gepubliceerd op 28 maart 2000
Besluit van de Vlaamse regering houdende de regeling van de procedure en de voorwaarden voor subsidiëring van studenten- en leerlingenkoepelverenigingen
17 MAART 2000. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de regeling van de procedure en de voorwaarden voor subsidiëring van studenten- en leerlingenkoepelverenigingen
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet houdende de subsidiëring van studenten- en leerlingenkoepelverenigingen van 30 maart 1999, inzonderheid op artikel 9, tweede lid;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 december 1999;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor Begroting, gegeven op 16 december 1999;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 22 december 1999, over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 30 maart 1999 houdende de subsidiëring van studenten- en leerlingenkoepelverenigingen;2° de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs;3° de administratie : de administratie aangewezen door de minister om de beslissingen die ingevolge dit besluit worden genomen, uit te voeren en op te volgen;4° koepelvereniging : een studentenkoepelvereniging of een leerlingenkoepelvereniging in de zin van het decreet.
Art. 2.Binnen de perken van de hiertoe op de begroting voorziene kredieten kan de minister jaarlijks subsidies toekennen aan koepelverenigingen die voldoen aan de in het decreet en in dit besluit gestelde voorwaarden.
Indien binnen eenzelfde onderwijsniveau verscheidene koepelverenigingen aan de subsidiëringsvoorwaarden voldoen, worden de op de begroting beschikbare middelen over de koepelverenigingen verdeeld in verhouding tot het aantal raden dat elk ervan overkoepelt.
Art. 3.Om in aanmerking te komen voor de toekenning van een subsidie moet de koepelvereniging in haar aanvraag het bewijs leveren dat ze voldoet aan de voorwaarden omschreven in de artikelen 4 tot en met 9 van het decreet.
Art. 4.De koepelverenigingen richten de aanvraag voor de subsidie met een aangetekende brief aan de Minister.
Deze aanvraag wordt ten laatste op 31 december voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidiëring wordt aangevraagd, ingediend. Voor het jaar 2000 mag deze aanvraag uitzonderlijk ingediend worden tot 31 maart 2000.
Aanvragen die na deze data ingediend worden, zijn onontvankelijk.
Art. 5.Deze aanvraag moet volgende gegevens bevatten : 1° De statuten van de vereniging;2° Het uittreksel uit het Belgisch Staatsblad waaruit blijkt dat de aanvrager een vereniging is zonder winstgevend doel;3° Een lijst van de studentenraden of leerlingenraden die de aanvrager overkoepelt én de onderwijsinstellingen waar deze raden zich situeren;4° Een actieplan waarin alle activiteiten voor het komende werkjaar worden beschreven;5° Een raming van de kosten voor werking, personeel en projecten;6° Een raming van alle inkomsten van de koepelvereniging.
Art. 6.De administratie gaat na of de aanvrager aan alle decretale voorwaarden voldoet en formuleert een advies aan de Minister.
De Minister neemt een beslissing inzake de subsidiëring ten laatste drie maanden na de indiening van de aanvraag.
Art. 7.De subsidie wordt jaarlijks toegekend in twee schijven : een eerste schijf van 60 % wordt uitbetaald na betekening van het subsidiebesluit. Het saldo wordt uitbetaald na afloop van het werkjaar mits staving en voorlegging van alle bewijsstukken betreffende de gemaakte kosten.
Tevens wordt een boekhouding voorgelegd van het voorbije werkjaar waarbij de kosten opgedeeld worden per soort zoals omschreven in artikel 9 van het decreet.
Art. 8.V|$$|Ago|$$|Agor 31 december van elk werkjaar legt elke gesubsidiëerde koepelvereniging een jaarverslag voor aan de Minister waarin een overzicht wordt gegeven van alle werkzaamheden, acties en publicaties.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2000.
Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit Brussel, 17 maart 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN