gepubliceerd op 28 juli 2000
Besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2000 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Instituut voor de bevordering van wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie en de regeling van de rechtspositie van het personeel
17 MAART 2000. - Besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2000 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Instituut voor de bevordering van wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie (IWT) en de regeling van de rechtspositie van het personeel
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 betreffende de oprichting van een Vlaams Instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie, inzonderheid op artikel 20, vervangen bij het decreet van 7 juli 1998;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie, gewijzigd bij het besluit van 23 juli 1998;
Gelet op het advies van het directiecomité, gegeven op 13 januari 1998;
Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van het IWT met toepassing van artikel 20, eerste lid, van het decreet van 23 januari 1991, gegeven op 22 januari 1998;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 23 december 1998;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, gegeven op 17 maart 1999;
Gelet op het protocol nr. 123.317 van 1 april 1999 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 21 april 1999, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 1 juli 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel II 7, a, van het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie en de regeling van de rechtspositie van het personeel worden na de woorden « een ambtenaar » de woorden « of een stagiair » ingevoegd.
Bovendien wordt de inleidende zin van artikel II 7 vervangen door : « De raad van beroep, opgericht bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende oprichting en samenstelling van een raad van beroep voor sommige Vlaamse openbare instellingen, die onder de Vlaamse Gemeenschap en/of het Vlaams Gewest ressorteren, neemt kennis van alle beroepen die krachtens dit besluit kunnen worden ingesteld door bepaalde ambtenaren of stagiairs »
Art. 2.Aan artikel II 12 van hetzelfde besluit wordt een § 3 toegevoegd die luidt als volgt : « § 3 De voorzitter neemt de maatregelen om te voorzien in de uitoefening van alle bevoegdheden van de specifieke opdrachtverantwoordelijke gedurende de afwezigheid bedoeld in § 2. De plaatsvervanger wordt aangeduid onder de ambtenaren van rang A1 of het contractuele personeel van de opstartformatie ».
Art. 3.In artikel II 21 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « binnen de drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit » worden vervangen door de woorden « voor 14 november 1996 »;2° de woorden « binnen de eerste 2 jaar na zijn aanwijzing » worden vervangen door de woorden « binnen de eerste drie jaar na zijn aanwijzing ».
Art. 4.In artikel V 6 van hetzelfde besluit worden de woorden « gelijkwaardige graad » vervangen door de woorden « graad van dezelfde rang ».
Art. 5.In artikel VI 8, laatste lid van hetzelfde besluit worden de woorden « hogere niveau » vervangen door de woorden « andere niveau ».
Art. 6.In artikel VI 22 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De geslaagden voor een vergelijkend aanwervingsexamen behouden het voordeel van hun uitslag gedurende vier jaar te rekenen van de datum van het procesverbaal van het vergelijkend examen, tenzij de directieraad een andere termijn bepaalt.
Een kortere geldigheidsduur is enkel mogelijk wanneer zulks uitdrukkelijk en vooraf wordt vastgesteld in het examenreglement en op grond van redenen die verband houden met de noden van de dienst.
De directie kan de tijdsduur van de wervingsreserve enkel verlengen op grond van redenen die verband houden met de noden van de dienst ».
Art. 7.In artikel VIII 6 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 8.Artikel VIII 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 8. § 1. Voor de toepassing van deze titel en van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de functioneringsevaluatie : het beoordelen van het functioneren van de functiehouder in de huidige functie ten opzichte van vooraf bepaalde verwachtingen. In het begin van de evaluatieperiode worden de verwachtingen ten aanzien van resultaten en functioneren bepaald (de planning). Na afloop van de evaluatieperiode worden de resultaten en het functioneren beoordeeld ten opzichte van deze verwachtingen (de vaststelling van de evaluatie). 2° de functiebeschrijving : de beschrijving van een aantal relatief permanente aspecten van een functie zoals het doel van de functie, de resultaatgebieden en de functioneringscriteria. De resultaatgebieden zijn explicitering op welke domeinen welke resultaten verwacht worden in de functie (het « wat »).
De functioneringscriteria zijn de criteria die bepalend zijn voor het goed uitoefenen van een functie (het « hoe »).
De onderscheiden criteria worden opgenomen in bijlage 13 bij dit besluit. 3° de hiërarchische meerdere : enerzijds de directieleden ten overstaan van de onder hun gezag staande personeelsleden en anderzijds de ambtenaar en het personeelslid bedoeld in art.XIV 91 aangewezen door de Voorzitter om gezag uit te oefenen over een aantal personeelsleden met een lagere rang dan de zijne en in uitzonderlijke gevallen over personeelsleden van zijn rang.
De aanwijzing als hiërarchische meerdere over personeelsleden met dezelfde rang dient gemotiveerd te worden en ter bekrachtiging voorgelegd te worden aan de directieraad.
De onmiddellijke hiërarchische meerdere is de hiërarchische meerdere die het dichtst in rang staat tot het onder zijn gezag staande personeel. Hij treedt op als eerste evaluator. § 2. De functioneringsevaluatie is verplicht voor elke ambtenaar die tijdens het evaluatiejaar minimum drie maanden in actieve dienst is geweest ».
Art. 9.Artikel VIII 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « De functioneringsevaluatie dient op een zorgvuldige wijze te gebeuren. »
Art. 10.Artikel VIII 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « VIII 10. § 1. Een opleiding tot evaluator is verplicht voor alle ambtenaren die met functioneringsevaluatie belast zijn. Alleen de functioneringsevaluaties opgemaakt door ambtenaren die deze opleiding hebben gevolgd, zijn geldig.
De evaluatoren volgen de opleiding, georganiseerd door de administratie Personeelsontwikkeling van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap of een gelijkwaardige opleiding. § 2. De evaluatoren worden geëvalueerd op de kwaliteit van de functioneringsevaluaties die zij opmaken. § 3. In het begin van elke evaluatieperiode bespreekt de geëvalueerde met een evaluator de concrete verwachtingen ten aanzien van de resultaten en het functioneren.
De formele vaststelling door de evaluatoren in onderlinge overeenstemming van deze verwachtingen qua resultaten en functioneren dient ook schriftelijk aan de geëvalueerde te worden toegestuurd.
Bij deze planning van de prestaties vertrekken de evaluatoren en de geëvalueerde van alle beschikbare informatie over de functie, zoals onder meer de resultaatsgebieden en de functioneringscriteria, de resultaten van voorbije evaluaties en de doelstellingen van de entiteit.
De geëvalueerde krijgt inzage in de functiebeschrijving en de persoonlijke doelstellingen van de eerste evaluator, voor zover relevant voor het uitvoeren voor van zijn functie. § 4. Ingevolge onvoorziene wijzigingen in de doelstellingen of de organisatie van de werkzaamheden kunnen de verwachtingen qua resultaten en functioneren van de geëvalueerde aangepast worden. Deze aanpassing dient op dezelfde zorgvuldige manier te worden besproken en toegelicht als bij het begin van de evaluatieperiode. Zij dient ook schriftelijk aan de geëvalueerde te worden toegestuurd. Deze aanpassing wordt meegedeeld aan de Directeur Personeel en Juridische Zaken. § 5. Na afloop van elke evaluatieperiode wordt de geëvalueerde uitgenodigd voor een evaluatiegesprek. Tijdens dit evaluatiegesprek geeft de geëvalueerde ook zijn eigen visie weer op zijn functioneren tijdens de evaluatieperiode.
Het evaluatiegesprek wordt gevoerd tussen de geëvalueerde en één evaluator. Op verzoek van de geëvalueerde of één van zijn evaluatoren, gebeurt het evaluatiegesprek met de twee evaluatoren. § 6. Na het evaluatiegesprek wordt het definitieve beschrijvende evaluatieverslag opgesteld door de evaluatoren. Het beschrijvend evaluatieverslag omvat geen samenvattende waardering of einduitspraak over de geëvalueerde, behalve indien de evaluatoren oordelen dat hij de vermelding « onvoldoende » verdient.
De geëvalueerde kan zijn opmerkingen toevoegen aan het evaluatieverslag.
Art. 11.Artikel VIII 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « VIII 11. Over elke ambtenaar wordt een jaarlijks individueel evaluatiedossier aangelegd. Het omvat : 1° de functiebeschrijving als relatief permanente basis;2° de beschrijving van de verwachtingen ten aanzien van resultaten en functioneren in de evaluatieperiode, zoals geformuleerd in het begin van deze periode, of gedurende deze periode zoals bedoeld in artikel VIII 10, § 4;3° de persoonlijke nota's bedoeld in artikel VIII 14 en de opmerkingen die de ambtenaar erbij heeft geformuleerd;4° de uitslagen die de belanghebbende ambtenaar tijdens dat jaar heeft behaald in de loopbaanexamens;5° de definitieve beschrijvende evaluatieverslagen en hun bijlagen zoals bedoeld in artikel VIII 22, § 1;6° de beslissingen in beroep, bedoeld in artikel VIII 23;7° de staat van tuchtstraffen uitgesproken in het evaluatiejaar, vermeld in artikel IX 26. Het evaluatiedossier is ter beschikking van alle instanties bevoegd voor het individueel personeelsbeheer en van de Directeur Personeel en Juridische Zaken ».
Art. 12.Artikel VIII 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 14. De persoonlijke nota's, bedoeld in artikel VIII 11, eerste lid, 3° handelen over de behaalde resultaten en/of over het functioneren. Zij handelen eventueel over gebeurtenissen of gedragingen buiten de dienst die de ambtsuitoefening kunnen beïnvloeden of in het gedrang brengen.
Deze persoonlijke nota's omvatten een nauwkeurig relaas van gunstige of ongunstige feiten die als evaluatiegrond kunnen dienen. Telkens de evaluatoren dat nodig achten, of op gemotiveerd verzoek van de belanghebbende ambtenaar, stellen de evaluatoren een persoonlijke nota op over feiten die hoogstens één maand voor de ondertekening van de nota plaatshadden.
Een persoonlijke nota wordt eveneens opgemaakt telkens de ambtenaar gedurende een door de evaluatoren voldoende significant geachte periode ter beschikking wordt gesteld van een project. De projectleider is verantwoordelijk voor het opstellen van de persoonlijke nota.
Elke persoonlijke nota wordt onmiddellijk aan de belanghebbende ambtenaar voorgelegd. Hij viseert dit document, krijgt er een afschrift van en beschikt over vijftien kalenderdagen om zijn eventuele opmerkingen te formuleren.
Indien de ambtenaar opmerkingen formuleert, dan worden deze aan de nota toegevoegd en opgenomen in het evaluatiedossier ».
Art. 13.In artikel VIII 16 van hetzelfde besluit wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. De evaluatie over het afgelopen evaluatiejaar heeft plaats in januari en februari van het volgende jaar. Het beschrijvend evaluatieverslag dient uiterlijk op 15 maart aan de geëvalueerde te worden toegestuurd. De planning voor het nieuwe evaluatiejaar dient eveneens op dat tijdstip te zijn gefinaliseerd ».
Art. 14.Artikel VIII 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 17. De ambtenaren van de rang A2 worden geëvalueerd door de voorzitter en de directeur-generaal en in voorkomend geval eveneens door de hiërarchische meerdere van rang A2.
Alle ambtenaren van de rang A1 en lager worden geëvalueerd door minstens twee hiërarchische meerderen. De evaluatoren behoren tot minstens twee verschillende rangen ».
Art. 15.Artikel VIII 18 van hetzelfde besluit wordt geschrapt.
Art. 16.In artikel VIII 19 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Indien hij kandidaat is voor een hiërarchische bevordering wordt hem een neiuwe functioneringsevaluatie toegekend door de voorzitter en door de hiërarchische chef onder wie hij ressorteert tijdens zijn opdracht.De voorzitter wint daartoe alle nodige inlichtingen in bij de functioneel bevoegde instanties ». 2° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.De ambtenaar die in de loop van de evaluatieperiode of op het evaluatietijdstip onder het functioneel gezag van een andere hiërarchisch meerdere heeft gestaan of staat dan de hem overeenkomstig zijn affectatie toegewezen evaluatoren, wordt geëvalueerd door deze laatsten rekening houdend met artikel VIII 14, derde lid. »
Art. 17.Artikel VIII 20 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 20. Indien op het evaluatietijdstip blijkt dat één van de evaluatoren ontbreekt of nog geen opleiding opgelegd door artikel VIII 10 gevolgd heeft, dan wordt hij vervangen door een andere hiërarchische meerdere, aangeduid door de evaluatoren van de ontbrekende evaluator ».
Art. 18.Aan artikel VIII 21 van hetzelfde besluit worden de volgende woorden toegevoegd : « onverminderd het derde lid van voormeld artikel ».
Art. 19.In artikel VIII 22, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden « artikel VIII 10, § 5 » vervangen door de woorden « VIII 10, § 6 ».
Art. 20.Aan artikel VIII 52 van hetzelfde besluit wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. De geslaagde voor één van de vergelijkende bekwaamheidsproeven bedoeld in § 1, eerste lid, behoudt onbeperkt het voordeel van zijn uitslag, tenzij het examenreglement het anders bepaalt ».
Art. 21.In artikel VIII 64 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « normale loopbaansnelheid » geschrapt;2° Het vierde lid wordt vervangen door wat volgt : « Van 1 juli tot 30 juni wordt overeenkomstig de beslissing van het eerste lid voor elke maand één maand bijgevoegd, een halve maand of een hele maand afgetrokken ».
Art. 22.Artikel XI 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 7. In afwijking van artikel XI 6 is de ambtenaar die deelneemt aan een georganiseerde werkonderbreking in dienstactiviteit en verliest hij zijn salaris enkel voor de duur van de afwezigheid ».
Art. 23.Artikel XI 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 12, § 1. De ambtenaar heeft vakantie op de wettelijke en decretale feestdagen en op 2 en 15 november en 26 december. § 2. Ter vervanging van de in § 1 vermelde vakantiedagen die samenvallen met een zaterdag of zondag, heeft de ambtenaar vakantie voor de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar.
De ambtenaar die verplicht is om op één van de in § 1 vermelde dagen of in de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar te werken ten gevolge van de behoeften van de dienst, krijgt in evenredige mate vervangende vakantiedagen die onder dezelfde voorwaarden als de jaarlijkse vakantiedagen kunnen worden genomen ».
Art. 24.In artikel XI 21 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « aanspraak maken op ouderschapsverlof » vervangen door de woorden « een aanvraag indienen om ouderschapsverlof te krijgen »;2° in het laatste lid worden de woorden « eerste lid » geschrapt.
Art. 25.In artikel XI 25, § 2 van hetzelfde besluit worden de woorden « definitieve beroepsongeschiktheid » vervangen door de woorden « definitieve arbeidsongeschiktheid ».
Art. 26.In artikel XI 33 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 1, eerste lid wordt een 4° toegevoegd dat luidt als volgt : « 4° de vrijstelling van arbeid van de zwangere ambtenaar die werkt in een schadelijk arbeidsmilieu, nadat vastgesteld werd dat geen aangepaste of andere arbeidsplaats mogelijk is ».2° in § 2 wordt het woord « § 1 » vervangen door de woorden « § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°.»
Art. 27.Aan artikel XI 36, § 3, laatste lid, van hetzelfde besluit wordt de volgende zin toegevoegd : « De directieraad of de raad van bestuur, naar gelang het geval, neemt een beslissing binnen respectievelijk de 15 of 30 kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad van beroep, zoniet wordt de beslissing geacht gunstig te zijn voor de betrokkene ».
Art. 28.In artikel XI 64, eerste lid van hetzelfde besluit worden na de woorden « of gewest » de woorden « of een gouverneur van een Vlaamse provincie of de gouverneur of vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad » ingevoegd.
Art. 29.In artikel XI 77 van hetzelfde besluit wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. Binnen de perken van de reglementering of het reglement van de betrokken wetgevende vergadering wordt het verlof dat is toegestaan aan de ambtenaar die een ambt uitoefent bij een erkende politieke groep of bij de voorzitter van één van die groepen ofwel bezoldigd door de instelling met doorbetaling van het salaris en terugvordering ofwel niet bezoldigd door de instelling en wordt het salaris stopgezet indien de betrokken wetgevende vergadering of de erkende politieke groep een salaris betaalt ».
Art. 30.In artikel XI 79 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Dit artikel is niet van toepassing op ambtenaren die rechtstreeks bezoldigd worden door de betrokken wetgevende vergadering ».
Art. 31.In artikel XI 80 van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « Dit artikel is niet van toepassing op ambtenaren die rechtstreeks bezoldigd worden door de betrokken wetgevende vergadering ».
Art. 32.In artikel XI 83, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de eerste zin vervangen door wat volgt : « De ambtenaar heeft recht op een voorbereiding voor examens of bekwaamheidsproeven ».
Art. 33.In artikel XI 93, § 3, eerste lid van hetzelfde besluit worden de woorden « zoals vermeld sub 1° en 2° » geschrapt.
Art. 34.In artikel XI 95 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 1 wordt een tweede lid toegevoegd : « De ambtenaar en de stagiair genieten van rechtswege een regime van voltijds politiek verlof onder de voorwaarden bepaald door het bijzonder decreet van 26 juni 1995 houdende instelling van een regime van politiek verlof voor de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse regering die een mandaat als lid van de Vlaamse Raad of de Vlaamse regering uitoefenen ».2° in § 2 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Zij kan die beslissing nemen zodra de ambtenaar vier jaar afwezig is en wat het in § 1, tweede lid vermelde verlof betreft, bij de aanvang van een tweede bij het eerste aansluitend mandaat ».
Art. 35.In artikel XII 2, § 2 van hetzelfde besluit worden de woorden « behalve bij ernstig vergrijp zoals bepaald in artikel IX 6 » geschrapt.
Art. 36.In artikel XIII 8 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Europese Gemeenschap » worden vervangen door « Europese Unie »;2° in 1° worden tussen de woorden « dienst van de » en « Europese Gemeenschap » de woorden « Verenigde Naties, van de « ingevoegd;3° in 3° worden tussen de woorden « dienst van de » en « Europese » de woorden « Verenigde Naties » ingevoegd.
Art. 37.In artikel XIII 9, § 1 van hetzelfde besluit wordt 2° vervangen door : « 2° de periodes van afwezigheid wegens arbeidsongeval, ongeval naar of van het werk of beroepsziekte wanneer de ambtenaar tijdens zijn vorige prestaties als contractueel personeelslid viel onder de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector ».
Art. 38.In artikel XIII 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 1°, a) worden tussen de woorden « de diensten van de » en « Europese Gemeenschap » de woorden « Verenigde Naties, van de » ingevoegd;2° in § 1, 2°, e) worden tussen de woorden « Arbeid » en « werd opgericht » de woorden « en de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening » ingevoegd;3° de woorden « Europese gemeenschap » worden vervangen door « Europese Unie ».
Art. 39.In deel XIII, titel 1 van hetzelfde besluit wordt een artikel XIII 10bis toegevoegd : « Art. XIII. 10bis § 1. Onverminderd de toepassing van de artikelen XIII 8 tot en met 14 komen voor de berekening van de geldelijke anciënniteit, de geldelijke anciënniteit van de ambtenaar die titularis van één van de graden van wetenschappelijk adviseur eveneens in aanmerking, de duur van : 1° de diensten verstrekt in de toestand dienstactiviteit door het personeelslid, sedert zijn indiensttreding als lid van het wetenschappelijk personeel van één van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen;2° een opdracht in het belang van het hoger onderwijs of van de wetenschap, zelfs zonder salaris of in non-activiteit;3° de activiteiten als lid van het onderwijzend of wetenschappelijk personeel, met inbegrip van de vrijwillige assistenten, van een Belgische universiteit of van een daarmee gelijkgestelde instelling of van een buitenlandse universiteit, waarvan de diploma's als gelijkwaardig erkend worden;4° de wetenschappelijke activiteiten van de ambtenaar, als begunstigde van een bezoldiging of toelage of beurs toegekend door : a) de Europese Unie, de Belgische Staat, een Gemeenschap, een Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of een buitenlandse staat waarmee België of een Gemeenschap of een Gewest een cultureel, wetenschappelijk of technologisch akkoord of overeenkomst heeft gesloten, en dat in het kader van dit akkoord of deze overeenkomst;b) de provincies, de gemeenten, het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, het Instituut voor Aanmoediging van Wetenschappelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw, het Vlaamse Instituut voor de Bevordering van het Wetenschappelijk-Technologisch Onderzoek in de Industrie, de instellingen voor wetenschappelijk onderzoek erkend door de Vlaamse regering, de instellingen voor wetenschappelijk onderzoek van de vroegere kolonie Belgisch Kongo of van de vroeger door België beheerde gebieden. § 2. Kunnen eveneens voor de berekening van de geldelijke anciënniteit als geldelijke anciënniteit aanvaard worden door de Vlaamse Raad voor wetenschapsbeleid, de wetenschappelijke activiteiten van de ambtenaar : a) als begunstigde van een bezoldiging of toelage toegekend door : 1° een internationale instelling anders dan sub § 1, 4° maar erkend door de § 1.punt 4, a vermelde overheden; 2° elke andere openbare of privé-dienst of instelling voor wetenschappelijk onderzoek of voor financiering van het wetenschappelijk onderzoek, andere dan sub § 1, 4° vermeld.b) de effectieve prestaties verstrekt als personeelslid bij een overheidsdienst, die ertoe bijgedragen hebben de relevante wetenschappelijke ervaring te verwerven, zoals deze in de functieomschrijving werd vastgesteld. § 3. Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit wordt de duur van de diensten verstrekt als titularis van een functie met onvolledige prestaties meegeteld overeenkomstig de berekeningswijze vermeld in artikel XIII 13, maar zonder de begindatum in aanmerking te nemen ».
Art. 40.In deel XIII, titel 1 van hetzelfde besluit wordt een artikel XIII 14bis toegevoegd : « Art. XIII. 14bis. Onverminderd de toepassing van artikel XIII 14 geniet de ambtenaar tijdens zijn hele loopbaan steeds het salaris dat overeenstemt met zijn totale geldelijke anciënniteit.
Deze bestaat voor de ambtenaar lid van het wetenschappelijk personeel uit het totaal van de in aanmerking komende diensten vermeld in de artikelen XIII 10, XIII 10bis, XIII 11, XIII 12 en XIII 13.
Voor de ambtenaar die behoort tot het niet-wetenschappelijk personeel bestaat de geldelijke anciënniteit uit het totaal van de in aanmerking komende diensten vermeld in de artikelen XIII 10, XIII 11, XIII 12 en XIII 13 ».
Art. 41.In artikel XIII 11, § 2 van hetzelfde besluit worden tussen de woorden « te boven gaan » en « niet in aanmerking » de woorden « alsmede van tijdelijke werkloosheid » ingevoegd.
Art. 42.In artikel XIII 13 van hetzelfde besluit worden de woorden 1 januari 1995 » vervangen door de woorden « 1 januari 1994 ».
Art. 43.In artikel XIII 21 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 4 worden de twee laatste leden vervangen door : « Het rekenkundig resultaat van de bewerking wordt vervangen door : 1° 15 dertigsten wanneer in een maand van : - 20 werkdagen, het aantal gepresteerde werkdagen gelijk is aan 10; - 22 of 23 werkdagen, het aantal gepresteerde dagen gelijk is aan 11; 2° 15,5 dertigsten, wanneer in een maand van 23 werkdagen het aantal gepresteerde werkdagen gelijk is aan 12 » 2° in § 5 worden de woorden « berekend op het beginsalaris » toegevoegd aan de voorlaatste zin.
Art. 44.In artikel XIII 22 van hetzelfde besluit worden de woorden « gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 » geschrapt.
Art. 45.Artikel XIII 36 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIII 36, § 1. Behoudens andersluidende bepalingen is de toelage niet verschuldigd in de volgende gevallen : - in het geval geen salaris wordt betaald of - in het geval van een afwezigheid die langer dan 30 werkdagen duurt. § 2. § 1 geldt niet voor de toelagen bedoeld in de hoofdstukken 5, 7 en 8 van deze titel ».
Art. 46.In artikel XIII 42, § 1 van hetzelfde besluit wordt in het tweede lid, 2°, het woord « eventueel » vervangen door de woorden « in voorkomend geval ».
Art. 47.In artikel XIII 55 van hetzelfde besluit worden in de eerste zin de woorden « overgang naar het hogere niveau » vervangen door « overgang naar het ander niveau ».
Art. 48.In deel XIII van hetzelfde besluit wordt onder titel 3, « Toelagen », een hoofdstuk 6 « Toelagen voor gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk » toegevoegd luidend als volgt : « Art. XIII 58bis. Aan de ambtenaar die gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk verricht, wordt een toelage uitbetaald, hierna te noemen "toelage voor gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk".
Art. XIII 58ter. De lijst van werken die als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk worden beschouwd, wordt als volgt vastgesteld : - drukkerij- of fotolaboratoriumactiviteiten Art. XIII 58quater. De toelage voor gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk bedraagt : - 44 frank per uur (100 %), wanneer een ambtenaar gedurende een maand ten hoogste 6 uur één of meer van de werken bedoeld in artikel XIII 58ter heeft verricht; - 48 frank per uur (100 %), wanneer een ambtenaar gedurende een maand meer dan 6 uur en hoogstens 25 uur één of meer van de werken bedoeld in artikel XIII 58ter heeft verricht; - 50 frank per uur (100 %), wanneer een ambtenaar gedurende een maand meer dan 25 uur één of meer van de werken bedoeld in artikel XIII 58ter heeft verricht.
Art. XIII 58quinquies. Voor de berekening van de totale duur tijdens dewelke een ambtenaar gedurende de maand gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk heeft verricht, wordt de duur van de verschillende periodes waarin hij één of meer werken bedoeld in artikel XIII 58ter heeft verricht, samengeteld.
Wanneer deze totale duur een gedeelte van een uur beslaat, of naast volledige uren ook een gedeelte van een uur omvat, wordt dit gedeelte afgerond naar een vol uur wanneer het minimum 30 minuten bedraagt.
Indien het minder dan 30 minuten bedraagt, valt het weg.
Wanneer 2 of meer werken bedoeld in artikel XIII 58ter gelijktijdig worden verricht, wordt de duur ervan slechts éénmaal in aanmerking genomen.
Art. XIII 58sexies. Een ambtenaar van niveau A heeft geen recht op een toelage voor gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk.
Art. XIII 58septies. § 1. De toelage voor gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk wordt maandelijks na vervallen termijn uitbetaald. § 2. Deze toelage volgt de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de regeling vastgesteld in artikel XIII 22. »
Art. 49.In artikel XIII 96 van hetzelfde besluit wordt het tweede streepje vervangen door wat volgt : « - het Koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, zoals het gewijzigd werd, met uitzondering van artikel 30 dat wordt opgeheven met ingang van 1 juli 1996; »
Art. 50.Artikel XIV 20 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 51.Aan deel XIV, titel 3, hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit, wordt een afdeling 10 toegevoegd, die als volgt luidt : « Afdeling 10. Verlof na detachering Art. XIV 40bis. Inzake het verlof na detachering geldt voor het contractuele personeelslid dezelfde regeling als voor de ambtenaar, zoals vermeld in het artikel XI 66 ».
Art. 52.In artikel XIV 62, § 1, tweede zin en derde zin van hetzelfde besluit wordt het werkwoord « hoort » vervangen door « bevraagt ».
Art. 53.Artikel XIV 103, § 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 102. Deze titel is van toepassing op het personeelslid dat bij de instelling bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen werd overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten voor functies van wetenschappelijke-technologische evaluatie en dienstverlening, in uitvoering van artikel 18 van het decreet tot oprichting van het IWT, hierna genoemd « het personeelslid ».
Art. 54.Artikel XIV 103, § 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 103. Behoudens afwijkende bepaling hierna, geldt de regeling van titel 2. tot en met 4. van dit deel XIV van het personeelslid ».
Art. 55.In artikel XV 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Onder de vermelding « deel VIII, Titel 2.De functioneringsevaluatie : 1 januari 1996 » worden de woorden « Artikel VIII 15. : voor de eerste maal van 1 januari 1996 tot 31 december 1996 » vervangen door de woorden « Artikel VIII 15. : het eerste evaluatiejaar loopt van 1 juli 1996 tot 31 december 1996 ». 2° Onder de vermelding « Deel XIII Geldelijk statuut, Titel 1. Bezoldigingsregeling » wordt « artikel XIII 21, § 4 : 1 januari 1996 »ingevoegd.
Art. 56.De voorbereidende handelingen inzake evaluatie die gebeurden vóór 1 juli 1996 worden geacht te voldoen aan de ermee overeenstemmende bepalingen van dit besluit.
Art. 57.In hetzelfde besluit wordt een artikel XV 5bis ingevoegd, luidend als volgt : « Art. XV 5bis. Dit besluit mag worden aangehaald als « Besluit Rechtspositieregeling IWT-personeel » en afgekort als « BRIWT ».
Art. 58.§ 1. Bijlage 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage I van dit besluit. § 2. De salarisschaal C111 in bijlage 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen door : « C111/C121/C131 : 3/1 x 20.000, 3/3 x 30.000, 4/3 x 40.000, 1/1 x 30.000 545.000 565.000 585.000 605.000 635.000 665.000 735.000 775.000 815.000 855.000 885.000 ». § 3. Bijlage 10 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de salarisschalen opgenomen in bijlage II bij dit besluit. § 4. De bijlagen III bij dit besluit worden aan het voormelde besluit van 12 juni 1995 toegevoegd als bijlagen 13.
Art. 59.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1995, met uitzondering van de volgende artikelen. 1° artikel 55, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1996;2° de artikelen 8 tot en met 19, 21 en 58 § 3 wat bijlage III betreft, die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 1996;3° artikel 48, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1996;4° artikel 27, dat in werking treedt op de datum van de goedkeuring van dit besluit.5° artikel 49, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1995 (de toepassing van artikel 49 eindigt op 31 december 1995);
Art. 60.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Economie, Ruimtelijke Ordening en media, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 maart 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering P. DEWAEL De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, D. VAN MECHELEN
BIJLAGE I BIJLAGE 3 AANVRAAG VOOR EEN OVERPLAATSING NAAR HET VLAAMS INSTITUUT VOOR DE BEVORDERING VAN HET WETENSCHAPPELIJK-TECHNOLOGISCH ONDERZOEK IN DE INDUSTRIE Ondergetekende (invullen in hoofdletters) : Naam en voornaam . . . . .
Privé-adres (straat, nummer, postnummer) . . . . . telefoonnummer . . . . . van de instelling (naam, adres, telefoonnummer, faxnummer) . . . . . personeelsnummer in die instelling . . . . . graad . . . . . 1° dient, overeenkomstig artikel V 8 en volgende van het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie en de regeling van de rechtspositie van het personeel, een aanvraag voor een OVERPLAATSING in en stelt zich kandidaat voor de hiernavolgende betrekking(en) bij het IWT met de volgende orde van voorkeur : waarvan de oproep verschenen is in het Belgisch Staatsblad van .. . . . 2° verklaart hierbij te voldoen aan voorwaarden voor de effectieve overplaatsing, die vermeld zijn in de voormelde oproep 3° verbindt er zich uitdrukkelijk toe de betrekking waarin hij/zij overgeplaatst wordt, uiterlijk de eerste dag van de........................ maand volgend op de beslissing van de Raad van Bestuur van het IWT effectief op te nemen.
De aanvraag vervalt na afloop van de overplaatsingsprocedure. plaats . . . . . , datum . . . . . handtekening Bijlage bij het IWT-aanvraagformulier voor een overplaatsing Naam . . . . .
Voornaam . . . . .
Welke diploma's en getuigschriften hebt u behaald ? Geef een beknopt curriculum vitae : Over welke argumenten beschikt u waaruit blijkt dat u beantwoordt aan de profielbeschrijving Plaats . . . . . Datum . . . . .
Handtekening Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2000 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie en de regeling van de rechtspositie van het personeel.
Brussel, 17 maart 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van de Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, D. VAN MECHELEN
BIJLAGE II Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2000 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie en de regeling van de rechtspositie van het personeel Brussel, 17 maart 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, D. VAN MECHELEN
Bijlage III BIJLAGE 13 ALGEMENE LIJST VAN DE FUNCTIONERINGSCRITERIA A. Technische vaardigheden (kennis en kunde) Administratief inzicht Administratieve ervaring Administratieve kennis Administratieve kennis (wet- en regelgeving inzake overheidsopdrachten) Administratieve kennis (wet- en regelgeving) Administratieve kennis en ervaring Affiniteit met de sector Basiskennis van de werking van de juridische structuren Basiskennis van de wetgeving op de stedebouw Basiskennis van de Franse/Engelse taal Basiskennis Frans, Engels en Duits Basiskennis informatica-applicaties Basiskennis/inzicht in aanleunende reglementering/statuten Basiskennis van wetgeving en reglementering met betrekking tot de sector Basisnoties van werking van nevendiensten (bv. R.K.W., R.S.Z., Financiën) Bereid zijn wapens te dragen en ermee kunnen omgaan Bestand zijn tegen slechte weersomstandigheden Brevet van kapitein te lange omvaart Brieven en rapporten kunnen schrijven Bronnenkennis Creatieve en sportieve vaardigheid Diagnostische competentie Didactiek Diploma licentiaat nautische wetenschappen Diploma maatschappelijk assistent Dossierkennis (weten waarover het gaat) EHBO EHBO en nijverheidshelper Elementaire kennis PC Elementaire kennis van de algemene aannemingsvoorwaarden Elementaire kennis van het nautisch Engels Elementaire kennis van het materiaal : bv. CMK-tarieven Elementaire kennis van topografie : hanteren nivelleertoestel,...
Elementaire technische kennis (telefoon, walkie talkie, blusapparaat, prikklok) Ervaring in de administratie Ervaring in de behandeling van dossiers van het werkstation/de omkaderingsdienst Ervaring in het gebruik van informatica en bureautica Ervaring met een gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand Ervaring met het toepassen van de regelgeving betreffende V.G.V. Ervaring met jongeren Fysieke conditie Fysieke conditie (afhankelijk van het soort werk) Fysieke weerbaarheid Gedegen kennis van de materie van de Administratie Gedegen kennis van de wet-, decreet- en regelgeving inzake nautische aangelegenheden Gedegen kennis van de scheepvaart-, politie- en administratieve reglementen Gedegen kennis van hydrografie, radarnavigatie, moderne plaatsbepalingssystemen, voortstuwingstypes Geen hoogtevrees hebben Goed gezichts- en onderscheidingsvermogen Goede gezondheid hebben Handigheid Hoeveelheden kunnen opmeten In continudienst willen werken In het ambtsgebied willen wonen Inzicht in de maatschappelijke en technologische evoluties en in de verschillende visies terzake Inzicht in de markt en het werkveld Inzicht in mechanica, elektronica, elektriciteit, chemie, navigatie Inzicht in de gerechtelijke werking Juridische basiskennis Kan de exacte methode identificeren Kan op voorhand situaties, gevolgen, gevaren inschatten Kennis bezitten of verwerven van CAD en andere software Kennis scheepvaartreglement, verkeersreglement, luchtvaart-reglement, algemene aannemingsvoorwaarden Kennis van boekhouding (overheidsboekhouding, wetten op de rijkscomptabiliteit, dubbele boekhouding) Kennis van bosbouwwerk Kennis van bouwtechniek, typebestekken en materialen Kennis van de algemene rechtsbeginselen Kennis van de eigen organisatie (minister van de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse openbare instellingen) Kennis van de organisatie (wie doet wat en wanneer, zichzelf kunnen situeren) Kennis van de reglementen (nautische en interne) Kennis van de reglementering en de procedures op financieel vlak Kennis van de scheepstechniek (dek, bediening motoren, navigatie- en communicatieapparatuur) Kennis van de sociale instellingen, diensten en voorzieningen (sociale kaart) Kennis van de vaarwateren Kennis van de werking van de overheid Kennis van de werking van de organisatie Kennis van de wet op politie en wegverkeer Kennis van EHBO, reddings- en blustechnieken Kennis van fauna en flora Kennis van het scheepvaartreglement Kennis van informatica (WP, Excel en Financieel Systeem) Kennis van meetmethodes en -codes Kennis van normen, typebestekken, afleveringen,...
Kennis van omzendbrieven Kennis van PC Kennis van vreemde talen : Engels, Frans,..., vooral nautisch Engels Kennis PC/terminal Kennis van administratieve en statutaire procedures Kennis van administratieve procedures Kennis van algemene begrippen inzake begroting, boekhouding en overheidsopdrachten Kennis van de administratie en reglementering Kennis van de Administratie en reglementering Kennis van de Administratie Kennis van de bestaande standaarden en normen Kennis van de filosofie en de doelstellingen van de instelling Kennis van de organisatiestructuren Kennis van de rechterlijke structuren Kennis van de regelgeving Kennis van de regelgeving betreffende V.G.V. Kennis van de regelgeving, reglementering Kennis van de regels van de mondelinge en de schriftelijke taal Kennis van de reglementering (wegcode, scheepvaart,...) Kennis van de reglementering en de procedures Kennis van de reglementeringen Kennis van de sector Kennis van de sociale kaart Kennis van de structuren van het ministerie/departement Kennis van de structuur van de organisatie Kennis van de werking van de organisatie Kennis van de wetgeving Kennis van de wetgeving en haar toepassingen Kennis van gevaarlijke produkten Kennis van het (ruime) werkveld/sector Kennis van het geografisch gebied waarvoor verantwoordelijk Kennis van het voorzieningennet Kennis van het werken met PC Kennis van het werkveld en de entiteit Kennis van het werkveld van de interne klant Kennis van het werkveld Kennis van huishoudelijk werk Kennis van informatica-standaarden en -normen Kennis van informatietechnologie Kennis van nautisch Engels Kennis van onderwijsreglementering en procedures Kennis van onderwijswetgeving en procedures Kennis van protocollaire aspecten Kennis van software Kennis van de opbouw van de loopbanen Kennis van structuur van het departement/organisatie Kennis van studierichtingen Kennis van wetenschappelijk methodieken Kunnen omgaan met teken- en grafisch materieel Kunnen zwemmen Kunnen omgaan met PC Kunnen raadplegen van alle bronnen Kunnen wakker blijven tijdens de nacht Kunnen werken met fax, kopieermachine,...
Kunnen werken met PC/tekstverwerker en de bijhorende software Loodsopleiding : specialisatie (door studie- en proefreizen) inzake nautische kennis (reglementen, vaardigheden, maneuvreer-vaardigheden) op kort traject Managementinzicht Materialen- en technologische kennis Maturiteit Meertaligheid Minimale algemene kennis (vb. tweede taal) Mobiliteit Noties van Frans, Engels en/of Duits Noties van psychologie, sociologie en sociale wetgeving Noties informatica : PC/Terminal Op de hoogte zijn van het werkveld en zijn evoluties Opleiding in werkstation/ervaring in werkstation Parate kennis van onderwijswetgeving en procedures m.b.t. eigen dossiers Pedagogische, administratieve en maatschappelijke vorming Pedagogische en didactische bekwaamheden Pedagogische en psychologische kennis Persoonlijke hygiëne Plannen kunnen lezen Polyvalentie Procedures binnen de dienst kennen Psychologisch aanvoelen (« mensenkennis ») Psychologische en pedagogische kennis Rijbewijs bezitten Sectoriële ervaring Sectoriële ervaring (met opvoeders, instelling) Specifieke vakkennis Specifieke technische kennis (vb. meetapparatuur) Specifieke vaktechnische kennis en ervaring Specifieke vaktechnische kennis Talenkennis Talenkennis (vooral Engels) Technisch inzicht en kennis Technische aanleg Technische en methodische kennis Technische kennis Technische kennis : kennis van de bediening van apparatuur,...
Technische kennis van de werking van apparaten (fax, fotokopieerapparaat, PC,...) Technische kennis van de materie Technische vaardigheden Tekstverwerking Twee- of Meertaligheid Uithoudingsvermogen Universitair diploma en/of ruime beroepservaring Vak- en materiekennis Vakkennis Vakkennis (polyvalentie vs. specialisme) Vakkennis en vakbekwaamheid Vertrouwdheid met tekstverwerking en informaticatoepassingen Werken met PC/bureauticamateriaal Zelf tekenwerk kunnen uitvoeren B. Persoonlijke vaardigheden (competenties) Alert zijn Analyse en synthese Analytisch denken Analytisch en/of synthetisch denken Analytisch en probleemoplossend vermogen Analytisch en synthetisch denken Autonoom kunnen werken Autoriteit/Leiderschap Begrip voor anderen Bemiddelingstalent Collegialiteit Communicatie Communicatie - openheid Communicatie- en contactvaardigheid Communicatievaardigheid Conceptueel denken Conflictbeheersing Contact- en communicatievaardigheid Contactvaardigheid Correct en betrouwbaar zijn Creativiteit Creativiteit en vernieuwend denken Deontologische integriteit Diplomatie Discretie Doelgericht en methodisch weken en denken Doelgericht werken Doelgerichtheid Doorzicht Dynamiek Efficiëntie Efficiëntie en praktische ingesteldheid Emotionele stabiliteit Empathie Empowerment Engagement Engagement en interesse Engagement en motivatie Evalueren van medewerkers Flexibiliteit Flexibiliteit/Improvisatie Gezag voeren Goed omgaan met mensen Impact Impact en invloed In groep kunnen werken Informatieverzameling Initiatief Initiatief en creativiteit Initiatief en verantwoordelijkheidsgevoel Initiatief nemen Inlevingsvermogen Integratie van theorie - praktijk Integriteit Integriteit en discretie Inzet Inzet en motivatie Klantgerichtheid Klantvriendelijkheid Kritische ingesteldheid Kunnen beslissen Kunnen leiding geven Kunnen omgaan met collega's Kunnen omgaan met jongeren Kunnen omgaan met mensen Kunnen omgaan met moeilijke jongeren Kunnen samenwerken Leerbereidheid Leergierigheid Leergierigheid/flexibiliteit Leiderschap Leiding geven Loyauteit Loyauteit en integriteit Luisterbereidheid Methodische aanpak en organisatietalent Moed Motivatie Motivatie en beschikbaarheid Motiverend optreden Nauwgezetheid Nauwkeurigheid Objectiviteit Omgaan met mensen Omgang met mensen Onderhandelingstalent Onderhandelingsvermogen Orde Orde en nauwgezetheid Orden en nauwkeurigheid Orde en netheid Orde en stiptheid Orde en zorgvuldigheid Orde, hygiëne en veiligheid Organisatiebetrokkenheid Organisatiebewust handelen Organisatietalent Organisatievermogen Overredingskracht « Politieke » feeling Realiteitszin Resultaatgerichtheid Rust kunnen bewaren en orde kunnen handhaven Samenwerken in groep Samenwerken in team Samenwerken in teamverband Samenwerken met anderen Schriftelijke communicatievaardigheid Service - gerichtheid Sociale en communicatieve vaardigheden Sociale omgang Sociale vaardigheden Soepelheid Stiptheid Stress-bestendigheid Studie- en onderzoeksingesteldheid Sturing Teamgeest Teamleiderschap Teamwerk Teamwerk en collegialiteit Teamwerk en samenwerking Timing en stiptheid Veiligheidsbesef Verantwoordelijkheidszin Verantwoordelijkheidsbesef Visionair denken WeerbaarheidWerken in team Werken in teamverband Zelfbeheersing Zelfbeheersing en stressbestendigheid Zelfbewust optreden Zelfdiscipline Zelfkennis Zelfstandig en snel handelen Zelfstandig kunnen optreden Zelfstandig kunnen werken Zelfstandig werken Zin voor cijfers Zin voor dienstverlening Zin voor goede dienstverlening Zin voor goede dienstverlening rekening houdend met de belangen van de organisatie Zin voor initiatief Zin voor orde Zin voor organisatie en resultaatgerichtheid Zin voor samenwerking Zin voor synthese Zin voor systematiek en kwaliteit Zin voor verantwoordelijkheid (1) Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2000 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 houdende organisatie van het Vlaams Instituut voor de bevordering van het wetenschappelijk-technologisch onderzoek in de industrie en de regeling van de rechtspositie van het personeel.
Brussel, 17 maart 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van de Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, D. VAN MECHELEN
(1) Ingevoegd bij besluit van de Vlaamse regering van 7 december 1994, art.2 - inwerkingtreding : 7 december 1994