Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 23 juli 1998
gepubliceerd op 05 december 1998

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de loopbaanonderbreking in sommige Vlaamse openbare instellingen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1998036337
pub.
05/12/1998
prom.
23/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/23/1998036337/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 JULI 1998. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de loopbaanonderbreking in sommige Vlaamse openbare instellingen


De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11,§ 1, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993;

Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid op artikel 20ter, § 2, ingevoegd bij het decreet van 5 juli 1989;

Gelet op de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, inzonderheid op artikel 32ter, §§ 1 en 3, ingevoegd bij het decreet van 12 december 1990;

Gelet op het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, inzonderheid op artikel 38, gewijzigd bij het decreet van 20 april 1994;

Gelet op het decreet van 20 maart 1984 houdende oprichting van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling, inzonderheid op artikel 3, § 1, ten dele vernietigd door het arrest nr. 28 van het Arbitragehof van 28 oktober 1986;

Gelet op het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin, inzonderheid op artikel 5, § 1;

Gelet op het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van een openbare instelling Toerisme Vlaanderen, inzonderheid op artikel 2,§ 1 en 8,§ 1, gewijzigd bij het decreet van 22 december 1995;

Gelet op het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, inzonderheid op artikel 3 en 17, § 3, gewijzigd bij het decreet van 12 december 1990;

Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op artikel 18;

Gelet op het decreet van 31 juli 1990 betreffende het Onderwijs II, inzonderheid op artikel 160, gewijzigd bij de decreten van 17 juli 1991 en 9 april 1992;

Gelet op het decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid, inzonderheid op artikel 24, § 1, 44, § 1 en 45;

Gelet op het decreet van van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen, inzonderheid op artikel 48;

Gelet op het decreet van 23 januari 1991 betreffende de oprichting van een Vlaams Instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het decreet van 4 mei 1994 betreffende de N.V. Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen, inzonderheid op artikel 7 en 57;

Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 32, § 1;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 5 april 1995 houdende organisatie van het Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie en de regeling van de rechtspositie van het personeel;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 houdende organisatie van de Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs en de regeling van de rechtspositie van het personeel;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 houdende organisatie van het permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad en de regeling van de rechtspositie van het personeel;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 1995 houdende organisatie van de instelling Kind en Gezin en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 juni 1998;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 1995 houdende organisatie van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 1997;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Dienst voor de Scheepvaart en de regeling van de rechtspositie van het personeel;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de N.V. Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen en de regeling van de rechtspositie van het personeel;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever en de regeling van de rechtspositie van het personeel;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en de regeling van de rechtspositie van het personeel;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest en de regeling van de rechtspositie van het personeel;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van de Vlaamse Milieumaatschappij en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 9 juni 1998;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van de Vlaamse Landmaatschappij en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 maart 1997;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de regeling van de rechtspositie van het personeel;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Commissariaat-Generaal voor Toerisme en de regeling van de rechtspositie van het personeel;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie en de regeling van de rechtspositie van het personeel;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 25 februari 1997;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel en de regeling van de rechtspositie van het personeel;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Rekem en de regeling van de rechtspositie van het personeel;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel, gegeven op 28 juni 1996 en 12 juni 1997;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Rekem, gegeven op 30 augustus 1996 en 20 juni 1997;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Commissariaat-Generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie, gegeven op 20 november 1996 en 18 juni 1997;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, gegeven op 2 oktober 1996 en 2 juli 1997;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs, gegeven op 27 juni 1997;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen, gegeven op 27 juni 1997;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de N.V. Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen, gegeven op 11 december 1996 en 9 juli 1997;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 15 juli 1997;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen, gegeven op 10 september 1996 en 10 september 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaams Gewest, gegeven op 8 juli 1997 en 12 december 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van de Vlaamse Milieumaatschappij, gegeven op 30 juni 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van de Vlaamse Landmaatschappij, gegeven op 17 juni 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, gegeven op 1 juli 1996 en 16 juni 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van de Dienst voor de Scheepvaart, gegeven op 3 juli 1996 en 9 juni 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van de Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen, gegeven op 4 september 1996 en 4 september 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van de N.V. Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen, gegeven op 3 december 1996 en 23 juni 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van Toerisme Vlaanderen, gegeven op 16 juni 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van het Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie, gegeven op 5 november 1996 en 16 juni 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van de Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs, gegeven op 5 juni 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van het permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad, gegeven op 18 juni 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, gegeven op 30 juni 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van het Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen, gegeven op 17 juni 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van Kind en Gezin, gegeven op 10 juli 1996 en 2 juli 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 17 juni 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever, gegeven op 16 juli 1996 en 26 juni 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van het Vlaams Instituut voor de Bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie, gegeven op 2 juli 1996 en 16 juli 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel, gegeven op 10 juni 1997;

Gelet op het advies van de directieraad van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Rekem, gegeven op 17 juni en 7 november 1997;

Gelet op het protocol nr. 87/5 van 14 maart 1996 van het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 januari 1998;

Gelet op het akkoord van de federale minister van Pensioenen, gegeven op 29 januari 1998;

Gelet op het protocol nr. 88.232 van 16 januari 1998 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 13 januari 1998, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 12 mei 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de minister-president van de Vlaamse regering en Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, de Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn en de Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Hoofdstuk II van dit besluit beoogt de wijziging van de hierna volgende besluiten : 1° a) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest en de regeling van de rechtspositie van het personeel;b) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van de Vlaamse Milieumaatschappij en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 9 juni 1998;c) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van de Vlaamse Landmaatschappij en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 maart 1997;d) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de regeling van de rechtspositie van het personeel;e) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Dienst voor de Scheepvaart en de regeling van de rechtspositie van het personeel;f) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel; g) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de N.V. Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen en de regeling van de rechtspositie van het personeel; h) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Commissariaat-Generaal voor Toerisme en de regeling van de rechtspositie van het personeel;i) het besluit van de Vlaamse regering van 5 april 1995 houdende organisatie van het Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie en de regeling van de rechtspositie van het personeel;j) het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 houdende organisatie van de Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs en de regeling van de rechtspositie van het personeel;k) het besluit van de Vlaamse regering van 10 mei 1995 houdende organisatie van het permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad en de regeling van de rechtspositie van het personeel;l) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en de regeling van de rechtspositie van het personeel;m) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 25 februari 1997;n) het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 1995 houdende organisatie van de instelling Kind en Gezin en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 juni 1998;o) het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 1995 houdende organisatie van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 1997;2° het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever en de regeling van de rechtspositie van het personeel;3° a) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel en de regeling van de rechtspositie van het personeel;b) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Rekem en de regeling van de rechtspositie van het personeel;4° het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie en de regeling van de rechtspositie van het personeel;

Art. 2.Hoofdstuk III van dit besluit beoogt de wijziging van de volgende besluiten : 1° a) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest en de regeling van de rechtspositie van het personeel;b) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de regeling van de rechtspositie van het personeel;c) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Dienst voor de Scheepvaart en de regeling van de rechtspositie van het personeel;d) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Maatschappij van de Brugse Zeevaartinrichtingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel; e) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de N.V. Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen en de regeling van de rechtspositie van het personeel; f) het besluit van de Vlaamse regering van 5 april 1995 houdende organisatie van het Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie en de regeling van de rechtspositie van het personeel;g) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en de regeling van de rechtspositie van het personeel;h) het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende organisatie van de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever en de regeling van de rechtspositie van het personeel;i) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie en de regeling van de rechtspositie van het personeel;2° a) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel en de regeling van de rechtspositie van het personeel;b) het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Rekem en de regeling van de rechtspositie van het personeel. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan de rechtspositieregelingen van het personeel, wat betreft de halftijdse en de voltijdse loopbaanonderbreking

Art. 3.In artikel VIII 72, § 4, 2° van de besluiten vermeld in artikel 1, 1° en 3° wordt de bepaling onder a) vervangen door wat volgt : « a) met voltijdse loopbaanonderbreking ».

Art. 4.In artikel VIII 70, § 4, 2° van het besluit vermeld in artikel 1, 2° wordt de bepaling onder a) vervangen door wat volgt : « a) met voltijdse loopbaanonderbreking ».

Art. 5.In artikel VIII 63, § 4, 2° van het besluit vermeld in artikel 1, 4° wordt de bepaling onder a) vervangen door wat volgt : « a) met voltijdse loopbaanonderbreking ».

Art. 6.Artikel XI 43 van de besluiten vermeld in artikel 1, 1°, 2° en 4° wordt vervangen door wat volgt : « Art.XI 43. § 1. De ambtenaar kan zijn loopbaan voltijds of halftijds onderbreken met al dan niet opeenvolgende periodes van ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden.

In afwijking van de minimumduur bepaald in het vorige lid, kan de ambtenaar de loopbaan voltijds onderbreken voor ten minste drie maanden als hij de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.

Wanneer de ambtenaar de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind, dient de loopbaanonderbreking : - onmiddellijk aan te sluiten op de periodes bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, indien het een vrouwelijke ambtenaar betreft; - ten laatste een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van acht weken vanaf de geboorte van het kind, indien het een mannelijke ambtenaar betreft.

De mannelijke ambtenaar kan van de bepalingen van het derde lid, tweede streepje, genieten in zoverre de afstamming van het kind ten zijnen opzichte vaststaat.

In afwijking van het eerste lid, kan de ambtenaar zijn loopbaan voltijds of halftijds onderbreken voor een periode van één maand, eventueel verlengbaar met één maand, teneinde palliatieve verzorging te verstrekken aan een persoon krachtens de bepalingen van artikel 100 bis en 102 bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.

De ambtenaar kan zijn loopbaan in totaal tweeënzeventig maanden voltijds en tweeënzeventig maanden halftijds onderbreken. § 1 bis. Bij halftijdse loopbaanonderbreking worden de prestaties in principe ofwel elke dag, ofwel volgens een andere vaste verdeling over de week of over de maand verricht.

Tijdens een periode van halftijdse loopbaanonderbreking kan de ambtenaar geen verlof voor verminderde prestaties bekomen. § 2. De ambtenaar die zijn loopbaan wenst te onderbreken bij toepassing van § 1, eerste en tweede lid, deelt aan de leidend ambtenaar onder wie hij ressorteert de datum mee waarop de onderbreking van zijn loopbaan zal beginnen en de duur ervan, en hij voegt bij die mededeling het formulier voor de aanvraag voor uitkeringen bedoeld in artikel XI 58.

Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens drie maanden voor aanvang van de onderbreking, tenzij de leidend ambtenaar op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

De loopbaanonderbreking dient steeds in te gaan bij het begin van de maand, behalve indien zij aansluit bij een periode van bevallingsverlof. § 2 bis. In afwijking van de vorige paragraaf brengt de ambtenaar die zijn loopbaan wil onderbreken om palliatieve verzorging te verstrekken de leidend ambtenaar onder wie hij ressorteert hiervan op de hoogte. Hij voegt bij die mededeling het formulier bedoeld in artikel XI 58, alsmede een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve verzorging behoeft en waaruit blijkt dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard deze palliatieve verzorging te verlenen. De identiteit van de patiënt wordt hierbij niet vermeld.

De onderbreking begint de eerste dag van de week volgend op die gedurende dewelke de voormelde mededeling gebeurd is. § 3. De overheid vult het in artikel XI 58 vermelde formulier in en geeft het af aan de ambtenaar samen met een kopie van het attest en, zonodig, een kopie van de vervangingsovereenkomst bedoeld in het derde lid van genoemd artikel. »

Art. 7.Artikel XI 42 van de besluiten vermeld in artikel 1, 3° wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 42. § 1. De ambtenaar kan zijn loopbaan voltijds of halftijds onderbreken met al dan niet opeenvolgende periodes van ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden.

In afwijking van de minimumduur bepaald in het vorige lid, kan de ambtenaar de loopbaan voltijds onderbreken voor ten minste drie maanden als hij de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.

Wanneer de ambtenaar de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind, dient de loopbaanonderbreking : - onmiddellijk aan te sluiten op de periodes bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, indien het een vrouwelijke ambtenaar betreft; - ten laatste een aanvag te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van acht weken vanaf de geboorte van het kind, indien het een mannelijke ambtenaar betreft.

De mannelijke ambtenaar kan van de bepalingen van het derde lid, tweede streepje, genieten in zoverre de afstamming van het kind ten zijnen opzichte vaststaat.

In afwijking van het eerste lid, kan de ambtenaar zijn loopbaan voltijds of halftijds onderbreken voor een periode van één maand, eventueel verlengbaar met één maand, teneinde palliatieve verzorging te verstrekken aan een persoon krachtens de bepalingen van artikel 100 bis en 102 bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.

De ambtenaar kan zijn loopbaan in totaal tweeënzeventig maanden voltijds en tweeënzeventig maanden halftijds onderbreken. § 1 bis. Bij halftijdse loopbaanonderbreking worden de prestaties in principe ofwel elke dag, ofwel volgens een andere vaste verdeling over de week of over de maand verricht.

Tijdens een periode van halftijdse loopbaanonderbreking kan de ambtenaar geen verlof voor verminderde prestaties bekomen. § 2. De ambtenaar die zijn loopbaan wenst te onderbreken bij toepassing van § 1, eerste en tweede lid, deelt aan de leidend ambtenaar onder wie hij ressorteert de datum mee waarop de onderbreking van zijn loopbaan zal beginnen en de duur ervan, en hij voegt bij die mededeling het formulier voor de aanvraag voor uitkeringen bedoeld in artikel XI 58.

Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens drie maanden voor aanvang van de onderbreking, tenzij de leidend ambtenaar op verzoek van betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

De loopbaanonderbreking dient steeds in te gaan bij het begin van de maand, behalve indien zij aansluit bij een periode van bevallingsverlof. § 2 bis. In afwijking van de vorige paragraaf brengt de ambtenaar die zijn loopbaan wil onderbreken om palliatieve verzorging te verstrekken de leidend ambtenaar onder wie hij ressorteert hiervan op de hoogte.

Hij voegt bij die mededeling het formulier bedoeld in artikel XI 58, alsmede een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve verzorging behoeft en waaruit blijkt dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard deze palliatieve verzorging te verlenen. De identiteit van de patiënt wordt hierbij niet vermeld.

De onderbreking begint de eerste dag van de week volgend op die gedurende dewelke de voormelde mededeling gebeurd is. § 3. De overheid vult het in artikel XI 58 vermelde formulier in en geeft het af aan de ambtenaar samen met een kopie van het attest en, zonodig, een kopie van de vervangingsovereenkomst bedoeld in het derde lid van genoemd artikel. «

Art. 8.Artikel XI 44 van de besluiten vermeld in artikel 1, 1°, 2° en 4° wordt vervangen door wat volgt : « Art.XI 44. De ambtenaar met verlof voor loopbaanonderbreking bevindt zich in de administratieve toestand dienstactiviteit, maar heeft geen recht op salaris. Bij voltijdse loopbaanonderbreking heeft hij bovendien geen recht op bevordering in salarisschaal ».

Art. 9.Artikel XI 43 van de besluiten vermeld in artikel 1, 3° wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 43. De ambtenaar met verlof voor loopbaanonderbreking bevindt zich in de administratieve toestand dienstactiviteit, maar heeft geen recht op salaris. Bij voltijdse loopbaanonderbreking heeft hij bovendien geen recht op bevordering in salarisschaal ».

Art. 10.Artikel XI 45 van de besluiten vermeld in artikel 1, 1°, 2° en 4° wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 45, § 1. De leidinggevende ambtenaar van rang A2 en hoger en de ambtenaar van rang A1 in een buitendienst die een diensthoofdentoelage krijgt, zijn uitgesloten van het voordeel van de loopbaanonderbreking.

Voor de niet-leidinggevende ambtenaar van rang A2 en hoger is het verlof voor loopbaanonderbreking een gunst, afhankelijk van de goede werking van de dienst. § 2. In afwijking van § 1 hebben de ambtenaar van rang A2 en hoger en de ambtenaar van rang A1 in een buitendienst die een diensthoofdentoelage krijgt, recht op : 1° loopbaanonderbreking om palliatieve verzorging te verstrekken;2° voltijdse loopbaanonderbreking van 3 maanden naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.»

Art. 11.Artikel XI 44 van de besluiten vermeld in artikel 1, 3° wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 44, § 1. De leidinggevende ambtenaar van rang A2 en hoger en de ambtenaar van rang A1 in een buitendienst die een diensthoofdentoelage krijgt, zijn uitgesloten van het voordeel van de loopbaanonderbreking.

Voor de niet-leidinggevende ambtenaar van rang A2 en hoger is het verlof voor loopbaanonderbreking een gunst, afhankelijk van de goede werking van de dienst. § 2. In afwijking van § 1 hebben de ambtenaar van rang A2 en hoger en de ambtenaar van rang A1 in een buitendienst die een diensthoofdentoelage krijgt, recht op : 1° loopbaanonderbreking om palliatieve verzorging te verstrekken;2° voltijdse loopbaanonderbreking van 3 maanden naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind ».

Art. 12.Artikel XI 49 van de besluiten vermeld in artikel 1, 1°, 2° en 4° wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 49. Afwezigheid wegens ziekte of ongeval maakt geen einde aan de loopbaanonderbreking ».

Art. 13.Artikel XI 48 van de besluiten vermeld in artikel 1, 3° wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 48. Afwezigheid wegens ziekte of ongeval maakt geen einde aan de loopbaanonderbreking ».

Art. 14.Artikel XIV 36 van de besluiten vermeld in artikel 1, 1°, e, i, j, k, n, o, en 4° wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 36. Het contractuele personeelslid kan loopbaanonderbreking krijgen volgens de reglementering die geldt in de privé-sector. »

Art. 15.In deel XIV, titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 5 van de besluiten vermeld in artikel 1, 1°, e, i, j, k, n, o, en 4°, wordt een artikel XIV 36bis ingevoegd dat luidt als volgt : « Art. XIV 36bis. Het contractuele personeelslid heeft het recht om gedurende 3 maanden voltijdse loopbaanonderbreking te nemen naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.

Wanneer het contractuele personeelslid de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind, dient de loopbaanonderbreking : - onmiddellijk aan te sluiten op het bevallingsverlof, als het een vrouwelijk personeelslid is; - uiterlijk een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van 8 weken vanaf de geboorte van het kind, als het een mannelijk personeelslid is. »

Art. 16.Artikel XIV 35 van de besluiten vermeld in artikel 1, 1°, a, b, c, d, f, g, h, l, m, wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 35. Het contractuele personeelslid kan loopbaanonderbreking krijgen volgens de reglementering die geldt in de privé-sector. »

Art. 17.;]In deel XIV, titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 5 van de besluiten vermeld in artikel 1, 1°, a, b, c, d, f, g, h, l, m, wordt een artikel XIV 35 bis ingevoegd dat luidt als volgt : « Art. XIV 35bis. Het contractuele personeelslid heeft het recht om gedurende 3 maanden voltijdse loopbaanonderbreking te nemen naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.

Wanneer het contractuele personeelslid de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind, dient de loopbaanonderbreking : - onmiddellijk aan te sluiten op het bevallingsverlof, als het een vrouwelijk personeelslid is; - uiterlijk een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van 8 weken vanaf de geboorte van het kind, als het een mannelijk personeelslid is. »

Art. 18.Artikel XIV 34 van de besluiten vermeld in artikel 1, 2° en 3°, a, wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 34. Het contractuele personeelslid kan loopbaanonderbreking krijgen volgens de reglementering die geldt in de privé-sector. »

Art. 19.In deel XIV, titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 5 van de besluiten vermeld in artikel 1, 2° en 3°, a, wordt een artikel XIV 34bis ingevoegd dat luidt als volgt : « Art. XIV 34bis. Het contractuele personeelslid heeft het recht om gedurende 3 maanden voltijdse loopbaanonderbreking te nemen naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.

Wanneer het contractuele personeelslid de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind, dient de loopbaanonderbreking : - onmiddellijk aan te sluiten op het bevallingsverlof, als het een vrouwelijk personeelslid is; - uiterlijk een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van 8 weken vanaf de geboorte van het kind, als het een mannelijk personeelslid is. »

Art. 20.Artikel XIV 37 van het besluit vermeld in artikel 1, 3°, b, wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 37. Het contractuele personeelslid kan loopbaanonderbreking krijgen volgens de reglementering van de privé-sector. »

Art. 21.In deel XIV, titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 5 van het besluit vermeld in artikel 1, 3°, b, wordt een artikel XIV 37bis ingevoegd dat luidt als volgt : « Art. XIV 37bis. Het contractuele personeelslid heeft het recht om gedurende 3 maanden voltijdse loopbaanonderbreking te nemen naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.

Wanneer het contractuele personeelslid de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind, dient de loopbaanonderbreking : - onmiddellijk aan te sluiten op het bevallingsverlof, als het een vrouwelijk personeelslid is; - uiterlijk een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van 8 weken vanaf de geboorte van het kind, als het een mannelijk personeelslid is. » Hoofdstuk III. Wijzigingen aan de rechtspositieregeling van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen, wat betreft de voltijdse loopbaanonderbreking.

Art. 22.Artikel XI. 43 van de besluiten vermeld in artikel 2, 1°wordt gewijzigd als volgt : 1° in § 1 worden de woorden « zestig maanden » vervangen door de woorden « tweeënzeventig maanden »;2° aan § 1 worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt : « In afwijking van de bepalingen van het vorige lid, wordt de minimumduur van de voltijdse loopbaanonderbreking vastgesteld op twaalf weken indien de onderbreking door de ambtenaar wordt aangevraagd naar aanleiding van de geboorte van zijn kind. Teneinde te kunnen genieten van de bepaling van het tweede lid dient de loopbaanonderbreking : - onmiddellijk aan te sluiten op de periodes bedoeld in artikel 39 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 indien het een vrouwelijke ambtenaar betreft; - ten laatste een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van acht weken vanaf de geboorte van het kind, indien het een mannelijke ambtenaar betreft.

De mannelijke ambtenaar kan van deze bepalingen gebruik maken in zoverre de afstamming van het kind te zijnen opzichte vaststaat. » 3° een § 4 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4.In afwijking van de voorgaande paragrafen, kunnen de ambtenaren hun loopbaan voltijds onderbreken voor een periode van één maand, eventueel verlengbaar met één maand,teneinde palliatieve verzorging te verstrekken aan een persoon krachtens de bepalingen van artikel 100 bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.

De ambtenaar die om deze reden zijn loopbaan wil onderbreken brengt er de leidend ambtenaar van op de hoogte. Hij voegt bij die mededeling het formulier bedoeld in artikel XI 58, alsmede een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve zorgen behoeft en waaruit blijkt dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard deze palliatieve zorgen te verlenen, zonder dat hierbij de identiteit van de patiënt wordt vermeld.

De onderbreking begint de eerste dag van de week volgend op die gedurende dewelke de voormelde mededeling is gebeurd.

De overheid vult het in artikel XI 58 vermelde formulier in en geeft het af aan de ambtenaar. »

Art. 23.In artikel XI 50, § 2 van de besluiten vermeld in artikel 2, 1° wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « § 2.De onderbrekingsuitkeringen die ontvangen werden voor een periode die minder bedraagt dan de minimumtermijnen voorzien in artikel XI 43 dienen te worden terugbetaald. »

Art. 24.Artikel XI 42 van de besluiten vermeld in artikel 2, 2° wordt gewijzigd als volgt : 1° in § 1 worden de woorden « zestig maanden » vervangen door de woorden « tweeënzeventig maanden »;2° aan § 1 worden een tweede en een derde lid toegevoegd, die luiden als volgt : « In afwijking van de bepalingen van het vorig lid, wordt de minimumduur van de voltijdse loopbaanonderbreking vastgesteld op twaalf weken indien de onderbreking door de ambtenaar wordt aangevraagd naar aanleiding van de geboorte van zijn kind. Teneinde te kunnen genieten van de bepaling van het tweede lid dient de loopbaanonderbreking : - onmiddellijk aan te sluiten op de periodes bedoeld in artikel 39 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 indien het een vrouwelijke ambtenaar betreft; - ten laatste een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van acht weken vanaf de geboorte van het kind, indien het een mannelijke ambtenaar betreft.

De mannelijke ambtenaar kan van deze bepalingen gebruik maken in zoverre de afkomst van het kind te zijnen opzichte vaststaat. » 3° een § 4 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4.In afwijking van de voorgaande paragrafen, kunnen de ambtenaren hun loopbaan voltijds onderbreken voor een periode van één maand, eventueel verlengbaar met één maand, teneinde palliatieve verzorging te verstrekken aan een persoon krachtens de bepalingen van artikel 100 bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.

De ambtenaar die om deze reden zijn loopbaan wil onderbreken brengt er de leidend ambtenaar van op de hoogte, voegt bij die mededeling het formulier bedoeld in artikel XI 57, alsmede een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve zorgen behoeft en waaruit blijkt dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard deze palliatieve zorgen te verlenen, zonder dat hierbij de indentiteit van de patiënt wordt vermeld.

De onderbreking begint de eerste dag van de week volgend op die gedurende dewelke de voormelde mededeling is gebeurd.

De overheid vult het in artikel XI 57 vermelde formulier in en geeft het af aan de ambtenaar. »

Art. 25.Artikel XI 49 § 2, eerste lid van de besluiten vermeld in artikel 2, 2° wordt vervangen door wat volgt : « § 2. De onderbrekingsuitkeringen die ontvangen werden voor een periode die minder bedraagt dan de minimumtermijnen voorzien in artikel XI 42 dienen te worden terugbetaald. »

Art. 26.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 1997, met uitzondering van de artikelen 22 tot en met 25 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1996.

Art. 27.De leden van de regering zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 23 juli 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering en de Vlaamse minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, T. KELCHTERMANS De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, W. DEMEESTER - DE MEYER De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, L. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, E. BALDEWIJNS De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS De Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, E. VAN ROMPUY

^