gepubliceerd op 04 september 2007
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus
19 JULI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus en in het bijzonder de artikelen 3, § 3 tweede lid, 5, 6, § 1, 7, 9 eerste en vijfde lid, 11, § 9 en 14;
Gelet op het decreet van 19 maart 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid « Toerisme Vlaanderen » en in het bijzonder artikel 5, § 2, eerste en derde lid;
Gelet op de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;
Gelet op de richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt;
Gelet op het advies van het Technisch Comité van de reisbureaus, gegeven op 1 maart 2007;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 april 2007;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister van Begroting, gegeven op 15 mei 2007;
Gelet op advies 43.155/3 van de Raad van State, gegeven op 26 juni 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definitie
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus;2° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het toerisme;3° toeristisch verhuurkantoor : verkooppunt met als enige reisbureau-activiteit het bemiddelen of sluiten van een overeenkomst tot het verstrekken door een derde van logies in een vakantiewoning;4° persoon belast met de dagelijkse leiding van een verkooppunt : elke natuurlijke persoon behorend tot een reisbureau, die de facto verantwoordelijk is voor of toezicht uitoefent op de dagdagelijkse werkzaamheden van een verkooppunt van dat reisbureau;5° lidstaat : een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;6° gereglementeerd beroep : een beroepswerkzaamheid of een geheel van beroepswerkzaamheden zoals gedefinieerd in artikel 3 van de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;7° opleidingstitel : een opleidingstitel zoals gedefinieerd in artikel 3 van de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;8° bevoegde autoriteit : een bevoegde autoriteit zoals gedefinieerd in artikel 3 van de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;9° bedrijfsleider : een bedrijfsleider zoals gedefinieerd in artikel 3 van de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. HOOFDSTUK II. - Vergunningen Afdeling I. - De voorwaarden voor het verlenen van de vergunning of
toestemming Onderafdeling I. - Voorwaarden wat betreft de beroepskennis van de personen, belast met de dagelijkse leiding van een verkooppunt
Art. 2.§ 1. Onder de vereiste beroepskennis, vermeld in artikel 5, 1°, van het decreet, moet worden verstaan : 1° kennis van het Nederlands noodzakelijk voor het uitoefenen van de dagelijkse leiding van het verkooppunt;2° voldoende kennis van de volgende materies : a) technische kennis : 1) de toepasselijke wetgeving;2) de reisproducten;3) de geografie;4) de structuur van de reisindustrie;b) bedrijfsbeheer : 1) basisbeginselen van boekhouding;2) basisbeginselen van fiscaal en sociaal recht in verband met het beroep;3° Kennis van verkoops- en organisatietechnieken;4° Kennis van informatica, reservatie en ticketing. § 2. De volgende personen worden, op voorwaarde dat ze beschikken over de in § 1 vermelde kennis van het Nederlands, geacht over de vereiste beroepskennis, vermeld in § 1 te beschikken : a) de houder van : 1° een bachelor- of masterdiploma in toerisme dat overeenkomstig een decreet van de Vlaamse Gemeenschap door een universiteit of een hogeschool is toegekend of van een daarmee gelijkgesteld diploma dat vóór het academiejaar 2004-2005 is toegekend, die een relevante ervaring van één jaar in één of meerdere reisbureau-activiteit(en) kunnen bewijzen, in de periode van tien jaar voorafgaand aan hun aanstelling als persoon belast met de dagelijkse leiding van het verkooppunt;2° een bachelor- of masterdiploma dat overeenkomstig een decreet van de Vlaamse Gemeenschap door een instelling van hoger onderwijs is toegekend of van een daarmee gelijkgesteld diploma dat vóór het academiejaar 2004-2005 is toegekend, die een relevante ervaring van twee jaar in één of meerdere reisbureau-activiteit(en) kunnen bewijzen, in de periode van tien jaar voorafgaand aan hun aanstelling als persoon belast met de dagelijkse leiding van het verkooppunt;3° een diploma van hoger secundair onderwijs toerisme dat overeenkomstig een decreet van de Vlaamse Gemeenschap is toegekend, die een relevante ervaring van drie jaar in één of meerdere reisbureau-activiteit(en) kunnen bewijzen, in de periode van tien jaar voorafgaand aan hun aanstelling als persoon belast met de dagelijkse leiding van het verkooppunt;4° een getuigschrift reisbureau-uitbater dat door of krachtens een decreet van de Vlaamse Gemeenschap is toegekend en ten minste drie jaar omvat, die een relevante ervaring van drie jaar in één of meerdere reisbureau-activiteit(en) kunnen bewijzen, in de periode van tien jaar voorafgaand aan hun aanstelling als persoon belast met de dagelijkse leiding van het verkooppunt;5° de titel van reisexpert overeenkomstig het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid.b) de houder van een bekwaamheidsattest of opleidingstitel voorgeschreven door een lidstaat om tot het gereglementeerd beroep van reisbureau-uitbater op zijn grondgebied te worden toegelaten, dan wel deze activiteit aldaar uit te oefenen, dat beantwoordt aan de volgende voorwaarden : - het is afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen, - uit het bekwaamheidsattest of de opleidingstitel blijkt dat de houder met succes : o ofwel een secundaire studiecyclus van technische aard heeft gevolgd, aangevuld met een andere dan de hierna bedoelde postsecundaire studiecyclus of beroepsopleiding en/of met de beroepsstage of praktijkervaring die als aanvulling op deze studiecyclus vereist is; o ofwel een postsecundaire studiecyclus van ten minste drie jaar of een gelijkwaardige deeltijdstudie heeft gevolgd aan een universiteit of een andere instelling voor hoger onderwijs of een andere instelling van gelijkwaardig opleidingsniveau en in het voorkomend geval, en dat hij met succes de beroepsopleiding heeft gevolgd die in aanvulling op de postsecundaire studiecyclus wordt vereist; o ofwel een specifiek examen zonder voorafgaande opleiding heeft afgelegd; die beschikt over de relevante ervaring die tevens gevraagd wordt van de houders van de met zijn opleidingstitel overeenkomende Vlaamse opleidingstitel, vermeld in artikel 2, § 2 a) 1° tot 4° of de in artikel 2, § 2 a) 5° vermelde bekwaamheidsproef met succes heeft afgelegd. c) de persoon die het beroep van reisbureau-uitbater tijdens de voorafgaande tien jaar gedurende twee jaar voltijds heeft uitgeoefend in een lidstaat waar het beroep van reisbureau-uitbater niet gereglementeerd is en die een of meer bekwaamheidsattesten of opleidingstitels bezit die voldoen aan de volgende voorwaarden : - het is afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen, - uit het bekwaamheidsattest of de opleidingstitel blijkt dat de houder met succes : o ofwel een secundaire studiecyclus van technische aard heeft gevolgd, aangevuld met een andere dan de hierna bedoelde postsecundaire studiecyclus of beroepsopleiding en/of met de beroepsstage of praktijkervaring die als aanvulling op deze studiecyclus vereist is en hem op de uitoefening van het beroep van reisbureau-uitbater heeft voorbereid; o ofwel een postsecundaire studiecyclus van ten minste drie jaar of een gelijkwaardige deeltijdstudie heeft gevolgd aan een universiteit of een andere instelling voor hoger onderwijs of een andere instelling van gelijkwaardig opleidingsniveau en in het voorkomend geval, en dat hij met succes de beroepsopleiding heeft gevolgd die in aanvulling op de postsecundaire studiecyclus wordt vereist en die hem op de uitoefening van het beroep van reisbureau-uitbater heeft voorbereid; o ofwel een specifiek examen zonder voorafgaande opleiding heeft afgelegd, dat hem op de uitoefening van het beroep van reisbureau-uitbater heeft voorbereid. die beschikt over de relevante ervaring die tevens gevraagd wordt van de houders van de met zijn opleidingstitel overeenkomende Vlaamse opleidingstitel, vermeld in artikel 2, § 2 a) 1° tot 4° of de in artikel 2, § 2 a) 5° vermelde bekwaamheidsproef met succes heeft afgelegd. d) de persoon die in een lidstaat de werkzaamheden vermeld in artikel 18 van de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, heeft uitgeoefend. § 3. Voor de toepassing van § 2 wordt elke opleidingstitel, dan wel elk geheel van opleidingstitels die door een bevoegde autoriteit in een lidstaat zijn afgegeven, gelijkgesteld met een in artikel 2, § 2, b) en c), vermelde opleidingstitel wanneer daarmee een in de Europese Economische Ruimte gevolgde opleiding wordt afgesloten welke door deze lidstaat als gelijkwaardig wordt erkend, en daaraan dezelfde rechten inzake toegang tot of uitoefening van het beroep van reisbureau-uitbater zijn verbonden, dan wel een voorbereiding vormt op de uitoefening van dat beroep. Onder dezelfde voorwaarden als die van de eerste alinea wordt met een dergelijke opleidingstitel ook gelijkgesteld elke beroepskwalificatie die weliswaar niet voldoet aan de eisen die in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van oorsprong voor de toegang tot of uitoefening van een beroep zijn vastgesteld, maar die de houder ervan krachtens deze bepalingen verworven rechten verleent.
Dit geldt met name indien de lidstaat van oorsprong het niveau verhoogt van de opleiding die vereist is voor de toegang tot een beroep of de uitoefening ervan, en indien een persoon die vroeger een opleiding heeft genoten die niet meer voldoet aan de eisen van de nieuwe kwalificatie, verworven rechten geniet uit hoofde van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen; in dat geval wordt de vroeger genoten opleiding door de ontvangende lidstaat beschouwd als overeenkomend met het niveau van de nieuwe opleiding.
Voor de toepassing van § 2 worden zowel voltijdse als deeltijdse prestaties in aanmerking genomen, met dien verstande dat de totale duur van de deeltijdse arbeidstijd overeenkomt met de vereiste voltijdse ervaring die door § 2 wordt opgelegd.
Het al dan niet bezitten van de vereiste beroepskennis wordt door Toerisme Vlaanderen beoordeeld op basis van één of meer van de volgende documenten : a) de voorgelegde diploma's, bekwaamheidsattesten of opleidingstitels;b) een op eer afgeleverde verklaring, overeenkomstig het formulier van Toerisme Vlaanderen, van de huidige of vroegere werk- of opdrachtgever;c) getuigenverklaringen;d) elk stuk dat door Toerisme Vlaanderen wordt aanvaard als bewijs. Onderafdeling II. Voorwaarden wat betreft de onderneming
Art. 3.De aanvrager van een vergunning moet het bestaan van een permanent eigen vermogen bewijzen met een minimum bedrag van 25.000 euro. Drie jaar na het verkrijgen van de vergunning dient de houder over tenminste 50.000 euro te beschikken.
Onder permanent eigen vermogen wordt verstaan, het eigen vermogen zoals bepaald, naargelang van het geval, in het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen of het koninklijk besluit van 19 december 2003 betreffende de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen, aangevuld met de achtergestelde leningen.
Het permanent eigen vermogen van de natuurlijke personen wordt berekend op basis van hun vermogen.
Het bewijs van het bestaan van het permanent eigen vermogen wordt binnen een maand geleverd na eenvoudig verzoek hiertoe door Toerisme Vlaanderen middels een attest opgesteld door een bedrijfsrevisor, lid van het Instituut der Bedrijfsrevisoren, of door een accountant, ingeschreven op de lijst van externe accountants van het Instituut der Accountants.
Art. 4.De aanvrager of houder van een vergunning moet het bewijs leveren dat hij één borgstellingskrediet dat voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 5, heeft verkregen bij een verzekeringsonderneming of kredietinstelling, hierna de borgsteller te noemen. Die ondernemingen of instellingen moeten gemachtigd zijn overeenkomstig de reglementering van hun lidstaat van herkomst die verrichtingen uit te voeren.
Art. 5.Het borgstellingskrediet moet aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° het borgstellingskrediet is overeenkomstig artikel 5, 2°, b) van het decreet enkel bestemd tot zekerheidsstelling van de verbintenissen die in het kader van de reisbureau-activiteit werden aangegaan. 2° de aanvrager van een vergunning moet het bewijs leveren dat hij beschikt over een borgstellingskrediet van tenminste 25.000 euro. 3° Het borgstellingskrediet van de houder van een vergunning bedraagt minstens 25.000 euro en maximum 300.000 euro en wordt berekend op het netto-zakencijfer uit de reisbureau-activiteit, zijnde het totaal van de facturen betreffende de reisbureau-activiteit, met aftrek van het zakencijfer vertegenwoordigd door de vervoertitels van niet-vergunninghouders, en het zakencijfer uit de reisbureau-activiteit buiten het Vlaamse Gewest die door een andere borg is gedekt. De berekeningsbasis wordt gecertificeerd door een bedrijfsrevisor, lid van het Instituut der Bedrijfsrevisoren of door een accountant, ingeschreven op de lijst van externe accountants van het Instituut der Accountants.
De houder van een vergunning moet het bewijs leveren dat hij voortdurend beschikt over een borgstellingskrediet gelijk aan 1% van het in 2° vermelde netto-zakencijfer, met dien verstande dat deze verplichte borgstelling pas op 30 juni of zes maanden na het afsluiten van de jaarrekening wordt berekend en pas wordt gewijzigd als het zakencijfer een wijziging van het borgstellingskrediet met tenminste 10.000 euro toelaat, en het borgstellingskrediet minimaal 25.000 en maximaal 300.000 euro bedraagt. 4° de borgsteller verbindt zich met de aanvrager of vergunninghouder tot betaling van de opeisbare schulden bij het in gebreke blijven van die laatste, en het informeren van Toerisme Vlaanderen over de eventuele opzegging of wijziging van het borgstellingskrediet.Hij doet afstand van het voorrecht van uitwinning en gaat akkoord het borgstellingskrediet slechts uit te keren overeenkomstig artikel 22; 5° het borgstellingskrediet geldt voor onbepaalde duur.6° de beëindiging of de verlaging van het borgstellingskrediet is niet tegenwerpelijk aan de begunstigde voor de schuldvorderingen die tijdens de duur van het borgstellingskrediet ontstaan zijn.
Art. 6.Binnen vijf werkdagen na de kennisgeving van de opzegging of na een wijziging van het borgstellingskrediet moet de vergunninghouder Toerisme Vlaanderen hiervan op de hoogte brengen.
Art. 7.Elk voor het publiek toegankelijk verkooppunt moet toelaten het beroep op een herkenbare en waardige wijze uit te oefenen.
Art. 8.§ 1. De aanvrager of houder van een vergunning moet een verzekering tegen financieel onvermogen gesloten hebben die aan de voorwaarden van dit artikel voldoet. § 2. De verzekeringsovereenkomst heeft als voorwerp, ingeval van financieel onvermogen van het reisbureau : 1° de reizigers de bedragen terug te betalen welke reeds voldaan zijn 2° tot repatriëring van de reizigers over te gaan indien de reis een aanvang heeft genomen en hun terugkeer onzeker of verhinderd is ingevolge het financieel onvermogen van het reisbureau. § 3. De verzekeringsovereenkomst mag niet voorzien in een schadevergoeding ingevolge het financieel onvermogen van het reisbureau. § 4. De verzekeraar moet er zich toe verbonden hebben Toerisme Vlaanderen te informeren over de eventuele schorsing, opzegging of nietigverklaring van de overeenkomst of van gedeeltelijk of volledig verval van recht op de uitkering, alsook wanneer de overeenkomst niet wordt vernieuwd op zijn eindvervaldag. § 5. De verzekering wordt opgezegd indien Toerisme Vlaanderen de vergunning van het reisbureau intrekt.
Art. 9.§ 1. De aanvrager of houder van een vergunning dient tevens een verzekering burgerlijke beroepsaansprakelijkheid gesloten te hebben die aan de voorwaarden van dit artikel voldoet. § 2. De overeenkomsten tot verzekering van de burgerlijke aansprakelijkheid van het reisbureau jegens de reizigers verlenen tenminste dekking : - voor de schade voortvloeiend uit lichamelijke letsels ten belope van 1,2 miljoen euro per schadegeval en 120.000 euro per reiziger; - voor de materiële schade ten belope van 120.000 euro per schadegeval en 2500 euro per reiziger; - voor de immateriële schade ten belope van 120.000 euro per schadegeval en 2500 euro per reiziger. § 3. De bedragen waarvan sprake in § 2 van dit artikel worden gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen waarbij als basisindexcijfer wordt genomen het indexcijfer dat geldt tijdens de maand die voorafgaat aan de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. § 4. De verzekeraar moet er zich toe verbonden hebben Toerisme Vlaanderen te informeren over de eventuele schorsing, opzegging of nietigverklaring van de overeenkomst of van gedeeltelijk of volledig verval van recht op de uitkering, alsook wanneer de overeenkomst niet wordt vernieuwd op zijn eindvervaldag. § 5. De verzekering wordt opgezegd indien Toerisme Vlaanderen de vergunning van het reisbureau intrekt. Afdeling II. - De procedure voor toekenning, weigering, schorsing of
intrekking van de vergunning en toestemming
Art. 10.De natuurlijke persoon of rechtspersoon die een reisbureau-activiteit wenst uit te oefenen dient bij Toerisme Vlaanderen de daartoe vereiste vergunningsaanvraag in met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek.
De vergunningsaanvraag wordt ondertekend door de aanvrager zelf, als het een natuurlijk persoon betreft, of door het gemachtigd bestuursorgaan of door een of meer personen die daartoe een bijzondere lastgeving hebben gekregen, als het een rechtspersoon betreft. De vergunningsaanvraag bevat de volgende documenten en gegevens : 1° een kopie van het getuigschrift van goed zedelijk gedrag, conform het model bestemd voor een overheidsadministratie, dat minder dan drie maanden vooraf werd afgeleverd op naam van de personen belast met de dagelijkse leiding van de aangevraagde verkooppunten. Het getuigschrift van goed zedelijk gedrag mag worden vervangen door eender welk document uitgereikt door de bevoegde overheid van de lidstaat van oorsprong of herkomst van de betrokkene waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van goed zedelijk gedrag is voldaan als de betrokkene : a) hetzij onderdaan is van een lidstaat;b) hetzij een staatloze is die bestendig in België verblijft of een onderdaan is van een staat die aan Belgen gelijkwaardige wederkerigheid toekent.2° wat betreft de personen die belast zijn met de dagelijkse leiding van een aangevraagd verkooppunt : - het geschreven akkoord waaruit blijkt dat ze hun verantwoordelijkheid voor de dagelijkse leiding van het verkooppunt aanvaarden; - en ofwel a) het bewijs dat voldaan is aan de vereisten, vermeld in artikel 2; ofwel b) het bewijs dat zij onder de overgangsmaatregel, vermeld in artikel 13, tweede lid, van het decreet, vallen; 3° de bewijzen waaruit blijkt dat de financiële mogelijkheden van de aanvrager beantwoorden aan de vereisten, vermeld in artikel 3;4° een bewijs afgeleverd door de borgsteller of zijn aangestelde, waaruit blijkt dat aan de vereisten, vermeld in artikel 4 en 5, voldaan is;5° een overzicht van alle aangevraagde verkooppunten, met opgave van hun aard, adres en de voornamen, de achternaam en de woon- en verblijfplaats van de personen die zullen worden belast met de dagelijkse leiding ervan;6° een bewijs, afgeleverd door de verzekeringsonderneming(en) of haar/hun aangestelde(n), waaruit blijkt dat aan de vereisten, vermeld in artikel 8 en 9, voldaan is; Toerisme Vlaanderen moet binnen een termijn van tien werkdagen met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek, op de hoogte worden gebracht van elke wijziging aan een element van de vergunningsaanvraag.
Art. 11.De vergunninghouder die bijkomende verkooppunten wenst te openen, dient de daartoe vereiste toestemmingsaanvraag in bij Toerisme Vlaanderen met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek.
De toestemmingsaanvraag wordt ondertekend door de vergunninghouder zelf, als het een natuurlijk persoon betreft, of door het gemachtigd bestuursorgaan of door een of meer personen die daartoe een bijzondere lastgeving hebben gekregen, als het een rechtspersoon betreft, en bevat de volgende documenten : 1° een kopie van het getuigschrift van goed zedelijk gedrag, conform het model bestemd voor een overheidsadministratie, dat minder dan drie maanden vooraf werd afgeleverd op naam van de personen belast met de dagelijkse leiding van de aangevraagde verkooppunten; Het getuigschrift van goed zedelijk gedrag mag worden vervangen door eender welk document uitgereikt door de bevoegde overheid van de lidstaat van oorsprong of herkomst van de betrokkene waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van goed zedelijk gedrag is voldaan als de betrokkene : a) hetzij onderdaan is van een lidstaat;b) hetzij een staatloze is die bestendig in België verblijft of een onderdaan is van een staat die aan Belgen gelijkwaardige wederkerigheid toekent.2° wat betreft de personen die belast zijn met de dagelijkse leiding van een verkooppunt : - het geschreven akkoord waaruit blijkt dat ze hun verantwoordelijkheid voor de dagelijkse leiding van het verkooppunt aanvaarden; - en ofwel a) het bewijs dat voldaan is aan de vereisten, vermeld in artikel 2; ofwel b) het bewijs dat zij onder de overgangsmaatregel, vermeld in artikel 13, tweede lid, van het decreet, vallen; 3° een overzicht van de aangevraagde verkooppunten met opgave van hun aard, adres en de naam, de voornamen en de woon- en verblijfplaats van de personen die zullen worden belast met de dagelijkse leiding ervan. Toerisme Vlaanderen moet binnen een termijn van tien werkdagen met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek, op de hoogte worden gebracht van elke wijziging aan een element van de vergunningsaanvraag.
Art. 12.Binnen tien werkdagen na ontvangst van de vergunnings- of toestemmingsaanvraag, vermeld in artikel 10 en 11, stuurt Toerisme Vlaanderen de aanvrager een bewijs van ontvangst, dat in voorkomend geval meedeelt welke documenten ontbreken. Toerisme Vlaanderen deelt de vergunning- of toestemmingsaanvraag tevens ter informatie mee aan het adviescomité, vermeld in artikel 17 en aan de minister.
Als de aanvraag volledig is, vermeldt het bewijs van ontvangst de termijn waarbinnen de beslissing over de vergunning- of toestemmingsaanvraag zal worden meegedeeld, de beschikbare rechtsmiddelen en de vermelding dat bij het uitblijven van een antwoord binnen de termijn de vergunning of toestemming wordt geacht te zijn verleend.
Art. 13.De beslissing over de toekenning, weigering, intrekking of schorsing van de vergunning of toestemming wordt genomen door Toerisme Vlaanderen binnen een termijn van 30 werkdagen na de indiening van het volledige dossier door de aanvrager, respectievelijk binnen de termijn van 30 werkdagen na ontvangst van het proces-verbaal, vermeld in artikel 10 van het decreet.
Een beslissing tot toekenning of weigering, neemt Toerisme Vlaanderen pas nadat het de betrokkene met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek, heeft uitgenodigd een schriftelijke memorie neer te leggen.
Een beslissing tot intrekking of schorsing, neemt Toerisme Vlaanderen pas na ontvangst van het gemotiveerd advies van het adviescomité, vermeld in artikel 17, of na het verstrijken van de termijn die het aan het adviescomité gaf om zijn advies af te leveren. Het adviescomité brengt een gemotiveerd advies uit, nadat het de betrokkene met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek ten minste vijf werkdagen voor de datum, vastgesteld voor het onderzoek van de zaak, heeft uitgenodigd in eigen persoon of bij gevolmachtigde, houder van de stukken, voor het adviescomité te verschijnen.
De betrokkene mag zich door een persoon naar keuze laten bijstaan op de zitting waarvoor hij wordt uitgenodigd. Hij mag ook een schriftelijke memorie neerleggen.
De beslissing over de toekenning, weigering, intrekking of schorsing van de vergunning of toestemming wordt met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek meegedeeld aan de betrokkene. De beslissing over de toekenning van de vergunning of toestemming vermeldt voor welke van de aangevraagde verkooppunten toestemming wordt gegeven.
Als de beslissing over de aanvraag niet binnen een termijn van veertig werkdagen na de indiening van het volledige dossier van de aanvrager, met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek, werd meegedeeld aan de aanvrager, wordt de vergunning of toestemming geacht te zijn toegekend voor de onderneming en alle aangevraagde verkooppunten.
Art. 14.Binnen vijftien werkdagen na de kennisgeving van de beslissing tot weigering, schorsing of intrekking van een vergunning of toestemming, of de beslissing tot toekenning van de vergunning die niet voor alle aangevraagde verkooppunten geldt, kan de aanvrager of de houder van de vergunning met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek, beroep aantekenen bij de minister. De termijn voor het indienen van het beroep en het indienen van het beroep heeft schorsende werking, tenzij de beslissing gesteund is op het niet naleven van de voorwaarden, vermeld in artikel 5, 2°, d), of artikel 8, 3°, van het decreet.
Art. 15.Binnen tien werkdagen na ontvangst van het beroep stuurt de minister een ontvangstbewijs. Het ontvangstbewijs vermeldt de termijn waarbinnen de beslissing over het beroep zal worden meegedeeld en de vermelding dat bij het uitblijven van een antwoord binnen de termijn het beroep wordt geacht te zijn aanvaard.
Art. 16.De minister doet uitspraak binnen dertig werkdagen na ontvangst van het beroep.
De minister neemt pas een beslissing na ontvangst van het gemotiveerde advies van de beroepscommissie, vermeld in artikel 18, of na het verstrijken van termijn die de beroepscommissie kreeg voor het afleveren van het advies. De beroepscommissie brengt een gemotiveerd advies uit, nadat ze de betrokkene met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek tenminste vijf werkdagen voor de datum, vastgesteld voor het onderzoek van de zaak, heeft uitgenodigd in eigen persoon of bij gevolmachtigde, houder van de stukken, voor de beroepscommissie te verschijnen.
De betrokkene mag zich door een persoon naar keuze laten bijstaan op de zitting waarvoor hij wordt uitgenodigd. Hij mag ook een schriftelijke memorie neerleggen.
De beslissing van de minister over het beroep wordt met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek, aan de betrokkene meegedeeld.
Als de beslissing over het beroep niet binnen de termijn van veertig werkdagen na het aantekenen van het beroep, aan de betrokkene is meegedeeld, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd, behalve als de minister binnen dezelfde termijn zijn beslissing meedeelt tot de uitzonderlijke verlenging van de termijn. Die verlenging mag niet meer bedragen dan dertig kalenderdagen en kan niet worden vernieuwd.
Art. 17.§ 1. Er wordt een adviescomité opgericht. In dat adviescomité zitten negen deskundigen die de minister voor een termijn van vier jaar benoemt, een vertegenwoordiger van Toerisme Vlaanderen die het secretariaat uitoefent en geen stemrecht heeft, en twee waarnemers van enerzijds het Departement Internationaal Vlaanderen en anderzijds het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie die evenmin stemrecht hebben. De deskundigen hebben minstens tien jaar relevante ervaring in de reisbureausector. Bij hun infunctietreding verbinden zij er zich schriftelijk toe om bij de uitoefening van hun mandaat steeds onafhankelijk en onpartijdig op treden, conform het onderstaande model : « Ik verklaar dat ik bij de uitoefening van mijn mandaat in het adviescomité zal optreden als onafhankelijke en onpartijdige deskundige. (handtekening) (voornamen en achternaam) ». § 2. Het adviescomité heeft tot taak : 1° op verzoek van de minister en binnen de door hem opgelegde termijn, advies te verstrekken over de maatregelen tot uitvoering van het decreet en in het bijzonder de voorschriften betreffende de gedragscode;2° op verzoek van Toerisme Vlaanderen en binnen de door Toerisme Vlaanderen opgelegde termijn, in eerste aanleg advies te verstrekken over de voorstellen tot schorsing of intrekking van de vergunning of toestemming;3° op eigen initiatief advies te verstrekken over alle zaken die tot zijn bevoegdheid behoren. § 3. De minister benoemt een voorzitter uit de leden van het adviescomité. § 4. De voorzitter roept het adviescomité bijeen op verzoek van Toerisme Vlaanderen, de minister of tenminste een derde van de leden. § 5. Eenieder die partij is in een zaak die wordt voorgelegd aan het adviescomité, heeft recht van wraking in de gevallen, vermeld in artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek. § 6. Aan de uitoefening van een mandaat in het adviescomité wordt, nadat de betrokkene werd gehoord, door de minister een einde gemaakt als de houder van het mandaat gedurende drie opeenvolgende zittingen zonder geldige reden afwezig is, of als Toerisme Vlaanderen vaststelt dat de deskundigheid, onafhankelijkheid of onpartijdigheid van het lid niet meer is gegarandeerd.
De mandaathouder wordt binnen drie maanden vervangen. § 7. Binnen zes maanden na zijn installatie vraagt het adviescomité aan de minister de goedkeuring van een ontwerp van huishoudelijk reglement tot nadere regeling van de uitoefening van zijn bevoegdheid.
Art. 18.§ 1. Er wordt een beroepscommissie opgericht. In die commissie zitten vijf deskundigen die de minister voor een termijn van vier jaar benoemt, een vertegenwoordiger van Toerisme Vlaanderen die het secretariaat uitoefent en geen stemrecht heeft en twee waarnemers van enerzijds het Departement Internationaal Vlaanderen en anderzijds het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie die evenmin stemrecht hebben. De deskundigen hebben minstens tien jaar relevante ervaring in de reisbureausector. Ze mogen niet tegelijk ook zitting hebben in het adviescomité, vermeld in artikel 17, § 1. Bij hun infunctietreding verbinden zij er zich schriftelijk toe om bij de uitoefening van hun mandaat steeds onafhankelijk en onpartijdig op te treden, conform het onderstaande model : « Ik verklaar dat ik bij de uitoefening van mijn mandaat in de beroepscommissie zal optreden als onafhankelijke en onpartijdige deskundige. (handtekening) (voornamen en achternaam) ». § 2. De beroepscommissie heeft tot taak op verzoek van de minister en binnen de door hem opgelegde termijn, advies te verstrekken over de beroepen tegen de beslissing tot weigering, schorsing of intrekking van de vergunning of toestemming. § 3. De minister benoemt een voorzitter uit de leden van de beroepscommissie. § 4. De voorzitter roept de beroepscommissie bijeen op verzoek van de minister.
Tenzij anders bepaald, moet de voorzitter de beroepscommissie bijeenroepen binnen vijftien werkdagen na ontvangst van het verzoek. § 5. Eenieder die partij is in een zaak die wordt voorgelegd aan de beroepscommissie heeft recht van wraking in de gevallen, vermeld in artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek. § 6. Aan de uitoefening van een mandaat in de beroepscommissie wordt, nadat de betrokkene werd gehoord, door de minister een einde gemaakt als de houder van het mandaat gedurende drie opeenvolgende zittingen zonder geldige reden afwezig is, of als Toerisme Vlaanderen vaststelt dat de deskundigheid, onafhankelijkheid of onpartijdigheid van het lid niet meer is gegarandeerd.
De mandaathouder wordt binnen de drie maanden vervangen. § 7. Binnen zes maanden na haar installatie vraagt de beroepscommissie aan de minister de goedkeuring van een ontwerp van huishoudelijk reglement tot nadere regeling van de uitoefening van haar bevoegdheid.
Art. 19.Toerisme Vlaanderen zorgt ervoor dat de volgende informatie actueel, duidelijk en ondubbelzinnig voor iedereen beschikbaar is, onder meer vanop afstand en elektronisch : 1° de eisen die gelden voor wie in het Vlaams Gewest een reisbureau-activiteit wenst uit te oefenen, met name de eisen inzake de procedures en formaliteiten en de wijze waarop die eisen doorgaans worden uitgelegd en toegepast;2° informatie over de eisen die in andere regio's of lidstaten gelden inzake de toegang en de uitoefening van de reisbureau-activiteit;3° de adresgegevens van alle bevoegde instanties, waaronder die welke bevoegd zijn op het gebied van de uitoefening van de reisbureau-activiteit, zodat rechtstreeks contact met hen kan worden opgenomen;4° de middelen en voorwaarden om toegang te krijgen tot openbare registers en databanken met gegevens over de vergunninghouders;5° de rechtsmiddelen die algemeen voorhanden zijn bij geschillen tussen de bevoegde instanties en de vergunninghouder of afnemer, tussen die vergunninghouder en een afnemer of tussen vergunninghouders onderling;6° de adresgegevens van de verenigingen of organisaties, andere dan Toerisme Vlaanderen, waarbij vergunninghouders of afnemers praktische bijstand kunnen krijgen;7° de lijst en de gegevens van de vergunninghouders, vermeld in artikel 20;8° de formulieren die nodig zijn voor het indienen van een vergunnings- of toestemmingsaanvraag.
Art. 20.Het bewijs van vergunning vermeldt de volgende gegevens : 1° het nummer van de vergunning;2° ingeval de vergunninghouder een natuurlijke persoon is : de voornamen, de achternaam en de woonplaats van de houder;3° ingeval de vergunninghouder een rechtspersoon is : de naam, rechtsvorm en maatschappelijke zetel van de houder;4° het ondernemingsnummer. HOOFDSTUK III. - Verplichtingen van de vergunninghouder Afdeling I. - Gebruik van het borgstellingskrediet
Art. 21.Het borgstellingskrediet kan niet worden aangewend voor de betaling van schuldeisers die al over een andere waarborg beschikken, ten belope van het bedrag ervan.
Art. 22.§ 1. Van het borgstellingskrediet mag alleen gebruik gemaakt worden als de procedure, vermeld in dit artikel, wordt nageleefd.
De schuldeiser moet zijn schuldenaar met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek, een ingebrekestelling toesturen en een afschrift ervan, samen met de bewijsstukken, bezorgen aan Toerisme Vlaanderen binnen 12 maanden na het opmaken van de factuur, op straffe van verval van zijn aanspraken op het borgstellingskrediet.
Toerisme Vlaanderen verstuurt met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek, een waarschuwing naar de schuldenaar waarbij hij wordt herinnerd aan de bepalingen van dit artikel. Toerisme Vlaanderen stuurt een afschrift van die waarschuwing naar de borgsteller. § 2. Als Toerisme Vlaanderen binnen tien werkdagen na de verzending van de waarschuwing, vermeld in de vorige paragraaf, noch met een aangetekende brief, noch op een andere wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek vanwege de schuldenaar of de borgsteller waardoor het op de hoogte wordt gebracht van de gegronde redenen op basis waarvan de schuldvordering geheel of gedeeltelijk wordt betwist, wordt de schuldvordering beschouwd als zeker, vaststaand, opeisbaar en gewaarborgd voor het niet-betaalde en niet-betwiste gedeelte en wordt opdracht tot betaling gegeven aan de borgsteller.
Toerisme Vlaanderen zal de betwisting van een gedeelte of van de hele schuldvordering alleen aanvaarden als die gegrond is en als het bedrag van het betwiste deel duidelijk is omschreven.
Niet of ongegrond betwiste bedragen moeten betaald worden.
Toerisme Vlaanderen geeft aan de borgsteller in een aangetekende brief of op een andere wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek, opdracht om de schuldeiser te betalen. § 3. Vanaf de datum van de verzending van de brief, vermeld in het vorige lid, beschikt de borgsteller over een termijn van tien werkdagen om de betaling uit te voeren. Hij moet binnen dezelfde termijn met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek Toerisme Vlaanderen op de hoogte brengen van die betaling. § 4. Toerisme Vlaanderen licht de schuldeiser in over de betaling van zijn schuldvordering. Bij gegronde betwisting meldt Toerisme Vlaanderen aan de schuldeiser dat hij zijn rechten op het borgstellingskrediet via de gewone gerechtelijke weg kan uitoefenen.
Art. 23.§ 1. In geval van werkelijke en definitieve stopzetting van de activiteiten die door de vergunning worden gedekt, deelt de vergunninghouder de borgsteller en Toerisme Vlaanderen met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek, de datum van stopzetting en het verzoek tot beëindigen van het borgstellingskrediet mee.
Het borgstellingskrediet blijft bestaan gedurende een periode van twaalf maanden na de datum van stopzetting van de activiteiten of verzoek tot beëindiging door de borgsteller, voor de zekerheidsstelling van de schuldvorderingen die zijn ontstaan voor de datum van de stopzetting van de activiteiten of verzoek tot beëindiging van de borgstelling, als de betreffende betaling werd geëist overeenkomstig de procedure in artikel 22. § 2. In geval van beëindiging van het borgstellingskrediet door de borgsteller, dienen zowel de borgsteller als de vergunninghouder, Toerisme Vlaanderen met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek, de datum van beëindiging mee te delen.
Het borgstellingskrediet blijft bestaan gedurende een periode van twaalf maanden na de mededeling tot beëindiging, tenzij de vergunninghouder binnen dezelfde termijn een ander borgstellingskrediet stelt dat het vorige annuleert en vervangt in al haar verplichtingen voor de volledige periode, inclusief de verplichtingen die dateren van voor de aanvang van het nieuwe borgstellingskrediet. Afdeling II. - Gegevens en inlichtingen
Art. 24.De houder van een vergunning moet Toerisme Vlaanderen binnen de opgelegde termijn op de hoogte brengen van elke wijziging die een element van de vergunning of toestemming betreft, en alle in verband met zijn reisbureau-activiteiten gevraagde inlichtingen en gegevens.
Art. 25.In geval van werkelijke en definitieve stopzetting van de activiteiten die door de vergunning worden gedekt, deelt de vergunninghouder met een aangetekende brief of op een wijze voorzien in art. 2281 van het Burgerlijk Wetboek Toerisme Vlaanderen de datum van de stopzetting mee. Afdeling III. - Vergunningen en kentekens
Art. 26.De gegevens vermeld in artikel 20 moeten in elk verkooppunt zichtbaar en gemakkelijk te raadplegen zijn voor het publiek.
Art. 27.Het nummer van de vergunning moet worden vermeld op de beroepsdocumenten en in alle reclame voor het reisbureau of zijn verkooppunten.
Art. 28.Bij intrekking van de vergunning of bij stopzetting van de activiteiten moet de vergunninghouder het bewijs van vergunning en alle niet gebruikte documenten waarop het vergunningsnummer voorkomt, binnen tien werkdagen volgend op de ontvangst van de in kennisgeving, vermeld in artikel 14 of 16, vernietigen of terug bezorgen aan Toerisme Vlaanderen.
Bij wijziging van de gegevens die op de vergunning worden vermeld, wordt een nieuw bewijs van vergunning afgeleverd.
Art. 29.Toerisme Vlaanderen levert per verkooppunt een fysiek en virtueel kenteken af, waarvan het model is opgenomen als bijlage 1 bij dit besluit. Voor toeristische verhuurkantoren wordt een apart kenteken afgeleverd, waarvan het model is opgenomen als bijlage 2 bij dit besluit. Ieder kenteken moet in elk verkooppunt en op elke webstek goed zichtbaar zijn voor het publiek en wordt afgebeeld op elk document dat aan het publiek wordt overhandigd.
De kentekens blijven eigendom van Toerisme Vlaanderen. Ze moeten aan Toerisme Vlaanderen worden terugbezorgd binnen tien werkdagen na de stopzetting van de exploitatie van een verkooppunt of op verzoek van Toerisme Vlaanderen. Afdeling IV. - Informatie die ter beschikking gesteld moet worden aan
het publiek
Art. 30.Naast de gegevens, vermeld in artikel 26 en 27, moet in elk verkooppunt de volgende informatie beschikbaar zijn voor het publiek : 1° de gegevens van dat verkooppunt, inclusief de gegevens van de persoon die belast is met de dagelijkse leiding ervan;2° het ondernemingsnummer en de merknamen waaronder de vergunninghouder zijn reisbureau-activiteiten uitoefent;3° de adresgegevens van Toerisme Vlaanderen en de vermelding dat Toerisme Vlaanderen de bevoegde instantie is voor het uitreiken van de vergunning en voor verdere informatie over de beroepsreglementering;4° de adresgegevens van elke beroepsvereniging waarbij de vergunninghouder is aangesloten, alsmede de beroepstitel of beroepstitels en de lidstaat waar die is verleend;5° de adresgegevens van de verzekeraar(s) en borgsteller. Afdeling V. - Maatregelen bij overlijden, ontslag of afwezigheid van
een persoon belast met de dagelijkse leiding van een verkooppunt
Art. 31.Bij overlijden, ontslag of afwezigheid gedurende meer dan drie opeenvolgende maanden van de persoon die met de dagelijkse leiding van een verkooppunt is belast, moet zijn functie binnen zes maand na het overlijden, ontslag of de eerste dag van afwezigheid, vervuld zijn door een persoon die aan de voorwaarden van artikel 2 voldoet. HOOFDSTUK IV. - Controle en Sancties
Art. 32.Het door Toerisme Vlaanderen daartoe aangeduide personeel is bevoegd toezicht en controle uit te oefenen op de naleving van de bepalingen van het decreet en zijn uitvoeringsbesluiten.
Het proces-verbaal, vermeld in artikel 9 van het decreet, bevat tenminste de volgende vermeldingen : 1° de identiteit en de hoedanigheid van de opsteller;2° de datum en plaats van verbalisering;3° de materiële vaststellingen, inclusief de omstandigheden ten tijde van de vaststellingen;4° de handtekening van de opsteller.
Art. 33.Administratieve geldboetes moeten binnen dertig kalenderdagen betaald worden. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 34.Het decreet treedt in werking op 1 september 2007.
Art. 35.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2007.
Art. 36.Het koninklijk besluit van 30 juni 1966 betreffende het statuut van de reisbureaus wordt opgeheven in het Vlaamse Gewest.
Art. 37.De Vlaamse minister, bevoegd voor Toerisme, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 juli 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, G. BOURGEOIS Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld