Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 23 februari 2024
gepubliceerd op 08 april 2024

Besluit van de Vlaamse Regering over de invulling van de gemeentelijke saneringsverplichting

bron
vlaamse overheid
numac
2024003122
pub.
08/04/2024
prom.
23/02/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 FEBRUARI 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering over de invulling van de gemeentelijke saneringsverplichting


Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993; - het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, artikel 2.3.5, § 3, artikel 2.6.1.3.3, § 3 en artikel 4.3.1.2.1.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 06.10.2023. - De SERV heeft advies gegeven op 27.11.2023. - De Minaraad heeft advies gegeven op 23.11.2023. - Er is op 22 januari 2024 bij de Raad van State een aanvraag ingediend voor een advies binnen dertig dagen, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Het advies is niet meegedeeld binnen die termijn. Daarom wordt artikel 84, § 4, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, toegepast.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 1991/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater.

Art. 2.Dit besluit heeft betrekking op de gemeentelijke saneringsverplichting, vermeld in artikel 2.1.2, 12°, van het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018.

Art. 3.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° bevoegde entiteit: de personeelsleden van de Vlaamse Milieumaatschappij die de leidend ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij aanstelt om uitvoering te geven aan de in dit besluit toegewezen taken aan de bevoegde entiteit;2° exploitant: de exploitant van het openbaar waterdistributienetwerk;3° gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk: alle openbare saneringsinfrastructuur van het gemeentelijk niveau die wordt aangewend door de instantie die verantwoordelijk is om de gemeentelijke saneringsverplichting in te vullen, waaronder: a) openbare infrastructuur, bijvoorbeeld leidingen en retentievoorzieningen voor de afvoer van afvalwater;b) openbare infrastructuur, bijvoorbeeld leidingen, retentie- en infiltratievoorzieningen, bufferbekkens bestemd voor de infiltratie, buffering of de afvoer van niet-verontreinigd hemelwater als een gescheiden stelsel aanwezig is, met uitzondering van de onbevaarbare waterlopen, vermeld in artikel 1, punt 1, van de wet van 28 december 1967Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/1967 pub. 17/08/2007 numac 2007000737 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de onbevaarbare waterlopen sluiten betreffende de onbevaarbare waterlopen, en de binnenwateren, vermeld in artikel 2, 4°, van het Scheepvaartdecreet van 21 januari 2022;c) openbare infrastructuur voor een decentrale zuivering van het ingezamelde afvalwater via collectieve kleinschalige waterzuiveringsinstallaties;d) bijbehorende inspectieputten en hydraulische structuren zoals overstorten, terugslagkleppen, wervelventielen, afsluiters, schuiven, pompstations en bergbezinkingsbekkens;e) huisaansluitingen;f) straatkolkaansluitingen, met inbegrip van de straatkolken en sifons;g) individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater als die worden aangelegd en beheerd door de instantie die invulling geeft aan de gemeentelijke saneringsverplichting, exclusief de privéwaterafvoer;4° huisaansluiting: de afvoerleiding voor het afvalwater of voor het niet-verontreinigd hemelwater vanaf de hoofdriool tot aan de rooilijn, of in voorkomend geval vanaf de vastgestelde opvang van het afvalwater of niet-verontreinigd hemelwater tot aan de rooilijn;5° knelpunten: onregelmatigheden in of nabij het gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk met negatieve impact op de sanering van het afvalwater die niet gekoppeld zijn aan overstorten of aan de toestandsklasse van leidingen;6° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid. HOOFDSTUK 2. - Nadere regels voor de gemeentelijke saneringsverplichting

Art. 4.§ 1. De gemeentelijke saneringsverplichting omvat al de volgende activiteiten: 1° het uitbouwen, duurzaam beheren en optimaliseren van de infrastructuur die wordt aangewend voor het opvangen en transporteren en in voorkomend geval decentraal of individueel zuiveren tot aan het overnamepunt met de bovengemeentelijke infrastructuur van het volgende water: a) huishoudelijk afvalwater dat afkomstig is van het gebruik van het water dat de exploitant levert;b) huishoudelijk afvalwater dat afkomstig is van het gebruik van water uit een private waterwinning;c) ander water dan het water, vermeld in punt a) en b), waarvoor een lozing op de afvalwaterriolering wettelijk is toegelaten;2° het uitbouwen, duurzaam beheren en optimaliseren van de openbare infrastructuur die wordt aangewend in het kader van de activiteiten, vermeld in punt 1°, hetzij voor het inzamelen, infiltreren, bufferen en afvoeren van hemelwater, hetzij ander water waarvoor een afvoer via die infrastructuur wettelijk is toegelaten waarbij maximaal ingezet wordt tot het infiltreren en bufferen via natuurlijke weg of via groen - blauwe infrastructuur en tot het gebruik van hemelwater;3° het maximaal aanzetten tot het infiltreren en bufferen via natuurlijke weg of via groen - blauwe infrastructuur en tot het gebruik van hemelwater;4° het nakomen van de verplichtingen die worden bepaald bij dit besluit. § 2. Om de gemeentelijke saneringsverplichting in te vullen, kan er per gemeente maar één instantie verantwoordelijk zijn.

De instantie, vermeld in het eerste lid, kan beslissen om de gemeentelijke saneringsverplichting, volledig of gedeeltelijk, door een derde te laten uitvoeren. De instantie blijft in dat geval te allen tijde het aanspreekpunt voor de bevoegde entiteit en blijft de eindverantwoordelijkheid dragen voor de invulling van de gemeentelijke saneringsverplichting.

Art. 5.§ 1. Als niet de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk maar de gemeente, het gemeentebedrijf, de intercommunale of het intergemeentelijk samenwerkingsverband of de entiteit die de gemeente na een marktbevraging heeft aangesteld, instaat voor de uitvoering van de gemeentelijke saneringsverplichting, sluit de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk daarvoor een overeenkomst als vermeld in artikel 2.6.1.3.3, § 2, van het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, met die andere partij af.

In de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, kan de uitvoering van gemeentelijke saneringsplicht alleen in haar geheel worden toegewezen aan de gemeente, het gemeentebedrijf, een intercommunale of een intergemeentelijk samenwerkingsverband of een entiteit die de gemeente heeft aangesteld na een publieke marktbevraging.

De overeenkomst, vermeld in het eerste lid, wordt in samenspraak met de gemeente gesloten en bevat minstens de elementen die zijn opgenomen in de modelovereenkomst die de bevoegde entiteit conform het vierde lid te beschikking stelt. Bijkomende bepalingen die in de voormelde overeenkomst worden opgenomen, kunnen niet in strijd zijn met de bepalingen uit de modelovereenkomst en kunnen geen afbreuk doen aan de doelstellingen, vermeld in hoofdstuk 3 van dit besluit.

De bevoegde entiteit stelt een modelovereenkomst, na raadpleging van de exploitanten van het openbaar waterdistributienetwerk en de gemeenten, uiterlijk negentig dagen na de datum van de inwerkingtreding van dit besluit ter beschikking. De voormelde modelovereenkomst bevat minimaal de volgende bepalingen: 1° algemene modaliteiten over de overeenkomst in kwestie;2° bepalingen over de gegevensuitwisseling, controle en opvolging;3° tariefzetting en eventuele tegemoetkomingen of kortingen die niet decretaal zijn opgelegd;4° modaliteiten voor de ontbinding en opschorting van de overeenkomst. § 2. Als door de toepassing van dit besluit aanpassingen aan bestaande overeenkomsten nodig zijn, wordt uiterlijk een jaar na de dag waarop de modelovereenkomst, vermeld in paragraaf 1, ter beschikking is gesteld, een nieuwe overeenkomst gesloten om die bestaande overeenkomsten te vervangen.

De exploitant van het openbaar waterdistributienetwerk bezorgt uiterlijk dertig dagen nadat de overeenkomst vermeld in paragraaf 1 is opgesteld, gewijzigd of beëindigd ook een kopie van die overeenkomst aan de bevoegde entiteit.

Art. 6.Als via de overeenkomst, vermeld in artikel 5, § 1, wordt vastgelegd dat de exploitant van het openbaar waterdistributienetwerk niet verantwoordelijk is voor de invulling van de gemeentelijke saneringsverplichting, dient in hoofdstuk 3, 4 en 5 het begrip exploitant gelezen te worden als de betrokken gemeente, het betrokken intercommunale of het betrokken intergemeentelijk samenwerkingsverband of de entiteit die de betrokken gemeente na een publieke marktbevraging heeft aangesteld, die in de overeenkomst verantwoordelijk gesteld wordt om de gemeentelijke saneringsverplichting in te vullen. HOOFDSTUK 3. - Openbare dienstverplichtingen om de gemeentelijke saneringsverplichting in te vullen Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 7.De exploitant garandeert bij de invulling van de gemeentelijke saneringsverplichting de afstemming met de beheerders van het openbaar domein en met de instantie die verantwoordelijk is om de bovengemeentelijke saneringsverplichting in te vullen. In het bijzonder worden bij de invulling van de gemeentelijke saneringsverplichting de gemeenten nauw betrokken, gelet op hun bevoegdheden op het vlak van: 1° het beheer van het openbaar domein;2° het voorzien in de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen;3° het ruimtelijk beleid;4° handhaving. Afdeling 2. - Uitbouw van het gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk

Art. 8.§ 1. De exploitant is verantwoordelijk voor: 1° de verdere uitbouw van het gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk om: a) de totale reductiedoelen voor de vrachtreductie voor stikstof en fosfor die gekoppeld is aan de gemeentelijke openbare saneringsinfrastructuur zoals die zijn vastgelegd in de geldende stroomgebiedbeheerplannen te bereiken;b) invulling te geven aan de geldende zoneringsplannen.2° het nemen van concrete initiatieven die gericht zijn op het bereiken van doelstellingen voor de plaatsing en het beheer van individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater zoals die zijn vastgelegd in de geldende stroomgebiedbeheerplannen. § 2. In het kader van de invulling van de doelstellingen voor de plaatsing en het beheer van individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater, vermeld in paragraaf 1, 2°, voorziet de exploitant ten minste in: 1° een aanbod voor de collectieve plaatsing en het collectieve beheer van de individuele behandelingsinstallatie van afvalwater dat afkomstig is van huishoudens onder de verantwoordelijkheid van de exploitant en waarbij de installatie in kwestie deel uitmaakt van het openbaar gemeentelijk saneringsnetwerk.De exploitant stemt het voormelde aanbod af op de prioritering voor de plaatsing van individuele behandelingsinstallaties van huishoudelijk afvalwater zoals die zijn opgenomen in de geldende stroomgebiedbeheerplannen; 2° een opvolging die bestaat uit de volgende elementen: a) registreren of de abonnee of de titularis van een private waterwinning al dan niet ingaat op het aanbod voor de collectieve plaatsing en het collectieve beheer van de individuele behandelingsinstallatie van afvalwater onder de verantwoordelijkheid van de exploitant;b) als de abonnee of de titularis van een private waterwinning niet ingaat op het aanbod voor de collectieve plaatsing en het collectieve beheer ervan: 1) de abonnee of de titularis van een private waterwinning informeren over de verplichting om een individuele behandelingsinstallatie van afvalwater te plaatsen, inclusief het tijdspad daarvoor zoals dat is opgenomen in de geldende stroomgebiedbeheerplannen, hetzij in de van toepassing zijnde wetgeving;2) informatie registreren over de informatieverplichting, vermeld in punt 1);3° de informatie uit de registratie, vermeld in punt a) en b), bezorgen aan de gemeentelijke toezichthouder en de bevoegde entiteit. De bevoegde entiteit kan, na raadpleging of op voorstel van de exploitanten, technische richtlijnen opstellen over: 1° het aanbod voor de collectieve plaatsing en het collectieve beheer van de individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater onder de verantwoordelijkheid van de exploitant en in het bijzonder richtlijnen voor situaties waarbij de goede werking van de individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater niet gegarandeerd kan worden en voor de omgang met zonevreemde, onvergunde of hoofdzakelijk vergunde wooneenheden;2° de opvolging en in het bijzonder de wijze van en het tijdspad voor het informeren van de abonnee of de titularis van een private waterwinning en om informatie aan de gemeentelijke toezichthouder en de bevoegde entiteit te bezorgen.

Art. 9.Om het gemeentelijke openbaar saneringsnetwerk uit te bouwen, werkt de exploitant een programma uit dat ingebracht wordt in het meerjarenplan, vermeld in artikel 14.

Tenzij er geen aansluiting mogelijk is op een collector en de creatie van nieuwe lozingspunten onwenselijk is, verzekert de exploitant tegen uiterlijk 31 december 2027 dat het gemeentelijk openbaar saneringswerk zo is uitgebouwd dat een zuiveringsgraad van 50% op het niveau van de gemeente gehaald kan worden.

De exploitant realiseert het doel, vermeld in het tweede lid, en de doelen die zijn opgenomen in het meerjarenplan, vermeld in artikel 14, binnen de termijn van dat meerjarenplan, op voorwaarde dat de realisatie van de voormelde doelen niet gehypothekeerd wordt door overmacht of door factoren waar de exploitant geen vat op heeft. Afdeling 3. - Beheer van het gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk

Art. 10.§ 1. De exploitant zet alle passende middelen in om de goede werking van het gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk op elk moment te verzekeren. § 2. De exploitant meldt onmiddellijk na de vaststelling aan de bevoegde entiteit de volgende onderbrekingen van de afvoer door een faling van het gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk: 1° onderbrekingen van de opvang en het transport of calamiteiten met een impact op de kwaliteit van het watersysteem;2° onderbrekingen van de opvang en het transport met een verwachte duur van meer dan 24 uur en met een omvang van meer dan honderd huisaansluitingen of wooneenheden;3° onderbrekingen van de opvang en het transport van een publiek gebouw van categorie 1 als vermeld in artikel 10, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 januari 2023 over de kwaliteit, kwantiteit en levering van water bestemd voor menselijke consumptie. In de situaties, vermeld in het eerste lid, houdt de exploitant de bevoegde entiteit op de hoogte van de situatie en de evolutie van de situatie, zijn onderzoeken en de maatregelen die hij neemt. De bevoegde entiteit kan altijd advies geven over de situatie en aanbevelingen geven voor bijkomende acties en herstelmaatregelen.

In de situaties, vermeld in het eerste lid, informeert de exploitant altijd ook de gemeenten en derden als ze betrokken partij zijn, waaronder de overige beheerders van het openbaar domein, exploitanten van nutsvoorzieningen, waterloopbeheerders, andere infrastructuurbeheerders, over de situatie, de evolutie van de situatie, zijn onderzoeken en de maatregelen die hij neemt.

De bevoegde entiteit kan, na raadpleging of op voorstel van de exploitanten, de situaties, vermeld in het eerste lid, vanuit technisch oogpunt nader specifiëren en richtlijnen opstellen voor onder meer de melding aan de bevoegde entiteit en andere derden als vermeld in het derde lid, de communicatie naar gebruikers en het voorzien in noodvoorzieningen. § 3. Derden die schade veroorzaken aan het gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk, melden dat onmiddellijk aan de exploitant.

Art. 11.De exploitant inventariseert, uiterlijk de eerste dag van de zesde maand na de inwerkingtreding van dit besluit, het volledige gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk en knelpunten conform de richtlijnen van de bevoegde entiteit via een digitale toepassing die de bevoegde entiteit vaststelt.

De exploitant houdt de inventarisatie, vermeld in het eerste lid, actueel conform de richtlijnen van de bevoegde entiteit.

De bevoegde entiteit kan, na raadpleging van of op voorstel van de exploitanten, de infrastructuur die moet worden geïnventariseerd vanuit technisch oogpunt nader specifiëren, nadere technische richtlijnen opstellen over de wijze waarop en termijn waarin die inventarisatie moet gebeuren.

Art. 12.§ 1. Om beter zicht te krijgen op de kwaliteit van het gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk en ecologische, financiële en maatschappelijke risico's die zich stellen of kunnen stellen bij een falen ervan, onderwerpt de exploitant het gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk aan een risicogebaseerde inspectie. § 2. In deze paragraaf wordt verstaan onder: 1° code van goede praktijk: code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen vastgelegd via ministerieel besluit van 20 augustus 2012Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 20/08/2012 pub. 24/09/2012 numac 2012205032 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit tot vaststelling van de code van goede praktijk voor het ontwerp en de aanleg van rioleringssystemen sluiten;2° inspectieplan: het plan dat de uit te voeren voorinspecties en inspecties van het gemeentelijke openbaar saneringsnetwerk met een aanvaarde techniek aangeeft;3° risicokaart: een digitale kaart die gebaseerd is op de digitale toepassing die de bevoegde entiteit vastlegt, die het risico per rioolstreng weergeeft, conform de methodiek die is opgenomen in de code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen;4° toestandskaart: een digitale kaart die gebaseerd is op de digitale toepassing die de bevoegde entiteit vastlegt, die de toestandsklasse per rioolstreng weergeeft zoals die is afgeleid uit de uitgevoerde inspecties conform de methodiek die is opgenomen in de code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen;5° topkritische leiding: een leiding die ligt onder spoorwegen, hoofdgebouwen of snelwegen of een andere leiding die gekenmerkt is door een mogelijk hoge gevolgschade bij het structureel falen ervan;6° voorinspectie: een inspectie via een putcamera of via een andere gelijkwaardige en aanvaarde techniek waarmee de structurele toestand van een rioolstreng vanuit een inspectieput in kaart kan worden gebracht en waarbij alleen de eerste aansluitende buisdelen vanuit de inspectieput zichtbaar zijn. De exploitant brengt uiterlijk 31 december 2027 de toestand van de leidingen in haar beheer voor de opvang en transport van afvalwater en niet-verontreinigd hemelwater in kaart en rapporteert daarover aan de bevoegde entiteit in een digitale toepassing die de bevoegde entiteit vastlegt.

Aan de verplichting, vermeld in paragraaf 1 en het vorige lid, wordt het volgende tijdspad en de volgende minimumvoorwaarden gekoppeld: 1° uiterlijk de eerste dag van de zesde maand na de inwerkingtreding van dit besluit: a) is het bestaande gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk gebiedsdekkend in kaart gebracht en een risicokaart en een inspectieplan voor riolen tot en met 31 december 2027 beschikbaar gesteld via de digitale toepassing die de bevoegde entiteit vastlegt;b) is 25% van het inspectieplan voor riolen uitgevoerd en zijn minimaal 25% van de topkritische leidingen geïnspecteerd;2° eind 2025 is 50% van het inspectieplan uitgevoerd en zijn alle topkritische leidingen geïnspecteerd;3° tegen 31 december 2027 wordt minimaal 40% van de leidingen in beheer van de exploitant onderworpen aan een inspectie, deels gebiedsdekkend, deels risicogestuurd, tot het equivalente budget is bereikt;4° uiterlijk op 31 december 2027: a) is het inspectieplan volledig uitgevoerd en geëvalueerd;b) zijn de resultaten van de inspecties opgenomen in een toestandskaart en een geactualiseerde risicokaart;c) is er een maatregelenprogramma als vermeld in paragraaf 3 opgesteld;d) is een plan beschikbaar voor de verdere uitrol van de risicogebaseerde inspectie die is opgemaakt, rekening houdend met de technische richtlijnen die de bevoegde entiteit opstelt, en is het plan bezorgd aan de bevoegde entiteit. In het derde lid, 3°, wordt verstaan onder equivalent budget: het minimale budget dat de exploitant moet reserveren voor de risicogebaseerde inspectie van het openbaar gemeentelijk saneringsnetwerk, vermeld in artikel 11.

De minimumvoorwaarden, vermeld in het derde lid, worden gedocumenteerd met een statustool. De bevoegde entiteit stelt de voormelde statustool uiterlijk negentig dagen na de datum van de inwerkingtreding van dit besluit beschikbaar.

De statustool, vermeld in het vijfde lid, gebruikt de volgende gegevens, die de exploitant periodiek bezorgt aan de bevoegde entiteit: 1° het geplande inspectietype voor elk van de leidingen die geïnspecteerd moet worden;2° het uitgevoerde inspectietype voor elke geïnspecteerde leiding;3° de datum van de uitgevoerde inspectie voor elke geïnspecteerde leiding;4° de toestandsklasse van de leidingen die al zijn geïnspecteerd zoals opgenomen op de toestandskaart. In het zesde lid wordt verstaan onder inspectietype: de methodiek waarop de structurele toestand van een rioolstreng visueel wordt geïnspecteerd via bijvoorbeeld man-inspectie, rijdende camera of putcamera.

De bevoegde entiteit kan, na raadpleging of op voorstel van de exploitanten, nadere richtlijnen opstellen om de minimale inhoud van de statustool vanuit technisch oogpunt nader te specifiëren en voor de actualisatie van de gegevens.

In de risicokaart wordt aan alle relevante leidingen die zijn opgenomen in de inventarisatie van het openbaar gemeentelijk saneringsnetwerk en in het beheer bij de exploitant, een risicoklasse toegekend. Bij de voormelde toekenning wordt het onderscheid gemaakt tussen topkritische, risicovolle en risicoarme leidingen, waarbij rekening gehouden wordt met de relevante bepalingen uit de code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen en met eventueel aanvullende richtlijnen van de bevoegde entiteit.

In het negende lid wordt verstaan onder: 1° risicoarme leiding: een leiding die een lager risico heeft op falen met gevolgschade;2° risicovolle leiding: een leiding die een hoger risico heeft op falen met gevolgschade. Het deels gebiedsdekkende, deels risicogebaseerde inspectieplan wordt opgesteld en uitgevoerd conform de richtlijnen die de bevoegde entiteit vastlegt na raadpleging of op voorstel van de exploitanten.

De voormelde richtlijnen bevatten onder meer: 1° richtlijnen voor de inspectietechnieken die gebruikt moeten worden;2° richtlijnen over het werken met voorinspecties die gevolgd worden door een meer gedetailleerde na-inspectie;3° richtlijnen over het gebruik van inspectiedata die al beschikbaar zijn;4° richtlijnen over de inspectie van recente leidingen;5° richtlijnen over de rapportering. De gecodeerde schadebeelden die volgen uit de uitgevoerde inspecties worden op een genormaliseerde en uniforme manier vertaald naar een bijbehorende toestandsklasse. De voormelde schadebeelden worden weergegeven in een toestandskaart. De voormelde schadebeelden worden ook verwerkt in een geactualiseerde risicokaart. § 3. De exploitant stelt tegen uiterlijk 31 december 2027 op basis van de inspectieresultaten een maatregelenprogramma op om risico's met een significante ecologische, maatschappelijke en financiële impact te vermijden. De exploitant houdt het maatregelprogramma actueel en vult het systematisch aan met het oog op de verdere uitrol van het inspectieplan vermeld in paragraaf 2, derde lid.

De exploitant stelt het maatregelenprogramma, vermeld in het eerste lid, ter beschikking van de bevoegde entiteit.

De bevoegde entiteit kan, na raadpleging of op voorstel van de exploitanten, nadere technische richtlijnen opstellen over: 1° het type en de grootteorde van maatregelen die opgenomen moeten worden in het maatregelenprogramma, vermeld in het eerste lid;2° het tijdspad om de maatregelen, vermeld in punt 1°, te nemen;3° de wijze waarop het voormelde maatregelenprogramma ter beschikking wordt gesteld van de bevoegde entiteit. De bevoegde entiteit kan op elk moment het maatregelenprogramma, vermeld in het eerste lid, doorlichten om: 1° inhoudelijk advies te verstrekken;2° suggesties te formuleren voor bijsturingen van het voormelde maatregelenprogramma. § 4. Maatregelen uit het maatregelenprogramma, vermeld in paragraaf 3, worden opgenomen in het meerjarige programma, vermeld in artikel 14, afhankelijk van de gebiedsspecifieke prioriteiten en beschikbare middelen.

Art. 13.§ 1. Met behoud van de toepassing van artikel 10 brengt de exploitant via een risicogebaseerde aanpak de impact van de overstorten, die aanwezig zijn op het gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk, op de ontvangende waterlopen in kaart en rapporteert daarover aan de bevoegde entiteit in een digitale toepassing die de bevoegde entiteit vastlegt. § 2. De minister bepaalt de gebieden waarin prioritair de impact van de overstorten op de ontvangende waterlopen in kaart gebracht moet worden en maatregelen genomen moeten worden om de impact te reduceren.

De minister houdt daarbij minstens rekening met de volgende criteria: 1° de kwetsbaarheid van de ontvangende waterlopen voor een overstortwerking in de gebieden; 2° het belang van het reduceren van de impact van de overstortwerking om de doelstellingen, vermeld in artikel 1.2.2 van het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, te realiseren; 3° het belang van het reduceren van de impact van de overstortwerking om de doelstellingen te halen van het natuurbeleid van het decreet van 21 oktober 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/10/1997 pub. 10/01/1998 numac 1997036441 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu sluiten betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;4° het belang van het reduceren van de impact van de overstortwerking voor milieu, natuur, landschap, economie, landbouw en waterveiligheid in het gebied. De minister evalueert tweejaarlijks of bijkomende prioritaire gebieden bepaald moeten worden.

De bevoegde entiteit kan, na raadpleging of op voorstel van de exploitanten, nadere technische richtlijnen opstellen over de wijze waarop de effectieve impact van de overstorten op het ontvangende waterloopsegment worden begroot. § 3. De exploitant bezorgt, in samenwerking en afstemming met de Vennootschap, vermeld in artikel 2.6.1.1.1, § 1, van het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018, binnen twee jaar nadat het prioritaire gebied is bepaald, de volgende elementen aan de bevoegde entiteit via de digitale toepassing die de bevoegde entiteit vastlegt: 1° het resultaat van de evaluatie van de effectieve impact van de overstorten die aanwezig zijn op het gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk, op de ontvangende waterlopen;2° een maatregelprogramma om de impact te reduceren waar dat nodig is. De exploitant kan binnen twee jaar na de bepaling van de prioritaire gebieden een gemotiveerd verzoek tot verlenging van die termijn aan de minister voorleggen. De minister beslist over de verlenging binnen negentig dagen nadat die het gemotiveerd verzoek heeft ontvangen.

De bevoegde entiteit kan, na raadpleging of op voorstel van de exploitanten, nadere technische richtlijnen opstellen over: 1° het type en de grootteorde van de maatregelen die opgenomen moeten worden in het maatregelenprogramma, vermeld in het eerste lid, 2° ;2° de wijze waarop het voormelde maatregelenprogramma ter beschikking moet worden gesteld van de bevoegde entiteit. De bevoegde entiteit kan op elk moment het maatregelenprogramma, vermeld in het eerste lid, 2°, doorlichten om: 1° inhoudelijk advies te verstrekken;2° suggesties te formuleren voor bijsturingen ervan. § 4. De bevoegde entiteit stelt alle relevante en beschikbare informatie en de beschikbare ondersteunende tools ter beschikking van de exploitant om de verplichting, vermeld in paragraaf 1, in te vullen.

De bevoegde entiteit kan, na raadpleging of op voorstel van de exploitanten, de verplichtingen, vermeld in paragraaf 1, vanuit technisch oogpunt nader specifiëren via aanvullende technische richtlijnen. § 5. De maatregelen uit het maatregelenprogramma, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 2°, worden opgenomen in het meerjarenplan, vermeld in artikel 14, afhankelijk van de gebiedsspecifieke prioriteiten en beschikbare middelen. Afdeling 4. - Opmaak, opvolging en bijsturing van het meerjarenplan

voor de gemeentelijke saneringsverplichting

Art. 14.§ 1. De exploitant neemt alle passende maatregelen om te kunnen voldoen aan de bepalingen, vermeld in afdeling 1 tot en met 3. § 2. In het kader van de verplichting, vermeld in paragraaf 1, is de exploitant onder meer verantwoordelijk voor de opmaak, het actueel houden en cyclisch hernieuwen van een meerjarenplan voor de gemeentelijke saneringsverplichting. § 3. Het meerjarenplan, vermeld in paragraaf 2, wordt bij de opmaak en bij tussentijdse actualisaties door de exploitant bezorgd aan alle betrokken gemeenten en alle andere betrokken beheerders van het openbaar domein met het oog op een afstemming tussen het meerjarenplan en de investeringsagenda van de gemeenten en de betrokken beheerders van het openbaar domein. § 4. Uiterlijk de eerste dag van de zesde maand na de inwerkingtreding van dit besluit wordt een meerjarenplan voor de periode tot eind 2027 bezorgd aan de bevoegde entiteit. Het voormelde meerjarenplan bevat al de volgende elementen: 1° de totale vuilvracht, uitgedrukt in kg stikstof per jaar en kilogram fosfor per jaar, die gesaneerd zal worden per waterlichaam, om volledige invulling te geven aan de plandoelstellingen voor eind 2027 voor de vrachtreductie voor stikstof en fosfor, vermeld in de geldende stroomgebiedbeheerplannen, en rekening houdend met de totale reductiedoelen voor de vrachtreductie voor stikstof en fosfor, vermeld in de geldende stroomgebiedbeheerplannen, met opgave van: a) een indicatief overzicht van de investeringen die daarvoor tot en met 31 december 2027 zijn gepland;b) een indicatief tijdspad om de doelstellingen voor de sanering van de betreffende vuilvracht, te bereiken;2° het totaal aantal individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater waarvoor de plaatsing en het beheer voorzien wordt per waterlichaam, rekening houdend met de totale doelstellingen en met de prioritering, vermeld in de geldende stroomgebiedheerplannen, met opgave van: a) de prioriteit voor de plaatsing volgens de geldende stroomgebiedbeheerplannen;b) een indicatief tijdspad om de doelstellingen voor de plaatsing en het beheer van de individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater te bereiken;3° een overzicht van de geplande initiatieven tot en met 31 december 2027 voor het opvolgingsprogramma, vermeld in artikel 8, § 2, eerste lid, 2° ;4° in het geval dat de plandoelstellingen voor eind 2027 voor de vrachtreductie voor stikstof en fosfor zoals vastgelegd in de geldende stroomgebiedbeheerplannen niet volledig gerealiseerd kunnen worden: a) een omstandige motivatie waarom en waar dit het geval is met inbegrip van een identificatie van de onderliggende oorzaken;b) remediëringsmaatregelen met een opdeling in maatregelen die door de exploitant genomen zullen worden om de betreffende plandoelstellingen zo spoedig mogelijk te realiseren en in maatregelen die door derden genomen kunnen worden. § 5. Met het oog op een afstemming met de gemeentelijke begrotingscyclus wordt uiterlijk tegen 31 december 2025 een meerjarenplan voor de periode vanaf 1 januari 2026 bezorgd aan de bevoegde entiteit. Het voormelde meerjarenplan heeft telkens een looptijd van 6 jaar en bevat de volgende elementen: 1° een overzicht van alle investeringen die nog resteren om de totale doelstellingen voor de vrachtreductie voor stikstof en fosfor en voor de plaatsing en het beheer van de individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater, vermeld in de geldende stroomgebiedbeheerplannen in te vullen, met opgave van: a) voor de periode 2026-2031: i.de totale vuilvracht, uitgedrukt in kg stikstof per jaar en kilogram fosfor per jaar, die gesaneerd zal worden per waterlichaam, om bij te dragen aan de invulling van de doelen voor de vrachtreductie voor stikstof en fosfor, vermeld in de geldende stroomgebiedsbeheerplannen en om de uitvoering te verzekeren van de reeds voorziene door de exploitant te nemen remediëringsmaatregelen voor de volledige invulling van de plandoelstellingen voor eind 2027 voor de vrachtreductie voor stikstof en fosfor, met opgave van: 1) een indicatief overzicht van de investeringen die daarvoor zijn gepland tot en met 31 december 2031;2) een indicatief tijdspad om de doelstellingen voor de voormelde sanering van vuilvracht te bereiken;3) een raming van het budget; ii. het totaal aantal individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater waarvoor de plaatsing en het beheer voorzien wordt per waterlichaam, om bij te dragen aan de invulling van de totale doelstellingen en met de prioritering, vermeld in de geldende stroomgebiedheerplannen, met opgave van: 1) de prioriteit voor de plaatsing volgens de geldende stroomgebiedbeheerplannen;2) een indicatief tijdspad om de doelstellingen voor de plaatsing en het beheer van de individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater te bereiken;b) voor de periode 2032-2037: de totale vuilvracht, uitgedrukt in kg stikstof per jaar en kilogram fosfor per jaar, die gesaneerd zal worden per waterlichaam om een volledige invulling te geven aan de totale doelstellingen voor vrachtreductie voor stikstof en fosfor en de totale doelstellingen voor de plaatsing en beheer van individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater vermeld in de geldende stroomgebiedbeheerplannen i.een indicatief tijdspad om de totale doelstellingen voor de voormelde sanering van vuilvracht en de totale doelstellingen voor de plaatsing van individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater te bereiken; ii. een raming van het budget; 2° een overzicht, inclusief een raming van het budget, van de geplande investeringen voor de verdere uitbouw van het gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk in overeenstemming met de geldende zoneringsplannen in het geval dat de doelstellingen inzake de vrachtreductie voor stikstof en fosfor vermeld in de geldende stroomgebiedheerplannen bereikt zijn;3° een overzicht, inclusief een raming van het budget, van de geplande initiatieven voor het opvolgingsprogramma, vermeld in artikel 8, § 2, eerste lid, 2° ;4° een overzicht, inclusief een raming van het budget, van de investeringen die conform artikel 12, § 3, gepland zijn om de risico's voor een onverwachte uitval van het gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk met een significante ecologische, maatschappelijke en financiële impact als vermeld in artikel 12, § 1, te vermijden;5° een overzicht, inclusief een raming van het budget, van de investeringen die conform artikel 13, § 2, gepland zijn om de noodzakelijke maatregelen uit te voeren om risico's met een significante ecologische impact die worden veroorzaakt door overstorten aanwezig in het gemeentelijk openbaar saneringsnetwerk, te vermijden;6° een overzicht, inclusief een raming van het budget, van alle investeringen of maatregelen om knelpunten weg te werken die de exploitant heeft gepland;7° een overzicht, inclusief een raming van het budget, van de andere geplande investeringen en maatregelen dan de investeringen en maatregelen, vermeld in 1° tot en met 5°, die gekoppeld zijn aan de gemeentelijke saneringsverplichting;8° een overzicht, inclusief een raming van het budget, van de andere geplande investeringen en maatregelen dan de investeringen en maatregelen, vermeld in 1° tot met 6° die gekoppeld zijn aan het bereiken van de doelstellingen die zijn opgenomen in de geldende stroomgebiedbeheerplannen, andere dan deze vermeld in punt 1° ;9° een financieringsplan met daarin de manier waarop de uitvoering van de investeringen en het beheer wordt gefinancierd. De exploitant houdt bij de opmaak van het meerjarenplan, vermeld in het eerste lid, maximaal rekening met beschikbare informatie over geplande investeringen van andere beheerders van het openbaar domein zonder evenwel afbreuk te doen aan de eigen doelstellingen en de termijnen voor de realisatie ervan die daaraan zijn gekoppeld.

Elke zes jaar start een nieuwe zesjarige cyclus voor de opmaak en de uitvoering van het meerjarenplan. De actualisatie van het meerjarenplan, vermeld in het eerste lid, is gekoppeld aan de cyclus voor de opmaak van de gemeentelijke begroting. Het meerjarenplan kan ook tussentijds geactualiseerd worden als dat aangewezen of noodzakelijk is om invulling te geven aan de verplichtingen vermeld in dit besluit, de verplichtingen die voorvloeien uit een actualisatie van de stroomgebiedbeheerplannen of uit nieuwe beleidsdoelstellingen, of als het noodzakelijk is om in afstemming te werken met investeringen die andere beheerders van het openbaar domein plannen.

De bevoegde entiteit kan, na raadpleging of op voorstel van de exploitanten, nadere richtlijnen opstellen om de inhoud van het meerjarenplan, vermeld in het eerste lid en de wijze waarop het wordt bezorgd, vanuit technisch oogpunt nader te specificeren. § 6. De bevoegde entiteit kan, na raadpleging van de exploitanten of op voorstel van de exploitanten, nadere richtlijnen geven voor de wijze waarop het meerjarenplan, vermeld in paragraaf 2, bezorgd wordt aan de bevoegde entiteit. § 7. De bevoegde entiteit licht het meerjarenplan, vermeld in paragraaf 2, door om met het oog op een maximaal doelbereik ervan: 1° na te gaan of het meerjarenplan de minimale inhoud, vermeld in paragraaf 4 en 5, bevat;2° na te gaan of de aangemelde doelstellingen, initiatieven en desgevallend remediëringsmaatregelen en de bijbehorende planning voor de realisatie ervan invulling geven aan: a) de plandoelstellingen en de totale reductiedoelen van voor de vrachtreductie van stikstof en fosfor vermeld in de geldende stroomgebiedbeheerplannen;b) de totale doelstellingen voor de plaatsing en beheer van individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater die zijn opgenomen in de geldende stroomgebiedbeheerplannen. De bevoegde entiteit licht voorgestelde remediëringsmaatregelen en de motivatie hiervoor door met het oog op een maximaal doelbereik en stelt desgevallend wijzigingen aan de remediëringsmaatregelen voor. De bevoegde entiteit rapporteert over deze doorlichting en over voorstellen tot wijzigingen aan de remediëringsmaatregelen aan de toezichthoudende ambtenaar.

De bevoegde entiteit kan in overleg met de exploitant op elk moment het meerjarenplan doorlichten om: 1° inhoudelijk advies te verstrekken;2° suggesties te formuleren voor bijsturingen van het meerjarenplan, vermeld in het eerste lid. HOOFDSTUK 4. - Rapportering

Art. 15.§ 1. De exploitant wordt belast met de jaarlijkse rapportering over de invulling van de gemeentelijke saneringsverplichting. De exploitant stelt jaarlijks voor 15 juli minstens de informatie over de uitvoering van de gemeentelijke saneringsverplichting in het voorgaande jaar, kosteloos ter beschikking van de bevoegde entiteit. Voor gemeenten die het rioolbeheer op hun afzonderlijk gebied uitvoeren, geldt voor de rapportering van het financiële luik uitstel tot 30 september om een vooraf-invulling van de rapportering vanuit de beheers- en beleidscyclus toe te laten. § 2. De rapportering, vermeld in het eerste lid, verloopt via een digitale tool die de bevoegde entiteit vastlegt en omvat al de volgende elementen: 1° informatie over de financiering, namelijk: a) de opbrengsten;b) de kosten;c) de cashflow;d) mogelijkheden voor de optimalisatie van het financieel management.2° informatie over de kostendrijvers;3° informatie over de organisatie van de invulling van de gemeentelijke saneringsverplichting;4° informatie over het meerjarenprogramma, vermeld in artikel 14, namelijk: a) de uitgevoerde investeringsprojecten om de doelstellingen te bereiken, inclusief de uitgave die daaraan is gekoppeld;b) de status over de doelstellingen en de eventuele tussendoelen voor de sanering van de totale vuilvracht, uitgedrukt in kg stikstof per jaar en kilogram fosfor per jaar en voor de plaatsing en het beheer van individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater;c) de status over de doelstellingen voor de overige elementen uit het meerjarenprogramma.5° ecologische indicatoren. De minister kan na raadpleging van de exploitant en de bevoegde entiteit, de lijst met de gegevens, vermeld in het eerste lid, verder aanvullen. § 3. De bevoegde entiteit kan de concrete rapporteringsvelden en de mate van detail waarin de informatie wordt aangeleverd, vanuit technisch oogpunt nader specifiëren via technische richtlijnen. HOOFDSTUK 5. - Opvolging

Art. 16.De minister kan na raadpleging van de exploitanten, met het oog op de aansturing, de evaluatie en de opvolging van de exploitanten, voor de uitvoering en de invulling van de taken en verplichtingen die aan de minister worden toegewezen in dit besluit, de volgende elementen vastleggen: 1° kritische prestatie-indicatoren;2° de frequentie en wijze van rapportering over de kritische prestatie-indicatoren;3° indicatieve doelstellingen en indicatieve tussentijdse doelstellingen voor de kritische prestatie-indicatoren in kwestie.

Art. 17.Op verzoek van de bevoegde entiteit werkt de exploitant mee aan de uitbouw van de digitale toepassingen om invulling te geven aan de rapporterings-, inventarisatie- en informatieverplichtingen die zijn opgenomen in dit besluit.

Om invulling te geven aan het eerste sluiten de bevoegde entiteit en exploitant specifieke overeenkomsten waarin concrete afspraken over de volgende elementen worden opgenomen: 1° de inhoudelijke uitbouw, de communicatie en de ondersteuning naar de exploitanten toe;2° de financiering van de digitale toepassing vermeld in het eerste lid.

Art. 18.Als bij de rapportering blijkt dat de doelstellingen die zijn opgenomen in het meerjarenplan niet worden bereikt binnen het tijdspad in het voormelde meerjarenplan: 1° motiveert de exploitant dat omstandig ten aanzien van de bevoegde entiteit.Deze motivatie omvat al de volgende elementen: a) een analyse van de oorzaken waarom de doelstellingen, vermeld in het tweede lid, niet zijn bereikt;b) een identificatie van de partijen die in gebreke blijven;c) oplossingen om de oorzaken, vermeld in punt 1°, te remediëren en maatregelen om herhaling in de toekomst te vermijden.2° meldt de exploitant de remediëringsmaatregelen aan die door de exploitant genomen zullen worden om de betreffende doelstellingen zo spoedig mogelijk te realiseren. De bevoegde entiteit licht de motivatie en de aangemelde remediëringsmaatregelen, vermeld in het eerste lid, door en stelt desgevallend een remediëringstraject op. De bevoegde entiteit rapporteert over zijn bevindingen aan de toezichthoudende ambtenaar en de minister. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen

Art. 19.De volgende regelingen worden opgeheven: 1° het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 01/03/2013 pub. 02/04/2013 numac 2013035280 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de rapportering over de uitvoering van de saneringsverplichting door de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk of de gemeente, het gemeentebedrijf, de intercommunale of het intergemeentelijk samenwerkingsverband of de door de gemeente na marktbevraging aangestelde entiteit sluiten betreffende de rapportering over de uitvoering van de saneringsverplichting door de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk of de gemeente, het gemeentebedrijf, de intercommunale of het intergemeentelijk samenwerkingsverband of de door de gemeente na marktbevraging aangestelde entiteit, gewijzigd bij het ministerieel beluit van 20 februari 2018;2° het ministerieel besluit van 20 februari 2018Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 20/02/2018 pub. 14/03/2018 numac 2018011221 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit tot aanvulling van de lijst, opgenomen in bijlage 1a en 1b bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 betreffende de rapportering over de uitvoering van de saneringsverplichting door de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk of de gemeente, het gemeentebedrijf, de intercommunale of het intergemeentelijk samenwerkingsverband of de door de gemeente na marktbevraging aangestelde entiteit sluiten tot aanvulling van de lijst, opgenomen in bijlage 1a en 1b bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 01/03/2013 pub. 02/04/2013 numac 2013035280 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de rapportering over de uitvoering van de saneringsverplichting door de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk of de gemeente, het gemeentebedrijf, de intercommunale of het intergemeentelijk samenwerkingsverband of de door de gemeente na marktbevraging aangestelde entiteit sluiten betreffende de rapportering over de uitvoering van de saneringsverplichting door de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk of de gemeente, het gemeentebedrijf, de intercommunale of het intergemeentelijk samenwerkingsverband of de door de gemeente na marktbevraging aangestelde entiteit.

Art. 20.De Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 23 februari 2024.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR

^