gepubliceerd op 06 maart 1998
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 4 maart 1997 houdende aanwijzing overeenkomstig het artikel 30, § 2, van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering van de historisch verontreinigde gronden waar bodemsanering moet plaatsvinden
20 JANUARI 1998. Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 4 maart 1997 houdende aanwijzing overeenkomstig het artikel 30, § 2, van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering van de historisch verontreinigde gronden waar bodemsanering moet plaatsvinden
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering, gewijzigd bij decreet van 22 december 1995, inzonderheid op het artikel 30, § 2;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 4 maart 1997 houdende aanwijzing overeenkomstig het artikel 30, § 2 van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering van de historisch verontreinigde gronden waar bodemsanering moet plaatsvinden, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 21 mei 1997;
Gelet op het voorstel van 4 december 1997 van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest houdende een aanpassing van de lijst van historisch verontreinigde gronden conform het artikel 30 van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering;
Gelet op het objectief beoordelingskader, opgesteld door de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest en toegelicht in haar brief met referentie RS-S/EVD-VD-IB-96/2618 van 31 mei 1996, om met de beperkte gegevens uit het oriënterend bodemonderzoek een oordeel te kunnen vormen over het feit of er al dan niet ernstige aanwijzingen zijn van een ernstige bedreiging;
Overwegende dat het artikel 30, § 1 van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering bepaalt dat op gronden met historische bodemverontreiniging bodemsanering wordt uitgevoerd indien de bodemverontreiniging een ernstige bedreiging vormt; dat § 2 van hetzelfde artikel 30 stelt dat de Vlaamse regering op voorstel van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest deze historisch verontreinigde gronden waar bodemsanering moet plaatsvinden aanwijst; dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 31 van hetzelfde decreet de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest vervolgens de saneringsplichtigen zal aanmanen om de bodemsanering op eigen kosten uit te voeren;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.De lijst van de gronden gevoegd in bijlage bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 maart 1997 houdende aanwijzing overeenkomstig het artikel 30, § 2 van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering van de historisch verontreinigde gronden waar bodemsanering moet plaatsvinden, wordt aangevuld met de gronden voorkomend op de lijst gevoegd in bijlage 1 bij dit besluit.
Art. 2.De gronden voorkomend op de lijst gevoegd in bijlage 2 bij dit besluit worden geschrapt van de lijst van de gronden gevoegd in bijlage bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 maart 1997 houdende aanwijzing overeenkomstig het artikel 30, § 2 van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering van de historisch verontreinigde gronden waar bodemsanering moet plaatsvinden.
Art. 3.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 20 januari 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, T. KELCHTERMANS Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld