Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 22 juni 1999
gepubliceerd op 18 augustus 1999

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 21 oktober 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 tot regeling van de arbeidsbemiddeling tegen betaling in het Vlaamse Gewest met betrekking tot personen met een hogere functie

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999036098
pub.
18/08/1999
prom.
22/06/1999
ELI
eli/besluit/1999/06/22/1999036098/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 JUNI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 21 oktober 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 tot regeling van de arbeidsbemiddeling tegen betaling in het Vlaamse Gewest met betrekking tot personen met een hogere functie


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 19 april 1995 tot regeling van de arbeidsbemiddeling tegen betaling in het Vlaamse Gewest, inzonderheid op artikel 8, § 1, eerste lid, 8°;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 21 oktober 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 tot regeling van de arbeidsbemiddeling tegen betaling in het Vlaamse Gewest met betrekking tot personen met een hogere functie, inzonderheid op artikel 7;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 november 1998;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 8 december 1998, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van state binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 27 mei 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 7, § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 21 oktober 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 tot regeling van de arbeidsbemiddeling tegen betaling in het Vlaamse Gewest met betrekking tot personen met een hogere functie, wordt aangevuld met het volgende lid : « De term persoonlijkheidsonderzoek dient te worden begrepen overeenkomstig de als bijlage bij dit besluit gevoegde omschrijving en operationele definitie. »

Art. 2.De Vlaamse rninister, bevoegd voor Tewerkstelling, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 22 juni 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS

Bijlage a) Omschrijving van de notie "persoonlijkheidsonderzoek" Om na te gaan of er sprake is van persoonlijkheidsonderzoek wordt er uitgegaan van de aspecten van een persoon die gerapporteerd of besproken worden naar aanleiding van een kandidatuurstelling voor een vacature. Persoonlijkheidsonderzoek resulteert in een reeks uitspraken over de geschiktheid van de persoon in verhouding tot de functievereisten en de omgeving, die gebaseerd zijn op persoonlijkheidstrekken die relatief stabiel blijven over tijd en plaatsen heen. Voorbeelden van dergelijke trekken vindt men bijvoorbeeld terug in het "Big-Five model" (openheid, consciëntieusheid, extravertie, aangenaamheid, neuroticisme - Costa & McCrae Personality Inventory '85) of andere wetenschappelijk onderbouwde modellen van persoonlijkheidsonderzoek.

Deze uitspraken worden gedaan op basis van psychodiagnostische methoden die enerzijds een wetenschappelijke vooropleiding vereisen zoals (persoonlijkheids)vragenlijsten, projectieve technieken, methoden van interview en observatie (1) en anderzijds op opleiding en ervaring gestoelde kunde en vaardigheid vereisen om deze resultaten te interpreteren en te rapporteren in functie van de persoon voor wie deze resultaten bedoeld zijn.

Onder kenmerken die in strikte zin niet onder persoonlijkheid vallen worden verstaan : intelligentie, vaardigheden, kennisaspecten, belangstelling, biografische gegevens. Om over deze laatste kenmerken verantwoorde uitspraken te doen, dient men beroep te doen op personen die voldoen aan de bekwaamheidsvereisten gesteld in het decreet (artikel 8, § 1, eerste lid, 8°) of die door hen worden gesuperviseerd. b) Operationele definitie van "persoonlijkheidsonderzoek" Werven en selecteren is een delicate materie die oordeelkundig en ethisch verantwoord moet gebeuren.Het betreft immers de begeleiding van mensen die een belangrijke loopbaanbeslissing nemen, met implicaties voor hun verdere toekomst en hun omgeving. Hierna volgt de operationele vertaling van het begrip "persoonlijkheidsonderzoek" en wordt een antwoord gegeven op de volgende vraag : wie, met welke opleiding of training kan welke persoonlijkheidsonderzoeken verrichten en methoden hanteren. 1. Persoonlijkheidsonderzoeken m.b.v. projectieve testen en persoonlijkheidsvragenlijsten met een klinische grondslag Voorbeelden : Rorschach, TAT, boom, Rosenzweig, MMPI. Testen moeten afgenomen worden door een psycholoog, die de bevindingen interpreteert en het rapport tekent als volgt : "persoonlijkheidsonderzoek en psychologische tests werden uitgevoerd door de heer/Mevr. X, psycholoog." Ook in de bevestiging van de opdracht naar de klant, dient het bureau te vermelden op welke methode(s) de evaluatie van persoonskenmerken of van de persoonlijkheid zal steunen. 2. Persoonlijkheidsonderzoeken m.b.v. vragenlijsten met een beroepsmatige inslag Voorbeelden : Nederlands Persoonlijkheids Vragenlijst (NPV), 16PF, Guilford, Occupational Personality Questionnaire (OPQ), tests ontworpen door psychologen en die kunnen aangekocht worden door niet-psychologen.

Deze tests worden afgenomen door een psycholoog of door een persoon die opgeleid werd door een psycholoog om deze testen op een vakkundige manier toe te passen. De interpretatie van de gegevens gebeurt door een psycholoog. Deze kan de interpretatie ook toevertrouwen aan een niet als psycholoog gediplomeerd consulent, mits de psycholoog borg staat voor de selectie van de test en voor de opleiding van de consulent. Hij toetst eveneens regelmatig de bekwaamheid in het interpreteren van de resultaten.

De consulent tekent het rapport al of niet na bespreking van de bevindingen met de psycholoog. In de overeenkomst tussen het bureau en de psycholoog is duidelijk omschreven welke vragenlijsten door welke consulent mogen worden toegepast, wat de opleiding inhoudt en hoe de psycholoog de kwaliteit van het werk zal opvolgen. Daarbij weegt de psycholoog en de moeilijkheidsgraad van de test af en de kennis en de vooropleiding van de consulent. De psycholoog is professioneel verantwoordelijk voor de kwaliteit van de rapportering over de persoonlijkheidsaspecten. Indien een consulent niet-psycholoog de rapportering doet vermeldt deze "de rapportering over de geschiktheid van de kandidaat voor wat betreft persoonlijkheidsaspecten steunt op het gebruik van beroepsmatige vragenlijsten uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de heer/Mevr. X, psycholoog;" Ook in de bevestiging van de opdracht naar de klant, dient het bureau te vermelden op welke methode(s) de evaluatie van persoonskenmerken of van de persoonlijkheid zal steunen.

Er dient ook telkens uitdrukkelijk vermeld te worden door wie (naam van de consulent) de betreffende selectieactiviteit werd uitgevoerd. 3. Persoonlijkheidsonderzoeken m.b.v. gestandaardiseerde en computergestuurde interpretatie en rapportering Een bijzonder geval vormen de psychologische tests en persoonlijkheidsonderzoeken die door een derde partij op een computergestuurde manier worden geïnterpreteerd en gerapporteerd. Deze kunnen op vraag van een klant aan het dossier worden toegevoegd op voorwaarde dat de consulent het rapport niet wijzigt en dat duidelijk verwezen wordt naar de test en naar het expertsysteem dat zorgt voor de verwerking en de rapportering van de gegevens. In dat geval wordt vermeld; "dit rapport werd gemaakt door het expertsysteem x, op basis van de test y, voor rekening van bureau z, dat opgeleid is om de afname te verzorgen van de test waarop dit rapport zich baseert." Ook in de bevestiging van de opdracht naar de klant, dient het bureau te vermelden op welke methode(s) de evaluatie van persoonskenmerken of van de persoonlijkheid zal steunen.

Er dient ook telkens uitdrukkelijk vermeld te worden door wie (naam van de consulent) de betreffende selectieactiviteit werd uitgevoerd. 4. Rapportering of bespreking van persoonlijkheidsindrukken m.b.v. interviews of observatie In een rapportering kunnen indrukken weergegeven worden over de persoon, en zijn geschiktheden in verhouding tot de functievereisten, gebaseerd op interview en observatie en op ervaringskennis van de consulent. Deze indrukken moeten vooral steunen op factuele gegevens verzameld in het interview en observatie, en worden verwoord in courant taalgebruik.

In dat geval dient het rapport te worden besloten als volgt : "de uitspraken over de geschiktheid als persoon zijn gebaseerd op indrukken verzameld tijdens het interview en/of observatie en op ervaringskennis; zij zijn geen uitspraken gebaseerd op het vakkundig gebruik van psychodiagnostische methoden." Ook in de bevestiging van de opdracht naar de klant, dient het bureau te vermelden op welke methode(s) de evaluatie van persoonskenmerken of van de persoonlijkheid zal steunen.

Er dient ook telkens uitdrukkelijk vermeld te worden door wie (naam van de consulent) de betreffende selectieactiviteit werd uitgevoerd.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 21 oktober 1997 tot uitvoering van het decreet van 19 april 1995 tot regeling van de arbeidsbemiddeling tegen betaling in het Vlaamse Gewest met betrekking tot personen met een hogere functie.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS _______ Nota (1) Interview en observatie hebben verschillende functies zoals : (1) kennismaken met elkaar;(2) inwinnen en uitwisselen van informatie over factuele gegevens; (3) toetsen van meningen en verduidelijkingen ervan; (4) afwegen van functie- en contextvereisten aan beroeps- en levenservaringen; (5) helpen tot uitdrukking brengen van en inlevend beluisteren van persoonlijke gevoelens en motivaties, of (6) helpen duiden, begrijpen en verwerken van problematische levenservaringen.

Beide laatste (5) doch vooral (6) vergen een vakkundige scholing en behoort meer in het bijzonder tot het terrein van persoonlijkheidsonderzoeken, terwijl de andere functies mits training niet tot het eigenlijke terrein van persoonlijkheidsonderzoeken worden gerekend.

^