemming Overwegende dat sommige reclamanten vrezen dat de herziening van het gewestplan, via een regularisatie in gemengde bedrijfsruimte, een verslechtering van het levenskader van de omwonenden tot gevolg zal hebben en automatisch 5dB(A) decibelverhoging zal toelaten als wettelijke activiteitsnorm;

Overwegende dat, wat de verhoging van het aantal toegelaten decibel betreft, de locatie op het gewestplan al opgenomen is in een gemengde berijfsruimte, voorheen gebied voor ambachten of middelgrote en kleine ondernemingen genoemd; dat er dus geen verhoging komt van het toegelaten aantal decibel i.v.m. de bestemming van het terrein; overwegende dat de beslissing genomen krachtens de uitbatingsvergunning afgegeven door de Minister van Leefmilieu op 3 november 2005 om de strengste geluidsnormen vast te leggen het gevolg is van het arrest van de Raad van State waarbij het gewestplan onwettelijk verklaard wordt voor dat gebied en waarbij het gebied beschouwd wordt als vrij van elke bestemming op het gewestplan;

Overwegende dat de bestemming van het gebied tot een gemengde bedrijfsruimte niet automatisch een decibelverhoging van 5 dB(A) zal toelaten als wettelijke activiteitsnorm;

Overwegende dat de auteur van het effectonderzoek voor de latere afgifte van een milieuvergunning overigens specifieke geluidswaarden tussen 40 en 45 dB(A) aanbeveelt;

Overwegende dat de uitbater houder is van een exploitatievergunning waarvan de bijzondere voorwaarden voorzien in een niet te overschrijden geluidsniveau; dat die vergunning van kracht zal blijven na de herziening van het gewestplan; overwegende dat de overheid die zulks nodig acht later in het kader van een nieuwe vergunningsaanvraag of van een herziening van de uitbatingsvoorwaarden, geluidsdrempels in de milieuvergunning mag vastleggen die toepasselijk zullen zijn in afwijking van de algemene uitbatingsvoorwaarden; dat geluidsdrempels onder de doorgaans aanbevolen richtwaarden opgelegd kunnen worden indien de feitelijke situatie zulks eist; dat dergelijke aanbevelingen niet gelijk staan met inrichtingsmaatregelen, noch deel uitmaken van de inhoud van het gewestplan in de zin van artikel 23 van het Waals wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium maar in het kader van de vergunning in overweging genomen moeten worden;

Overwegende dat sommige reclamanten achten dat het zuivelbedrijf naar een industriegebied zoals dat van Marche-en-Famenne verplaatst zou moeten worden wegens het industriële karakter dat het geleidelijk verworven heeft en de hinder dat het in het centrum van het dorp Chéoux veroorzaakt;

Overwegende dat er aan herinnerd dient te worden dat het coöperatief zuivelbedrijf van Chéoux voor het gewestplan Marche-La Roche bestond en dat de Regering het gebied aanvankelijk tot gebied voor ambachten en kleine industrie wilde bestemmen in het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 26 maart 1987 tot opmaking van het gewestplan Marche-La Roche;

Overwegende dat uit het effectonderzoek van het voorontwerp niet afgeleid kon worden dat de hinder i.v.m. de huidige situatie van een dergelijk niveau is dat hij de aanwezigheid van het zuivelbedrijf op die plek onverenigbaar maakte en de verplaatsing ervan naar een ander locatie gerechtvaardigd was; dat geconcludeerd moet worden dat de activiteit van het zuivelbedrijf er niet één is die wegens afzondering in een industriële bedrijfsruimte gevestigd moet worden; dat ze dus wel degelijk als kleine industrie beschouwd dient te worden; dat de auteur van het onderzoek overigens : ? de doelstelling van het voorontwerp valideert, met name de bevestiging van de opneming van een bedrijfsruimte opdat de activiteiten van het zuivelbedrijf van Chéoux op de huidige lokatie ervan kunnen voortgezet worden; ? acht dat de verplaatsing van het zuivelbedrijf slechts in geval van uitbreiding of wijziging van zijn activiteiten gegrond zou zijn; dat hij in dat opzicht doet opmerken dat het nauwelijks denkbaar is dat het coöperatief zuivelbedrijf van Chéoux wenst uit te breiden, daar zijn verwerkingsvermogen maximaal is en daar een verhoging van het te verwerken melkvolume weinig waarschijnlijk lijkt gezien de huidige toestand van de melksector; ? erop wijst dat de ontwikkelingsvooruitzichten van het bedrijf meer verband houden met de kwalitatieve verbetering van de producten of met de productie van nieuwe producten met hoge toegevoegde waarde dan met een verhoging van het verwerkte volume; dat in dat geval de verplaatsing van het kaasfabriek - thans buiten bedrijf - overwogen zou kunnen worden om de geluidshinder te beperken die de eventuele inbedrijfstelling ervan in de buurt zou kunnen veroorzaken; dat die verplaatsing evenwel binnen dezelfde gemengde bedrijfsruimte kan plaatsvinden zonder er de grenzen van te wijzigen en dus ook niet de delocalisering van het bedrijf tot gevolg heeft; ? daaruit afleidt dat het voorontwerp van herziening de huidige fysische toestand niet kan wijzigen, o.a. wat betreft de belangrijkste geluidshinder van de uitbating van het zuivelbedrijf; dat de herziening van het gewestplan dus geen verslechtering van het levenskader van de omwonenden met zich mee brengt; ? via een reeks aanbevelingen die in het kader van de vergunning gezien moeten worden, erop wijst dat maatregelen i.v.m. waterlozing en landschappelijke integratie, inzonderheid op akoestisch vlak, vastgelegd kunnen worden ter verbetering van een toestand die hij niet onverenigbaar acht met een bewoonde omgeving;

Overwegende dat sommige reclamanten betreuren dat het effectonderzoek is uitgevoerd op basis van economische elementen en niet op basis van de geluidshinder teweeggebracht voor de omwonenden, wat geleid zou hebben tot de rechtvaardiging van de verplaatsing van het zuivelbedrijf naar een industriegebied;

Overwegende, behalve wat voorafgaat, dat de inhoud van het planeffectonderzoek voldoet aan de voorschriften van artikel 42, tweede lid van het Wetboek; dat het onderzoek rekening heeft gehouden met de milieueffecten van de herziening van het gewestplan en niet alleen met economische belangen; dat het vervoer, het geluid, de effecten op het water en de lucht werden geanalyseerd zoals het hoort bij een effectonderzoek van het gewestplan; dat de auteur van het onderzoek heeft besloten tot de verenigbaarheid van de opneming van een gemengde bedrijfsruimte op die plaats;

Overwegende dat de reclamanten achten dat de geografische context van Chéoux en de wijze waarop het zuivelbedrijf zich in de loop der jaren ontwikkeld heeft de oprichting van een afzonderingsvoorziening of -omtrek, voorgeschreven bij artikel 30 van het « CWATUP » in alle gemengde bedrijfsruimten, verhinderen;

Overwegende dat artikel 30 van het Waals wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium bepaalt dat de gemengde bedrijfsruimte een afzonderingsomtrek bevat, wat een ruimtelijk begrip is, of een afzonderingsvoorziening, wat geen ruimtelijk begrip is, en bijgevolg de vorm kan aannemen van verticale inrichtingen, zoals een anti-geluidsmuur; dat, indien de aanleg van een dergelijke omtrek of voorziening dwingend is ongeacht de omstandigheden van de plaats, de milieuvergunning moet voorzien in de definitie van de configuratie en van de modaliteiten voor de tenuitvoerlegging van die omtrekken of voorzieningen al naar gelang van de omstandigheden;

Milieueffecten Overwegende dat sommige reclamanten achten dat het bedrijf milieuhinder veroorzaakt : lawaai, stof, geuren, waterverontreiniging waardoor de opneming van een gemengde bedrijfsruimte door de herziening van het gewestplan onmogelijk gemaakt wordt;

Overwegende dat uit de milieubeoordeling van het voorontwerp van herziening van het gewestplan blijkt dat de gevolgen voor de lucht gering zijn en dat de maatregelen gericht zowel op de zich eventueel verspreidende geur als op de nog sterkere vermindering van koolstofdioxideproductie dan die welke verkregen wordt dankzij het gebruik van lichte stookolie niet onder deze procedure vallen;

Overwegende dat uit de milieubeoordeling van het voorontwerp van herziening van het gewestplan blijkt dat de effecten van het voorontwerp op de oppervlakte- en grondwateren eveneens gering zijn : de waterdichtheid van het opslagmaterieel voor natrium en zuur alsook van de opslagtanks voor lichte stookolie wordt doeltreffend geacht; het voorhanden zijn van een zuiveringsstation beperkt de lozing van afvalwater en een poel zorgt voor het vergaren van het afstromend oppervlaktewater. De ontwikkelaar is de mening toegedaan dat het voornemen van het zuivelbedrijf om de poel om te vormen tot een bezinkvijver voor een nog sterkere vermindering zal zorgen van de organische vracht van het uit het zuiveringsstation afkomstige water voor lozing ervan in de rivier en beveelt verder aan dat er monsters worden genomen van het geloosde afvalwater in het kader van het effectonderzoek voor een toekomstige vergunningsaanvraag zodat gewaarborgd wordt dat de terzake geldende normen nageleefd worden en dat de aquatische fauna en flora niet zullen lijden onder de bedrijvigheid van de zuivelfabriek;

Overwegende dat de eisers zich zorgen maken om de verontreiniging die zich onlangs (26 december 2007) in de beek stroomafwaarts het coöperatief zuivelbedrijf van Chéoux heeft voorgedaan; dat die beek de meest verontreinigde van de gemeente Rendeux is en dat het gaat om een voortdurende verontreiniging, alhoewel zich ook terugkerende, zelfs hevige en plotse verontreinigingen voordoen; dat sommige eisers zich zorgen maken om de risico's van die verontreinigingen voor de volksgezondheid, te meer omdat die beek 3 km verder in de Ourthe uitmondt op een plek die als « zwemgebied » erkend is;

Overwegende dat de plaatselijke vissersvereniging « La Rousse » wijst op het feit dat normaal alleen het door het zuiveringsstation behandelde water in de beek geloosd mag worden, wat niet het geval is vermits het water dat voor de reiniging van de vrachtwagens gediend heeft er rechtstreeks in geloosd wordt; dat ze bovendien laat opmerken dat de poel die naast het zuiveringsstation ligt nog steeds niet als een doeltreffende bezinkvijver is ingericht;

Overwegende dat de door het coöperatief zuivelbedrijf van Chéoux geloosde wateren van nature uit rijk aan organische stoffen zijn en dat de kwaliteit van de behandeling ervan bijzonder belangrijk is;

Overwegende dat de CRAT betreurt dat het effectonderzoek geen gegevens bevat over de belastingen inzake organische stoffen in de lozingen van het zuivelbedrijf; dat ze acht dat het project tot inrichting van de poel in een bezinkvijver waarin het water van het zuiveringsstation vergaard zou kunnen worden voor de lozing ervan in de rivier waarnaar verwezen wordt in het planeffectonderzoek, de kwaliteit van het lozingswater van het zuivelbedrijf alleen maar zou kunnen verbeteren;

Overwegende dat de CRAT evenwel vraagt dat het milieueffectonderzoek dat bij de aanvraag tot milieuvergunning gevoegd zal worden nagaat of voorzien kan worden in een zuiveringsstation met een groter opvangvermogen en dat dat onderzoek bijzonder gericht is op de lozingen van water voor de reiniging van de vrachtwagens;

Overwegende dat sommige eisers erop wijzen dat de bouw van het zuiveringsstation van het zuivelbedrijf onderworpen is aan de voorwaarde dat de afvoer van een gedeelte van de openbare riolering erop aangesloten kan worden en dat dat idee opgegeven moet worden daar het dorp Chéoux in een individuele zuiveringszone gelegen is;

Overwegende dat de CRAT met verwijzing naar het effectonderzoek laat opmerken dat 63 van de 76 huizen van het dorp niet beschikken over een individueel zuiveringssysteem en dat de lozingen ervan dus ook een bron van verontreiniging van de beek kunnen zijn; dat ze acht dat het interessant zou zijn om na te gaan of alle wateren van het dorp door het zuiveringsstation van het cooperatief zuivelbedrijf van Chéoux behandeld kunnen worden;

Overwegende immers dat het feit dat het dorp Chéoux op het saneringsplan per onderstroomgebied (PASH) van de Ourthe onder het autonome saneringsstelsel valt geen beletsel vormt voor gegroepeerde autonome saneringsoplossingen zoals bepaald bij artikel R.279 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt;

Overwegende dat, wat het lawaai betreft, de akoestische waarden die gedurende een volle week in het kader van het planeffectonderzoek geregistreerd werden op vier punten waarvan de Lambert-coördinaten overeenstemmen met de meetpunten van het CEDIA van de Universiteit van Luik, die geplaatst werden in het kader van de uitvoering van de exploitatievergunning, de resultaten bevestigen van de akoestische simulaties en metingen die door die instelling uitgevoerd werden : het geluidsniveau van het achtergrondlawaai is lager dan 40 dB(A) gedurende het geheel van de zeven nachten die in aanmerking genomen werden, met uitzondering van het punt gelegen tegenover de woning Dethier, waar het gemiddelde niveau L95 41,4 dB(A) bereikt;

Overwegende dat uit het onderzoek blijkt dat de herziening van het gewestplan door de opneming van een gemengde bedrijfsruimte de geluidsnorm wijzigt en o.a. de bij nacht in acht te nemen grenswaarde, die op 45 dB(A) vastligt in tabel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de algemene voorwaarden voor de exploitatie van de inrichtingen bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, en dat in dat opzicht aanbevolen wordt dat de overheid die met de afgifte van vergunningen belast zal worden zich niet strikt aan die grenswaarde houdt maar eerder geluidsdrempels voorschrijft die bij nacht overeenstemmen met tussenniveaus tussen 45 en 40 dB(A);

Overwegende dat de CRAT in het antwoord dat ze in haar advies van 9 september 2008 geeft op de opmerkingen uit het openbaar onderzoek betreffende dat aspect van het dossier, laat opmerken dat de regularisatie van het gewestplan geen al te grote wijzigingen van het werkelijk waargenomen geluidsniveau teweeg zou moeten brengen daar de activiteit van het zuivelbedrijf onder dezelfde omstandigheden als nu voortgezet moet worden; dat ze, gezien de nabijheid van het woongebied, o.a. vraagt dat de vergunning voorziet in de maatregelen die getroffen moeten worden om het geluidsniveau bij nacht op alle meetpunten te verminderen tot of te handhaven op 40 dB(A);

Overwegende dat de Regering instemt met het advies van de CRAT waarin ze het door de activiteit van het zuivelbedrijf gegenereerde geluidsniveau tot een minimum wil beperken; dat, zoals eerder vermeld, de overheid die zulks nodig acht in het kader van een nieuwe vergunningsaanvraag of van een herziening van de uitbatingsvoorwaarden, geluidsdrempels in de milieuvergunning mag vastleggen die toepasselijk zullen zijn in afwijking van de algemene uitbatingsvoorwaarden; dat geluidsdrempels onder de doorgaans aanbevolen richtwaarden opgelegd kunnen worden indien de feitelijke situatie zulks eist; dat dergelijke aanbevelingen niet gelijk staan met inrichtingsmaatregelen, noch deel uitmaken van de inhoud van het gewestplan in de zin van artikel 23 van het Waals wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium maar in het kader van de vergunning in overweging genomen moeten worden, wat de Commissie wel degelijk bevestigt;

Overwegende dat het effectonderzoek, in tegenstelling tot hetgeen sommige eisers beweren, geen kopie is van het onderzoek verricht door CEDIA in het kader van de exploitatievergunning maar, integendeel, dat het na investigatie geconcludeerd heeft dat de resultaten van het CEDIA onderzoek gevalideerd konden worden;

Overwegende dat sommige eisers beweren dat de keuze van de meetpunten niet toelaat om de geluidshinder te schatten die de naaste omwonenden van het zuivelbedrijf werkelijk verduren omdat één van de meetpunten zich niet binnen de eigendom van een omwonende bevond; dat ze betwisten dat de akoestische metingen niet binnen de eigendom Dethier zijn uitgevoerd maar wel ertegenover, om de reden dat de gemeentelijke overheid de onderzoeksgelastigde erom verzocht heeft de door CEDIA gekozen meetpunten te behouden, terwijl CEDIA op verzoek van het Coöperatief zuivelbedrijf van Chéoux gehandeld zou hebben;

Overwegende dat de overheid in het kader van de exploitatievergunning waarvan het zuivelbedrijf houder is, vier meetpunten heeft vastgelegd binnen de eigendom van de naaste omwonenden van het zuivelbedrijf, met uitzondering van de omwonende Dethier, die het studiebureau en het begeleidingscomité geen toelating gegeven heeft om metingen vanop zijn eigendom uit te voeren, waardoor de overheid ertoe gedwongen werd ter hoogte van die eigendom een punt van het openbaar domein te kiezen dat het meest representatief is voor de door het zuivelbedrijf gegenereerde geluidsemissies;

Overwegende dat de eiser niet gunstig geantwoord heeft op het verzoek van de onderzoeksgelastigde om metingen vanop zijn eigendom uit te voeren; dat genoemde eiser pas na de vastlegging van de meetpunten van de auteur van het onderzoek geëist heeft dat hij die metingen binnen zijn eigendom zou uitvoeren in het kader van een « expertise op tegenspraak », wat niet de opdracht van de onderzoeksgelastigde was;

Overwegende dat, zoals de « Commission régionale » erop wijst, het logisch is dat de bijkomende akoestische metingen op dezelfde plekken als de eerste metingen uitgevoerd worden zodat een vergelijking mogelijk is;

Overwegende dat sommige eisers vaststellen dat het effectonderzoek niet meer wijst op de aanwezigheid van de lage frequenties die door CEDIA vastgesteld werden, terwijl ze waarschijnlijk nog steeds aanwezig zijn en de nadeligste voor de gezondheid van de omwonenden zijn;

Overwegende dat, zoals de CRAT laat opmerken, uit de vorige akoestische onderzoeken blijkt dat lage frequentiegeluiden slechts in één enkele nabijgelegen woning en enkel op bepaalde tijdstippen opgespoord werden en dat die lage frequentiegeluiden van een laag niveau zijn en duidelijk onder de geldende reglementaire drempels liggen; dat, anderzijds, het verband tussen die geluiden en de activiteit van het zuivelbedrijf niet vaststaat;

Overwegende dat, wat de geuren betreft, het effectonderzoek drie mogelijke geurbronnen identificeert : - de melkverwerkingsinstallaties die binnen de gebouwen gevestigd zijn; de auteur van het onderzoek preciseert dat de typische geur die ze verspreiden alleen in die gebouwen ruikbaar is; die opmerking is terug te vinden in verschillende adviezen uitgebracht door de ambtenaren van het Waalse Gewest; - het zuiveringsstation verspreidt soms bepaalde geuren bij hoge buitentemperaturen gecumuleerd met zware verontreinigende belastingen in de STEP; in dat opzicht dient evenwel te worden opgemerkt dat het zuiveringsstation opzettelijk geplaatst werd in een achterzone, verwijderd van het woongebied met een landelijk karakter en van de doortochtplaatsen, en dat het te dien einde beschikt over een stedenbouwkundige vergunning die van het gewestplan afwijkt; - er werden klachten door omwonenden geformuleerd over geuren te wijten aan bezinksels in de tanks en aan de stagnatie van de wateren van de beek tijdens de zomer;

Overwegende dat uit het planeffectonderzoek blijkt dat de vestiging van het zuivelbedrijf op het laagste punt van de vallei en in het centrum van de landschappelijke eenheid de integratie ervan in het landschap bevordert, hoewel het daardoor ook, bekeken vanuit hoger gelegen gezichtspunten, een brandpunt vormt in een open landschap; al dragen de onbebouwde ruimtes in de locatie ertoe bij dat de gebouwde volumes als gespreid liggend overkomen en in het dorpsgezicht zijn opgenomen, ontstaat een negatief visueel effect door hun omvang en hun huidige inrichting; de omvorming van de boomgaard, gelegen in het noordoosten van het zuivelbedrijf, tot landbouwgebied strekt tot de bescherming van die aangeplante oppervlakte die het dorpskarakter mee bepaalt en het zuivelbedrijf in het dorpsgezicht en in het landschapsgeheel opneemt; om te waarborgen dat nieuwbouw of verbouwingen in het landschap en de bebouwing opgaan, dienen de stedenbouwkundige vergunningen met betrekking daarop tegemoet te komen aan strikte vereisten inzake vestiging, omvang, volumetrie en materialen; het beste zou zijn dat de bestaande gebouwen die het minst in het landschap passen op korte termijn een begroeiing krijgen en dat het in 2004 opgevatte project om enkel rondom het eigendom een groene strook aan te leggen wordt aangevuld met de aanplanting van, de landschapsperceptie bevorderende, hoge bomengroepen en dat uitheemse soorten worden uitgesloten;

Overwegende dat uit het planeffectonderzoek blijkt dat het verkeer van en naar het zuivelbedrijf van 16 tot 24 vrachtwagens overdag en 2 tot 3 's nachts telt afhankelijk van de periodes van het jaar en uiterst gering wordt geacht tegenover het totale verkeer en lichtjes lager ten opzichte van het vrachtverkeer, zuivelbedrijf niet meegerekend; de alternatieve route waarin het voorontwerp van herziening van het gewestplan voorziet als alternatieve compensatie ongeacht het tracé veroorzaakt een negatieve impact op de fauna, geluidshinder dat meer bepaald resulteert in geluidsemissies naar tot nu onaangetaste richtingen en zal een negatieve uitwerking op het valleilandschap hebben;

Overwegende dat sommige eisers achten dat de schatting van het vrachtwagenverkeer verdraaid zou zijn omdat de onderzoeksgelastigde het aantal vrachtwagens enkel op het kruispunt van het centrum van het dorp en niet vanaf en naar het dorp Nohaipré heeft geteld, hetgeen zou wijzen op een partijdige houding van de auteur van het effectonderzoek, met als gevolg een minimalisering van de werkelijke weerslag van het zuivelbedrijf van Chéoux op de omgeving ervan;

Overwegende dat de door de onderzoeksgelastigde uitgevoerde telling dient om de gecijferde gegevens over de frequentatie van het zuivelbedrijf te bevestigen of te ontkrachten; dat de zonder medeweten van de uitbater uitgevoerde tellingen stroken met de cijfers waarvan de mededeling vervolgens aan de uitbater werd gevraagd; dat de meegedeelde cijfers wijzen op een normale frequentatie van het zuivelbedrijf tijdens verschillende onderscheiden periodes voorafgaand aan het onderzoek en toevallig gekozen door de onderzoeksgelastigde; dat het aantal voertuigen die het zuivelbedrijf al dan niet via het centrum van het dorp bedienen dus gekend is; dat het gaat om beproefde onderzoekstechnieken;

Overwegende dat, in tegenstelling tot wat de eisers aanvoeren, dus niets erop wijst dat de genoteerde cijfers verdraaid zouden zijn;

Overwegende dat, wat het stof betreft, de onderzoeksgelastigde tijdens zijn verschillende bezoeken geen stofuitstoot heeft vastgesteld. Hij heeft ook geen potentiële bronnen van voortdurende uitstoten gevisualiseerd. Gezien het geheel van de bedieningszone van de vrachtwagens uit beton is, verspreiden de bewegingen dus geen stof.

Het uiteinde van de parkeerplaats is met steenslag verhard en is bij voorrang bestemd voor voertuigen die in afwachting van activiteit zijn of die te koop staan. De bewegingen op die plek zijn sporadisch en van korte duur. De eventuele stofuitstoten zijn bijgevolg zwak; anderzijds, heeft de DPE in haar verschillende rapporten niet gewezen op abnormale verontreinigingen van dat type;

Overwegende dat de doelstelling van het effectonderzoek in het kader van de wijziging van het gewestplan erin bestaat na te gaan of het haalbaar is een bestemming aan een gebied toe te kennen en niet de exacte modaliteiten te bepalen voor de werking van een bedrijf binnen dat gebied; dat een dergelijk projectonderzoek, noodzakelijkerwijs omstandiger, zal plaatsvinden in het kader van een door de uitbater in te dienen aanvraag tot milieuvergunningshernieuwing;

Overwegende bijgevolg dat de diepgaande analyse van de potentiële effecten die aan de activiteiten van het coöperatief zuivelbedrijf van Chéoux te wijten zijn het voorwerp moet uitmaken van het milieueffectonderzoek dat bij de aanvraag tot milieuvergunning gevoegd is en niet van het effectonderzoek van het gewestplan Marche-La Roche; dat hetzelfde geldt voor het stroomverbruik van het bedrijf of het lichteffect ervan, de waardevermindering van de onroerende goederen, de rol van het technisch begeleidingscomité; dat, zoals de CRAT in haar advies laat opmerken, de vergunning moet voorzien in de normen die het zuivelbedrijf zal moeten naleven inzake lozingen, lawaai, geuren en verkeer alsook in de maatregelen die getroffen moeten worden opdat die normen nageleefd zouden worden;

Overwegende dat de CWEDD in haar advies van 18 juli 2008 geacht heeft dat het effectonderzoek van goede kwaliteit is en dat de bevoegde overheid er de elementen in zal vinden om haar beslissing te nemen;

Overwegende dat de verklaringen waarin sommige eisers aanvoeren dat het effectonderzoek op willekeurige wijze, zonder objectiviteit en werkelijke onafhankelijkheid t.o.v. de met de herziening van het gewestplan belaste overheid zou zijn uitgevoerd, niet gegrond zijn; dat de auteur van het effectonderzoek een bureau is dat voor dat type opdracht erkend is en gekozen werd krachtens de regelgeving betreffende de overheidsopdrachten, dat de gunstige conclusies van een effectonderzoek niet met zich meebrengen dat de auteur afhankelijk is van de opdrachtgever;

Overwegende dat de auteur van het effectonderzoek als samenvatting van de milieubeoordeling heeft geconcludeerd dat het voorontwerp van herziening niet in staat was om de huidige fysische toestand te veranderen, behalve door de verwezenlijking van de ontlastingsweg voorzien als alternatieve compensering en de toepassing zonder beperking die gemaakt zou kunnen worden van de geluidsnormen voorzien in de gemengde bedrijfsruimte, zoals opgenomen in tabel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de algemene voorwaarden voor de exploitatie van de inrichtingen bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning; dat het laatste punt het voorwerp van de vergunning en niet van het plan uitmaakt;

Overwegende dat het bureau Aménagement, na afloop van de evaluatie, het voorontwerp van herziening van het gewestplan Marche-La Roche niet in vraag heeft gesteld, voor zover afgezien wordt van de aanleg van de ontlastingsweg, waarvan de financiële en milieukostprijs buiten verhouding wordt geacht t.o.v. het gedeelte van het verkeer dat van de openbare weg wordt omgeleid, en voor zover de afgedankte bedrijfsruimte van het vroegere zuivelbedrijf opgenomen wordt in een woongebeid met een landelijk karakter;

Herbestemming van het vroegere zuivelbedrijf in een woongebied met landelijk karakter : Overwegende dat sommige reclamanten zich zorgen maken om de toekomstige herbestemming van het vroegere zuivelbedrijf, dat door hen beschouwd wordt als een krot in het centrum van het dorp;

Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 14 november 2007 tot aanneming van het ontwerp van herziening van het gewestplan rekening houdt met de aanbeveling van het planeffectonderzoek om de afgedankte bedrijfsruimte van het vroegere zuivelbedrijf, erkend bij ministerieel besluit van 27 juli 2005 en thans op het gewestplan opgenomen in een gemengde bedrijfsruimte, in een woongebied met landelijk karakter te bestemmen opdat na verloop van tijd geen rechtsbepaling zou kunnen beletten dat een huisvestingsprogramma uitgevoerd kan worden en om te voorkomen dat een economische activiteit die niet noodzakelijk voldoet aan de voorwaarde inzake verenigbaarheid met de buurt, opgelegd bij artikel 26 van het Wetboek betreffende de activiteiten toegelaten in een woongebied, in de vroegere gebouwen van het zuivelbedrijf uitgeoefend worden;

Overwegende dat de CWEDD op 18 juli 2008 een gunstig advies heeft uitgebracht over de opneming van een woongebied met landelijk karakter in plaats van een gemengde bedrijfsruimte op de site van het vroegere zuivelbedrijf;

Overwegende dat de « Commission régionale » instemt met het voorstel van de auteur van het onderzoek wat betreft de opneming van de site van het vroegere zuivelbedrijf in een woongebied met landelijk karakter;

Overwegende dat met die verschillende adviezen ingestemd moet worden om de vroegere gebouwen als woningen her in te richten zodat het levenskader in het centrum van het dorp verbeterd zal worden en, eventueel, bij te dragen tot een onroerende meerwaarde op lange termijn, zoals de CRAT en het effectonderzoek laten opmerken;

Compensaties : Overwegende dat, wat betreft de compensatie bedoeld in artikel 46, § 1, 3°, van het Waals wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium, de Regering in haar beslissing van 16 maart 2009 de omschakeling van de gemengde bedrijfsruimte van Jupille-sur-Ourthe in een landbouwgebied heeft voorgesteld als planologische compensatie;

Overwegende dat die gemengde bedrijfsruimte, om operationeel te zijn, de aanleg van een uitgeruste weg vordert die weinig gegrond is t.o.v. haar kleine oppervlakte en haar ingesloten ligging in het midden van landbouwterreinen langs de Ourthe : moeilijke toegang vanwege het niveauverschil, overbrugging van een beek, verwijderd van de weg en gelegen aan de uitgang van een bocht, terreinen gedeeltelijk gelegen in een gebied waar gevaar voor overstroming bestaat, en aantasting van het landschappelijk en natuurlijk erfgoed daar ze gelegen is op een waardevol uitzichtspunt vanaf de beschermde site van de ermitage van Saint-Thibaut en het kasteel van Montaigu;

Overwegende dat die bedrijfsruimte bij deze stand van zaken slechts met moeite uitgevoerd kan worden tegen een prijs en zonder aantastingen van het landschappelijk en natuurlijk erfgoed die buiten verhouding staan tot het economische belang van de bezetting van een gebied met een zo kleine oppervlakte; dat die bedrijfsruimte bovendien meer dan 20 jaar geleden op het gewestplan was opgenomen met het oog op de uitvoering van een welbepaald project (pekelbedrijf) dat nooit geslaagd is;

Overwegende dat artikel 70 van het Waals wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium voorziet in een stelsel tot vergoeding van de eigenaars wegens minderwaarden inzake stedenbouw;

Overwegende dat zowel de CWEDD als de CRAT, respectievelijk op 18 juli en 9 september 2008, een gunstig advies hebben uitgebracht i.v.m. de planologische compensatie voorgesteld voor het dorp van Jupille-sur-Ourthe;

Overwegende dat de Regering, alhoewel de overwogen planologische compensatie op zich volstaat om te voldoen aan het voorschrift van artikel 46, § 1, 3°, van het Wetboek, twee alternatieve compensaties had voorgesteld, met name de aanleg van een ontlastingsweg voor de vrachtwagens van het zuivelbedrijf en de overdracht voor een symbolische euro van de gebouwen van het vroegere stenen zuivelbedrijf aan de gemeente Rendeux;

Overwegende dat zowel het voorontwerp van herziening van het gewestplan, goedgekeurd door de Regering op 16 maart 2006, als het ontwerp van herziening van het gewestplan, goedgekeurd door de Regering op 14 november 2007, als alternatieve compensatie bovendien de aanleg van een weg voor de bediening van het zuivelbedrijf voorstelden om de exploitatiesite met de nationale weg te verbinden langs het Westen, dwars door het landbouwgebied, zodat het vrachtwagenverkeer naar en van het zuivelbedrijf het dorp Chéoux zou kunnen vermijden;

Overwegende dat het effectonderzoek bepaalt dat de milieueffecten van die weg onverenigbaar zouden zijn met de beschermde natuurlijke context van het dorp Chéoux en slechts een klein deel van het verkeer van de vrachtwagens die door het dorp rijden zou betreffen; dat de financiële en milieukostprijs van die ontlastingsweg buiten verhouding wordt geacht t.o.v. het deel van het verkeer dat van de openbare weg afgeleid wordt;

Overwegende dat de CWEDD op 18 juli 2008 een gunstig advies heeft uitgebracht i.v.m. het opgeven van het project van de ontlastingsweg;

Overwegende dat de « Commission régionale d'aménagement du territoire » in haar adviezen van 29 juni 2007 en 9 september 2008 het opgeven van de ontlastingsweg gunstig gezind is;

Overwegende dat, wat betreft de overwegingen volgens welke de milieueffecten van die oplossing niet gunstig zijn en dat het verwachte voordeel inzake vrachtwagenverkeer bijna onbestaand is, het voorstel tot aanleg van een ontlastingsweg niet weerhouden dient te worden;

Overwegende dat één van de eisers aanvoert dat het gewestplan niet herzien zou kunnen worden aangezien die alternatieve compensatie niet weerhouden wordt; dat die bewering niet relevant is, enerzijds, omdat de weerhouden planologische compensatie volstaat om te voldoen aan de voorschriften van artikel 46, § 1, 3°, van het Wetboek en, anderzijds, omdat het effectonderzoek alsook de raadpleging van de adviesinstanties en het publiek over de compensatiemaatregelen juist de analyse ervan beogen om af te zien van die welke niet wenselijk zijn op het vlak van het leefmilieu en van het belang van de gemeenschap; wat wel degelijk het geval is;

Overwegende dat de Regering in haar besluit van 14 november 2008 als alternatieve compensatie ook de vestiging van een zakelijk recht ten gunste van de gemeente Rendeux voorschreef op het oude stenen gebouw van het zuivelbedrijf, waarvan de verandering van bestemming bij ministerieel besluit van 27 juli 2005 is vastgesteld;

Overwegende dat de gemeenteraad van Rendeux in zijn advies van 9 april 2008 verzocht heeft om de afschaffing van die maatregel als alternatieve compensatie, in de zin van artikel 46, § 1, 3°, van het Wetboek, voor zover de « SCRL Laiterie coopérative de Chéoux » op 27 december 2007 een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning bij het gemeentebestuur heeft ingediend met het oog op de verbouwing van gebouwen, o.a. het oude gebouw van het zuivelbedrijf, in een geheel van woningen en dat de gemeente niet wenst zich in de plaats te stellen van een privé initiatief dat de sanering van de site beoogt zonder een beroep te doen op overheidsgeld; dat ze er bijgevolg voor kiest dat de « SCRL Laiterie coopérative de Chéoux » haar project uitvoert;

Overwegende bovendien dat, daar de site als afgedankte bedrijfsruimte opgenomen is, er reglementaire middelen bestaan om zich ervan te vergewissen dat de privé eigenaar het opnieuw inricht; dat de Regering dus instemt met het verzoek van de gemeente om daartoe geen beroep te doen op overheidsgeld en ervan afziet als alternatieve compensatie de vestiging van een zakelijk recht ten gunste van de gemeente Rendeux voor te schrijven op het oude stenen gebouw van het zuivelbedrijf, waarvan de verandering van bestemming bij ministerieel besluit van 27 juli 2005 is vastgesteld;

Milieumonitoring : Overwegende dat de Waalse Regering, wat betreft de monitoring van de noemenswaardige milieueffecten van de tenuitvoerlegging van deze herziening van het gewestplan, bedoeld in artikel 2 van het Waals wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium, instemt met de maatregelen overwogen door de auteur van het planeffectonderzoek inzake akoestiek, waterlozing en verkeer, die aan de basis liggen van de noemenswaardige milieueffecten die door deze herziening van het gewestplan veroorzaakt zouden kunnen worden;

Overwegende bovendien dat de Regering het nodig acht om de maatregelen te nemen met het oog op de effectieve tenuitvoerlegging van het landschappelijk plan voorzien in het ontwerp van herziening van het gewestplan en bekrachtigd bij dit besluit ten einde de impact van het zuivelbedrijf op het landschap te beperken;

Overwegende dat de vergunningen die afgegeven zullen worden zullen voorzien in de na te leven uitbatingsvoorwaarden ten einde de activiteit van het zuivelbedrijf verenigbaar te maken met de omgeving en het leefmilieu; dat het aan de Directie controles van de DGO3 toekomt om na te gaan of die voorwaarden in acht genomen worden en, bijgevolg, te zorgen voor de milieumonitoring van de noemenswaardige milieueffecten van de tenuitvoerlegging van deze herziening van het gewestplan;

Overwegende dat het aan de afgevaardigd ambtenaar toekomt om na te gaan of het beplantingsplan dat hij vooraf zal hebben goedgekeurd, binnen drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit is uitgevoerd;

Overwegende, tot slot, dat de Waalse Regering, op basis van de adviezen uitgebracht door de CRAT, de CWEDD en de gemeenteraad van Rendeux en rekening houdend met de antwoorden die zowel de CRAT als dit besluit op de bezwaarschriften hebben gegeven, beslist tot de definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan Marche-La Roche na bekrachtiging van het ontwerp van herziening van 14 november 2007 dat aan een openbaar onderzoek is onderworpen, met uitzondering van de vestiging van een zakelijk recht op het oude gebouw van het zuivelbedrijf ten gunste van de gemeente Rendeux;

Overwegende dat de milieuverklaring waarin artikel 44 van het Wetboek voorziet bij dit besluit gevoegd is;

Overwegende dat artikel 4 van dit besluit wordt gerechtvaardigd door de onmogelijkheid om de ondertekende bijlage bij het besluit van de Waalse Regering van 3 juni 2009 die de milieuverklaring vormt, terug te vinden;

Op de voordracht van de Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Besluit :

Artikel 1.De herziening van het gewestplan Marche-La Roche (blad 55/5) met het oog op de opneming, op het grondgebied van de gemeente Rendeux, van een gemengde bedrijfsruimte voor de vestiging van een zuivelbedrijf in Chéoux, van een woongebied met landelijk karakter en van twee landbouwgebieden in Chéoux en Jupille-sur-Ourthe is definitief aangenomen overeenkomstig het plan en de milieuverklaring die bij dit besluit gaan.

Art. 2.Het volgende bijkomend voorschrift, gemerkt *S13, is van toepassing in de gemengde bedrijfsruimte die bij dit besluit op het plan opgenomen is : « De gemengde bedrijfsruimte die *S13 gemerkt is, is bestemd voor de vestiging van een zuivelbedrijf en de bijhorende activiteiten of voor andere agro-economische activiteiten. »

Art. 3.Als inrichtingsmaatregelen in de zin van artikel 23, tweede lid, 3°, van het Wetboek, zal de gemengde bedrijfsruimte die bij dit besluit op het plan opgenomen is, het voorwerp uitmaken van een landschappelijk plan dat voorziet in de exclusieve beplanting van plaatselijke en inheemse soorten en in de aanplanting van enkele omvangrijke massieven op de site ten einde te grote ruimtes uit één stuk te voorkomen en de landschappelijke perceptie van de site op grote afstand te bevorderen.

Art. 4.Het besluit van 3 juni 2009 tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan Marche-La Roche (blad 55/5) met het oog op de opneming, op het grondgebied van de gemeente Rendeux, van een gemengde bedrijfsruimte voor de vestiging van een zuivelbedrijf in Chéoux, van een woongebied met landelijk karakter en van twee landbouwgebieden in Chéoux en Jupille-sur-Ourthe wordt ingetrokken.

Art. 5.De Minister van Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van deze beslissing.

Namen, 6 mei 2010.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

Milieuverklaring betreffende de definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan Marche-La Roche met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte voor de vestiging van een zuivelbedrijf, een woongebied met een landelijk karakter en de onttrekking aan hun bestemming van twee gemengde bedrijfsruimten op het grondgebied van de gemeente Rendeux (Chéoux en Jupille-sur-Ourthe) Bij een arrest van 28 september 2005 (nr. 149.576, Dethier e.a./Région wallonne), heeft de Raad van State verklaard dat de opneming op het gewestplan Marche-La Roche, aangenomen bij besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 26 maart 1987, van de gemengde bedrijfsruimte (voormalig gebied voor ambachten en kleine industrie) gelegen in het dorp van Chéoux (Rendeux) onwettelijk was, om de reden dat deze opneming voortvloeide uit een wijziging gedaan op verzoek van de « Commission régionale d'Aménagement du Territoire » na het houden van het openbaar onderzoek en zonder dat deze wijziging door het onderzoek werd voorgesteld.

Deze herziening van het gewestplan Marche-La Roche beoogt : ? Enerzijds, de vernieuwing van de administratieve akte die onwettig is verklaard; ? En, anderzijds, de aanpassing van de bestemmingen van de gronden aan de behoeften van de activiteit van het zuivelbedrijf dat als een belangrijk element van het voortbestaan van de Waalse zuivelsector wordt beschouwd;

Ze betreft de opneming : hoofdzakelijk : ? een gemengd bedrijfsgebied van 2,6 ha op de gronden heden opgenomen als gemengde bedrijfsruimte over 1,8 ha en als landbouwgebied over 0,8 ha en ingenomen door de zuivelcoöperatieve Chéoux, gelegen rue Lavaux te Rendeux.

Deze gemengde bedrijfsruimte is gekoppeld aan een bijkomend voorschrift (*S13) waarbij de gronden worden voorbehouden voor de aanplanting van een zuivelbedrijf en aanverwante activiteiten of voor andere agrovoedingsactiviteiten.

Ze maakt ook het voorwerp uit van inrichtingsmaatregelen bestaande uit de oprichting van een landschapsplan.

Dit landschapsplan voorziet in de aanplanting van uitsluitend lokale en inheemse soorten en de aanplanting van enkele hoge boomgroepen op de locatie om te voorkomen dat er te veel ononderbroken oppervlaktes ontstaan en de perceptie van de locatie het zuivelbedrijf vanaf een verafgelegen punt te bevorderen; Die aanplantingen bevatten minstens volgende bestanddelen : a) aanplanting van hoogstammige bomen : - ter hoogte van de opslagzone, langs de berijdbare weg; - op de parkeerzone aan de straatkant, juist voor de volumes van de verwerkingshal; - aan de rand van de van een betonlaag voorziene binnenplaats; b) verspreide aanplantingen in de buurt van gebouwen die een negatieve impact vertonen;c) de aanleg van een groen scherm als buffergebied naar de omwonenden van de rue Lavaux. Dat plan krijgt de instemming van de gemachtigd Ambtenaar. De uitvoering ervan moet plaats vinden binnen drie jaar na de definitieve herziening van het gewestplan.

De voorschriften van de stedenbouwkundige vergunningen of globale vergunningen steunen eveneens op de filosofie van het algemeen reglement voor gebouwen in een landschappelijke omgeving, evenals op de publicatie met als titel « Conseils pour l'intégration paysagère des bâtiments agricoles » uitgegeven door het Ministerie van het Waalse Gewest (Directoraat-generaal Landbouw - Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium) en zullen meer bepaald het volgende opgeven : - aanplantingen in achthoek of volgens de hoogtelijnen; profielen en volumes op schaal van de dorpsomgeving, naleving van de traditionele plaatselijke volumetrie en opdeling van de grote volumes; - traditionele materialen voor kleine volumes, industriële materialen die verenigbaar zijn met de traditionele context voor de grote volumes. ? van een landbouwgebied van 1,8 ha ter planologische compensatie in de zin van artikel 46, lid 2, 3°, van het Wetboek, op de gronden heden bestemd als gemengde bedrijfsruimte te Jupille-sur-Ourthe;

Evenals ter aanvulling de opneming : ? van een woongebied met een landelijk karakter van ongeveer 0,1 ha op de locatie van de afgedankte bedrijfsruimte van het vroegere zuivelbedrijf; ? en van een landbouwgebied op het terrein van ongeveer 0,3 ha gelegen ten noorden van de gemengde bedrijfsruimte heden ingenomen door een boomgaard;

De herziening van het gewestplan heeft het voorwerp uitgemaakt van de procedure bepaald in artikelen 42 tot 44 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, die chronologisch als volgt geordend is : op 16 maart 2006 heeft de Waalse Regering beslist het gewestplan Marche-La Roche te herzien en het voorontwerp van herziening van het gewestplan goedgekeurd met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte voor de vestiging van een zuivelbedrijf en de onttrekking aan hun bestemming van twee gemengde bedrijfsruimten op het grondgebied van de gemeente Rendeux (Chéoux en Jupille-sur-Ourthe).

Op 19 oktober 2006 heeft ze beslist om een effectonderzoek over dit voorontwerp te laten uitvoeren - met uitzondering van de opneming van twee landbouwgebieden - en heeft ze de omvang en het niveau van nauwkeurigheid van dit onderzoek vastgesteld.

Gelet op de vrijstelling waarvan de opneming van twee landbouwgebieden het voorwerp heeft uitgemaakt, overeenkomstig artikel 46, § 2 van het Waals wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium, heeft het onderzoek betrekking gehad op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte bestemd om de activiteiten van het zuivelbedrijf van Chéoux op de huidige lokatie in stand te houden, op het bijkomende voorschrift waarbij het gebied voorbehouden wordt voor de vestiging van een zuivelbedrijf en aanverwante activiteiten of andere agrovoedingsbedrijven en op de aanleg van een ontlastingsweg, opgenomen als alternatieve compensatie voor de opneming van de gemengde bedrijfsruimte.

Het effectonderzoek van het gewestplan bepaald tot toepassing van artikel 42, lid 2, van het Wetboek wordt opgedragen aan het bureau Aménagement SC uit Brussel overeenkomstig een overheidsopdracht die gegund is via een onderhandelingsprocedure. Het eindverslag werd op 1 juni 2007 ingediend.

Overeenkomstig artikel 42, lid 7, van het Wetboek werd de « CRAT » op de hoogte gebracht van de resultaten van het onderzoek aan het einde van de beide fases, de eerste heeft betrekking op de validering van de socio-economische gepastheid van het voorontwerp en zijn macro-geografische lokalisatie en de tweede heeft betrekking op de milieugevolgen op het micro-geografische niveau. De Commissie heeft zich op 13 maart en 29 juni gunstig over dit onderzoek uitgesproken.

Op 14 november 2007 heeft de Waalse Regering het voorontwerp van herziening van het gewestplan Marche-La Roche goedgekeurd met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte voor de vestiging van een zuivelbedrijf, een woongebied met een landelijk karakter en de onttrekking aan hun bestemming van twee gemengde bedrijfsruimten op het grondgebied van de gemeente Rendeux (Chéoux en Jupille-sur-Ourthe).

Dit ontwerp tot herziening werd van 16 januari tot 29 juli 2008 aan het openbaar onderzoek onderworpen in de gemeente Rendeux. Er werd op 23 januari 2008 een informatievergadering georganiseerd in het gemeentehuis. De raadplegingsvergadering opgelegd bij artikel 43, § 2 werd op 5 maart 2009 gehouden na het onderzoek. Deze vergadering heeft het voorwerp uitgemaakt van een proces-verbaal dat op 10 maart 2008 door de gemeente is opgemaakt.

Het openbaar onderzoek heeft aanleiding gegeven tot 15 bezwaren.

Het proces-verbaal van sluiting van het onderzoek werd op 29 februari 2008 opgemaakt.

De gemeenteraad van Rendeux heeft op 9 april 2008 een eenparig gunstig advies uitgebracht over het ontwerp tot herziening van het gewestplan Marche-La Roche. In zijn advies wenst de gemeenteraad : ? dat de indiening van de aanvraag tot milieuvergunning of eenmalige vergunning door de « SCRL Laiterie coopérative van Chéoux » na de definitieve aanneming van het gewestplan wordt onderworpen aan een diepgaand effectonderzoek waarvan de inhoud een prioritaire analyse zal maken van de effecten van het bedrijf inzake geluid, landschappelijke integratie en aquatisch milieu in de omgeving, alsook alle nuttige aanbevelingen voor de optimale integratie ervan in het dorp Chéoux; ? dat de vorming van een zakelijk recht ten bate van de gemeente Rendeux met betrekking tot het oude gebouw van het zuivelbedrijf in natuursteen, afgedankt met vaststelling bij het ministerieel besluit van 27 juli 2005, niet wordt opgelegd als alternatieve compensatie in de zin van artikel 46, § 1, 3°, van het Wetboek; de sanering van de site door de eigenaar zonder een beroep te doen op overheidsgeld, maakt het voorwerp uit van een vergunningsaanvraag.

De « Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable » heeft op 18 juli 2008 een gunstig advies over het ontwerp uitgebracht, met de volgende aanbevelingen : ? de mogelijkheid onderzoeken om het water van het dorp door het zuiveringsstation van het zuivelbedrijf te laten behandelen en een overeenkomst tussen de gemeente en de uitbater sluiten in die zin; ? meer in het bijzonder de geluidsproblemen onderzoeken i.v.m de uitbating van het zuivelbedrijf bij de vergunningsaanvraag; ? om de veiligheid van de werknemers op de site te waarborgen, het geluidstoestel bij achteruitrijden op de vrachtwagens tussen 19 u en 7 u niet uitschakelen.

De « Commission régionale d'Aménagement du Territoire » heeft op 9 september 2008 ook een gunstig advies over het ontwerp uitgebracht. De « Commission » brengt nochtans een ongunstig advies uit over de vestiging van een zakelijk recht ten gunste van de gemeente Rendeux met betrekking tot het oude gebouw van het zuivelbedrijf.

Het besluit van de Waalse Regering tot definitieve goedkeuring van de herziening van de gewestplannen Marche-La Roche, waarbij deze milieuverklaring gevoegd wordt, neemt de antwoorden van de CRAT op de bezwaren over en vult ze aan. Het voorstel van zowel de gemeenteraad van Rendeux als van de CRAT om af te zien, als alternatieve compensatie, van de vestiging van een zakelijk recht op het afgedankte gebouw van het zuivelbedrijf ten gunste van de gemeente Rendeux wordt in overweging genomen. De andere aanbevelingen van de gemeenteraad en « Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable » (Waalse Raad voor Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling) vallen niet onder de inhoud van het gewestplan in de zin van artikel 23 van het Wetboek, maar, voor de meeste ervan, van de vergunningen die aangevraagd zullen kunnen worden ten gevolge van de procedure van herziening van het gewestplan.

Deze verklaring heeft alleen betrekking op de leefmilieu-overwegingen waarvoor, bij ene of andere stap van het proces van herziening van de hierboven voorgelegde gewestplannen, een positieve of negatieve impact geïdentificeerd wordt. Ze legt de samenvatting vast van de wijze waarop dit besluit tot definitieve goedkeuring van de herziening van de gewestplannen in acht genomen heeft, met verwijzing naar de tekst van het besluit en naar het advies van de CRAT voor gedetailleerde informatie.

De aspecten van het milieu die onderworpen zouden kunnen worden aan aanzienlijke gevolgen op het milieu na de uitvoering van deze herziening van gewestplannen zijn het geluidsklimaat van de plaats en de waterkwaliteit.

Aan deze bekommernissen moeten ook nog de problemen worden toegevoegd die door het verkeer van en naar het zuivelbedrijf kunnen worden veroorzaakt alsook de landschappelijke integratie van zijn installaties.

Als positief gevolg op het milieu wordt de nadruk gelegd op de nieuwe bestemming van het vroegere zuivelbedrijf als woongebied met een landelijk karakter.

Duidelijkheidshalve worden deze verschillende elementen apart behandeld.

Geluidsklimaat Het voorontwerp van herziening van het gewestplan heeft het voornaamste probleem veroorzaakt door de geluidshinder van de activiteit van het zuivelbedrijf van Chéoux ruim bestudeerd. Het kwam tot de vaststelling, rekening houdend met de metingen uitgevoerd door het CEDIA, dat de geluidsemissies i.v.m. de eigen activiteit van het zuivelbedrijf, met elk toestel in werking, alleen maar diep in de nacht merkbaar waren en veel lager lagen dan de richtwaarden uitgebracht door de Wereldgezondheidsorganisatie. Het kwam tot de conclusie dat er geen enkel gevaar bestond voor de menselijke gezondheid i.v.m. de slaapverstoring, en ook geen gevaar voor buitenmaatse aantasting van de rust van de omwonenden.

Het voorontwerp is er in brede zin van uitgegaan dat de uitbating van het zuivelbedrijf een activiteit is die verenigbaar is met de vlotte inrichting van de omgeving, de omtrek van de geplande gemengde bedrijfsruimte ligt inderdaad naast een landbouwgebied en een woongebied met een landelijk karakter, voor zover isoleringsvoorzieningen of -omtrekken aangebracht worden waardoor potentiële hinder voor de buurt voldoende beperkt worden.

Het probleem van de geluidshinder geproduceerd door de activiteit van het zuivelbedrijf heeft in het bijzonder de aandacht getrokken van de auteur van het effectonderzoek in het deel dat besteed is aan de specifieke milieuanalyse.

De akoestische waarden die in het kader van dit onderzoek geregistreerd zijn gedurende een volle week op vier punten waarvan de Lambertcoördinaten overeenstemden met de meetpunten van CEDIA (Universiteit Luik) hebben de resultaten bevestigd van de akoestische simulaties en de metingen die voorheen door deze instelling werden verricht. Het geluidsniveau van het achtergrondlawaai, gedurende het geheel van de zeven nachten die in aanmerking genomen werden, was lager dan de 40 dB(A) die door de vigerende uitbatingsvergunning als maximaal geluidsniveau bij de immissie worden toegelaten, met uitzondering van het punt gelegen tegenover de woning Dethier, waar het gemiddelde niveau L95 41,4 dB(A) bereikte.

De ontwikkelaar Aménagement heeft vastgesteld dat het voorontwerp van herziening van het gewestplan via de opneming van een gemengde bedrijfsruimte de door de uitbatingsvergunning voorgeschreven geluidsnorm wijzigt, en meer bepaald de grenswaarde die in acht moet worden genomen 's nachts, namelijk 45 dB(A), bepaald bij tabel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de algemene voorwaarden voor de exploitatie van de inrichtingen bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Ondanks het feit dat de ontwikkelaar de keuze van de bestemming van de gronden niet in vraag heeft gesteld, heeft hij evenwel aanbevolen dat de overheid die de vergunningen zal moeten verstrekken niet strikt aan die grenswaarde vasthoudt maar eerder geluidsniveaus vastlegt die overeenstemmen met tussenniveaus van 45 tot 40 dB (A) 's nachts.

Deze aanbeveling die de Regering heeft overgenomen is echter niet opgenomen in het voorontwerp van herziening van het gewestplan Overwegende dat een dergelijke aanbeveling niet valt onder de inhoud van het gewestplan in de zin van artikel 23 van het Wetboek, heeft de Regering geoordeeld, in de aanhef van het besluit, dat ze in overweging genomen zou moeten worden bij de behandeling van de administratieve procedures voor de vergunningen die in correlatie staan tot deze herziening van het gewestplan en in voorkomend geval verder aangestipt en aangevuld zou worden.

In het antwoord dat ze in haar advies van 9 september 2008 geeft op de opmerkingen uit het openbaar onderzoek betreffende dat aspect van het dossier, laat de CRAT opmerken dat de regularisatie van het gewestplan geen al te grote wijzigingen van het werkelijk waargenomen geluidsniveau teweeg zou moeten brengen, daar de activiteit van het zuivelbedrijf onder dezelfde omstandigheden als nu voortgezet moet worden. Gezien de nabijheid van het woongebied, vraagt ze evenwel dat de vergunning o.a. voorziet in de maatregelen die getroffen moeten worden om het geluidsniveau bij nacht op alle meetpunten te verminderen tot of te handhaven op 40 dB(A).

In dit besluit tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan, stemt de Regering in met het advies van de CRAT waarin aanbevolen wordt het door de activiteit van het zuivelbedrijf gegenereerde geluidsniveau tot een minimum te beperken en vestigt ze de aandacht op het feit dat de Commissie bevestigt dat aangepaste maatregelen op het niveau van de vergunningen en niet op het niveau van de herziening van het gewestplan moeten worden genomen. Hij legt trouwens de nadruk, in de aanhef van het besluit, op het feit dat de milieuopvolging voor de uitvoering van de herziening van het gewestplan betrekking zal moeten hebben op dit aspect van het milieu.

Waterkwaliteit Met de herbestemming als gemengde bedrijfsruimte van de locatie van het zuivelbedrijf beoogt het voorontwerp, o.a., een antwoord te geven op een essentiële milieubezorgdheid, namelijk een verontreinigingsrisico van het oppervlakte- en grondwater vermijden dat een hoog risico voor de menselijke gezondheid inhoudt voortvloeiend uit eventuele lozingen in het milieu van belangrijke hoeveelheden melk die door de industrie niet meer kunnen worden behandeld. Het voorontwerp wees immers op het feit dat geen enkel zuivelbedrijf in het Waalse Gewest momenteel in staat was om volledig of gedeeltelijk de melkproductie ten laste te nemen die niet meer door het coöperatief zuivelbedrijf van Chéoux kon worden behandeld terwijl de melk, wegens zijn vergisting, niet lang opgeslagen kan worden en dus in continu moet worden behandeld. Bij gebrek aan alternatieven zouden de producenten ertoe verplicht zijn zich van het melkoverschot te ontdoen zonder enige controle.

De effectbeoordeling heeft de milieurisico's bevestigd die de verdwijning van de « Laiterie de Chéoux » met zich mee zou brengen voor een aanzienlijk gedeelte van Wallonië (het geheel van de regio's waar het zuivelbedrijf de melk ophaalt) wegens het gebrek aan alternatieve oplossingen om de opgehaalde melk te behandelen.

In antwoord op de reclamanten die van oordeel zijn dat de melkbehandeling buiten het Waalse Gewest zou kunnen gebeuren, is de Regering van mening dat, gezien het gaat om een basisconsumptieproduct, de zelfvoorzienings- en nabijheidsbeginselen zowel inzake milieu als inzake voedingsproductie rechtvaardigen dat het voedingsmiddel verwerkt wordt in de streek waar het geproduceerd en verbruikt wordt, zonder het voor verwerking te moeten uitvoeren naar een andere regio of naar een ander land alvorens het weer in te voeren voor de verbruikers.

Voor de andere parameters die een invloed kunnen hebben op de waterkwaliteit beveelt het planeffectonderzoek om monsternemingen van waterlozingen in de beek vanwege het zuivelbedrijf uit te voeren in het kader van toekomstige effectonderzoeken in verband met eventuele aanvragen voor milieuvergunningen.

Deze aanbeveling die de Regering heeft overgenomen is echter niet opgenomen in het voorontwerp van herziening van het gewestplan.

Overwegende dat een dergelijke aanbeveling niet valt onder de inhoud van het gewestplan in de zin van artikel 23 van het Wetboek, heeft de Regering geoordeeld, in de aanhef van het besluit, dat ze in overweging genomen zou moeten worden bij de behandeling van de administratieve procedures voor de vergunningen die in correlatie staan tot deze herziening van het gewestplan en in voorkomend geval verder aangestipt en aangevuld zou worden.

De CRAT geeft een duidelijk antwoord aan de reclamanten die zich zorgen maken over de vervuilingsrisico's van het water door te zeggen dat een grondiger analyse van het effect van het zuivelbedrijf op het oppervlakte- en grondwater zal worden uitgevoerd in het milieueffectonderzoek dat bij de aanvraag tot milieuvergunning voor het zuivelbedrijf gevoegd is.

In dit besluit tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan bevestigt de Regering dat de aangepaste maatregelen op het niveau van de vergunningen moeten worden genomen en niet op het niveau van de herziening van het gewestplan. Hij legt trouwens de nadruk, in de aanhef van het besluit, op het feit dat de milieuopvolging voor de uitvoering van de herziening van het gewestplan betrekking zal moeten hebben op dit aspect van het milieu.

Verkeer Het voorontwerp was van oordeel dat een oplossing voor de problematiek van het verkeer in het dorp van Chéoux i.v.m de activiteit van het zuivelbedrijf te vinden was in de uitvoering van een verbindingsweg die de bedrijfslocatie met de rijksweg verbindt via het westen. De aanleg van deze weg was voorgesteld als alternatieve compensatie, in de zin van artikel 46 van het Wetboek, voor de opneming van de gemengde bedrijfsruimte.

Het effectonderzoek heeft besloten dat de financiële en milieukostprijs van de die ontlastingsweg buiten verhouding wordt geacht t.o.v. het deel van het verkeer dat van de openbare weg afgeleid en heeft dus aanbevolen om van die ontlastingsweg af te zien.

De Regering is in haar ontwerp van herziening van het gewestplan van deze aanbeveling niet afgeweken en heeft op die manier afgezien van de aanleg van de ontlastingsweg dat oorspronkelijk voorzien was, in opvolging van het advies van de CRAT over het effectonderzoek op 29 juni 2007.

Om in te spelen op de vrees van sommige reclamanten over de effecten van het verkeer veroorzaakt door de activiteit van het zuivelbedrijf, wenst de CRAT dat deze effecten op een meer diepgaande manier worden onderzocht in het milieueffectonderzoek dat bij de aanvraag tot milieuvergunning voor het zuivelbedrijf zal gevoegd worden. Ze verheugt zich niettemin over feit dat het project van ontlastingsweg wordt geschrapt, overwegende dat de negatieve gevolgen (nieuwe lawaaioverlast, gevolgen op de afvoer van de beek,...) de positieve gevolgen zouden overstijgen.

In dit besluit tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan wijkt de Regering niet af van het advies van de « Commission » daar zij zich uitspreekt voor de afschaffing van het project van ontlastingsweg en bevestigt dat de aangepaste maatregelen voor de oplossing van het probleem i.v.m. het verkeer van en naar het zuivelbedrijf op het niveau van de vergunningen moeten worden genomen en niet op het niveau van de herziening van het gewestplan. Hij legt trouwens de nadruk, in de aanhef van het besluit, op het feit dat de milieuopvolging voor de uitvoering van de herziening van het gewestplan betrekking zal moeten hebben op dit aspect van het dossier.

Landschappelijke integratie De landschappelijke integratie van de bestaande en toekomstige gebouwen heeft in het bijzonder de aandacht getrokken van de auteur van het effectonderzoek in het deel dat besteed is aan de specifieke milieuanalyse. Er werd dus vastgesteld dat door de vestiging van het zuivelbedrijf in het laagtepunt van de vallei en midden in het landschapsgeheel, het bedrijf een brandpunt vormde in een open landschap, bekeken vanuit hoger gelegen gezichtspunten, de omvang van de gebouwde volumes en hun huidige inrichting dragen ertoe bij dat er een negatief visueel effect ontstaat.

Voor het bestaande heeft het bureau Aménagement aanbevolen om het aanplantingsplan opgesteld in 2004 te herzien - dat alleen maar randbeplantingen voorziet en de lokale soorten onvoldoende bevorderd - om de aanplanting van hoge boomgroepen te voorzien om de landschapsperceptie van de locatie vanaf een verafgelegen punt te bevorderen en uitheemse soorten uit te sluiten.

Voor eventuele toekomstige en bestaande bouwwerken die eventueel vergroot of verbouwd zouden worden, werden aanbevelingen gedaan in termen van architectonische voorschriften voor de plaats, het profiel, de volumetrie en de materialen.

In zijn ontwerp van gewestplanherziening is de Regering niet afgeweken van deze aanbeveling van de onderzoeksgelastigde. Hij heeft zodoende, in artikel 3 van het besluit, de voorstellen in overweging genomen die betrekking hebben op de landschappelijke integratie van de bestaande en toekomstige gebouwen van het zuivelbedrijf voor zover ze voldoende bepaald waren bij het effectonderzoek van het gewestplan en dat ze vanaf dit stadium als inrichtingsmaatregelen van de gemengde bedrijfsruimte vastgelegd waren.

Gelet op het feit dat dit gegeven van het dossier geen voorwerp heeft uigemaakt van opmerkingen tijdens het openbaar onderzoek bevestigt de Regering, in dit besluit tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan, de optie die in het ontwerp tot herziening genomen is.

Herbestemming van de gebouwen van het vroegere zuivelbedrijf Het effectonderzoek uitgevoerd door het bureau Aménagement heeft voorgesteld, als alternatief voor de uitvoering van het voorontwerp van herziening van het gewestplan om de locatie van de afgedankte bedrijfsruimte van het vroegere zuivelbedrijf op te nemen als woongebied met een landelijk karakter om de uitvoering van een huisvestingsprogramma mogelijk te maken en om te voorkomen dat een economische activiteit die niet noodzakelijk voldoet aan de voorwaarde inzake verenigbaarheid met de buurt, uitgeoefend wordt.

In zijn ontwerp van gewestplanherziening heeft de Regering zich geschaard achter het voorstel van het bureau Aménagement, in opvolging van het advies van de CRAT over het effectonderzoek op 29 juni 2007.

Aangezien dit voorstel i.v.m. de herbestemming van de gebouwen van het vroegere zuivelbedrijf aan de bezorgdheid van de omwonenden, waaraan uiting werd gegeven tijdens het openbaar onderzoek, tegemoet komt, bevestigt de Regering, in dit besluit tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan, de keuze die zij gemaakt heeft in het ontwerp van herziening.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 6 mei 2010 tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan Marche-La Roche met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte voor de vestiging van een zuivelbedrijf, een woongebied met een landelijk karakter en de onttrekking aan hun bestemming van twee gemengde bedrijfsruimten op het grondgebied van de gemeente Rendeux (Chéoux en Jupille-sur-Ourthe).

Namen, 6 mei 2010.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

Advies van de « Commission régionale de l'aménagement du territoire » (Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening) inzake het dossier over het openbaar onderzoek met betrekking tot het ontwerp van herziening van het gewestplan van Marche-La Roche met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte voor de vestiging van een zuivelbedrijf en de onttrekking aan hun bestemming van twee gemengde bedrijfsruimten op het grondgebied van de gemeente Rendeux (Chéoux en Jupille-sur-Ourthe) Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, inzonderheid op de artikelen 22, 27, 30, 35 en 41 tot 46; Gelet op het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan (SDER), aangenomen door de Waalse Regering op 27 mei 1999; Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 26 maart 1987 tot opstelling van het gewestplan Marche-La Roche; Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 16 maart 2006 tot beslissing tot herziening van het gewestplan Marche-La Roche en tot goedkeuring van het voorontwerp van herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte voor de vestiging van een zuivelbedrijf en de onttrekking aan hun bestemming van 2 gemengde bedrijfsruimten op het grondgebied van de gemeente Rendeux (Chéoux en Jupille-sur-Ourthe); Gelet op de bezwaarschriften en opmerkingen die particulieren, verenigingen van personen alsook openbare instellingen en instellingen van openbaar nut ingediend hebben tijdens het openbaar onderzoek dat tussen 16 januari en 29 februari 2008 heeft plaatsgevonden, namelijk :

1

DE WAGTER, Françoise

Rue de la Fontaine 8, 6987 Chéoux

2

LEEMPOELS, Paulette

Rue de Hotton 1, 6987 Rendeux

3

DE WAGTER, Xavier en Bénédicte

Rue de la Fontaine, 6987 Chéoux

4

DESSY, Pascal + 2 andere ondertekenaars

Rue Lavaux 11, 6987 Rendeux

5

MONSEUR, Jean-Marc

Rue des Vallées 9, 1315 Glimes-Incourt

6

VERMEERSCH-BORMANS

Rue Lavaux 23, 6987 Rendeux

7

THERER, Geneviève

niet meegedeeld

8

WIDART, Marie-Claire

Rue Lavaux 9, 6987 Rendeux

9

COURTIN, Philippe

Tier de Marche 1, 6987 Rendeux

10

MONSEUR, A. - WIDART, S. + 4 andere ondertekenaars

Rue du Moulin 22, 6987 Rendeux

11

Cabinet d'Avocats Gui BOTTIN - Georges RIGO (raadsman van DETHIER Yves)

Rue Beeckman 14, 4000 Liège

12

GRONSFELD, Marc

Rue de la Noblesse 2, 6987 Rendeux

13

VERMEIREN, C. - DE BACKER, A. Lavaux 21, 9300 Aalst

14

Société de Pêche La Rousse - GEORGES, Alain

La Golette 1, 6987 Rendeux

15

PIERRET, Esther

Rue de la Colline 3, 6044 Roux


Gelet op het gunstig advies uitgebracht op 3 maart 2008 door de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit van de gemeente Rendeux;

Gelet op het gunstig advies uitgebracht op 9 april 2008 door de Gemeenteraad van Rendeux en waarin verzocht wordt om : 1. de uitvoering van een diepgaand effectonderzoek bij de indiening van de aanvraag tot milieuvergunning of eenmalige vergunning door de « SCRL Laiterie coopérative van Chéoux » na de definitieve aanneming van het gewestplan Marche-La Roche;2. de prioritaire analyse in dat effectonderzoek van de effecten van het bedrijf inzake geluid, landschappelijke integratie en aquatisch milieu in de omgeving, alsook alle nuttige aanbevelingen voor de optimale integratie ervan in het dorp Chéoux;3. de afschaffing, als alternatieve compensatie, in de zin van artikel 46, § 1, 3°, van het Wetboek, van de vorming van een zakelijk recht ten bate van de gemeente Rendeux met betrekking tot het oude gebouw van het zuivelbedrijf in natuursteen, afgedankt met vaststelling bij het ministerieel besluit van 27 juli 2005.De « SCRL Laiterie coopérative van Chéoux » heeft immers op 27 december 2007 een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning bij het gemeentebestuur ingediend met het oog op de verbouwing van gebouwen, o.a. het oude gebouw van het zuivelbedrijf, in een geheel van woningen. Daar de gemeente Rendeux zich niet in de plaats wenst te stellen van een privé initiatief tot sanering van de site zonder een beroep op overheidsgeld te doen, verkiest ze dat de « SCRL Laiterie coopérative van Chéoux » haar project uitvoert.

Gelet op het dossier over het openbaar onderzoek overgemaakt aan de « Commission régionale d'Aménagement du territoire » op 17 juni 2008 en ter beschikking gesteld van de leden van haar afdeling « Normatieve inrichting »; Gelet op de opschorting van de adviestermijn tussen 16 juli en 15 augustus overeenkomstig wat voorgeschreven is bij artikel 4, 2° van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium;

Gelet op de bestaande en juridische toestanden van de sector, De « Commission régionale de l'aménagement du territoire » heeft op 9 september 2008 een gunstig advies uitgebracht voor de opneming van : - Gronden die momenteel door de zuivelcoöperatieve van Chéoux (2,6 ha) zijn ingenomen als gemengde bedrijfsruimte met een bijkomend voorschrift *S 13 waarbij het gebied voorbehouden wordt voor de vestiging van een zuivelbedrijf en aanverwante activiteiten; - Gronden voor gemengde bedrijfsruimte gelen in Jupille-sur-Ourthe (1,8 ha) in een landbouwgebied; - Een landbouwgebied van 0,3 ha heden ingenomen door een boomgaard en gelegen ten noorden van de gemengde bedrijfsruimte van het zuivelbedrijf; - Een woongebied met een landelijk karakter van 0,1 ha op de locatie van de afgedankte bedrijfsruimte van het vroegere zuivelbedrijf.

De CRAT keurt ook de uitvoering goed, als inrichtingsmaatregel in de zin van artikel 23, 3° van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, van een landschapsplan op de gemengde bedrijfsruimte. Daarentegen staat de « Commission » achter het advies van de gemeente Rendeux en brengt dan ook een ongunstig advies uit over de vestiging van een zakelijk recht ten gunste van de gemeente met betrekking tot het oude gebouw van het zuivelbedrijf.

De CRAT rechtvaardigt haar advies als volgt : I. Algemene beschouwingen Voorafgaande opmerking Bij het lezen vanhet dossier over het openbaar onderzoek stelt de CRAT opnieuw vast hoe moeilijk het is om een gewestplanherziening i.v.m. een bepaald project door te voeren, namelijk de bevestiging van een bestaande toestand en de regularisatie van de gebouwen en de activiteit van de zuivelcoöperatieve van Chéoux.

De gewestplanherziening gaat alleen maar vergezeld van het effectonderzoek van het gewestplan terwijl de bevolking een milieueffectonderzoek over dit project verwacht. In dit geval zal het effectonderzoek van het gewestplan een gevoel van ontevredenheid teweegbrengen door het feit dat er noodzakelijkerwijs schaduwzones blijven bestaan. Het wordt dan door bevolking ervaren als een politieke wil om haar te bedriegen.

Om redenen van doorzichtigheid en om de procedures administratief te vereenvoudigen heeft de CRAT nochtans meermaals voorgesteld dat het Waals wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium de mogelijkheid zou bieden om een effectonderzoek van het gewestplan en een milieueffectonderzoek over het project samen te voeren wanneer de herziening van het gewestplan de basis vormt van een bepaald project. 1. Context van de herziening van het gewestplan Marche-en-Famenne-La Roche-en-Ardenne 1.1. Onregelmatigheid van het gewestplan Marche-en-Famenne-La Roche-en-Ardenne - één van de reclamanten herinnert eraan dat de Raad van State in zijn arrest nr. 149.576 van 28 september 2005, de « onwettigheid » van het gewestplan Marche-La Roche opgesteld in 1987 zwaar heeft aangeklaagd.

Het ontwerp van het gewestplan, voorlopig goedgekeurd bij een ministerieel besluit van 1 december 1976 en aan een openbaar onderzoek onderworpen in 1977 voorzag uitsluitend voor de gronden waar het zuivelbedrijf zich bevindt een woongebied met een landelijk karakter langs de weg en verderop een landbouwgebied. De CRAT heeft in haar advies van 11 maart 1986 echter voorgesteld om een gebied voor ambachten of middelgrote en kleine ondernemingen op deze gronden op te nemen met het oog op de opneming van het bestaande zuivelbedrijf en zijn uitbreiding in functie van zijn behoeften. Dit voorstel werd in aanmerking genomen na de definitieve aanneming van het gewestplan in 1987 zonder dat een nieuw openbaar onderzoek werd uitgevoerd waardoor het gewestplan Marche-La Roche als niet regelmatig wordt beschouwd. - De reclamanten vinden dat de zuivelcoöperatieve van Chéoux het beleid van het voldongen feit gebruikt en zich uitgebreid heeft door « onregelmatigheden die begaan werden door het zuivelbedrijf te regulariseren ». Sommige onder hen vinden dat de poging om een feitelijke toestand te regulariseren met een wetswijzing een bewijs is van grote juridische onregelmatigheid die elke misbruik toelaat. - De administratieve gebouwen van het zuivelbedrijf zijn nu gevestigd in een landbouwgebied en worden door geen enkele stedenbouwkundige vergunning gedekt omdat die vergunning niet kan worden afgeleverd.

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen en meningen.

Ze stelt vast dat de Raad van State van het gewestplan Marche-La Roche niet heeft vernietigd omdat de termijn waarbinnen een beroep op het gewestplan kan worden ingediend sinds lange tijd overschreden was (termijn van zes maanden na bekendmaking van het gewestplan in het Belgisch Staatsblad ) en dat zijn goedkeuring door de Waalse Regering op 23 maart 1987 dus definitief was geworden.

De Commissie keurt de stappen van de Waalse Regering goed die de oplossing van de onregelmatigheid van het gewestplan Marche-La Roche beoogt en een wettelijk kader bezorgt aan de zuivelcoöperatieve van Chéoux. De herziening van het gewestplan is de eerste stap die het zuivelbedrijf de mogelijkheid biedt om een vergunningsaanvraag in te dienen die het bedrijf nauwkeurige voorwaarden oplegt inzake uitbating en herinrichting van de locatie. 1.2. Rechtvaardiging van de herziening van het gewestplan Marche-en-Famenne-La Roche-en-Ardenne - Met dit voorontwerp van herziening van het gewestplan Marche-La Roche wenst de Waalse Regering zijn onregelmatigheid op te lossen maar ook de levensvatbaarheid van de zuivelcoöperatieve van Chéoux te verzekeren door zich als volgt te rechtvaardigen : de broosheid van de zuivelsector, de bijzondere situatie van het zuivelbedrijf in de economische omgeving en de milieurisico's voortvloeiend uit het stopzetten van de activiteiten van het bedrijf. De reclamanten verwerpen deze argumenten en vinden dat ze in het effectonderzoek door geen enkel bewijsstuk worden gestaafd. Ze betwisten de broosheid van de zuivelsector en meer bepaald het feit dat hij heden alleen zou afhangen van de activiteit van 3 zuivelbedrijven terwijl sommigen onder hen na een korte opzoeking op de website van de Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie gevonden hebben dat er in Wallonië heel wat min of meer grote zuivelbedrijven bestaan.

De reclamanten zien ook niet in waarom een zuivelbedrijf gelegen buiten het Waals of zelfs Belgisch grondgebied de activiteiten van de zuivelcoöperatieve van Chéoux niet zou kunnen overnemen. De Europese Unie en de Schengen-ruimte hebben toch het vrije verkeer en de vrije concurrentie bevorderd ? Enkele reclamanten betwisten tenslotte de belangrijke plaats die door het zuivelbedrijf in de de Waalse zuivelsector wordt ingenomen waarbij geacht wordt dat dit het gevolg is van zijn onwettelijke uitbreidingen. - De herziening van het gewestplan kan enkel met inachtneming van het algemeen belang plaatsvinden. De reclamanten vinden echter dat in dit geval enkel rekening is gehouden met een privé belang. Het algemeen belang wordt beoordeeld door de verschillende belangen tegen elkaar af te wegen. Voor de reclamanten staat, in dit bepaald geval, de economische bloei van een industriële onderneming tegenover de rust en de inachtneming van de woonplaats en de rechten van het privé- en gezinsleven van de omwonenden. - Door de uitbatingsvoorwaarden van het zuivelbedrijf te willen optimaliseren met de opneming ervan als gemengde bedrijfsruimte ontkent het Waalse Gewest dat de omwonenden het recht hebben om op een rustige woonplaats te wonen en een rustig leven te leiden.

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen en meningen.

De broosheid van de zuivelsector in Wallonië moet niet meer bewezen worden. Het aantal melkproducenten blijft dalen en deze daling versnelt. In 2005 waren ze nog met 6.316 terwijl ze in 2002 nog met 7.277 waren en in 1984 met 19.382 (cijfers : Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie www.bcz-cbl.be). Talrijke zuivelbedrijven hebben moeten sluiten en de grote zuivelgroepen verhuizen naar het buitenland.

Zoals omschreven op blz. 4 van de eerste fase van het effectonderzoek bestaan er vandaag in het Waalse Gewest nog maar twee industriële zuivelgroepen, WALHORN (Eupen) en SOLAREC (Recogne) dat bestaat uit de zuivelcoöperatieve van Chéoux en de vennootschap LAC+. De Waalse zuivelsector bestaat dus werkelijk uit 3 zuivelbedrijven.

De CRAT benadrukt dat de site van de Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie het geheel van het Belgisch grondgebied dekt en elke activiteit inzake de valorisatie van melk omvat, waaronder ondermeer de kaasmakerijen. In de Waalse zuivelsector neemt de zuivelcoöperatieve van Chéoux een bijzondere plaats in die eerder voortvloeit uit de sluiting van talrijke andere ondernemingen uit de sector dan uit de onwettelijke uitbreidingen van het bedrijf. Ze neemt de inzameling en de behandeling van ongeveer 260 miljoen liter melk per jaar ten laste, hetzij ongeveer een kwart van de Waalse jaarlijkse productie.

De onderzoeksgelastigde beweert dat geen ander Waals zuivelbedrijf heden in staat is om de activiteiten van het zuivelbedrijf van Chéoux over te nemen en dat het financieel verlies van de sluiting van dit bedrijf aanzienlijk zou zijn voor het geheel van de Waalse zuivelsector. 2. De zonering 2.1. De gemengde bedrijfsruimte (ZAEM) - Sinds vele jaren moeten de omwonenden dag en nacht geluidshinder, geurhinder en het voortdurend verkeer van vrachtwagens ondergaan. De reclamanten vrezen dat hun leefomgeving nog meer in het gedrang komt als er een regularisatie als gemengde bedrijfsruimte komt. De omzetting van een gebied voor ambachten of kleine ondernemingen in een ZAEM zal automatisch een decibelverhoging van 5 dB(A) toelaten als wettelijke activiteitsnorm. Hoe zal het landelijk karakter van het dorp worden beschermd met de vestiging in het centrum van het dorp van een gemengde bedrijfsruimte die naast huizen ligt of die rechtstreeks aansluit bij privétuinen ? - één van de reclamanten is van oordeel dat er, op ecologisch vlak, een georganiseerde onderschatting opgezet is van de vestiging van het zuivelbedrijf in het centrum van Chéoux, des te meer daar dit bedrijf geleidelijk aan zijn ambachtelijk karakter verloren heeft om industriële maten aan te nemen. Hij vindt dat het samenbrengen van dit soort bedrijven in de nabij gelegen industriegebieden die daartoe voorzien zijn met aangepaste infrastructuren een teken van gezond verstand zou zijn. - De reclamanten betreuren dat het effectonderzoek op basis van economische gegevens werd uitgevoerd en niet op basis van de hinder die de omwonenden moeten ondergaan. Had het onderzoek dit standpunt in overweging genomen dan zou de vestiging van het zuivelbedrijf in een industriegebied (Marche-en-Famenne bijvoorbeeld) volledig gerechtvaardigd zijn. - De reclamanten hebben in het effectonderzoek vastgesteld dat het zuivelbedrijf de huidige vestiging moet verlaten als ze wil uitbreiden. - De onderzoeksgelastigde motiveert de onmogelijkheid om de activiteiten van de zuivelcoöperatieve van Chéoux naar het industriegebied van Marche-en-Famenne te verhuizen door de buitenmaatse kost, maar stelt echter voor om de kaasmakerij naar een afgelegen plaats te verhuizen. De reclamanten begrijpen niet waarom als een dergelijk uitgave wordt toegestaan om één enkele installatie te demonteren en een paar meters verder opnieuw op te bouwen, de verhuis van het hele bedrijf naar een beter geschikte plaats voor zijn activiteit niet in overweging genomen kan worden. - De reclamanten achten dat de geografische context van Chéoux en de wijze waarop het zuivelbedrijf zich in de loop der jaren ontwikkeld heeft de oprichting van een afzonderingsvoorziening of Bomtrek, voorgeschreven bij artikel 30 van het « CWATUP » in alle gemengde bedrijfsruimten, verhinderen;

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen en vragen.

Ze herinnert eraan dat het coöperatief zuivelbedrijf van Chéoux voor het gewestplan Marche-La Roche bestond en bevestigt, zoals vermeld in punt 1.1. van dit advies « Onregelmatigheid van het gewestplan Marche-en-Famenne-La Roche-en-Ardenne » dat ze het initiatief van de Waalse Regering goedkeurt. De validering van de gemengde bedrijfsruimte in het gewestplan zal een bestaande onregelmatige toestand bevestigen en een voorafgaande stap vormen voor de afgifte van een milieuvergunning.

De CRAT laat opmerken dat de uitbreiding van de bestaande gemengde bedrijfsruimte de mogelijkheid zal bieden om de burelen, het zuiveringstation en een deel van het afdak voor de vrachtwagens, heden gelegen in het landbouwgebied, in het gewestplan op te nemen.

Wat de verhoging van het aantal toegelaten decibels betreft, moet men eraan herinneren dat de locatie op het gewestplan al opgenomen is in een gemengde bedrijfsruimte, voorheen gebied voor ambachten of middelgrote en kleine ondernemingen genoemd. Er zal dus geen verhoging komen van het toegelaten aantal decibels. De wijziging is opgetreden tussen het oorspronkelijk ontwerp van gewestplan waar de locatie als woongebied met een landelijk karakter was opgenomen en het definitieve gewestplan.

De Commissie staat achter het advies van de auteur van het effectonderzoek en vindt dat de verhuizing van de zuivelcoöperatieve van Chéoux tot onredelijk hoge kosten zou leiden. Deze verhuis zou ook tot een toestand leiden die moeilijk te besturen is voor de 1 250 landbouwbedrijven die van de activiteiten van het bedrijf afhangen. De CRAT doet in dat opzicht opmerken dat het nauwelijks denkbaar is dat het coöperatief zuivelbedrijf van Chéoux wenst uit te breiden, daar zijn verwerkingsvermogen maximaal is en daar een verhoging van het te verwerken melkvolume weinig waarschijnlijk lijkt gezien de huidige toestand van de melksector.

De CRAT wijst erop dat het milieueffectonderzoek dat bij de aanvraag tot milieuvergunning gevoegd is, de overlast die aan de activiteiten van het coöperatief zuivelbedrijf van Chéoux te wijten is, moet onderzoeken, alsook de mogelijkheden om het kaasfabriek te verhuizen.

Er moet niettemin worden onderstreept dat de Waalse Regering een herzieningsbesluit van het gewestplan altijd goedkeurt overeenkomstig de bepalingen van artikel 1, § 1, van het Waalse wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium. « Het Gewest en de andere overheidsorganen zijn, elk binnen zijn bevoegdheden en in coördinatie met het Gewest, belast met de ruimtelijke ordening van dat grondgebied. Ze voorzien op een duurzame wijze in de sociale, economische, mobiliteits-, patrimoniale en milieubehoeften van de gemeenschap door een kwalitatief beheer van de leefomgeving, een zuinig gebruik van de bodem en zijn rijkdommen, door de energieprestatie van de bebouwing en de gebouwen en door het behoud en de ontwikkeling van het cultureel, natuurlijk en landschappelijk patrimonium. » 2.2. Het landbouwgebied van Jupille-sur-Ourthe - Sommige reclamanten betwisten de opneming als landbouwgebied van 1,8 ha grond heden gelegen in de gemengde bedrijfsruimte. Zij vinden dat het feit dat hij geen voorwerp heeft uitgemaakt van een bebouwing sinds zijn opneming als ZAEM twintig jaar geleden zijn bestemmingswijziging niet rechtvaardigd. De eigenaars van de grond benadrukken het feit dat zij ervoor gekozen hebben om de grond te bewaren voor de beroepsactiviteiten van hun kinderen en kleinkinderen. - De reclamanten vinden dat de nabijheid van een Natura 2000-gebied en de opneming van deze grond in een kwaliteitsvolle landschapsgebied geen voldoende reden is om dit gebied niet ten uitvoer te leggen. Dit gebied zou inderdaad uitsluitend milieubewuste ondernemingen kunnen aanvaarden die zich integreren in de vlakbij gelegen landschappelijke omgeving.

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen en commentaren.

Het effectonderzoek herinnerd eraan dat de opneming van de bedrijfsruimte van Jupille-sur-Ourthe oorspronkelijk bedoeld was voor een project van pekelbedrijf dat nooit geslaagd is. De onderzoeksgelastigde rechtvaardigt de onttrekking aan zijn bestemming van dat gebied t.o.v. het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan (SDER) dat voorstelt, voor de slecht gelegen bedrijfsruimtes, hetzij om hun herbestemming nauwkeurig te oriënteren, hetzij om een bestemming te voorzien die beter aan de context is aangepast of, indien nodig, de terugkeer naar een niet bebouwbaar gebied.

Het effectonderzoek bepaalt ook dat deze gronden gelegen zijn in een weide van één van de mooiste landschappelijke gezichtspunten van de « vallée de l'Ourthe », de locatie van « l'Ermitage Saint-Thibaut » te Marcourt. De onttrekking aan zijn bestemming van deze ZAEM zou bijdragen tot de herwaardering van de « vallée de l'Ourthe ».

Bovendien is het door de extreme helling moeilijk om op deze gronden te bouwen en dus ook om een gemengde bedrijfsruimte ten uitvoer te leggen. 2.3. Het landbouwgebied van Chéoux - De reclamanten achten dat de geografische context van Chéoux en de wijze waarop het zuivelbedrijf zich in de loop der jaren naast de eigendommen van de omwonenden ontwikkeld heeft de oprichting van een afzonderingsvoorziening of Bomtrek tussen de gemengde bedrijfsruimte en het woongebied met een landelijk karakter, verhinderen. - De reclamanten vinden dat het bestemmen als landbouwgebied van een deel van de gemengde bedrijfruimte die heden door een boomgaard is ingenomen geen bufferzone gaat creëren die de kwaliteit van de leefomgeving in het dorp gaat garanderen.

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen.

Het effectonderzoek wijst erop dat de doelstelling van de opneming van dit landbouwgebied erin bestaat om de bestaande boomgaard te behouden zodat hij een bufferzone zou vormen.

Alhoewel de CRAT acht dat het behoud van deze boomgaard zeer positief is voor de landschappelijke integratie herinnert zij eraan dat dit nieuw landbouwgebied geenszins de afzonderingsvoorziening of Bomtrek mag vervangen die de gemengde bedrijfsruimte in de zin van artikel 30 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium moet bevatten. 2.4. Alternatieven inzake zonering en projecten - Enkele reclamanten stellen voor dat de activiteiten van de zuivelcoöperatieve van Chéoux naar een industriezone worden verhuisd, bijvoorbeeld de zone van Marche-en-Famenne. Zij vinden dat, aangezien het zuivelbedrijf zijn ambachtelijk karakter geleidelijk aan verloren heeft om een echt industrieel bedrijf te worden, vinden zij dat de milieu-effecten van het zuivelbedrijf te omvangrijk zijn geworden om het in het centrum van Chéoux te behouden. - De reclamanten hebben in het effectonderzoek vastgesteld dat het zuivelbedrijf de huidige vestiging moet verlaten als ze wil uitbreiden.

De CRAT neemt akte van deze voorstellen.

Zoals voorafgaand aangegeven in punt 2.1. van dit advies « De gemengde bedrijfsruimte » staat de Commissie achter het advies van de auteur van het effectonderzoek. Ze vindt inderdaad dat de verhuizing van de zuivelcoöperatieve van Chéoux tot onredelijk hoge kosten zou leiden en tot een toestand zou leiden die moeilijk te besturen is voor de 1 250 landbouwbedrijven die van de activiteiten van het bedrijf afhangen. In dat opzicht opmerken is het nauwelijks denkbaar dat het zuivelbedrijf wenst uit te breiden, gelet op zijn maximaal verwerkingsvermogen en de huidige toestand van de melksector. 3. Het zuivelbedrijf - De reclamanten vinden dat de zuivelcoöperatieve van Chéoux zich op een onverstandige manier in het centrum van het dorp heeft gevestigd en bovendien het beleid van het voldongen feit toepast.De problematiek van de zuivelcoöperatieve van Chéoux bestaat erin om een toestand proberen te regulariseren telkens als het nodig is om zijn natuurlijke uitbreiding te rechtvaardigen. De reclamanten vinden dat de poging om een feitelijke toestand te regulariseren met een wetswijzing een bewijs is van grote juridische onregelmatigheid die elke misbruik toelaat. Het zuivelbedrijf slaagt er niet in om zijn verplichtingen na te leven in het kader van de uitbatingsvergunning.

Wat zal er gebeuren in geval van wijziging van het gewestplan ? - Sinds vele jaren moeten de omwonenden dag en nacht geluidshinder, geurhinder en het voortdurend verkeer van vrachtwagens ondergaan. Ze vrezen dat hun leefomgeving nog meer in het gedrang komt als er een regularisatie als gemengde bedrijfsruimte komt. Hoe zal het landelijk karakter van het dorp worden beschermd met de vestiging in het centrum van het dorp van een gemengde bedrijfsruimte die naast huizen ligt of die rechtstreeks aansluit bij privé- tuinen ? - De hinder die ze van de activiteit van de zuivelcoöperatieve van Chéoux moeten ondergaan wordt door de reclamanten aan de kaak gesteld.

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen en vragen.

De Commissie keurt de herziening van het gewestplan Marche-La Roche goed ondanks het feit dat zij de onregelmatige ontwikkeling van de zuivelcoöperatieve van Chéoux betreurt.

De CRAT herhaalt dat het zuivelbedrijf bestond vóór het gewestplan Marche-La Roche. De herziening van dit plan zou geen nieuwe effecten moeten teweegbrengen t.o.v de huidige toestand.

Integendeel, de CRAT vindt dat de herziening van het gewestplan Marche-La Roche ertoe bijdraagt om een bestaande onregelmatige toestand te bevestigen en zal een voorafgaande stap vormen voor de afgifte aan het zuivelbedrijf van de vergunningen die hem strenge normen oplegt inzake werking en herinrichting van de locatie. 4. De milieugevolgen van de zuivelcoöperatieve van Chéoux 4.1. Voorafgaande opmerking De CRAT wijst erop dat de diepgaande analyse van de potentiële effecten die aan de activiteiten van het coöperatief zuivelbedrijf van Chéoux te wijten zijn het voorwerp moet uitmaken van het milieueffectonderzoek dat bij de aanvraag tot milieuvergunning gevoegd is en niet van het effectonderzoek van het gewestplan Marche-La Roche.

De vergunning moet voorzien in de normen die het zuivelbedrijf zal moeten naleven inzake lozingen, lawaai, geuren en verkeer alsook in de maatregelen die getroffen moeten worden opdat die normen nageleefd zouden worden. 4.2. Oppervlakte- en grondwater - De reclamanten maken zich zorgen om de verontreiniging die zich onlangs (26 december 2007) in de beek stroomafwaarts het coöperatief zuivelbedrijf van Chéoux heeft voorgedaan. Deze beek is de meest verontreinigde van de gemeente Rendeux. Het gaat om een voortdurende verontreiniging, alhoewel zich ook terugkerende, zelfs hevige en plotse verontreinigingen voordoen. Sommige reclamanten maken zich zorgen om de risico's van die verontreinigingen voor de volksgezondheid, te meer omdat die beek 3 km verder in de Ourthe uitmondt op een plek die als « zwemgebied » erkend is. - De plaatselijke vissersvereniging « La Rousse » wijst op het feit dat normaal alleen het door het zuiveringsstation behandelde water in de beek geloosd mag worden, wat niet het geval is vermits het water dat voor de reiniging van de vrachtwagens gediend heeft er rechtstreeks in geloosd wordt. Bovendien laat ze opmerken dat de poel die naast het zuiveringsstation ligt nog steeds niet als een doeltreffende bezinkvijver is ingericht. - Sommige reclamanten wijzen erop dat de bouw van het zuiveringsstation van het zuivelbedrijf onderworpen is aan de voorwaarde dat de afvoer van een gedeelte van de openbare riolering erop aangesloten kan worden en dat dat idee opgegeven moet worden daar het dorp Chéoux in een individuele zuiveringszone gelegen is.

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen.

De door het coöperatief zuivelbedrijf van Chéoux geloosde wateren is van nature uit rijk aan organische stoffen. De kwaliteit van de behandeling ervan is bijzonder belangrijk. De CRAT betreurt dat het effectonderzoek geen gegevens bevat over de belastingen inzake organische stoffen in de lozingen van het zuivelbedrijf.

De Commissie laat opmerken dat in het planeffectonderzoek verwezen wordt naar het project tot inrichting van de poel in een bezinkvijver waarin het water van het zuiveringsstation vergaard zou kunnen worden vóór de lozing ervan in de rivier. Dit project kan alleen maar de kwaliteit van het lozingswater van het zuivelbedrijf verbeteren. De CRAT vraagt evenwel dat het milieueffectonderzoek dat bij de aanvraag tot milieuvergunning gevoegd zal worden nagaat of voorzien kan worden in een zuiveringsstation met een groter opvangvermogen. Dit onderzoek zal ook een bijzondere aandacht moeten schenken aan de lozingen van water voor de reiniging van de vrachtwagens.

Met verwijzing naar het effectonderzoek laat de CRAT opmerken dat slechts 63 van de 76 huizen van het dorp niet beschikken over een individueel zuiveringssysteem en dat de lozingen ervan dus ook een bron van verontreiniging van de beek kunnen zijn. Het zou interessant zijn om na te gaan of alle wateren van het dorp door het zuiveringsstation van het coöperatief zuivelbedrijf van Chéoux behandeld kunnen worden. 4.3. Geluidshindereffecten - De omzetting van een gebied voor ambachten of kleine en middelgrote ondernemingen in een ZAEM zal automatisch een decibelverhoging van 5dB(A) toelaten als wettelijke activiteitsnorm. - De normen zullen gunstiger zijn voor het zuivelbedrijf, het zal voortaan het recht hebben om op volle kracht te werken wat vandaag niet het geval is (het kaasfabriek wordt niet gebruikt) en om zijn activiteit 7 dagen op 7 en 24 uur per dag voort te zetten. - De reclamanten vinden dat het voorstel van de onderzoeksgelastigde die de verhuizing van het kaasfabriek beoogt als een utopie moet worden beschouwd, gelet op de kosten van een dergelijke installatie. - Sommige reclamanten betwisten dat de akoestische metingen niet binnen de eigendom Dethier zijn uitgevoerd maar wel ertegenover, om de reden dat de gemeentelijke overheid de onderzoeksgelastigde erom verzocht heeft de door CEDIA gekozen meetpunten te behouden, terwijl CEDIA op verzoek van het Coöperatief zuivelbedrijf van Chéoux gehandeld zou hebben. De keuze van de meetpunten laat niet toe om de geluidshinder te schatten die de naaste omwonenden van het zuivelbedrijf werkelijk verduren. - Sommige eisers stellen vast dat het effectonderzoek niet meer wijst op de aanwezigheid van de lage frequenties die door CEDIA vastgesteld werden, terwijl ze waarschijnlijk nog steeds aanwezig zijn en de nadeligste voor de gezondheid van de omwonenden zijn.

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen.

De CRAT laat opmerken dat de wijziging van het gewestplan Marche-La Roche een wijziging zou kunnen teweegbrengen van de grenswaarden van de specifieke geluidsemissie van het zuivelbedrijf. De overheid zou inderdaad kunnen kiezen om de waarden toe te passen van tabel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de algemene voorwaarden voor de exploitatie van de inrichtingen bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning. Deze worden voor alle meetpunten op minder dan 200 m van de gemengde bedrijfsruimte vastgesteld op 55 dB(A) overdag, 50 dB(A) 's avonds en 45 dB(A) s nachts, terwijl zij momenteel voor woongebieden met een landelijk karakter overeenkomen met de grenswaarden van 50/45/40 dB(A).

De Commissie stelt opnieuw vast dat er verwarring ontstaat tussen het ontwerp van gewestplan zoals onderworpen aan een openbaar onderzoek, waar de locatie als woongebied met een landelijk karakter was opgenomen en het definitief aangenomen gewestplan waar de locatie als gebied voor ambachten of middelgrote en kleine ondernemingen (voormalige benaming van de gemengde bedrijfsruimte) is opgenomen.

Het effectonderzoek wijst erop dat akoestische metingen ter aanvulling op die uitgevoerd door CEDIA geluidsniveaus van het achtergrondlawaai tonen die lager zijn dan 40 dB(A), met uitzondering van het punt gelegen tegenover de woning Dethier, waar de waarde 41,4 dB(A) bereikt. Er moet gewezen worden op het feit dat de heer DETHIER de toegang tot zijn eigendom aan CEDIA geweigerd heeft en dat het logisch is dat de bijkomende akoestische metingen op dezelfde plekken als de eerste metingen uitgevoerd worden. De Commissie laat opmerken dat de regularisatie van het gewestplan geen al te grote wijzigingen van het werkelijk waargenomen geluidsniveau teweeg zou moeten brengen, daar de activiteit van het zuivelbedrijf onder dezelfde omstandigheden voortgezet moet worden.

Gezien de nabijheid van het woongebied, eist de CRAT evenwel dat de uitbatingsvergunning voor het zuivelbedrijf de verplichting in stand houdt om de huidige normen terzake na te leven. Ze vraagt ook dat de vergunning voorziet in de maatregelen die getroffen moeten worden om deze waarden bij nacht op alle meetpunten te verminderen tot of te handhaven op 40 dB(A) en dat het milieueffectonderzoek de mogelijkheden onderzoekt om het kaasfabriek gelegen naast de woningen te verhuizen.

Daar de CRAT niet in het bezit is van het akoestisch onderzoek uitgevoerd door het CEDIA centrum, is ze niet in staat om kennis te nemen van wat er geschreven werd over de aanwezigheid van lage frequenties. Ze legt dus de nadruk op de noodzaak om deze problematiek te laten onderzoeken in het milieueffectonderzoek dat bij de aanvraag tot milieuvergunning voor het zuivelbedrijf gevoegd is.

De Commissie wijst er ook op dat het effectonderzoek vermeldt dat CEDIA in 2006 een lichte tonale component van 63 Hz in de richting van het huis van mevrouw WIDART had vastgesteld, maar dat deze component volgens het besluit van juli 2002 niet in aanmerking moet worden genomen, daar deze tonale component geen overschrijding van 15 dB bereikt t.o.v. de globale waarde in dB(A). 4.4. Materiële goederen en erfgoed - Sommige reclamanten vrezen dat de waarde van hun onroerende goederen daalt wegens de aanwezigheid van een luidruchtige en vervuilende industriële onderneming in hun onmiddellijke omgeving. - De eigenaars van de gronden die heden zijn opgenomen als gemengde bedrijfsruimte en die in het kader van de herziening van het gewestplan Marche-La Roche als landbouwgebied worden voorgedragen, vragen een vergoeding.

De CRAT neemt akte van deze vrees.

Ze treedt de opmerkingen van de onderzoeksgelastigde bij en vindt dat de opneming van de gemengde bedrijfsruimte geen rechtstreekse impact zal hebben op de onroerende waarde binnen en in de buurt van dit gebied. De onroerende waarde van de goederen gelegen in of in de nabijheid van de onderzochte locatie hangt grotendeels af van de toestand die er heerst sinds en vijftigtal jaren.

De Commissie wijst erop, zoals het effectonderzoek laat opmerken, dat een meerwaarde op lange termijn en verspreid mogelijk zou zijn voor woningen die in de buurt van het voormalig gebouw van het zuivelbedrijf liggen, dat als woongebied is herbestemd.

De CRAT herhaalt dat, overeenkomstig artikel 70 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, een schadevergoeding verschuldigd is wanneer een bouw- of verkavelingsverbod volgend uit een plan dat bindende kracht heeft verkregen, een einde maakt aan de oorspronkelijke bestemming op voorwaarde dat het goed op bedoelde dag in staat is om bebouwd te worden en aangrenst aan een weg die voldoende uitgerust is rekening houdend met de ligging. 4.5. Herbestemming van het vroegere zuivelbedrijf - De reclamanten beschouwen het vroegere zuivelbedrijf als een krot in het centrum van het dorp sinds vele jaren. Ze maken zich zorgen om de toekomstige herbestemming van het goed.

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen.

De Commissie herhaalt dat zij een ongunstig advies uitbrengt over de vestiging van een zakelijk recht ten gunste van de gemeente met betrekking tot het oude gebouw van het zuivelbedrijf, omdat een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning die de verbouwing van het oude gebouw van het zuivelbedrijf, in een geheel van woningen beoogt door de zuivelcoöperatieve van Chéoux werd ingediend. 4.6. Mobiliteit - Het zuivelbedrijf is niet ideaal gelegen voor de verplaatsingen van de bedienden, klanten en vrachtwagens. Het verkeer veroorzaakt door het zuivelbedrijf is niet aangepast aan de smalle wegen van het dorp en de doorgang ervan is niet eenvoudig voor de vrachtwagens van het zuivelbedrijf en voor de voertuigen die hen tegemoet komen. - Sommige reclamanten laten opmerken dat het voorontwerp van herziening van het gewestplan Marche-La Roche, als alternatieve compensatie, de aanleg van een ontlastingsweg om de activiteit van het zuivelbedrijf in het centrum van het dorp om te leiden. Als er wordt afgezien van dit project van ontlastingsweg zal dit deel van de gewenste compensatie niet doorgaan. De reclamanten vinden dan ook dat het karakter van het huidig ontwerp van gewestplanherziening grondig gewijzigd is en dat de herziening niet meer geldig is.

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen en vragen.

De CRAT wijst erop dat het project van ontlastingsweg ruim onderzocht is in het effectonderzoek en dat de Waalse Regering zich geschaard heeft achter de besluiten van de auteur van het onderzoek.

Laatstgenoemde heeft getoond dat de financiële en milieukostprijs van dit project buiten verhouding wordt geacht t.o.v. het deel van het verkeer dat van de openbare weg afgeleid wordt, aangezien deze weg uitsluitend voor het verkeer met als bestemming het zuivelbedrijf zou voorbehouden worden en dat, bovendien, dit verkeer niet gevoelig zou moeten toenemen daar men niet van plan is om het bestaande bedrijf te ontwikkelen.

De Commissie verheugt zich over de afschaffing van dit project van ontlastingsweg. Zoals zij dat bepaalde in haar advies 07/CRAT A.600-AB van 29 juni 2007, vindt de Commissie dat deze weg meer negatieve als positieve effecten zou hebben op de gemeente Rendeux (nieuwe lawaaioverlast, gevolgen op de afvoer van de beek,...). 4.7. Projecten inzake de uitbreiding van het zuivelbedrijf - Talrijke reclamanten vrezen een uitbreiding van het zuivelbedrijf van Chéoux. - De reclamanten hopen dat de gemeentelijke overheid er voortaan zal voor zorgen dat een dergelijke toestand waar een onderneming uitbreidt door « onregelmatigheden te regulariseren » niet meer voorkomt. Tot op heden heeft het zuivelbedrijf steeds zijn activiteit uitgebreid op de locatie van Chéoux. waaroom moeten deze uitbreidingen op deze niet-geschikte locatie worden goedgekeurd terwijl het effectonderzoek onderstreept dat een verhuizing van de activiteitsuitbreiding noodzakelijk zou zijn en tevens beweert dat het zuivelbedrijf van Chéoux niet overweegt om uit te breiden.

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen en meningen.

De Commissie herinnert aan de opmerkingen in punt 2.1. van dit advies « De gemengde bedrijfsruimte » : zij denkt niet dat « het coöperatief zuivelbedrijf van Chéoux » van plan is om uit te breiden of om zijn verwerkingsvermogen te verhogen. Deze keuze blijkt nauwelijks denkbaar te zijn, daar een verhoging van het te verwerken melkvolume weinig waarschijnlijk lijkt en daar het verwerkingsvermogen van het zuivelbedrijf maximaal is.

De CRAT vindt dat de herziening van het gewestplan Marche-La Roche zal bijdragen tot de bevestiging van een bestaande toestand en het zuivelbedrijf de mogelijkheid geven om zich te voorzien van de vergunningen die een juridisch kader moeten bepalen inzake werking en herinrichting van de locatie. 5. Het begeleidingscomité - Sommige reclamanten betreuren dat het begeleidingscomité, opgericht in 2003, om het dossier van gewestplanherziening en de toepassing van de voorschriften van de vergunning op te volgen, niet meer actief is. - De reclamanten vinden dat het begeleidingscomité over geen werkelijke beslissingsbevoegdheid beschikt. Bovendien werden de voorstellen van de vertegenwoordigers van de omwonenden weinig in overweging genomen en hebben de vertegenwoordigers van het zuivelbedrijf die ruim in de meerderheid waren weinig meegewerkt. De reclamanten beschouwen de resultaten van de onderhandelingen van het begeleidingscomité als middelmatig en zelfs waardeloos.

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen.

Ze stelt vast dat, behalve een vertegenwoordiger van de bestendige deputatie van de provincieraad van Luxemburg, twee vertegenwoordigers van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Rendeux en een vertegenwoordiger van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, het begeleidingscomité samengesteld is uit 5 vertegenwoordigers van de omwonenden en 5 vertegenwoordigers van de onderneming en zijn raad van bestuur. De vertegenwoordigers van het zuivelbedrijf zijn dus niet in de meerderheid t.o.v. de vertegenwoordigers van de omwonenden.

De Commissie dringt aan op het behoud van dit begeleidingscomité. Het comité speelt een belangrijke rol in de verhoudingen tussen de omwonenden en de zuivelcoöperatieve van Chéoux. 6. Effectonderzoek 6.1. Methode van het effectonderzoek - De reclamanten vinden dat het effectonderzoek werd gevoerd om de overlast veroorzaakt door het bedrijf te minimaliseren. - Sommige reclamanten betreuren dat de onderzoeksgelastigde zich op de huidige toestand gebaseerd heeft om de gevolgen van de regularisatie van het gewestplan te onderzoeken. Hij heeft hieruit geconcludeerd dat de gevolgen van deze wijziging miniem zouden zijn voor de bevolking omdat zij reeds sinds jaren in deze toestand verkeert. Volgens deze reclamanten zou de onderzoeksgelastigde 1987 als referentiejaar moeten hebben gebruikt, d.w.z. het jaar waarin de onregelmatigheid is ontstaan. Deze indruk wordt versterkt bij het lezen van het besluit van de Waalse Regering tot aanneming van het ontwerp en dat de « vestiging » van een zuivelbedrijf voorziet alsof het nog niet aanwezig was.

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen en commentaren.

Alhoewel het gewestplan Marche-La Roche door de Raad van State niet vernietigd werd, toont de procedure gelijkenissen met de opstelling van een gewestplan. 6.2. Oppervlakte- en grondwater - Het effectonderzoek bespreekt niet de vervuiling die onlangs in de beek plaatsgevonden heeft. De metingen van de waterkwaliteit van de beek waarvan sprake werden uitsluitend stroomafwaarts genomen. De reclamanten vinden het abnormaal dat de onderzoeksgelastigde verklaart dat bij gebrek aan monsters van het door de uitbater geloosde water het onmogelijk is om hem de verantwoordelijkheid van de vervuiling van de beek te laten dragen.

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen.

Ze wijst erop dat het effectonderzoek de vervuiling van de beek in december 2007 niet kon bespreken omdat het in juni 2007 werd ingediend.

Een grondiger analyse van het effect van het zuivelbedrijf op het oppervlakte- en grondwater zal worden uitgevoerd in het milieueffectonderzoek dat bij de aanvraag tot milieuvergunning voor het zuivelbedrijf gevoegd is. 6.3. Mobiliteit - In de raming van het verkeer veroorzaakt door het zuivelbedrijf heeft de onderzoeksgelastigde geen rekening gehouden met de vrachtwagens die uit Nohaipré komen en die in het zuivelbedrijf stoppen. De telling heeft zich gericht op de voertuigen die langs het kruispunt aan de kerk van Chéoux voorbijrijden. De onderzoeksgelastigde heeft dit kruispunt uitgekozen met als verantwoording dat alleen de vrachtwagens van het zuivelbedrijf die langs dit kruispunt voorbijreden naar de ontlastingsweg van afgeleid konden worden. De reclamanten stellen bijgvolg vast dat elk voertuig « zuivelbedrijf niet meegerekend » dat in de richting van dit kruispunt rijdt, wordt meegerekend : de verhouding tussen het verkeer « zuivelbedrijf niet meegerekend » en het verkeer « zuivelbedrijf » is volledig vervalst. - Om een objectieve kijk te hebben op de overlast veroorzaakt door het verkeer van het zuivelbedrijf vinden de reclamanten dat de onderzoeksgelastigde het aspect van de overlast veroorzaakt door het verkeer (geluidshinder, vervuiling,...) had moeten onderzoeken en niet het precieze verkeersvolume. - Een andere reclamant vindt dat de tijd die voorzien was voor de telling van de vrachtwagens onvoldoende was en dus de werkelijkheid niet weergeeft. Volgens hem hat het effectonderzoek minstens één week in beslag moeten nemen en rekening houden met het nacht- en weekendverkeer. - De reclamanten betreuren ook dat het onderzoek de indrukwekkende afmetingen van de vrachtwagens en hun verkeersuren niet bespreekt.

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen.

Het effectonderzoek toont dat de meerderheid van het verkeer samengesteld is uit voertuigen en dat 70 % van de vrachtwagens niets te maken hebben met het zuivelbedrijf. De onderzoeksgelastigde schat het doorgaand verkeer op ongeveer 24 vrachtwagens overdag en 3 's nachts in de maand mei en op 16 vrachtwagens overdag en 3 's nachts in november.

De CRAT trekt de relevantie van deze cijfers echter in twijfel daar de telling die door de onderzoeksgelastigde werd uitgevoerd alleen maar rekening gehouden heeft met één toegangsweg. De Commissie wenst dat de de effecten van het verkeer veroorzaakt door de activiteit van het zuivelbedrijf op een meer diepgaande manier worden onderzocht in het milieueffectonderzoek dat bij de aanvraag tot milieuvergunning voor het zuivelbedrijf zal gevoegd worden. 6.4. Geluidshindereffecten - De reclamanten twijfelen aan het akoestisch onderzoek uitgevoerd door CEDIA en ook aan onderzoek uitgevoerd door het bureau PLOM in het kader van het effectonderzoek. Telkens was de uitbater op de hoogte gebracht van de metingen en was hij dus in staat om zijn werkingswijze aan te passen. Bovendien heeft het bureau PLOM zich gebaseerd op de opmerkingen van CEDIA terwijl laatstgenoemde alleen tussengekomen is op verzoek van de uitbater. - Het blijkt ook dat de metingen niet bij alle betrokken omwonenden werden uitgevoerd. Wat het punt Dethier betreft bijvoorbeeld, werden de akoestische metingen op de weg en niet op het eigendom uitgevoerd terwijl de advocaat van de heer Dethier beweert dat laatstgenoemde onmiddellijk gevraagd heeft om akoestische metingen bij hem uit te voeren. De reclamanten laten bovendien opmerken dat het effectonderzoek niet meer wijst op de aanwezigheid van de lage frequenties die door CEDIA vastgesteld werden, terwijl ze waarschijnlijk de nadeligste zijn voor de gezondheid van de omwonenden.

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen en commentaren.

Ze wijst erop dat de nieuwe metingen op dezelfde plekken als de eerste metingen uitgevoerd door CEDIA moeten genomen worden zodat een vergelijking mogelijk is. 6.5. Varia - De reclamanten vinden dat het voorstel van de onderzoeksgelastigde om het kaasfabriek te verhuizen als oneerlijk moet worden beschouwd gelet op de kosten van een dergelijke installatie. - één van de reclamanten vermeldt dat de felle nachtverlichting in het effectonderzoek niet wordt vermeld.

De CRAT neemt akte van deze opmerkingen en commentaren. Zij vindt dat het milieueffectonderzoek dat bij de aanvraag tot milieuvergunning gevoegd is deze problematiek zal moeten onderzoeken.II. De bijzondere overwegingen 1. DE WAGTER Françoise Er wordt akte genomen van het verzet tegen het ontwerp en van de argumenten die het verzet rechtvaardigen. In de algemene overwegingen wordt daarnaar verwezen. 2. LEEMPOELS, Paulette Er wordt akte genomen van het verzet tegen het ontwerp en van de argumenten die het verzet rechtvaardigen.In de algemene overwegingen wordt daarnaar verwezen. 3. De heer en Mevr.DE WAGTER, Xavier Er wordt akte genomen van het verzet tegen het ontwerp en van de argumenten die het verzet rechtvaardigen. In de algemene overwegingen wordt daarnaar verwezen. 4. DESSY, Pascal, DESSY, Adolphe en COQUAY, Odette Er wordt akte genomen van het verzet tegen het ontwerp en van de argumenten die het verzet rechtvaardigen.In de algemene overwegingen wordt daarnaar verwezen. 5. De heer en Mevr.MONSOEUR, Jean-Marc Er wordt akte genomen van het verzet tegen het ontwerp en van de argumenten die het verzet rechtvaardigen. In de algemene overwegingen wordt daarnaar verwezen. 6. De heer en Mevr.VERMEERSCH-BORMANS, Francis Er wordt akte genomen van het verzet tegen het ontwerp en van de argumenten die het verzet rechtvaardigen. In de algemene overwegingen wordt daarnaar verwezen. 7. THERER, Geneviève Er wordt akte genomen van het verzet tegen het ontwerp en van de argumenten die het verzet rechtvaardigen.In de algemene overwegingen wordt daarnaar verwezen. 8. WIDART, Marie-Claire Er wordt akte genomen van het verzet tegen het ontwerp en van de argumenten die het verzet rechtvaardigen.In de algemene overwegingen wordt daarnaar verwezen. 9. COURTIN, Philippe Er wordt akte genomen van het verzet tegen het ontwerp en van de argumenten die het verzet rechtvaardigen.In de algemene overwegingen wordt daarnaar verwezen. 10. De heer en Mevr.MONSOEUR-WIDART + 4 andere ondertekenaars Er wordt akte genomen van het verzet tegen het ontwerp en van de argumenten die het verzet rechtvaardigen. In de algemene overwegingen wordt daarnaar verwezen. 11. Advocatenkantoor Gui BOTTIN C Georges RIGO Er wordt akte genomen van het verzet tegen het ontwerp en van de argumenten die het verzet rechtvaardigen.In de algemene overwegingen wordt daarnaar verwezen. 12. GRONSFELD, Marc Er wordt akte genomen van het verzet tegen het ontwerp en van de argumenten die het verzet rechtvaardigen.In de algemene overwegingen wordt daarnaar verwezen. 13. VERMEIREN, C.- DE BACKER, A. Er wordt akte genomen van het verzet tegen het ontwerp en van de argumenten die het verzet rechtvaardigen. In de algemene overwegingen wordt daarnaar verwezen. 14. Vissersvereniging « La Rousse » Er wordt akte genomen van het verzet tegen het ontwerp en van de argumenten die het verzet rechtvaardigen.In de algemene overwegingen wordt daarnaar verwezen. 15. PIERRET, Esther Er wordt akte genomen van het verzet tegen het ontwerp en van de argumenten die het verzet rechtvaardigen.In de algemene overwegingen wordt daarnaar verwezen.

M. ANDRE, Voorzitster.

^