Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 26 maart 2004
gepubliceerd op 06 augustus 2004

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de instelling van het kindeffectrapport

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004036258
pub.
06/08/2004
prom.
26/03/2004
ELI
eli/besluit/2004/03/26/2004036258/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 MAART 2004. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de instelling van het kindeffectrapport


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind, inzonderheid op artikel 4 en 11;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, zoals tot op heden gewijzigd;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 1998 tot oprichting van de deskundige commissie, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het decreet van 15 juli 1997 houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1998;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 houdende invoering van de verplichting tot opmaak van een kindeffectrapport voor alle Vlaamse bevoegdheden;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 1 december 2003;

Gelet op het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van dertig dagen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 8 januari 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op het gezamenlijk voorstel van de leden van de Vlaamse regering;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de rechten van het kind : de rechten van het kind zoals gewaarborgd door het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen in New York op 20 november 1989;2° het decreet : het decreet van 15 juli 1997 houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind;3° de commissie : de deskundige commissie, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het decreet;4° de coördinerend minister : de Vlaamse minister die belast is met de coördinatie van het Vlaamse kinderrechtenbeleid;5° de bevoegde minister : de minister, bevoegd voor het beleidsdomein waarop het ontwerp van decreet betrekking heeft.6° de administratie : de administratie die belast is met de coördinatie van het Vlaamse kinderrechtenbeleid;

Art. 2.Een voorontwerp van decreet waarvoor de verplichting geldt, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het decreet, kan door de Vlaamse regering enkel worden goedgekeurd als het vergezeld is van een kindeffectrapport dat is opgesteld overeenkomstig de bepalingen van het decreet.

De coördinerend minister verstrekt daartoe een methodiek en ziet toe op de naleving van de kindeffectrapportageverplichting.

Art. 3.De deskundige commissie, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het decreet, wordt opgericht.

De commissie heeft de opdracht de bevoegde minister te adviseren als hij wil afwijken van de verplichting, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het decreet.

In het kader van deze opdracht vraagt de bevoegde minister het advies van de commissie voor elk ontwerp van decreet, als de bevoegde minister van oordeel is dat het voorontwerp kennelijk het belang van het kind rechtstreeks raakt en hij een afwijking van de verplichting, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het decreet, wenselijk acht.

Op verzoek van de voorzitter, ondervoorzitter of twee vaste leden van de commissie kan de commissie samenkomen zonder dat er een vraag om advies voorligt. De commissie komt ten minste eenmaal per jaar samen.

Art. 4.De commissie is samengesteld uit vijf vaste leden, onder wie een voorzitter en een ondervoorzitter. Elk vast lid heeft een plaatsvervanger door wie het in geval van afwezigheid wordt vervangen.

De voorzitter, de ondervoorzitter, de vaste en plaatsvervangende leden van de commissie worden door de coördinerend minister benoemd, voor een termijn van vijf jaar, die eenmaal hernieuwd kan worden.

Ten minste drie van de vaste leden, onder wie de voorzitter, en drie van de plaatsvervangende leden worden benoemd op basis van hun vertrouwdheid met de rechten van het kind. De overige vaste en plaatsvervangende leden worden benoemd op basis van hun kennis en deskundigheid in effectrapportage.

Als een vast lid om welke reden ook zijn mandaat niet kan beëindigen, wordt het lid door wie het vervangen wordt, tot vast lid benoemd voor de verdere duur van het mandaat.

Als een vast lid wordt vervangen door een plaatsvervangend lid, benoemt de coördinerend minister een nieuw plaatsvervangend lid voor de verdere duur van het mandaat.

Art. 5.Naar gelang van de materie, die in het ontwerp van decreet behandeld wordt, kan de commissie een beroep doen op maximaal drie externe deskundigen. In haar advies vermeldt de commissie op welke deskundige(n) ze een beroep heeft gedaan en op welke wijze en in welke mate ze in haar advies met hun inbreng rekening gehouden heeft.

Art. 6.De commissie adviseert de bevoegde minister binnen de door de hem gestelde termijn, die niet korter kan zijn dan vijftien werkdagen en niet langer dan dertig werkdagen. De gestelde termijn gaat in nadat de voorzitter van de deskundige commissie het verzoek van de bevoegde minister heeft ontvangen.

Art. 7.De commissie beslist bij gewone meerderheid. Ze kan alleen rechtsgeldig samenkomen, als een meerderheid van de leden aanwezig is.

Art. 8.De commissie legt binnen drie maanden na haar samenstelling aan de coördinerend minister een voorstel van huishoudelijk reglement voor met betrekking tot haar werking. De coördinerend minister stelt vervolgens het huishoudelijk reglement vast.

Art. 9.Het presentiegeld en de reis- en verblijfkosten van de vaste en plaatsvervangende leden van de commissie en de door hen aangezochte externe deskundigen worden toegekend overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, zoals tot op heden gewijzigd.

Art. 10.De administratie neemt het secretariaat van de commissie waar.

Art. 11.De werkingskosten van de commissie, alsook de presentiegelden en vergoedingen, komen ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 12.De volgende besluiten worden opgeheven : 1° het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 1998 tot oprichting van de deskundige commissie, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het decreet van 15 juli 1997 houdende instelling van het kindeffectrapport en de toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten van het kind, gewijzigd bij het besluit van 27 oktober 1998;2° het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 houdende invoering van de verplichting tot opmaak van een kindeffectrapport voor alle Vlaamse bevoegdheden.

Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2004.

Art. 14.De leden van de Vlaamse regering zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 26 maart 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, G. BOSSUYT De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, A. BYTTEBIER De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government, P. CEYSENS De Vlaamse minister van Wonen, Media en Sport, M. KEULEN De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

^