Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 23 januari 2009
gepubliceerd op 13 februari 2009

Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het Cultureel-erfgoeddecreet van 23 mei 2008, voor wat betreft de toekenning van een kwaliteitslabel aan collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisaties en de indeling van musea en culturele archiefinstellingen bij het Vlaamse niveau

bron
vlaamse overheid
numac
2009035133
pub.
13/02/2009
prom.
23/01/2009
ELI
eli/besluit/2009/01/23/2009035133/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 JANUARI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het Cultureel-erfgoeddecreet van 23 mei 2008, voor wat betreft de toekenning van een kwaliteitslabel aan collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisaties en de indeling van musea en culturele archiefinstellingen bij het Vlaamse niveau


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, artikel 20;

Gelet op het Cultureel-erfgoeddecreet van 23 mei 2008, artikel 11, tweede lid, artikel 13, § 1, vierde lid, artikel 14, tweede lid, artikel 16, § 2, artikel 22, artikel 80 en artikel 108, tweede lid;

Gelet op het advies van de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, gegeven op 25 november 2008;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 december 2008;

Gelet op advies 45.663/3 van de Raad van State, gegeven op 6 januari 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het Cultureel-erfgoeddecreet van 23 mei 2008;2° besluit : het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 ter uitvoering van het Cultureel-erfgoeddecreet van 23 mei 2008, voor wat betreft de subsidiëring van landelijke cultureel-erfgoedorganisaties en cultureel-erfgoedprojecten, de cultureel-erfgoedconvenants en de advisering;3° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden;4° protocol : protocol van akkoord tussen de Vlaamse Regering en de representatieve organisaties die de belangen behartigen van de Vlaamse provincies, steden en gemeenten, vermeld in artikel 9 van het decreet.

Art. 2.De door de Vlaamse Regering aangewezen dienst, vermeld in het decreet, is het intern verzelfstandigd agentschap Kunsten en Erfgoed, hierna de administratie te noemen. HOOFDSTUK II. - De toekenning van een kwaliteitslabel aan collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisaties Afdeling I. - Nadere specificaties van de voorwaarden voor de

toekenning van een kwaliteitslabel aan collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisaties

Art. 3.§ 1. Om te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 10, eerste lid, 3°, van het decreet, toont het museum aan dat het : 1° beschikt over een collectieplan;2° beschikt over een beschrijving van de materiële toestand van de collectie cultureel erfgoed en een beschrijving van de actieve en passieve maatregelen tot behoud van de collectie cultureel erfgoed;3° beschikt over een inventaris van de collectie cultureel erfgoed, opgesteld volgens de internationale beschrijvingsstandaarden;4° onderzoek over de collectie cultureel erfgoed stimuleert of uitvoert;5° beschikt over een presentatie van de collectie cultureel erfgoed, en een publieksbeleid voert, met inbegrip van een communicatiebeleid, gericht op cultuurbeleving en cultuurontwikkeling;6° samenwerkt met actoren uit het cultureel-erfgoedveld en uit andere relevante domeinen in de samenleving. § 2. Om te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 10, eerste lid, 3°, van het decreet, toont de culturele archiefinstelling aan dat ze : 1° beschikt over een visietekst over het collectieprofiel;2° beschikt over een beschrijving van de materiële toestand van de collectie cultureel erfgoed en een beschrijving van de actieve en passieve maatregelen tot behoud van de collectie cultureel erfgoed;3° beschikt over een bestandsoverzicht van de collectie cultureel erfgoed, opgesteld volgens de internationale beschrijvingsstandaarden;4° onderzoek over de collectie cultureel erfgoed stimuleert of uitvoert;5° actief werk maakt van de ontsluiting, de publieke toegankelijkheid en de presentatie van de collectie cultureel erfgoed, en een publieksbeleid voert, met inbegrip van een communicatiebeleid, gericht op cultuurbeleving en cultuurontwikkeling;6° samenwerkt met actoren uit het cultureel-erfgoedveld en uit andere relevante domeinen in de samenleving. § 3. Om te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 10, eerste lid, 3°, van het decreet, toont de erfgoedbibliotheek aan dat ze : 1° beschikt over een visietekst over het collectieprofiel;2° beschikt over een beschrijving van de materiële toestand van de collectie cultureel erfgoed en een beschrijving van de actieve en passieve maatregelen tot behoud van de collectie cultureel erfgoed;3° beschikt over een catalogus van de collectie cultureel erfgoed, opgesteld volgens de internationale beschrijvingsstandaarden;4° onderzoek over de collectie cultureel erfgoed stimuleert of uitvoert;5° actief werk maakt van de ontsluiting, de publieke toegankelijkheid en de presentatie van de collectie cultureel erfgoed, en een publieksbeleid voert, met inbegrip van een communicatiebeleid, gericht op cultuurbeleving en cultuurontwikkeling;6° samenwerkt met actoren uit het cultureel-erfgoedveld en uit andere relevante domeinen in de samenleving. § 4. Als de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie, in uitvoering van artikel 10, eerste lid, 3°, van het decreet, samenwerkt met andere cultureel-erfgoedorganisaties voor de kwaliteitsvolle uitoefening van de basisfuncties of met het provinciebestuur voor de kwaliteitsvolle uitoefening van het collectiebehoud en -beheer, toont de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie aan op welke wijze ze mee het beleid bepaalt van deze functionele samenwerking.

Art. 4.§ 1. Om te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 10, eerste lid, 6°, van het decreet, toont het museum aan dat het : 1° minstens honderdvijftig dagen per jaar geopend is voor individuele bezoekers, waarvan minstens één werkdag per week en één dag in het weekend.In uitzonderlijke gevallen en op voorwaarde van motivering bij de aanvraag tot de toekenning van een kwaliteitslabel kan een beperkte sluitingsperiode van het museum worden toegestaan; 2° beschikt over voldoende geschikte infrastructuur om de basisfuncties uit te oefenen;3° aantoonbare inspanningen levert om de toegankelijkheid van het museum te verhogen voor mensen met een beperking;4° beschikt over een stabiele financiële basis.De financiering van het museum wordt in een afzonderlijke afdeling van de begroting opgenomen; 5° beschikt over een personeelsformatie die bestaat uit : a) ten minste een halftijdse conservator die de dagelijkse leiding waarneemt.De conservator is houder van een diploma hoger onderwijs en kan zijn deskundigheid bewijzen; b) gekwalificeerd personeel, met een diploma hoger onderwijs of een bewijs van eerder verworven competenties, om de basisfuncties te vervullen, waarvan ten minste één voltijds equivalent stafmedewerker;c) voldoende professionele of vrijwillige medewerkers die beschikken over de juiste vaardigheden om kwaliteitsvol te werken. Het personeel van het museum moet de mogelijkheid krijgen om zich bij te scholen om de werking beter te kunnen uitoefenen. Het museum biedt voldoende garanties aan vrijwilligers op het vlak van sociale en burgerrechtelijke bescherming. § 2. Om te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 10, eerste lid, 6°, van het decreet, toont de culturele archiefinstelling aan dat ze : 1° minstens twee dagen per week, al of niet op afspraak, geopend is voor individuele bezoekers.In uitzonderlijke gevallen en op voorwaarde van motivering bij de aanvraag tot de toekenning van een kwaliteitslabel kan een beperkte sluitingsperiode van de culturele archiefinstelling worden toegestaan; 2° beschikt over voldoende geschikte infrastructuur om de basisfuncties uit te oefenen;3° aantoonbare inspanningen levert om de toegankelijkheid van de archiefinstelling te verhogen;4° beschikt over een stabiele financiële basis.De financiering van de culturele archiefinstelling wordt in een afzonderlijke afdeling van de begroting opgenomen; 5° beschikt over een personeelsformatie die bestaat uit : a) ten minste een halftijdse archivaris die de dagelijkse leiding waarneemt.De archivaris is houder van een diploma hoger onderwijs en kan zijn deskundigheid bewijzen; b) gekwalificeerd personeel, met een diploma hoger onderwijs of een bewijs van eerder verworven competenties, om de basisfuncties te vervullen, waarvan ten minste één halftijds equivalent stafmedewerker;c) voldoende professionele of vrijwillige medewerkers die beschikken over de juiste vaardigheden om kwaliteitsvol te werken. Het personeel van de culturele archiefinstelling moet de mogelijkheid krijgen om zich bij te scholen om de werking beter te kunnen uitoefenen. De culturele archiefinstelling biedt voldoende garanties aan vrijwilligers op het vlak van sociale en burgerrechtelijke bescherming. § 3. Om te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 10, eerste lid, 6°, van het decreet, toont de erfgoedbibliotheek aan dat ze : 1° minstens twee dagen per week, al of niet op afspraak, geopend is voor individuele bezoekers.In uitzonderlijke gevallen en op voorwaarde van motivering bij de aanvraag tot de toekenning van een kwaliteitslabel kan een beperkte sluitingsperiode van de erfgoedbibliotheek worden toegestaan; 2° beschikt over voldoende geschikte infrastructuur om de basisfuncties uit te oefenen;3° aantoonbare inspanningen levert om de toegankelijkheid van de erfgoedbibliotheek te verhogen;4° beschikt over een stabiele financiële basis.De financiering van de erfgoedbibliotheek wordt in een afzonderlijke afdeling van de begroting opgenomen; 5° beschikt over een personeelsformatie die bestaat uit : a) ten minste een halftijdse bibliothecaris die de dagelijkse leiding waarneemt.De bibliothecaris is houder van een diploma hoger onderwijs en kan zijn deskundigheid bewijzen; b) gekwalificeerd personeel, met een diploma hoger onderwijs of een bewijs van eerder verworven competenties, om de basisfuncties te vervullen, waarvan ten minste één halftijds equivalent stafmedewerker;c) voldoende professionele of vrijwillige medewerkers die beschikken over de juiste vaardigheden om kwaliteitsvol te werken. Het personeel van de erfgoedbibliotheek moet de mogelijkheid krijgen om zich bij te scholen om de werking beter te kunnen uitoefenen. De erfgoedbibliotheek biedt voldoende garanties aan vrijwilligers op het vlak van sociale en burgerrechtelijke bescherming.

Art. 5.Om te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 10, eerste lid, 7°, van het decreet, toont de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie aan dat ze : 1° effectief en verantwoord bestuurd wordt, dat de nodige middelen door het bestuur verstrekt worden en dat procedures uitgetekend worden om de overeengekomen strategie en doelstellingen te realiseren;2° beschikt over het eigendoms- of genotsrecht van de kern van de collectie cultureel erfgoed voor een langere periode;3° beschikt over het eigendoms- of genotsrecht van een basisinfrastructuur voor een langere periode;4° als ze een privaatrechtelijke rechtspersoon is, beschikt over statuten waarin de onvervreemdbaarheid en de bestemming van de collectie cultureel erfgoed staan ingeschreven;5° beschikt over een organisatiestructuur die ten dienste staat van de werking of de uitoefening van de basisfuncties;6° zorg draagt voor het eigen archief;7° beschikt over een coherent zakelijk beleid.

Art. 6.Om te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 10, eerste lid, 8°, van het decreet, leeft het museumpersoneel de deontologische code na, zoals beschreven door « The International Council of Museums » en leeft het personeel van de culturele archiefinstelling de deontologische code na, zoals beschreven door « The International Council on Archives ».

De Nederlandse vertaling van deze deontologische codes wordt opgenomen in de bijlage bij dit besluit. Afdeling II. - Aanvraag en procedure voor de toekenning van een

kwaliteitslabel aan collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisaties

Art. 7.§ 1. De administratie maakt uiterlijk op 15 september de leidraad, vermeld in artikel 11, tweede lid, van het decreet, bekend en bepaalt op welke wijze de aanvraag voor het kwaliteitslabel moet worden ingediend. § 2. De administratie onderzoekt of de aanvraag ontvankelijk is.

Een aanvraag is ontvankelijk als ze tijdig werd ingediend en als ze voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 10, eerste lid, 9° en 10°, van het decreet.

Als de aanvraag niet tijdig werd ingediend of niet voldoet aan de voorwaarden, is de aanvraag onontvankelijk. § 3. De administratie meldt de aanvrager uiterlijk op 1 februari van het jaar waarin de aanvraag werd ingediend, met een aangetekende brief of elektronisch of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is. Als de aanvraag onontvankelijk is, wordt de reden daarvan meegedeeld.

De administratie bezorgt, gelijktijdig met de ontvankelijkheidsmelding aan de organisatie, een afschrift van de ontvankelijke aanvraag voor het kwaliteitslabel aan de representatieve organisaties die de belangen behartigen van de Vlaamse provincies, steden en gemeenten, en aan de provincie in kwestie, als ze de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie niet beheert, aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie, als de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt, en aan de gemeente in kwestie, als de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie een privaatrechtelijke rechtspersoon is.

Art. 8.De visitatiecommissie, vermeld in artikel 23, § 4, beoordeelt de aanvraag tot toekenning van een kwaliteitslabel op basis van de voorwaarden, vermeld in artikel 10 van het decreet en in artikel 3 tot en met 6 van dit besluit, brengt daarover een gemotiveerd advies uit en bezorgt dat aan de administratie.

De administratie bezorgt uiterlijk op 1 juni van het jaar waarin de aanvraag werd ingediend, en na overleg met de representatieve organisaties die de belangen behartigen van de Vlaamse provincies, steden en gemeenten, de gemotiveerde adviezen van de visitatiecommissies aan de minister.

Art. 9.De minister beslist uiterlijk op 15 juli over de toekenning van het kwaliteitslabel of formuleert een voornemen tot weigering van de toekenning van het kwaliteitslabel en deelt zijn beslissing mee aan de administratie.

De minister kent de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie een van de volgende labels toe : 1° door de Vlaamse overheid erkend museum;2° door de Vlaamse overheid erkende culturele archiefinstelling;3° door de Vlaamse overheid erkende erfgoedbibliotheek. De minister kan aanvullende labels toekennen voor deelaspecten van de werking.

Art. 10.§ 1. De administratie neemt de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisaties die een kwaliteitslabel mogen dragen, op in het register van erkende collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisaties.

Het register bevat per erkende collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie minstens de volgende gegevens : 1° de officiële naam en contactgegevens;2° het adres waar de collectie geraadpleegd kan worden;3° het webadres. § 2. De administratie deelt de beslissing van de minister, met een aangetekende brief of elektronisch, mee aan de aanvrager binnen een termijn van vijftien dagen na de beslissing van de minister en deelt de beslissing van de minister mee aan de representatieve organisaties die de belangen behartigen van de Vlaamse provincies, steden en gemeenten, en aan de provincie in kwestie, als ze de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie niet beheert, aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie, als de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad ligt, en aan de gemeente in kwestie, als de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie een privaatrechtelijke rechtspersoon is.

Art. 11.De minister bepaalt het herkenningsteken van : 1° door de Vlaamse overheid erkend museum;2° door de Vlaamse overheid erkende culturele archiefinstelling;3° door de Vlaamse overheid erkende erfgoedbibliotheek. De collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie brengt het herkenningsteken aan op een goed zichtbare plaats bij de hoofdingang van de erkende collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie. Afdeling III. - Toezicht op en evaluatie van het kwaliteitslabel en

procedure voor de intrekking van een kwaliteitslabel

Art. 12.§ 1. De administratie houdt toezicht op erkende collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisaties op basis van : 1° een door de organisatie ingediend jaarverslag;2° een evaluatie als vermeld in artikel 15 van het decreet. Het jaarverslag bevat : 1° een beknopt inhoudelijk verslag;2° een beknopt overzicht van de kosten en opbrengsten. De administratie maakt uiterlijk op 1 januari het model voor het jaarverslag bekend en bepaalt op welke wijze het jaarverslag moet worden ingediend.

Het jaarverslag wordt door de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie aan de administratie bezorgd, uiterlijk op 1 april van het jaar na het jaar waarop het jaarverslag betrekking heeft. § 2. De administratie deelt haar bevindingen die het gevolg zijn van de evaluatie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2° met een aangetekende brief of elektronisch mee aan de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie binnen de twee maanden na de uitvoering van de evaluatie.

Art. 13.§ 1. De administratie kan, na overleg als vermeld in het protocol met de representatieve organisaties die de belangen behartigen van de Vlaamse provincies, steden en gemeenten, vragen aan een visitatiecommissie om de werking van de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie te evalueren. § 2. Als de visitatiecommissie, na de toetsing van de werking van de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie aan de voorwaarden, vermeld in artikel 10 van het decreet en in artikel 3 tot en met 6, en na de organisatie gehoord te hebben, adviseert om het kwaliteitslabel in te trekken, maant de administratie de organisatie met een aangetekende brief aan om binnen een termijn van zes maanden aan de voorwaarden voor het kwaliteitslabel te voldoen. § 3. De organisatie brengt de visitatiecommissie binnen de termijn van zes maanden, vermeld in paragraaf 1, met een aangetekende brief op de hoogte van de acties die ze heeft ondernomen om te voldoen aan de voorwaarden voor de toekenning van het kwaliteitslabel. § 4. Als de organisatie geen acties heeft ondernomen om te voldoen aan de voorwaarden voor de toekenning van het kwaliteitslabel, bezorgt de administratie het advies van de visitatiecommissie tot intrekking van het kwaliteitslabel aan de minister.

Als de organisatie acties heeft ondernomen om te voldoen aan de voorwaarden voor de toekenning van het kwaliteitslabel en die heeft meegedeeld aan de visitatiecommissie, vermeld in paragraaf 2, formuleert de visitatiecommissie binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst ervan een advies over de intrekking van het kwaliteitslabel aan de minister. § 5. De minister beslist uiterlijk binnen vijftien dagen over het al of niet intrekken van het kwaliteitslabel. § 6. De administratie brengt uiterlijk binnen vijftien dagen na de beslissing van de minister de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie op de hoogte van de beslissing. § 7. Als de minister het kwaliteitslabel intrekt, stuurt de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie het herkenningsteken terug naar de administratie.

Art. 14.De collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie is verplicht om wijzigingen die betrekking hebben op de voorwaarden voor de toekenning van het kwaliteitslabel, vermeld in artikel 10 van het decreet en artikel 3 tot en met 6, mee te delen aan de administratie.

Art. 15.Als aan de werking van een erkende collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie op basis van een andere aanvraag voor het kwaliteitslabel een nieuwe erkenning wordt toegekend, vervalt de vorige erkenning van rechtswege op het moment van de beslissing van de minister. HOOFDSTUK III. - De indeling van musea en culturele archiefinstellingen bij het Vlaamse niveau Afdeling I. - Nadere specificaties van de indelingscriteria voor musea

en culturele archiefinstellingen bij het Vlaamse niveau

Art. 16.Om ingedeeld te worden bij het Vlaamse niveau, beschikt het museum of de culturele archiefinstelling, ter uitvoering van artikel 19, § 2, eerste lid, 1°, van het decreet, over een collectie cultureel erfgoed die inhoudelijk of thematisch van landelijk of internationaal belang is en toegankelijk is.

Dat wordt beoordeeld aan de hand van : 1° de beschrijving van de oorsprong, de samenstelling, de samenhang, het profiel en de waarde van de collectie cultureel erfgoed;2° de beschrijving van hoe het museum of de culturele archiefinstelling in de toekomst met de collectie zal omgaan, de visie op collectiemobiliteit en de manier waarop het verwervings- en afstotingsbeleid daarop afgestemd worden;3° de positionering van de collectie cultureel erfgoed ten opzichte van andere relevante spelers in binnen- en buitenland.

Art. 17.Om ingedeeld te worden bij het Vlaamse niveau, onderneemt het museum of de culturele archiefinstelling, ter uitvoering van artikel 19, § 2, eerste lid, 2°, 3°, 4° en 9°, van het decreet, de volgende acties : 1° ze neemt een taak op ten opzichte van het cultureel erfgoed in Vlaanderen;2° ze speelt een rol in het betrekken van de bevolking bij het cultureel erfgoed;3° ze neemt een rol op ten opzichte van actoren binnen andere beleidsdomeinen, onder meer jeugd, onderwijs, toerisme, welzijn, economie en milieu;4° ze vervult een motorfunctie en speelt een rol in lokale, regionale, landelijke en internationale netwerken, samenwerkingsverbanden en projecten;5° ze stelt de kennis, expertise en middelen op het vlak van de uitoefening van een of meer basisfuncties op een actieve en receptieve manier ter beschikking van de cultureel-erfgoedgemeenschap, zowel geografisch, thematisch als methodisch;6° ze levert een bijdrage aan de ontwikkeling van het beleid voor cultureel erfgoed in Vlaanderen.

Art. 18.Om ingedeeld te worden bij het Vlaamse niveau, wordt, ter uitvoering van artikel 19, § 2, eerste lid, 5°, van het decreet, de kwaliteit van de uitvoering van de basisfuncties beoordeeld aan de hand van : 1° de verhouding met de landelijke profilering van de werking;2° de mate waarin de verschillende deelaspecten van de werking bijdragen tot de verwezenlijking van de missie en de doelstellingen van de cultureel-erfgoedorganisatie;3° de mate waarin de verschillende deelaspecten van de werking op elkaar afgestemd zijn;4° het professionele beheer van de collectie cultureel erfgoed met een prioriteitenbeleid op het vlak van behoud en beheer;5° de conserveringsmaatregelen die getroffen worden voor een kwaliteitsvol behoud en beheer;6° de toegankelijkheid van de collectie cultureel erfgoed;7° het wetenschappelijk onderzoek;8° de mate waarin een gediversifieerde en actieve publiekswerking wordt uitgebouwd;9° de ruimtelijk verantwoorde omgang met het gebouw. Het museum beschikt minstens over : 1° ruimte voor depot en conserveringsactiviteiten, ruimte voor de permanente opstelling van de collectie cultureel erfgoed, een afzonderlijke ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen, een ruimte voor de bibliotheekcollectie en de documentaire verzameling, ruimte voor publieksactiviteiten, voorzieningen voor de ontvangst van het publiek en signalisatie in het gebouw;2° een geautomatiseerde collectieregistratie en -administratie waarvan de informatie toegankelijk is voor verschillende gebruikers;3° een veiligheids- en calamiteitenplan;4° een tentoonstellingsbeleid dat opgenomen wordt in een meerjarenplanning en gekoppeld wordt aan wetenschappelijk onderzoek;5° een openingstijd van minstens zes dagen per week, het hele jaar door, voor individuele bezoekers, met de mogelijkheid tot een vaste sluitingsperiode van maximaal twee weken;6° een documentaire verzameling en bibliotheekcollectie die toegankelijk zijn op vaste tijdstippen voor individuele bezoekers;7° faciliteiten die het mogelijk maken het cultureel erfgoed te raadplegen dat niet wordt tentoongesteld;8° een aanbod op het vlak van actieve en passieve publieksbegeleiding dat gericht is op verschillende doelgroepen;9° een communicatie- en marketingbeleid;10° een personeelsformatie dat minimaal bestaat uit : a) een voltijdse conservator die houder is van een diploma hoger onderwijs en die zijn deskundigheid kan bewijzen;b) minstens vier voltijdse equivalenten stafmedewerkers met een diploma hoger onderwijs die belast zijn met de coördinatie van de uitoefening van de basisfuncties en het zakelijk beheer, vermeld in paragraaf 6;c) voldoende professionele medewerkers om de basisfuncties uit te oefenen. De culturele archiefinstelling beschikt minstens over : 1° ruimte voor depot en conserveringsactiviteiten, een consultatieruimte voor de raadpleging van de collectie cultureel erfgoed, een ruimte voor publieksactiviteiten, voorzieningen voor de ontvangst van het publiek en signalisatie in het gebouw;2° een geautomatiseerde collectieregistratie en -administratie waarvan de informatie toegankelijk is voor verschillende gebruikers;3° een veiligheids- en calamiteitenplan;4° een gediversifieerde en actieve publiekswerking die opgenomen wordt in een meerjarenplanning en gekoppeld wordt aan wetenschappelijk onderzoek;5° een openingstijd van minstens vijf dagen per week, het hele jaar door, voor individuele bezoekers, met de mogelijkheid tot een vaste sluitingsperiode van maximaal twee weken;6° een aanbod op het vlak van actieve en passieve publieksbegeleiding dat gericht is op verschillende doelgroepen;7° een communicatie- en marketingbeleid;8° een personeelsformatie dat minimaal bestaat uit : a) een voltijdse archivaris die houder is van een diploma hoger onderwijs en die zijn deskundigheid kan bewijzen;b) minstens vier voltijdse equivalenten stafmedewerkers met een diploma hoger onderwijs die belast zijn met de coördinatie van de uitoefening van de basisfuncties en het zakelijk beheer, vermeld in paragraaf 6;c) voldoende professionele medewerkers om de basisfuncties uit te oefenen.

Art. 19.Om ingedeeld te worden bij het Vlaamse niveau, wordt, ter uitvoering van artikel 19, § 2, eerste lid, 6°, van het decreet, de kwaliteit van het beheer van het museum of de culturele archiefinstelling beoordeeld aan de hand van : 1° het personeelsbeleid;2° het beleid met betrekking tot een vrijwilligerswerking;3° het financiële beleid;4° de mate waarin het personeel bijscholing volgt;5° de beslissingsprocedures;6° de wijze waarop het beleidsplan wordt opgemaakt. Daartoe onderneemt het museum of de culturele archiefinstelling de volgende acties : 1° ze voert een personeelsbeleid dat gebaseerd is op een personeelsplan en een organogram;2° ze beschikt, voor alle functies, zowel van de professionele als van de vrijwillige medewerkers, over functiebeschrijvingen met een omschreven takenpakket en de competenties die nodig zijn om de functie naar behoren uit te voeren;3° de conservator of de archivaris en de stafmedewerkers volgen elk minstens twintig uren per jaar bijscholing, gericht op de werking of het management;4° de professionele of vrijwillige medewerkers volgen bijscholing voor de taken die zij vervullen;5° ze biedt voldoende garanties aan vrijwilligers op het vlak van sociale en burgerrechtelijke bescherming;6° de werking van het museum of de culturele archiefinstelling stemt overeen met de principes van de kwaliteitszorg;7° het beleidsplan wordt voorbereid in overleg met de medewerkers en een representatieve vertegenwoordiging van de cultureel-erfgoedgemeenschap.

Art. 20.Om ingedeeld te worden bij het Vlaamse niveau, is, ter uitvoering van artikel 19, § 2, eerste lid, 7°, van het decreet, de geografische reikwijdte van het publieksbereik van het museum of de culturele archiefinstelling landelijk en internationaal.

Daartoe onderneemt het museum of de culturele archiefinstelling de volgende acties : 1° ze richt zicht tot een lokaal, regionaal, landelijk en internationaal publiek.De analyse van de bezoekerscijfers en het publieksonderzoek over het museum of de culturele archiefinstelling zullen daarvoor bekeken worden. De bezoekerscijfers worden geregistreerd volgens de richtlijnen van de minister; 2° ze voert een communicatiebeleid dat gericht is op diverse doelgroepen met het oog op publiekswerving in binnen- en buitenland;3° ze beschikt over meertalige publieksinformatie. Afdeling II. - Procedure voor de indeling van musea en culturele

archiefinstellingen bij het Vlaamse niveau

Art. 21.§ 1. De bevoegde beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22 van het decreet, is de beoordelingscommissie Collectiebeherende Cultureel-erfgoedorganisaties, vermeld in artikel 25, § 1, eerste lid, 2°, van het besluit. § 2. De visitatiecommissie bezorgt uiterlijk op 15 september van het jaar, vermeld in artikel 21 van het decreet, een gemotiveerd advies over de indeling aan de administratie. De administratie bezorgt het advies aan de beoordelingscommissie Collectiebeherende Cultureel-erfgoedorganisaties.

Art. 22.§ 1. De administratie stelt, rekening houdend met het gemotiveerde advies van de beoordelingscommissie Collectiebeherende Cultureel-erfgoedorganisatie, een geïntegreerd advies op over alle aspecten van de aanvraag en bezorgt dat uiterlijk op 15 oktober aan de minister. § 2. De minister bezorgt een ontwerp van beslissing tijdig aan de Vlaamse Regering zodat de Vlaamse Regering, ter uitvoering van artikel 23 van het decreet, een beslissing kan nemen over de indeling bij het Vlaamse niveau. § 3. De administratie deelt de beslissing van de Vlaamse Regering, met een aangetekende brief of elektronisch, mee aan het museum of de culturele archiefinstelling binnen een termijn van vijftien dagen. HOOFDSTUK IV. - De visitatiecommissie

Art. 23.§ 1. Het agentschap Kunsten en Erfgoed en de representatieve organisaties die de belangen behartigen van de Vlaamse provincies, steden en gemeenten, bezorgen voor de samenstelling van de pool van deskundigen een indicatieve lijst met kandidaten aan de minister. De minister kan daaraan een of meer namen toevoegen. § 2. De minister benoemt de pool van deskundigen voor de periode waarvoor het protocol wordt gesloten.

Het lidmaatschap van de pool van deskundigen is onverenigbaar met : 1° een mandaat in het Europees Parlement, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement, het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement, de provincieraad en de gemeenteraad, met het ambt van minister, staatssecretaris, lid van een deputatie, een schepencollege en een kabinet;2° de hoedanigheid van personeelslid van het Vlaams Parlement;3° de hoedanigheid van personeelslid en lid van de raad van bestuur van het steunpunt, gesubsidieerd op basis van artikel 4 van het decreet, en van belangenbehartigers uit de cultureel-erfgoedsector. De pool van deskundigen bestaat uit personen die participeren op grond van hun deskundigheid. Zij treden niet op als vertegenwoordiger van de organisatie waarin ze deel uitmaken van de bestuursorganen, of waartoe zij eventueel behoren als beroepskracht of als vrijwilliger of op basis van hun overtuiging. Plaatsvervanging is bijgevolg niet mogelijk. § 3. De deskundigen in de pool leggen binnen drie maanden na hun benoeming aan de minister een voorstel van huishoudelijk reglement voor over de werking van de visitatiecommissies. De minister keurt dat huishoudelijk reglement vervolgens goed. § 4. Per aanvraag voor een kwaliteitslabel als vermeld in artikel 11 van het decreet, stelt de administratie een visitatiecommissie samen uit de pool van deskundigen. Een visitatiecommissie bestaat uit ten minste drie leden. Maximaal twee derde van de leden van de visitatiecommissie is van hetzelfde geslacht.

Het lidmaatschap van een visitatiecommissie is onverenigbaar met : 1° de hoedanigheid van personeelslid van de provincie of de gemeente waar het museum, de culturele archiefinstelling of de erfgoedbibliotheek die het aanvraagdossier indient, ligt;2° de hoedanigheid van personeelslid van de rechtspersoon van de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie die het dossier indient, of personeelslid van een rechtspersoon die vertegenwoordigd is in de bestuursorganen van de collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisatie die het dossier indient. § 5. De administratie informeert de representatieve organisaties die de belangen behartigen van de Vlaamse provincies, steden en gemeenten, over de samenstelling van elke visitatiecommissie. § 6. Het secretariaat van de pool van deskundigen en de visitatiecommissies wordt waargenomen door de administratie. § 7. De leden van de visitatiecommissies kunnen, binnen de perken van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde kredieten, aanspraak maken op de volgende vergoedingen : 1° een presentiegeld van 60 euro per dagdeel, geïndexeerd, tot maximaal twee dagdelen per dag, om vergaderingen en werkvergaderingen bij te wonen;2° een reisvergoeding van 25 cent per kilometer, geïndexeerd, om vergaderingen en werkvergaderingen bij te wonen.De reiskostenvergoeding wordt berekend op basis van de afstand tussen de woonplaats en de plaats van de zitting.

Leden die ook personeelslid zijn van de Vlaamse overheid, de provincie of de gemeente of van rechtspersonen die rechtstreeks of onrechtstreeks onder determinerende invloed staan van de respectievelijke overheden, hebben geen recht op een vergoeding als vermeld in punt 1°. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen

Art. 24.In afwijking van artikel 7, § 1, maakt de administratie de leidraad uiterlijk op 31 januari 2009 bekend en wordt een aanvraag elektronisch en in vijf exemplaren ingediend bij de administratie met een aangetekende brief of tegen afgifte van een ontvangstbewijs.

Art. 25.Aan collectiebeherende cultureel-erfgoedorganisaties die uiterlijk op 15 januari 2009 een aanvraag tot toekenning van een kwaliteitslabel hebben ingediend, zoals bepaald in artikel 11, eerste lid, van het decreet, die niet volledig in overeenstemming is met dit besluit, wordt de gelegenheid gegeven om hun aanvraag te regulariseren tegen uiterlijk 15 februari 2009. De administratie zal dit met een aangetekende brief aan deze aanvragers melden. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 26.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009.

Art. 27.Indien bepalingen uit het protocol van akkoord tussen de Vlaamse Regering en de representatieve organisaties die de belangen behartigen van de Vlaamse provincies, steden en gemeenten worden gewijzigd, en deze bepalingen opgenomen zijn in dit besluit, wijzigt de Vlaamse Regering dit besluit.

Art. 28.De Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 23 januari 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX

Bijlage 1 Deontologische code voor musea Nederlandstalige vertaling van de deontologische code voor musea, zoals beschreven door « The International Council of Museums » : Inleiding Net als iedere wetgeving, staat een ethische code onder invloed van maatschappelijke veranderingen en van ontwikkelingen in de beroepspraktijk. De museumwereld heeft in de laatste jaren snelle en ingrijpende veranderingen ondergaan en is nog steeds in beweging.

Opvattingen over het eigendom en bezit van cultureel erfgoed zijn sterk gewijzigd. Betrekkingen tussen musea in binnen- en buitenland krijgen een nieuwe invulling. Wereldwijd heeft dit geleid tot de wens om de bestaande ICOM Code te herzien. Dit is gebeurd in een jarenlang proces van overleg. De nieuwe Code werd in oktober 2004 aangenomen in drie talen : Engels, Frans en Spaans. De Museumverenigingen van Nederland en Vlaanderen hebben besloten deze ICOM Code over te nemen en te laten vertalen. Deze vertaling is gebaseerd op de Engelse versie.

Verklarende woordenlijst Belangenconflict : Het bestaan van een persoonlijk of privé belang, dat in de werksituatie tot een onverenigbaarheid met de belangen van het museum kan leiden en dat aldus de objectiviteit bij het nemen van beslissingen negatief beïnvloedt of de schijn kan wekken dit te doen.

Bestuur : Personen of leidinggevende autoriteiten bekleed met statutaire bevoegdheden en verantwoordelijk voor het voortbestaan, de strategische ontwikkeling en de financiële bedrijfsvoering van het museum.

Collectiebeheerder : De functionaris in het museum die belast is met de preventieve conservering van de collecties. Preventieve conservering is het geheel van maatregelen en handelingen dat erop gericht is een zo optimaal mogelijke omgeving te scheppen voor het bewaren en tentoonstellen van voorwerpen, met het doel verval zoveel mogelijk te verhinderen of te vertragen.

Cultureel erfgoed : Elk object of concept waarvan wordt aangenomen dat het een esthetische, historische, wetenschappelijke of spirituele waarde vertegenwoordigt.

Due diligence ofwel vereiste zorgvuldigheid : De verplichting om alles in het werk te stellen om de feiten per geval vast te stellen, alvorens tot een bepaalde handelwijze wordt besloten, met name door de identificatie van de herkomst en de eigendomsgeschiedenis van een object (provenance : zie aldaar) dat voor aanschaf of gebruik wordt aangeboden, voordat dit als zodanig wordt aanvaard.

Echtheidsonderzoek en waardebepaling : Het aantonen van de echtheid en het schatten van de waarde van een object of specimen. In sommige landen wordt de term gebruikt voor een onafhankelijke taxatie van een voorgenomen gift in verband met belastingvoordelen.

Handel : Het kopen en verkopen van goederen voor persoonlijk gewin of dat van de instelling.

Inkomensverwervende activiteiten : Activiteiten ontplooid om winst of financieel voordeel te behalen ten gunste van de instelling.

Minimum maatstaf : Maatstaf waarnaar musea en museumpersoneel redelijkerwijs geacht mogen worden te streven. Sommige landen hanteren hun eigen minimummaatstaven.

Museum : Een museum is een permanente instelling, niet gericht op het behalen van winst, toegankelijk voor publiek, die ten dienste staat aan de samenleving en haar ontwikkeling. Een museum verwerft, behoudt, onderzoekt, presenteert, documenteert en geeft bekendheid aan de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en zijn omgeving, voor doeleinden van studie, educatie en genoegen.

Museumprofessional : Onder museumprofessionals wordt verstaan : al dan niet bezoldigd personeel van musea en instellingen, zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste en tweede lid van de Statuten van ICOM, dat een gespecialiseerde opleiding heeft gevolgd of een gelijkwaardige deskundigheid bezit, relevant voor het beheer en de activiteiten van een museum. Voorts onafhankelijke deskundigen die door musea en instellingen, zoals hierboven gedefinieerd, ingeschakeld zijn en die zich conformeren aan de Ethische Code voor Musea, met uitsluiting van personen die betrokken zijn bij de handel in of promotie van commerciële producten voor musea en museale diensten.

Natuurlijk erfgoed : Ieder natuurlijk object, verschijnsel of concept dat voor een gemeenschap een wetenschappelijke betekenis of spirituele waarde bezit.

Non-profit organisatie : Een wettig opgerichte instelling, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die alle inkomsten met inbegrip van eventuele winsten exclusief ten goede laat komen aan die instelling en haar functioneren. Het begrip 'niet gericht op het behalen van winst' heeft dezelfde betekenis.

Provenance ofwel herkomst : De volledige geschiedenis en de eigendomssituaties van een object vanaf het moment van zijn ontdekking of vervaardiging tot heden, op basis waarvan de authenticiteit en het eigendomsrecht worden vastgesteld.

Rechtsgeldige titel : Wettelijk recht op het eigendom en bezit in het betrokken land. In sommige landen kan sprake zijn van een verleend recht dat de toets van due diligence (zie aldaar) niet kan doorstaan.

Restaurator : Museummedewerker of onafhankelijke vakbeoefenaar die competent is om technisch onderzoek en restauratiewerkzaamheden van en aan een cultuurgoed uit te voeren, alsmede werkzaamheden op het gebied van preventieve conservering en conservering.

Valid title ofwel geldige eigendomstitel : Onbetwistbaar recht op het eigendom van een object, ondersteund door een volledige provenance (zie aldaar) van het object vanaf het moment van ontdekking of vervaardiging.

De beroepscode 1. Musea behouden, interpreteren en bevorderen het natuurlijk en cultureel erfgoed van de mensheid Uitgangspunt : Musea zijn verantwoordelijk voor het materiële en immateriële natuurlijke en culturele erfgoed.Het bestuur en diegenen die belast zijn met het strategisch beleid en het toezicht op musea dragen primair de verantwoordelijkheid om dit erfgoed te beschermen en te bevorderen; als ook de verantwoordelijkheid voor het voor dat doel beschikbaar gestelde personeel, de materiële voorzieningen en financiële middelen.

Status van de instelling 1.1. Wettelijke documenten Het bestuur draagt er zorg voor dat een museum een beginselverklaring, statuut of ander openbaar document bezit, in een geschreven en gepubliceerde vorm, overeenkomstig de nationale wettelijke regels, inzake zijn rechtspositie, zijn missie, zijn voortbestaan en zijn niet op winst gerichte karakter. 1.2. Verklaring omtrent de missie, doelstellingen en beleidsvoering Het bestuur stelt een verklaring op, publiceert deze en handelt daar naar, omtrent de missie, doelstellingen en het beleid van het museum, en de rol en samenstelling van het bestuur.

Materiële voorzieningen 1.3. Huisvesting Het bestuur draagt zorg voor een adequate huisvesting in een voor het museum passende omgeving om zijn basisfuncties, zoals bepaald in zijn missie, uit te kunnen voeren. 1.4. Toegankelijkheid Het bestuur draagt er zorg voor dat het museum en zijn collecties voor iedereen toegankelijk zijn op vaste tijden, gedurende regelmatige periodes. Bijzondere zorg dient te worden besteed aan de toegankelijkheid voor mindervaliden. 1.5. Veiligheid en gezondheid Het bestuur draagt er zorg voor dat wettelijke regels inzake gezondheid, veiligheid en toegankelijkheid van toepassing zijn op zijn personeel en bezoekers. 1.6. Bescherming tegen rampen Het bestuur ontwikkelt een beleid en handhaaft dat om het publiek, het personeel, de collecties en andere bezittingen tegen natuurlijke en door menselijk toedoen ontstane rampen te beschermen. 1.7. Beveiliging Het bestuur zorgt voor adequate beveiligingsmaatregelen om de collecties in de vaste opstelling, in tentoonstellingen, in werk- en opslagruimten, en tijdens transport te beschermen tegen diefstal of beschadiging. 1.8. Verzekering en schadevergoeding Wanneer de collecties bedrijfsmatig zijn verzekerd, vergewist het bestuur zich ervan dat de dekking adequaat is en ook objecten beslaat die op transport of in bruikleen zijn en tevens objecten die tijdelijk onder de verantwoordelijkheid van het museum vallen. In geval van een aansprakelijkheidsregeling is het noodzakelijk dat materiaal dat niet tot het eigendom van het museum behoort, adequaat wordt gedekt.

Financiële middelen 1.9. Financiering Het bestuur draagt er zorg voor dat er toereikende financiële middelen zijn om de activiteiten van het museum uit te voeren en te ontwikkelen. Over alle financiële middelen moet op een professionele manier verantwoording worden afgelegd. 1.10. Beleid inzake het verwerven van inkomsten Het bestuur stelt het beleid vast met betrekking tot de inkomsten die het verwerft uit eigen activiteiten of verkrijgt uit externe bronnen.

Ongeacht de bron van inkomsten houden musea controle over de inhoud en integriteit van hun programma's, tentoonstellingen en activiteiten.

Activiteiten, gericht op het verwerven van inkomsten mogen de kwaliteitsnormen van de instelling of haar publiek niet in gevaar brengen (zie 6.6.).

Personeel 1.11. Personeelsbeleid Het bestuur draagt er zorg voor dat het personeel overeenkomstig het beleid van het museum en met inachtneming van wettelijke procedures en beginselen van behoorlijk bestuur wordt behandeld. 1.12. Benoeming van de directeur De directeur of het hoofd van het museum vervult een sleutelfunctie.

Bij zijn/haar benoeming houdt het bestuur rekening met kennis en vaardigheden vereist om deze functie adequaat te kunnen vervullen; deze kwaliteiten betreffen adequate intellectuele eigenschappen en professionele kennis, gepaard aan een hoge standaard inzake ethisch handelen. 1.13. Toegankelijkheid van het bestuur De directeur of het hoofd van een museum is direct verantwoording verschuldigd aan het bestuur en heeft direct toegang tot het bestuur. 1.14. Bekwaamheid van het museumpersoneel Aanstelling van gekwalificeerd personeel met de vereiste expertise om te voldoen aan alle verantwoordelijkheden is noodzakelijk (zie evenzo 2.18; 2.24; 8.12). 1.15. Training van het personeel Het personeel wordt in de gelegenheid gesteld zich permanent bij te scholen en verder te ontwikkelen zodat de professionaliteit van de staf is verzekerd. 1.16. Ethisch conflict Het bestuur vraagt een personeelslid nooit om te handelen volgens wat redelijkerwijs in strijd is met de bepalingen van deze Ethische Code of enige andere nationale wet of beroepscode. 1.17. Museumpersoneel en vrijwilligers Het bestuur stelt zijn beleid inzake vrijwilligerswerk op schrift.

Daarin wordt het streven naar goede betrekkingen tussen vrijwilligers en museummedewerkers vastgelegd. 1.18. Vrijwilligers en ethisch handelen Het bestuur waarborgt dat vrijwilligers tijdens hun museale en persoonlijke activiteiten, volledig vertrouwd zijn met de Ethische Code voor Musea en met andere toepasselijke gedragscodes en wetten. 2. Musea die collecties bewaren, beheren deze voor het welzijn van de samenleving en haar ontwikkeling. Uitgangspunt : Musea hebben de plicht om hun collecties te verwerven, te behouden en aan te prijzen als bijdrage aan het beschermen van het natuurlijk, cultureel en wetenschappelijk erfgoed. Hun collecties zijn een belangrijk openbaar erfgoed, hebben een speciale positie binnen de wet en worden beschermd door internationale wetgeving. Inherent aan de aan hen toevertrouwde zorg is het begrip van rentmeesterschap dat wettig eigendom, duurzaamheid, documentatie, toegankelijkheid en verantwoorde afstoting behelst.

Verwerven van collecties 2.1. Collectiebeleid Een museumbestuur stelt zijn beleid inzake de collecties op schrift en publiceert dit. Het beleid is gericht op de verwerving van, de zorg voor en het gebruik van collecties. In het beleid wordt de positie van materiaal dat niet wordt gecatalogiseerd, geconserveerd of tentoongesteld toegelicht (zie 2.7; 2.8). 2.2. Rechtsgeldige titel Geen object wordt verworven door aankoop, schenking, bruikleen, legaat of ruil, tenzij het verwervende museum de zekerheid kan verkrijgen dat er een rechtsgeldige titel is. Het bewijs van wettig eigendom in een ander land is niet noodzakelijkerwijs een rechtsgeldige titel. 2.3. Herkomst (provenance) en zorgvuldigheidsplicht (due diligence) Voorafgaande aan de verwerving wordt een uiterste poging ondernomen om zeker te stellen dat enig object of specimen aangeboden door handel, schenking, bruikleen, legaat of ruil niet illegaal verworven is in, of geëxporteerd is uit, het land van herkomst of enig tussenliggend land waar het mogelijkerwijs rechtmatig werd bezeten (inclusief het land van het museum). Due diligence dient te waarborgen dat de gehele geschiedenis van het object vanaf de ontdekking of vervaardiging komt vast te staan. 2.4. Objecten afkomstig uit onbevoegd of onwetenschappelijk veldonderzoek Musea verwerven geen objecten en specimina indien er een redelijk vermoeden bestaat dat hun verwerving verband houdt met ongeoorloofde, onwetenschappelijke of opzettelijke vernieling of beschadiging van monumenten, archeologische of geologische vindplaatsen of van soorten en natuurlijke habitat. Tevens vindt er geen verwerving plaats indien de vondst niet is gemeld aan de eigenaar of gebruiker van het gebied of de juiste wettelijke of bestuurlijke instanties. 2.5. Cultureel gevoelige objecten Collecties van menselijke resten en materiaal van religieuze betekenis worden alleen verworven als zij zorgvuldig en met respect gehuisvest en beheerd kunnen worden. Hierbij worden professionele normen in acht genomen en wordt rekening gehouden met de belangen en overtuigingen van de leden van de gemeenschap, etnische of religieuze groeperingen van wie de objecten voor zover bekend oorspronkelijk afkomstig zijn (zie 3.7; 4.3). 2.6. Beschermde biologische of geologische specimina Musea verwerven geen biologische of geologische specimina die zijn verzameld, verkocht of op andere wijze zijn overgedragen, in strijd met lokaal, nationaal, regionaal of internationaal recht of verdrag, met betrekking tot natuurbescherming en natuurhistorisch behoud. 2.7. Levende collecties Wanneer een collectie levende botanische en zoölogische specimina bevat, wordt in het bijzonder gelet op de natuurlijke en sociale omgeving waaruit ze afkomstig zijn; eveneens worden lokaal, nationaal, regionaal of internationaal recht of verdragen met betrekking tot natuurbescherming en natuurhistorisch behoud in de afwegingen betrokken. 2.8. Nog werkende collecties Het collectiebeleid kan speciale aandacht voor een werkende collectie omvatten, waar de nadruk meer ligt op het behoud van culturele, wetenschappelijke of technische processen dan op het object zelf of waar objecten zijn samengebracht met als doel ze te laten aanraken of te gebruiken voor onderwijsdoeleinden. 2.9. Verwerven buiten het verzamelbeleid Het verwerven van objecten of specimina die buiten het door het museum gehanteerde beleid vallen, kan alleen in uitzonderlijke gevallen plaatsvinden. Het bestuur neemt kennis van de visie van deskundigen en van alle betrokken partijen. Rekening wordt gehouden met de betekenis van de objecten, ook in de context van het culturele en natuurlijke erfgoed, en de speciale belangen van andere musea die dergelijke objecten verzamelen. Ook in die omstandigheden mogen objecten zonder een rechtsgeldige titel niet verzameld worden (zie eveneens 3.4). 2.10. Verwerving door bestuursleden en museummedewerkers Speciale zorgvuldigheid is vereist bij het verwerven van objecten, door koop, schenking of via een fiscale regeling van leden van het bestuur, museummedewerkers, of hun familie en naaste verwanten. 2.11. Opslagplaats als laatste toevluchtsoord Niets in deze Ethische Code mag een museum ervan weerhouden om als een gevolmachtigde opslagplaats te fungeren voor objecten waarvan de herkomst niet bekend is of die illegaal verworven zijn, mits afkomstig uit een gebied waarvoor het museum rechtens verantwoordelijkheid draagt.

Afstoten van collecties 2.12. Wettelijke of andere volmachten tot afstoting Voorzover afstoting door het museum is geoorloofd of objecten verworven zijn onder voorwaarde van mogelijke afstoting, moeten de daarbij geldende wettelijke en andere eisen en procedures in acht worden genomen.

De verplichtingen en beperkingen die zijn opgesteld bij het verwerven van een object moeten worden opgevolgd, tenzij kan worden aangetoond dat opvolging ervan onmogelijk of uitzonderlijk nadelig is voor de instelling en ontheffing ervan volgens een rechtmatige procedure kan worden verkregen. 2.13. Afstoting uit museumcollecties Het besluit tot afstoting van een object wordt alleen genomen na afweging van de volledige betekenis van het object, de aard ervan (al dan niet vervangbaar), juridische positie en mogelijk verlies van publiek vertrouwen dat hieruit zou kunnen voortvloeien. 2.14. Verantwoordelijkheid voor afstoting Het bestuur beslist na overleg met de directeur van het museum en de conservator van de betrokken collectie over een mogelijke afstoting.

Voor nog werkende collecties kunnen bijzondere regels worden gesteld. 2.15. Wijze van afstoting van objecten uit de collecties Ieder museum dient een beleid vast te stellen dat de gevolmachtigde methodes omschrijft om een object permanent uit de collectie te verwijderen via schenking, overdracht, ruil, verkoop, repatriëring of vernietiging en waardoor de nieuwe eigenaar het volle eigendomsrecht verwerft.

Alle beslissingen inzake afstoting worden gedocumenteerd, waarbij de objecten en de afstotingsprocedure worden beschreven. In beginsel wordt een af te stoten object eerst aan een ander museum aangeboden. 2.16. Opbrengsten uit afstoting Museale collecties dienen een publiek belang en mogen niet worden ingezet voor het maken van winst. Geld of vergoeding, ontvangen vanwege de afstoting van objecten uit een museale collectie wordt alleen gebruikt ten gunste van die collectie, in beginsel voor het verwerven van nieuwe objecten. 2.17. Aanschaf van afgestoten objecten Museummedewerkers, het bestuur, hun familie of naaste verwanten wordt niet toegestaan objecten aan te schaffen die komen uit een collectie, vallende onder hun verantwoordelijkheid.

Zorg voor collecties 2.18. Continuïteit van de collecties Een museum stelt beleid vast en voert dit uit ten einde te waarborgen dat zijn collecties (zowel de vaste als de tijdelijke) met bijbehorende informatie, adequaat geregistreerd, beschikbaar zijn voor actueel gebruik en dat zij doorgegeven worden aan volgende generaties en wel in een conditie die met huidige kennis en hulpmiddelen praktisch haalbaar is. 2.19. Het delegeren van de verantwoordelijkheid voor de collectie Professionele verantwoordelijkheden met betrekking tot de zorg voor de collecties moeten worden opgedragen aan personen met de juiste kennis en bekwaamheid of aan hen op wier handelingen naar behoren wordt toegezien (zie ook 8.11). 2.20. Documentatie van collecties Museale collecties worden gedocumenteerd overeenkomstig algemeen aanvaarde maatstaven. De documentatie behelst een volledige identificatie en beschrijving van elk object, zijn context, provenance, conditie, behandeling en huidige standplaats. De gegevens worden bewaard in een veilige omgeving en voorzien van zoeksystemen die toegang verschaffen tot de informatie aan museummedewerkers en andere toegelaten gebruikers. 2.21. Bescherming tegen calamiteiten Zorgvuldige aandacht dient te worden besteed aan het ontwikkelen van een beleid om de collecties te beschermen tijdens gewapende conflicten en andere rampen, ontstaan door menselijk toedoen of natuurgeweld. 2.22. Beveiliging van de collectie en daarmee samenhangende informatie Het museum ziet er op toe dat vertrouwelijke gegevens van persoonlijke aard, daarmee samenhangende informatie of andere vertrouwelijke aangelegenheden niet worden vrij gegeven wanneer de gegevens over de collectie ter kennis van het publiek worden gesteld. 2.23. Preventieve conservering Preventieve conservering is een belangrijk element van het museumbeleid en de zorg voor de collecties. Museummedewerkers zijn verantwoordelijk voor het creëren en handhaven van een veilige omgeving voor de onder hun zorg vallende collecties, zowel in depot, bij een tentoonstelling als tijdens transport. 2.24. Conservering en restauratie van collecties Het museum houdt zorgvuldig bij of een object uit de collectie conservering of restauratie en behandeling door een deskundige restaurator behoeft. Stabilisering van het object is daarbij het belangrijkste doel. Alle behandelingen worden gedocumenteerd en zijn zo omkeerbaar als mogelijk; alle veranderingen zijn duidelijk herkenbaar ten opzichte van het oorspronkelijke object. 2.25. Welzijn van dieren Een museum dat levende dieren houdt, draagt de volle verantwoordelijkheid voor hun gezondheid en welzijn. Het stelt een veiligheidsprotocol vast en voert dit uit, zowel ter bescherming van de medewerkers en de bezoekers, als van de dieren. Het protocol moet worden goedgekeurd door een deskundige op veterinair gebied.

Genetische modificatie moet duidelijk aantoonbaar zijn. 2.26. Persoonlijk gebruik van museum collecties Museummedewerkers, het bestuur, hun familie en naaste verwanten en anderen, is niet toegestaan objecten uit museale collecties mee te nemen voor persoonlijk gebruik, ook niet tijdelijk. 3. Musea bewaren primaire bronnen waarmee kennis opgebouwd en bevorderd kan worden. Uitgangspunt : Musea dragen een bijzondere verantwoordelijkheid tegenover iedereen voor het behoeden, de toegankelijkheid en de interpretatie van de primaire bronnen die verzameld en beheerd worden in hun collecties.

Primaire bronnen 3.1. Collecties als primaire bronnen Het collectiebeleid van een museum geeft duidelijk aan wat de betekenis van de collectie is als primaire bron. Het beleid waarborgt dat dit niet wordt bepaald door intellectuele trends of museaal gebruik. 3.2. Toegankelijkheid van de collecties Musea dragen een bijzondere verantwoordelijkheid om collecties en relevante informatie zo royaal mogelijk toegankelijk te maken, met inachtneming van beperkingen die voortvloeien uit eisen van vertrouwelijkheid en veiligheid.

Museaal verzamelen en onderzoeken 3.3. Verzamelen in het veld Een museum dat in het veld wil gaan verzamelen, stelt een beleid vast dat strookt met wetenschappelijke maatstaven en toepasselijke nationale en internationale wettelijke voorschriften en verdragen.

Veldwerk wordt alleen verricht met eerbiediging van en aandacht voor de opvattingen van lokale gemeenschappen, hun natuurlijke hulpmiddelen en hun culturele gewoontes. Verder poogt veldwerk het cultureel en natuurlijk erfgoed te versterken. 3.4. Uitzonderlijke gevallen van het verzamelen van primaire bronnen In zeer uitzonderlijke gevallen kan een object met een onbekende herkomst een zodanig buitengewone betekenis hebben voor de wetenschap dat het in het algemeen belang is het te bewaren. Het onderbrengen van een dergelijk object in een museale collectie moet worden voorgelegd aan deskundigen op het betrokken gebied zonder nationale of internationale vooringenomenheid (zie ook 2.11). 3.5. Onderzoek Onderzoek door museummedewerkers houdt verband met de missie en doelstellingen van het museum en wordt verricht met inachtneming van aanvaarde wettelijke, ethische en wetenschappelijk normen. 3.6. Onderzoek met vernietiging als gevolg Wanneer analytisch onderzoek wordt uitgevoerd dat vernietiging van het materiaal tot gevolg heeft, wordt er een volledig verslag gemaakt van het onderzochte materiaal en van het resultaat.

Het verrichte onderzoek, inclusief publicaties, behoort permanent bij de documentatie van het object. 3.7. Menselijke resten en materiaal met religieuze betekenis Onderzoek naar menselijke resten of materiaal met religieuze betekenis wordt uitgevoerd met inachtneming van professionele maatstaven. Tevens wordt rekening gehouden met de belangen en overtuigingen van de gemeenschap, etnische of religieuze groepen aan wie de voorwerpen voor zover bekend toebehoorden (zie ook 2.5; 4.3). 3.8. Behoud van rechten op onderzoeksmateriaal Wanneer museummedewerkers onderzoeksmateriaal geschikt maken voor een presentatie of om veldonderzoek te documenteren wordt een duidelijke afspraak gemaakt met het faciliterende museum met betrekking tot alle rechten op het werk. 3.9. Delen van kennis Museum professionals hebben als plicht hun kennis en ervaring met collega's, wetenschappers en studenten op relevante onderzoeksgebieden te delen. Zij respecteren en erkennen degenen van wie zij hebben geleerd en geven de vooruitgang in technieken en ervaring door aan anderen die daar van kunnen profiteren. 3.10. Samenwerking tussen musea en andere instellingen Museummedewerkers erkennen en ondersteunen de noodzaak van samenwerking en raadpleging tussen instellingen met vergelijkbare belangen en verzamelmethoden. De verplichting geldt in het bijzonder voor instellingen van hoger onderwijs en bepaalde instellingen voor algemeen nut, waar wetenschappelijk onderzoek belangrijke collecties kan voortbrengen waarvoor op de lange termijn onvoldoende bescherming is. 4. Musea bieden mogelijkheden voor waardering, begrip en bevordering van het natuurlijk en cultureel erfgoed Uitgangspunt : Musea hebben een belangrijke opdracht om hun educatieve rol te ontwikkelen en om een zo breed mogelijk publiek te bereiken uit de gemeenschap, de plaats of de groep die zij dienen.Samenwerking met de gemeenschap die het museum in stand houdt en de promotie van haar erfgoed is een integraal onderdeel van de educatieve rol van het museum.

Vaste opstelling en tentoonstellingen 4.1. Vaste opstellingen, tentoonstellingen en bijzondere activiteiten Vaste opstellingen en tentoonstellingen, materieel of virtueel, worden overeenkomstig de missie, het beleid en de doelstelling van het museum uitgevoerd. Zij brengen de kwaliteit van de goede zorg voor en conservering van de collectie niet in gevaar. 4.2. Uitleg bij het tentoongestelde Een museum draagt er zorg voor dat de informatie die het bij permanente presentaties en tentoonstellingen verschaft, goed gefundeerd en accuraat is. De informatie geeft een goed beeld van de gerepresenteerde groepen of godsdienstige opvattingen en benadert deze met respect. 4.3. Het tentoonstellen van gevoelig materiaal Bij het tentoonstellen van menselijke resten en materiaal met een religieuze betekenis worden professionele maatstaven in acht genomen en worden de belangen en overtuigingen van de gemeenschap, etnische of religieuze groep, waartoe de voorwerpen behoorden, geëerbiedigd. Zij worden getoond met omzichtigheid en met respect voor de algemene gevoelens van menselijke waardigheid. 4.4. Verwijdering uit een openbare tentoonstelling Verzoeken tot verwijdering van menselijke resten of objecten met een religieuze betekenis uit een openbare tentoonstelling, komende uit de betrokken gemeenschappen, worden met respect en gevoel behandeld. Voor verzoeken tot teruggave geldt hetzelfde. Voor de behandeling van dergelijke verzoeken worden heldere richtlijnen vastgesteld. 4.5. Het opstellen van objecten met onbekende herkomst Een museum toont geen objecten van dubieuze of onbekende herkomst en gebruikt die evenmin voor andere doeleinden. Het geeft zich er rekenschap van dat dergelijke tentoonstellingen of ander gebruik beschouwd kunnen worden als een goedkeuring van en bijdrage aan de illegale handel in cultureel eigendom.

Andere overdrachtsmiddelen 4.6. Publicatie Informatie uitgegeven door musea, door welke informatiedrager dan ook, is goed onderbouwd en accuraat, en houdt rekening met de wetenschappelijke disciplines, de betrokken samenlevingen en de geloofsovertuigingen die worden gepresenteerd. Museumpublicaties mogen de normen van de instelling geen geweld aandoen. 4.7. Reproducties Musea respecteren de integriteit van het originele object bij het (laten) vervaardigen van replica's, reproducties of kopieën van objecten uit de museumcollectie. Alle reproducties worden duidelijk als zodanig gekenmerkt. 5. Museale faciliteiten bieden mogelijkheden voor andere vormen van dienstverlening en publieksvoorzieningen. Uitgangspunt : Musea gebruiken een breed scala van specialisaties, vaardigheden en materiële bronnen die een uitgebreidere toepassing verdienen dan binnen het museum zelf. Dit kan leiden tot een gedeelde inzet van middelen of dienstverlening als uitbreiding van de museumactiviteiten. De wijze waarop deze dienstverlening wordt georganiseerd druist niet in tegen de missie van het museum.

Echtheidsonderzoek en waardebepaling 5.1. Identificatie van illegaal of onrechtmatig verworven bezit Wanneer musea hun diensten aanbieden bij het identificeren van voorwerpen, handelen zij niet op een wijze die kan doen vermoeden dat zij hiervan direct of indirect profiteren. De resultaten van de identificatie of het echtheidsonderzoek van voorwerpen die mogelijk illegaal of ongeoorloofd verworven, overgedragen, geïmporteerd of geëxporteerd zijn, zullen niet eerder bekendgemaakt worden dan nadat de bevoegde autoriteiten zijn ingelicht. 5.2. Echtheidsonderzoek en waardebepaling Echtheidsonderzoek en waardebepaling kunnen worden uitgevoerd ten behoeve van het verzekeren van museumcollecties. Een oordeel met betrekking tot de geldswaarde van andere objecten wordt slechts op een officieel verzoek van een ander museum, of van bevoegde juridische en wettige overheidsautoriteiten gegeven. Wanneer echter het museum zelf de begunstigde zou kunnen zijn, wordt het object door een onafhankelijke expert getaxeerd. 6. Musea werken nauw samen met die gemeenschappen waar de collecties vandaan komen alsmede de gemeenschappen ten dienste waarvan zij werken. Uitgangspunt : Museale collecties zijn een afspiegeling van het culturele en natuurlijke erfgoed van de gemeenschappen van herkomst.

Als zodanig komt hen een waarde toe die uitgaat boven het gewone eigendom en die een sterke affiniteit kan hebben met de nationale, regionale, locale, etnische, religieuze of politieke identiteit. Het is daarom van belang dat museumbeleid met deze mogelijkheid rekening houdt.

Herkomst van collecties 6.1. Samenwerking Musea bevorderen het delen van kennis, documentatie en collecties met musea en andere culturele instellingen in de landen en gemeenschappen van herkomst. Musea verkennen de mogelijkheid om samenwerkingsverbanden te ontwikkelen met musea in de landen of gebieden van herkomst die een belangrijk deel van hun erfgoed hebben verloren. 6.2. Teruggave van cultuurgoederen Musea zijn bereid een dialoog op gang te brengen over de teruggave van cultuurgoederen aan het land of de bevolking van herkomst. De activiteiten daartoe worden op onpartijdige wijze ondernomen, en zijn zowel gebaseerd op wetenschappelijke, professionele en humanitaire beginselen als op de van toepassing zijnde lokale, nationale en internationale wetgeving. Deze handelswijze heeft de voorkeur boven acties op politiek of regeringsniveau. 6.3. Restitutie van cultuurgoederen Wanneer een land of bevolking van herkomst of bevolkingsgroep verzoekt om teruggave van een object of specimen, waarvan kan worden aangetoond dat het in strijd met de bepalingen van internationale en nationale verdragen buiten het grondgebied is gebracht en dat het behoort tot het cultureel en natuurlijk erfgoed van dat land of die bevolkingsgroep, dan verleent het betreffende museum, mits daartoe beschikkingsbevoegd, onmiddellijke en verantwoorde medewerking aan de teruggave. 6.4. Cultuurgoederen van een bezet land Musea onthouden zich van het kopen of het verwerven van cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied en respecteren volledig alle wetten en verdragsbepalingen die de import, export en de overdracht van cultuur- of natuurgoederen betreffen.

Respect voor de gemeenschappen ten dienste waarvan musea werken 6.5. Contemporaine gemeenschappen Voor zover musea activiteiten ontplooien waarbij contemporaine gemeenschappen of hun erfgoed zijn betrokken, dient verwerving van objecten slechts tot stand te komen op basis van volledige informatie en met wederzijdse toestemming, zonder uitbuiting van de eigenaren of hun zegslieden.

Eerbiediging van de wensen van de desbetreffende gemeenschap staat voorop. 6.6. Financiering van voorzieningen voor gemeenschappen Bij het zoeken naar financiering van de museale activiteiten waarbij contemporaine gemeenschappen betrokken zijn, wordt aan de belangen van die gemeenschap geen afbreuk gedaan. (zie ook 1.10) 6.7. Gebruik van collecties van contemporaine gemeenschappen Museaal gebruik van collecties afkomstig van contemporaine gemeenschappen vereist respect voor menselijke waardigheid alsmede voor de tradities en culturen van de gemeenschap van herkomst.

Dergelijke collecties worden gebruikt om het menselijk welzijn, de sociale ontwikkeling, de verdraagzaamheid en het respect te bevorderen door het stimuleren van maatschappelijke, multiculturele en multi-linguïstische uitingen. 6.8. Ondersteunende organisaties in de gemeenschap Musea scheppen gunstige randvoorwaarden voor ondersteuning door de gemeenschap (bijvoorbeeld vriendenorganisaties en andere ondersteunende instellingen) en geven zich rekenschap van dergelijke bijdragen en stimuleren harmonieuze betrekkingen tussen de gemeenschap en de museummedewerkers. 7. Musea werken binnen een wettelijk kader Uitgangspunt : Musea houden zich ten volle aan bepalingen van internationale, regionale, nationale of lokale wetgeving en van verdragen.Bovendien houdt het museumbestuur zich aan wettelijke verplichtingen en aan andere relevante regelgeving met betrekking tot ieder aspect van het museum, zijn collecties en activiteiten.

Juridisch kader 7.1. Nationale en lokale wetgeving Musea houden zich aan alle nationale en lokale wetten en respecteren de wetgeving van andere staten voor zover hun activiteiten daar onder vallen. 7.2. Internationale wetgeving Het beleid van het museum erkent de volgende internationale wetgeving, die als maatstaf dient voor de uitleg van de ethische code, te weten : - UNESCO Verdrag inzake de bescherming van cultuurgoederen in het geval van een gewapend conflict (Verdrag van Den Haag (Haagse Conventie) Eerste Protocol 1954 en Tweede Protocol 1999); - UNESCO Verdrag inzake de middelen om de onrechtmatige import, export en overdracht van eigendom van cultuurgoederen te verbieden en te verhinderen (1970); - UNESCO Verdrag inzake de internationale handel in bedreigde wilde planten- en dierensoorten (1973); - VN Verdrag inzake biologische diversiteit (1992); - UNIDROIT Verdrag inzake gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen (1995); - UNESCO Verdrag inzake de bescherming van cultureel erfgoed dat zich onder water bevindt (2001); - UNESCO Verdrag inzake het beschermen van immaterieel cultureel erfgoed (2003). 8. Musea werken op een professionele wijze Uitgangspunt : Museummedewerkers eerbiedigen de aanvaarde normen en wetten en houden de waardigheid en eer van hun beroep hoog.Zij vrijwaren het publiek van onwettig gedrag en schending van de beroepsethiek. Zij informeren het publiek bij alle voorkomende gelegenheden over de doelstellingen en aspiraties van het museumberoep, zodat er een beter begrip ontstaat bij het publiek over de bijdragen van musea aan de samenleving.

Professioneel gedrag 8.1. Kennis van toepasselijke wetgeving Alle museummedewerkers dienen vertrouwd te zijn met relevante wetgeving op internationaal, nationaal en lokaal niveau en met de voorwaarden van hun aanstelling. Zij vermijden situaties die zouden kunnen worden opgevat als onbehoorlijk gedrag. 8.2. Professionele verantwoordelijkheid Alle museummedewerkers zijn verplicht om de beleidslijnen en procedures van de instelling waar zij in dienst zijn, op te volgen.

Zij mogen echter op gepaste wijze bezwaar maken tegen praktijken, waarvan zij menen dat deze schadelijk zijn voor een museum, de beroepspraktijk of in strijd zijn met de beroepsethiek. 8.3. Professioneel gedrag Loyaliteit aan collega's en aan het museum dat hen in dienst heeft is een belangrijke professionele verantwoordelijkheid. Zij dient te zijn gebaseerd op de eerbiediging van fundamentele ethische beginselen, toepasselijk op het museumberoep in de meest ruime zin.

Museummedewerkers handelen overeenkomstig de bepalingen van de Ethische Code voor Musea en zijn op de hoogte van andere codes en beleidslijnen die relevant zijn voor het museumwerk. 8.4. Wetenschappelijke verantwoordelijkheden Museummedewerkers bevorderen het wetenschappelijk onderzoek, de bescherming en het gebruik van informatie inherent aan de collecties.

Hieruit vloeit voort dat zij verre blijven van activiteiten of omstandigheden die zouden kunnen resulteren in verlies van wetenschappelijke gegevens. 8.5. Illegale handel Museummedewerkers dragen nimmer direct of indirect bij aan illegale handel of illegale transacties van natuur- en cultuurgoederen. 8.6. Vertrouwelijkheid Museummedewerkers beschermen alle vertrouwelijke informatie, die zij hebben verkregen uit hoofde van hun functie. Bovendien is informatie over objecten die voorgelegd zijn aan de museummedewerkers ter identificatie, vertrouwelijk. Deze informatie mag zonder expliciete toestemming van de eigenaar niet naar buiten worden gebracht noch worden verstrekt aan enige andere instelling of persoon. 8.7. Beveiliging van musea en collecties Museummedewerkers behandelen gegevens over de beveiliging van het eigen museum, maar ook van particuliere collecties en van locaties, die zij beroepshalve bezoeken, strikt vertrouwelijk. 8.8. Uitzondering op de plicht tot vertrouwelijkheid Vertrouwelijkheid is ondergeschikt aan de wettelijke verplichting om de politie of andere bevoegde gezagsdragers te helpen bij het onderzoek naar mogelijk gestolen, ongeoorloofd verkregen of illegaal overgedragen goederen. 8.9. Persoonlijke onafhankelijkheid Hoewel museummedewerkers recht hebben op een zekere mate van persoonlijke onafhankelijkheid bij het uitoefenen van hun beroep, dienen zij zich te realiseren dat geen enkele activiteit, privé of professioneel, in de ogen van het publiek los kan worden gezien van het museum, dat hen in dienst heeft. 8.10. Professionele betrekkingen Museummedewerkers gaan professionele relaties aan met talrijke anderen zowel binnen als buiten het museum dat hen in dienst heeft. Er wordt van hen efficiënte dienstverlening verwacht op hoog professioneel niveau. 8.11. Gemeenschappelijk deskundigenoverleg Een museummedewerker raadpleegt andere collega's, binnen of buiten het museum, indien hij niet over toereikende deskundigheid beschikt om tot een goed besluit te komen.

Belangenconflicten 8.12. Giften, gunsten, bruiklenen of andere voorrechten voor personeel Museummedewerkers aanvaarden geen schenkingen, gunsten, bruiklenen of andere persoonlijke voordelen die zij in verband met hun functie bij het museum krijgen aangeboden. Mocht professionele hoffelijkheid leiden tot het aanbieden of het aannemen van geschenken, dan zullen deze nadrukkelijk uit naam van het museum moeten worden geschonken of geaccepteerd. 8.13. Externe tewerkstelling of zakelijke belangen Onverminderd hun onder 8.9 genoemde persoonlijke onafhankelijkheid dienen museummedewerkers zich verre te houden van betaalde arbeid of het ontvangen van commissieloon met betrekking tot activiteiten, die in conflict zijn met de belangen van het museum of als zodanig kunnen worden uitgelegd. 8.14. Handel in natuurlijk of cultureel erfgoed Geen enkele museummedewerker neemt direct of indirect deel aan de handel (verkoop of aankoop met winstoogmerk) in natuurlijk of cultureel erfgoed. 8.15. Betrekkingen met handelaren Geen enkele museummedewerker aanvaardt giften, gastvrijheid of andere vormen van beloning van welke handelaar, veilingmeester of wie dan ook, die als prikkel dient voor de aankoop of verkoop van museumobjecten, of om een bepaalde officiële handeling te doen of te laten.

Museummedewerkers onthouden zich bovendien van het aanbevelen van een bepaalde handelaar, veilingmeester of taxateur aan iemand uit het publiek. 8.16. Privé-collecties Museummedewerkers concurreren niet met hun museum bij het verwerven van objecten of met activiteiten, samenhangende met hun privé-collectie. Een overeenkomst tussen de museummedewerker en het museumbestuur over alle facetten van particulier verzamelen moet worden opgesteld en nauwgezet worden nageleefd. 8.17. Gebruik van de naam en het logo van ICOM Leden van ICOM mogen de woorden 'International Council of Museums', 'ICOM' of zijn logo, niet gebruiken om een commercieel handelen of product aan te prijzen. 8.18. Andere belangenconflicten Mocht er sprake zijn van een ander belangenconflict tussen een individu en het museum dan prevaleren de belangen van het museum.

In 2003 heeft de Museumvereniging deze paragraaf uitgebreid met de clausule : 'Ieder belangenconflict dient vermeden te worden. Speciale voorzorg is vereist indien de bruikleengever van een voorwerp of collectie tevens sponsor is van de tentoonstelling of deel uitmaakt van het bestuur, de raad van toezicht of het museale beroepsveld van dat museum. Er dient voor gewaakt te worden dat naar buiten toe zelfs niet de schijn ontstaat van een onbetamelijke belangenverstrengeling.' Brussel, 23 januari 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX

Bijlage 2 Deontologische code voor culturele archiefinstellingen.

Nederlandstalige vertaling van de deontologische code voor culturele archiefinstellingen, zoals beschreven door « The International Council on Archives » : Inleiding 1. Een beroepscode voor archivarissen beoogt gedragsregels vast te stellen voor een goede uitoefening van het beroep van archivaris.De code dient om deze regels bij nieuwe leden van de beroepsgroep te introduceren, ervaren archivarissen te herinneren aan hun professionele verantwoordelijkheid en bij het publiek vertrouwen te wekken in het archiefvak. 2. Met de term archivaris worden in deze code al degenen aangeduid die verantwoordelijkheid dragen voor het toezicht op en het behouden, bewerken en beheren van archieven.3. Instellingen die archivarissen in dienst hebben en archiefdiensten dienen aangemoedigd te worden om beleidslijnen te formuleren en werkwijzen te volgen die het toepassen van deze code vergemakkelijken.4. De bedoeling van deze code is een kader te bieden als richtsnoer voor de leden van de beroepsgroep en niet om specifieke oplossingen te geven voor afzonderlijke problemen.5. De grondbeginselen worden gevolgd door een commentaar;beginselen en commentaar vormen tezamen de beroepscode. 6. De werking van de code is afhankelijk van de bereidheid van archiefdiensten en beroepsverenigingen om deze toe te passen.Dat kan door middel van opleidingen en het vaststellen van procedures om in gevallen van twijfel richting te geven, om gedrag dat ingaat tegen de beroepsethiek te onderzoeken en om, zo nodig, sancties toe te passen.

De beroepscode 1. Archivarissen dienen de integriteit van het archiefmateriaal te beschermen en zo te garanderen dat het betrouwbaar bewijsmateriaal van het verleden blijft. De voornaamste taak van archivarissen bestaat uit het bewaren van de integriteit van de aan hun toevertrouwde archivalia. Bij het vervullen van deze taak dient te worden gelet op de legitieme, maar soms tegenstrijdige rechten en belangen van werkgevers, eigenaars, personen die in de stukken worden genoemd en voormalige, huidige en toekomstige gebruikers. De objectiviteit en de onpartijdigheid van archivarissen zijn een maatstaf voor hun vakbekwaamheid. Zij dienen elke druk - van wie of waar dan ook - te weerstaan om bewijsmateriaal te manipuleren met de bedoeling feiten te verbergen of te verdraaien. 2. Archivarissen dienen het archiefmateriaal op hun waarde te schatten, te selecteren en te bewaren in zijn historische, wettelijke en administratieve context en, onder handhaving van het structuurbeginsel, de oorspronkelijke samenhang tussen de documenten te bewaren en zichtbaar te maken. Archivarissen dienen te handelen volgens de algemeen aanvaarde archivistische principes en praktijk. Archivarissen dienen hun plichten en taken te vervullen overeenkomstig de principes van de archivistiek met betrekking tot de archiefvorming, de behandeling en de bestemming van dynamisch en semi-statisch archief - met inbegrip van elektronische en multimedia archieven - de selectie en de acquisitie tot permanente bewaring, de beveiliging, de bewaring en conservering en het ordenen, beschrijven, bekend en toegankelijk maken van het hun toevertrouwd archief. Archivarissen dienen de archiefbescheiden op een onpartijdige wijze te selecteren voor bewaring of vernietiging op basis van een grondige kennis van de eisen en van het acquisitiebeleid van de instelling waaraan zij verbonden zijn. Archivarissen moeten de voor bewaring geselecteerde archiefbescheiden zo spoedig als mogelijk is gelet op de beschikbare middelen, ordenen en beschrijven overeenkomstig archivistische principes (met name het structuur- en bestemmingsbeginsel) en aanvaarde normen. Archivarissen dienen archivalia te verwerven in overeenstemming met de doelstellingen en middelen van hun instelling.

Zij zullen geen archief verwerven of aanvaarden wanneer dit de integriteit of het behoud van de documenten in gevaar zou brengen.

Archivarissen dienen ertoe bij te dragen dat deze archiefbescheiden in de meest geëigende archiefbewaarplaats worden bewaard. Archivarissen dienen mee te werken aan de teruggave van afgedwaalde archieven. 3. Archivarissen dienen de authenticiteit van documenten te beschermen gedurende hun bewerken, bewaring en gebruik. Archivarissen dienen er voor te zorgen dat de archivistische waarde van archieven - met inbegrip van elektronische en multimedia archieven - bij selectie, ordening, beschrijving, bewaring en gebruik niet wordt geschaad. Steekproefsgewijze selectie zal altijd dienen te gebeuren aan de hand van zorgvuldig vastgestelde werkmethoden en criteria. Het vervangen van originele archiefbescheiden door andere gegevensdragers dient te gebeuren met inachtname van hun wettelijke, intrinsieke en informatieve waarde. De gebruiker dient ingelicht te worden wanneer niet-openbare archiefbescheiden tijdelijk uit een dossier zijn verwijderd. 4. Archivarissen dienen de blijvende toegankelijkheid en begrijpelijkheid van archiefmateriaal te waarborgen. Selectie ter bewaring of ter vernietiging door archivarissen dient op de eerste plaats om een essentiële getuigenis te bewaren van de activiteiten van de persoon of instelling die het archief heeft gevormd of de documenten verzameld. Bij de selectie dient ook rekening te worden gehouden met veranderende onderzoeksbehoeften. Archivarissen dienen zich ervan bewust te zijn dat het verwerven van documenten van twijfelachtige herkomst, hoe interessant zij ook mogen zijn, illegale handel in de hand kan werken. Archivarissen dienen samen te werken met andere archivarissen en met opsporingsdiensten voor de aanhouding en vervolging van personen die verdacht worden van diefstal van archiefbescheiden. 5. Archivarissen dienen het omgaan met het archiefmateriaal te documenteren en in staat te zijn daarover rekenschap af te leggen. Archivarissen dienen goede procedures gedurende de gehele levensloop van archieven te bepleiten en samen met de archiefvormers zich toe te leggen op nieuwe media en praktijken voor informatiebeheer.

Archivarissen dienen zich niet alleen te bekommeren om het verwerven van bestaande archieven, maar er ook voor te zorgen dat huidige informatiebeheers- en archiefsystemen vanaf het begin procedures bevatten om documenten van waarde te bewaren. In onderhandelingen met voor overdracht verantwoordelijke personen of met archiefeigenaren, dienen archivarissen te streven naar eerlijke beslissingen met inachtneming van - indien van toepassing - de bevoegdheid om archief over te dragen, te schenken of te verkopen, financiële regelingen, de planning van de bewerking, het auteursrecht en de voorwaarden voor openbaarheid. Zij dienen voortdurend aantekening te houden van alle aanwinsten, conserverings- en archiveringswerkzaamheden. 6. Archivarissen dienen een zo breed mogelijk gebruik van archieven te bevorderen en onpartijdig aan alle gebruikers dienst te verlenen. Archivarissen dienen op alle archiefbestanden die hun zijn toevertrouwd de nodige algemene en specifieke toegangen te maken. Zij dienen een ieder onpartijdig advies te verstrekken en de beschikbare middelen aan te wenden om een evenwichtig pakket dienstverlening te verschaffen. Archivarissen zullen alle redelijke vragen over de door hen bewaarde archiefbestanden hoffelijk en bereidwillig beantwoorden.

Zij zullen het optimale gebruik ervan aanmoedigen, rekening houdend met het beleid van de instelling, de goede bewaring van het archief, wettelijke bepalingen, de rechten van het individu en de afspraken met de schenkers. Beperkende bepalingen betreffende het raadplegen van de bestanden dienen aan eventuele geïnteresseerden te worden verklaard en rechtvaardig te worden toegepast. Archivarissen dienen onredelijke beperkingen van de openbaarheid en van het gebruik van archief te ontmoedigen. Zij mogen echter duidelijk omschreven beperkingen van bepaalde duur voorstellen of aanvaarden als een voorwaarde voor het verwerven van archief. Archivarissen dienen alle afspraken die bij de acquisitie werden gemaakt getrouw en onpartijdig na te komen en toe te passen. Bij veranderde omstandigheden dienen zij evenwel, in het belang van grotere openbaarheid, opnieuw over de voorwaarden voor raadpleging te onderhandelen. 7. Archivarissen dienen zowel de openbaarheid als de persoonlijke levenssfeer te respecteren en te handelen binnen de grenzen van de relevante wetgeving. Archivarissen dienen er voor te zorgen dat vertrouwelijke gegevens over personen en instellingen, evenals die aangaande de nationale veiligheid, worden beschermd zonder dat informatie wordt vernietigd.

Speciale aandacht dient hierbij geschonken aan elektronisch archief, waar actualisering en wissen een gebruikelijke praktijk zijn.

Archivarissen dienen de persoonlijke levenssfeer van archiefvormers of van personen die in archiefbescheiden worden genoemd te respecteren.

Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van diegenen die geen zeggenschap hebben gehad in het gebruik of de bestemming van het materiaal. 8. Archivarissen dienen het speciale vertrouwen dat hen gegeven is aan te wenden in het algemeen belang en te vermijden dat zij hun positie gebruiken om zichzelf of anderen onbillijk te bevoordelen. Archivarissen dienen zich te onthouden van iedere activiteit die hun professionele integriteit, objectiviteit en onpartijdigheid zou kunnen schaden. Archivarissen mogen noch financieel, noch anderszins persoonlijk voordeel behalen ten koste van instellingen, gebruikers of collega's. Archivarissen mogen zelf geen originele documenten verzamelen, noch voor zichzelf deel hebben aan handel in archiefbescheiden. Zij zullen activiteiten vermijden die bij het publiek een vermoeden van belangenverstrengeling zou kunnen wekken.

Archivarissen mogen de archieven die in hun instelling worden bewaard voor eigen onderzoek en publicaties gebruiken, op voorwaarde dat dit gebeurt onder dezelfde voorwaarden als voor andere gebruikers.

Archivarissen mogen informatie die zij hebben verkregen door de omgang met niet-openbare archiefbestanden niet bekendmaken noch gebruiken.

Eigen onderzoek en publicaties mogen geen nadelige invloed hebben op de behoorlijke vervulling van de professionele of administratieve taken waarvoor zij zijn aangesteld. Bij gebruik van archiefbescheiden uit de eigen instelling mogen archivarissen onuitgegeven onderzoeksresultaten van andere onderzoekers niet gebruiken zonder vooraf de betreffende onderzoeker over hun bedoelingen te hebben ingelicht. Archivarissen mogen werk van vakgenoten, met inbegrip van studies gebaseerd op in hun instelling bewaarde bescheiden, recenseren en becommentariëren. Archivarissen kunnen niet toestaan dat personen vreemd aan hun beroep zich mengen in hun werk en beroepsverplichtingen. 9. Archivarissen dienen professionele deskundigheid na te streven door systematisch en voortdurend hun archivistische kennis bij te werken en anderen deelgenoot te maken van de resultaten van hun onderzoek en ervaring. Archivarissen moeten er zich op toeleggen hun beroepskennis en deskundigheid te ontwikkelen en bij te dragen aan het geheel van deskundigheid van de beroepsgroep. Zij zullen er voor zorgen dat diegenen die zij bij hun opleiding of activiteiten begeleiden zodanig zijn toegerust dat ze hun taak op een vakbekwame wijze kunnen uitvoeren. 10. Archivarissen dienen het behoud en gebruik van het documentair erfgoed van de wereld te bevorderen door samenwerking met vakgenoten en met vertegenwoordigers van andere beroepsgroepen. Archivarissen dienen vergroting van de samenwerking na te streven en conflicten met collega's te vermijden en moeilijkheden op te lossen met inachtneming van archivistische normen en van de beroepscode voor archivarissen. Archivarissen dienen op basis van wederzijds respect en begrip samen te werken met beoefenaars van aanverwante beroepen.

Brussel, 23 januari 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX

^