Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 15 juli 2002
gepubliceerd op 26 februari 2003

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 1998 betreffende de erkenning en subsidiëring van de centra en diensten voor het Vlaamse minderhedenbeleid

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003035248
pub.
26/02/2003
prom.
15/07/2002
ELI
eli/besluit/2002/07/15/2003035248/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 JULI 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 1998 betreffende de erkenning en subsidiëring van de centra en diensten voor het Vlaamse minderhedenbeleid


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 maart 2002;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de regelgeving met betrekking tot de centra en diensten van het Vlaamse minderhedenbeleid onverwijld moet worden aangepast om de indexering van de subsidies vanaf 1 januari 2002 te garanderen en op die manier de uitbetaling van de lonen te waarborgen;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden;2° minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor de Bijstand aan Personen;3° administratie : de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;4° strategisch plan : het strategisch plan voor het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden;5° centrum : gemeenschappelijke term voor het Vlaamse overlegcentrum voor etnisch-culturele minderheden en de provinciale en lokale integratiecentra;6° het Kwaliteitsdecreet : het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen. TITEL II. - Opdrachten en organisatie HOOFDSTUK I. - Het Vlaamse overlegcentrum voor etnisch-culturele minderheden en de ondersteuningscentra Afdeling 1. - De ondersteuningscentra

Onderafdeling A. - Het meerjarenplan

Art. 2.Het meerjarenplan van het ondersteuningscentrum voor allochtonen, van het ondersteuningscentrum voor vluchtelingen en van het ondersteuningscentrum voor woonwagenbewoners geeft aan op welke wijze het ondersteuningscentrum zijn opdrachten, zoals bepaald in artikel 10, § 2, van het decreet, zal uitvoeren.

Art. 3.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 11, eerste lid, van het decreet bevat het meerjarenplan : 1° met betrekking tot de opdracht, bedoeld in artikel 10, § 2, tweede lid, 1°, van het decreet, om de categoriale sector te ondersteunen en te begeleiden : a) een schets van het aanbod van de categoriale sector, in relatie met de bestaande situatie en de behoeften van de doelgroep en met vermelding van nieuwe tendensen en ontwikkelingen;b) een bepaling van de behoeften van de categoriale sector inzake ondersteuning op logistiek, administratief en inhoudelijk vlak;c) een beschrijving van de voorgestelde ondersteunende activiteiten;2° met betrekking tot de opdracht, bedoeld in artikel 10, § 2, tweede lid, 2°, van het decreet, om samen te werken met relevante organisaties en instellingen : a) de organisaties en instellingen die betrokken zijn bij de uitvoering van het minderhedenbeleid in relatie met de bestaande situatie en de behoeften van de doelgroep en met vermelding van nieuwe tendensen en ontwikkelingen;b) de organisaties en instellingen waarmee samenwerkingsverbanden zullen worden opgezet en de activiteiten die ondernomen zullen worden om deze organisaties en instellingen te ondersteunen bij het voeren van een inclusief beleid;3° met betrekking tot de opdracht, bedoeld in artikel 10, § 2, tweede lid, 3°, van het decreet, om methodieken te ontwikkelen en deskundigheid te bevorderen : a) een overzicht van de bestaande initiatieven inzake methodiekontwikkeling en deskundigheidsbevordering en de behoeften terzake, in relatie met de bestaande situatie en de behoeften van de doelgroep en met vermelding van nieuwe tendensen en ontwikkelingen;b) de initiatieven die genomen zullen worden op het vlak van methodiekontwikkeling en op het vlak van deskundigheidsbevordering in aansluiting op de algemene opdrachten, bedoeld in artikel 10, § 2, tweede lid, 1° en 2°, van het decreet.

Art. 4.In het meerjarenplan worden voor elk van de onderdelen, bedoeld in artikel 3, 1° tot en met 3°, de volgende elementen aangegeven : 1° een verantwoording van de keuze, door middel van de situering ten opzichte van het strategisch plan en ten opzichte van de meerjarenplannen van de integratiecentra of van de cellen voor vluchtelingenwerk of woonwagenwerk, naar gelang van het geval, en op basis van overleg met de Vlaamse overheid;2° de te verwachten resultaten;3° het tijdstip en de wijze waarop de activiteiten of initiatieven geëvalueerd zullen worden;4° de taakafspraken terzake met de integratiecentra of met de cellen voor vluchtelingenwerk of woonwagenwerk, naar gelang van het geval;5° de wijze waarop de categoriale sector en de doelgroepen betrokken werden bij de totstandkoming van de planning en betrokken zullen worden bij de voortgangsbewaking en de evaluatie ervan.

Art. 5.§ 1. Het meerjarenplan, met uitzondering van het eerste meerjarenplan, geeft voor elk onderdeel van het plan de ontwikkeling aan ten opzichte van het vorige meerjarenplan, met opgave van de activiteiten die worden voortgezet, bijgestuurd, geheroriënteerd of beëindigd en van de nieuwe initiatieven die zullen worden ontwikkeld. § 2. Het meerjarenplan verantwoordt de samenstelling van de bestuursorganen, conform artikel 8, 9 of 10, waarbij wordt aangegeven welke inspanningen geleverd worden om de doelgroep in kwestie, vrouwen en jongeren, erin op te nemen.

Art. 6.§ 1. Het meerjarenplan van het ondersteuningscentrum voor vluchtelingenwerk en van het ondersteuningscentrum voor woonwagenwerk omvat verder de meerjarenplannen van de cellen voor vluchtelingenwerk, respectievelijk van de cellen voor woonwagenwerk.

Als over het meerjarenplan van een cel voor vluchtelingenwerk geen overeenstemming kan worden bereikt tussen de stuurgroep van de betreffende cel en het ondersteuningscentrum voor vluchtelingenwerk, voegt het ondersteuningscentrum zijn voorstel tot wijziging van dat meerjarenplan als bijlage toe aan zijn eigen meerjarenplan.

Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing als over het meerjarenplan van een cel voor woonwagenwerk geen overeenstemming kan worden bereikt tussen de stuurgroep van de betreffende cel en het ondersteuningscentrum voor woonwagenwerk. § 2. In het geval, bedoeld in § 1, tweede en derde lid, beslist de minister op voorstel van de administratie over het uit te voeren meerjarenplan.

Art. 7.Het meerjarenplan van elk ondersteuningscentrum wordt pas definitief na de goedkeuring van het coördinatieplan, bedoeld in artikel 13 van het decreet.

Onderafdeling B. - Samenstelling van de bestuursorganen

Art. 8.De bestuursorganen van het ondersteuningscentrum voor allochtonen zijn samengesteld uit : 1° allochtonen die door hun deskundigheid en hun positie of door hun activiteiten en ervaring in een landelijke migrantenvereniging een reële bijdrage kunnen leveren aan de realisatie van de doelstellingen van het ondersteuningscentrum;2° een vertegenwoordiging van de integratiecentra;3° een vertegenwoordiger van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten;4° deskundigen uit aanverwante sectoren of uit sectoren die voor het minderhedenbeleid relevant zijn, zoals onderwijs, tewerkstelling en huisvesting evenals uit de wetenschappelijke wereld of de onderzoekswereld. Minstens een derde van de leden is allochtoon, als bedoeld in 1°.

Art. 9.De bestuursorganen van het ondersteuningscentrum voor vluchtelingenwerk zijn samengesteld uit : 1° leden van de doelgroep die door hun deskundigheid en hun positie of door hun activiteiten en ervaring in een organisatie van vluchtelingen een reële bijdrage kunnen leveren aan de realisatie van de doelstellingen van het ondersteuningscentrum;2° een vertegenwoordiging van de stuurgroepen van de cellen voor vluchtelingenwerk;3° personen die actief zijn in niet-gouvernementele organisaties, en die werken op het terrein van het onthaal en de begeleiding van vluchtelingen;4° een vertegenwoordiger van de Vereniging van Vlaamse Provincies;5° deskundigen uit maatschappelijke sectoren die voor het vluchtelingenbeleid relevant zijn, evenals uit de wetenschappelijke wereld of de onderzoekswereld.

Art. 10.De bestuursorganen van het ondersteuningscentrum voor woonwagenwerk zijn samengesteld uit : 1° leden van de doelgroep die door hun deskundigheid en hun positie of door hun activiteiten en ervaring in een organisatie van woonwagenbewoners een reële bijdrage kunnen leveren aan de realisatie van de doelstellingen van het ondersteuningscentrum;2° een vertegenwoordiging van de stuurgroepen van de cellen voor woonwagenwerk;3° personen die actief zijn in niet-gouvernementele organisaties, en die werken op het terrein van het onthaal en de begeleiding van woonwagenbewoners;4° een vertegenwoordiger van de Vereniging van Vlaamse Provincies;5° deskundigen uit de maatschappelijke sectoren die voor het woonwagenbeleid relevant zijn, evenals uit de wetenschappelijke wereld of de onderzoekswereld. Afdeling 2. - Het Vlaamse overlegcentrum

Onderafdeling A. - Het coördinatieplan

Art. 11.§ 1. Voor het Vlaamse overlegcentrum zijn het strategisch plan, de drie sporen van het Vlaamse minderhedenbeleid, bepaald in artikel 4, § 1, van het decreet en de mogelijkheden en behoeften van de doelgroepen richtinggevend bij de uitvoering van zijn taak, bedoeld in artikel 12 van het decreet.

Activiteiten in het kader van het opvangbeleid, bedoeld in artikel 4, § 1, 3°, van het decreet, worden georganiseerd in overleg en samenwerking met organisaties die zich tot deze doelgroep richten. § 2. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 13, tweede lid, van het decreet : 1° omvat het coördinatieplan : a) een afsprakenregeling tussen het overlegcentrum en de ondersteuningscentra met betrekking tot het personeel, de werking van gemeenschappelijke diensten, zoals administratieve, juridische en logistieke diensten, de uitvoering van de gemeenschappelijke acties en de verantwoording van de subsidies, bedoeld in titel IV;b) een personeelsplan, waarin de verdeling van de personeelsformatie, bedoeld in artikel 50, over het Vlaamse overlegscentrum en de ondersteuningscentra wordt verantwoord;1° wordt in het coördinatieplan, met uitzondering van het eerste coördinatieplan, voor elke decretale opdracht de ontwikkeling aangegeven ten opzichte van het vorige coördinatieplan en wordt daarin opgegeven welke activiteiten worden voortgezet, bijgestuurd, geheroriënteerd of beëindigd en welke nieuwe initiatieven zullen worden ontwikkeld;2° bevat het coördinatieplan een verantwoording van de samenstelling van de bestuursorganen, zoals bepaald in artikel 15, 4°, van het decreet en in artikel 12 van dit besluit. § 3. Het Vlaamse overlegcentrum wint over het coördinatieplan het advies in van het forum van organisaties van etnisch-culturele minderheden, bedoeld in artikel 9 van het decreet. Bij ontstentenis van een advies binnen twee maanden nadat het voorstel aan het forum werd bezorgd, wordt het advies geacht positief te zijn. Het overlegcentrum geeft in zijn coördinatieplan aan op welke wijze met dat advies rekening is gehouden. § 4. De raad van bestuur van het overlegcentrum keurt het coördinatieplan bij tweederde meerderheid goed. § 5. Het coördinatieplan wordt met een aangetekende brief ingediend bij de administratie, die het ter goedkeuring aan de minister voorlegt.

Onderafdeling B. - De samenstelling van de raad van bestuur

Art. 12.§ 1. De raad van bestuur van het Vlaamse overlegcentrum is samengesteld uit een gelijk aantal leden van de respectieve raden van bestuur van de ondersteuningscentra, onder wie de leden van de doelgroepen. § 2. De vertegenwoordiger van de Vlaamse regering, bedoeld in artikel 15, 4°, van het decreet, neemt deel aan de vergaderingen van de bestuursorganen en brengt verslag uit bij de minister. HOOFDSTUK II. - Het provinciale niveau Afdeling 1. - De provinciale integratiecentra

Onderafdeling A. - Het aanwijzen van prioritaire actiezones

Art. 13.§ 1. Ter uitvoering van hun opdracht, bedoeld in artikel 19, § 2, tweede lid, 2°, van het decreet, formuleren de provinciale integratiecentra voor hun werkgebied een schriftelijk voorstel van prioritaire actiezones, op basis van de aanwezigheid van de doelgroepen in de gemeenten en op basis van de analyse, bedoeld in artikel 14, § 1, 1°.

Ze leggen dit voorstel voor advies voor aan relevante lokale actoren die door de minister aangewezen moeten worden. Die brengen hierover advies uit binnen een maand nadat het voorstel aan hen werd bezorgd.

Als het advies niet binnen die termijn wordt uitgebracht, wordt het geacht gunstig te zijn.

De provinciale integratiecentra leggen de prioritaire actiezones vast en verantwoorden die beslissing in een geschrift. De adviezen, bedoeld in het tweede lid, die afwijken van die beslissing, worden als bijlage bij het meerjarenplan, bedoeld in artikel 14, gevoegd. § 2. De provinciale integratiecentra stellen een personeelsplan op voor de lokale steunpunten in hun werkgebied.

Onderafdeling B. - Het meerjarenplan van de provinciale integratiecentra

Art. 14.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 20, § 2, van het decreet geeft het provinciale integratiecentrum in zijn meerjarenplan aan op welke wijze het uitvoering zal geven aan zijn decretale opdrachten. Het meerjarenplan bevat meer bepaald : 1° met betrekking tot de opdracht, bedoeld in artikel 19, § 2, tweede lid, 1°, van het decreet : a) een schets van het huidige beleid en de huidige initiatieven voor allochtonen in de provincie;b) een evaluatie van het gevoerde beleid in de provincie, met opgave van de blinde vlekken, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de mate waarin het beleid aansluit bij de behoeften van allochtonen;c) een beschrijving van de voorgestelde activiteiten om het minderhedenbeleid in de provincie op basis van a) en b) te stimuleren, te ondersteunen of bij te sturen met het oog op het voeren van een inclusief beleid;d) een beschrijving van de voorgestelde activiteiten om allochtonen en hun organisaties bij het beleid in de provincie te betrekken;2° met betrekking tot de opdracht, bedoeld in artikel 19, § 2, tweede lid, 2°, van het decreet : a) een opgave van de prioritaire actiezones die in de provincie zijn aangeduid;b) een opgave van de personele middelen die aan de lokale steunpunten worden toegewezen;3° met betrekking tot de opdrachten, bedoeld in artikel 19, § 2, tweede lid, 3° en 5°, van het decreet : a) een overzicht van de instanties waarmee men overleg wil organiseren, onder meer met het oog op de bevordering van de toegankelijkheid van de reguliere sectoren, met opgave van de activiteiten die in dit verband in het vooruitzicht gesteld zijn;b) een beschrijving van de ondersteuningsbehoeften van de lokale steunpunten op logistiek vlak en inzake vorming en van de ondersteuning die in samenwerking met het ondersteuningscentrum voor allochtonen aangeboden zal worden;c) een beschrijving van de ondersteuningsbehoeften van de lokale besturen en actoren en de ondersteuning die aangeboden zal worden, in samenwerking met de integratiediensten en de lokale steunpunten en in voorkomend geval met het lokale integratiecentrum;d) een beschrijving van de eigen initiatieven die het integratiecentrum in de komende jaren zal ontwikkelen;4° met betrekking tot de opdrachten, bedoeld in artikel 19, § 2, tweede lid, 4° en 6°, van het decreet : de afspraken die het provinciale integratiecentrum met het provinciebestuur heeft gemaakt met het oog op afstemming van het meerjarenplan van het integratiecentrum enerzijds en de acties van het provinciebestuur inzake het minderhedenbeleid anderzijds en met het oog op het betrekken van de doelgroepen en hun organisaties bij het overheidsbeleid;5° met betrekking tot de opdrachten, bedoeld in artikel 19, § 2, tweede lid, 4° en 7°, van het decreet : de afspraken die het provinciale integratiecentrum met de lokale besturen in kwestie heeft gemaakt, onder meer over het betrekken van de doelgroepen en hun organisaties bij het overheidsbeleid.

Art. 15.In het meerjarenplan worden, voor elk van de onderdelen, bedoeld in artikel 14, 1° tot en met 3°, de volgende elementen aangegeven : 1° een verantwoording van de keuze van de activiteiten, onder meer door een situering ten opzichte van het strategisch plan en ten opzichte van het coördinatieplan van het Vlaamse overlegcentrum;2° de te verwachten resultaten;3° het tijdstip en de wijze waarop de activiteiten of initiatieven geëvalueerd zullen worden;4° de taakafspraken terzake met het ondersteuningscentrum voor allochtonen, de integratiediensten, de lokale steunpunten en, in voorkomend geval, met de lokale integratiecentra;5° in voorkomend geval, de taakafspraken met de provinciale cellen voor vluchtelingenwerk of voor woonwagenwerk;6° de wijze waarop de categoriale sector en de doelgroepen betrokken werden bij de totstandkoming van de planning en betrokken zullen worden bij de voortgangsbewaking en evaluatie ervan.

Art. 16.§ 1. Het meerjarenplan, met uitzondering van het eerste meerjarenplan, geeft voor elk onderdeel van het plan de ontwikkeling aan ten opzichte van het vorige meerjarenplan met opgave van de initiatieven die worden voortgezet, bijgestuurd, geheroriënteerd of beëindigd en van de nieuwe initiatieven die zullen worden ontwikkeld. § 2. Het meerjarenplan verantwoordt de samenstelling van de bestuursorganen of van de integratieraad, conform artikel 19, waarbij wordt aangegeven welke inspanningen zullen worden geleverd om de doelgroepen, vrouwen en jongeren, erin op te nemen. § 3. Het meerjarenplan omvat verder : 1° de actieplannen van de lokale steunpunten;2° een personeelsplan en een begroting.

Art. 17.Bij het meerjarenplan worden de volgende documenten gevoegd : 1° de samenwerkingsovereenkomst tussen het provinciale integratiecentrum en het provinciebestuur waarin de afspraken, bedoeld in artikel 14, 4°, zijn opgenomen en die, in voorkomend geval, in samenspraak met de provinciale cel voor vluchtelingenwerk of voor woonwagenwerk, is aangevuld met specifieke bepalingen over vluchtelingen of woonwagenbewoners;2° de samenwerkingsovereenkomsten tussen het provinciale integratiecentrum en de lokale besturen waarin de afspraken, bedoeld in artikel 14, 5°, zijn opgenomen. Bij ontstentenis van een samenwerkingsovereenkomst met het provinciebestuur, als bedoeld in het eerste lid, 1°, of van een samenwerkingsovereenkomst met een lokaal bestuur, als bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt in het meerjarenplan aangegeven wat het provinciale integratiecentrum zal ondernemen om met het bestuur in kwestie een samenwerkingsovereenkomst te sluiten.

Art. 18.§ 1. Over het meerjarenplan brengen de gemeenteraden in kwestie, en in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad de Vlaamse Gemeenschapscommissie, het advies, bedoeld in artikel 29, § 2, eerste lid, van het decreet, uit binnen twee maanden nadat het plan hen werd bezorgd. De adviezen worden als bijlage bij het meerjarenplan gevoegd en het integratiecentrum geeft aan op welke wijze met deze adviezen rekening is gehouden. Als het advies niet binnen voornoemde termijn wordt uitgebracht, wordt het geacht gunstig te zijn.

De raad van bestuur of de integratieraad van het provinciale integratiecentrum, naar gelang van het geval, keurt het meerjarenplan goed met een tweederde meerderheid. § 2. Het meerjarenplan wordt met een aangetekende brief ingediend bij de administratie, die het ter goedkeuring aan de minister voorlegt. § 3. Na drie jaar wordt het meerjarenplan door het provinciale integratiecentrum geëvalueerd op basis van de actieplannen van de lokale steunpunten en zo nodig bijgestuurd.

Als het provinciale integratiecentrum beslist de prioritaire actiezones te wijzigen, is artikel 13, § 1, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

De wijzigingen van het meerjarenplan worden aan de administratie bezorgd en door de minister goedgekeurd. Ze worden als bijlage gevoegd bij de overeenkomst, bedoeld in artikel 62, § 1.

Onderafdeling C. - De samenstelling van de bestuursorganen

Art. 19.§ 1. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 21 van het decreet wordt bij de samenstelling van de bestuursorganen van een provinciaal integratiecentrum, dat opgericht is als een vereniging zonder winstoogmerk, rekening gehouden met de volgende bepalingen : 1° minstens één derde van de leden is allochtoon en kan door zijn deskundigheid, zijn positie of door zijn activiteiten of ervaring in een migrantenvereniging een reële bijdrage leveren aan de realisatie van de doelstellingen van het provinciale integratiecentrum;2° er worden deskundigen opgenomen en, in voorkomend geval, een vertegenwoordiging van de cellen voor vluchtelingenwerk of woonwagenwerk. § 2. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 22 van het decreet wordt bij de samenstelling van de integratieraad van het provinciale integratiecentrum rekening gehouden met § 1, 1° en 2°. Afdeling 2. - De provinciale cellen voor vluchtelingenwerk en voor

woonwagenwerk Onderafdeling A. - Het meerjarenplan

Art. 20.§ 1. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 27, § 3, van het decreet geeft de provinciale cel voor vluchtelingenwerk of voor woonwagenwerk in haar meerjarenplan aan op welke wijze ze uitvoering zal geven aan de opdrachten zoals vermeld in artikel 19, § 2, 1°, 3°, 4° en 5°, van het decreet. Het meerjarenplan bevat meer bepaald : 1° met betrekking tot de opdracht, bedoeld in artikel 19, § 2, 1°, van het decreet : a) een schets van het huidige beleid en van de huidige initiatieven voor vluchtelingen of woonwagenbewoners in de provincie;b) een evaluatie van het gevoerde beleid in de provincie, met opgave van blinde vlekken en met bijzondere aandacht voor de mate waarin het beleid aansluit bij de behoeften van de vluchtelingen of woonwagenbewoners;c) een beschrijving van de voorgestelde activiteiten om het minderhedenbeleid in de provincie op basis van a) en b) te stimuleren, te ondersteunen of bij te sturen;d) een beschrijving van de voorgestelde activiteiten om de vluchtelingen of woonwagenbewoners en hun organisaties bij het beleid in de provincie te betrekken;2° met betrekking tot de opdrachten, bedoeld in artikel 19, § 2, 3° tot en met 5°, van het decreet : a) een overzicht van de instanties waarmee men overleg wil organiseren, onder meer met het oog op het bevorderen van de toegankelijkheid van de reguliere sectoren, met opgave van de activiteiten die in dit verband in het vooruitzicht zijn gesteld;b) een beschrijving van de ondersteuningsbehoeften van de categoriale sector en van de ondersteuning die, in samenwerking met het ondersteuningscentrum voor vluchtelingenwerk of woonwagenwerk, aangeboden zal worden;c) een beschrijving van de ondersteuningsbehoeften van de provinciale en lokale besturen en actoren en van het ondersteuningsaanbod, opgemaakt in overleg met het provinciale integratiecentrum en met, in voorkomend geval, de lokale cellen voor vluchtelingenwerk of woonwagenwerk;d) een beschrijving van de eigen initiatieven die de provinciale cel de komende jaren zal ontwikkelen.

Art. 21.In het meerjarenplan worden voor elk van de onderdelen, bedoeld in artikel 20, 1° en 2°, de volgende elementen aangegeven : 1° een verantwoording van de keuze van de activiteiten, onder meer door een situering ten opzichte van het strategisch plan en ten opzichte van het meerjarenplan van het ondersteuningscentrum in kwestie;2° de te verwachten resultaten;3° het tijdstip en de wijze waarop de activiteiten of initiatieven geëvalueerd zullen worden;4° de taakafspraken terzake met het ondersteuningscentrum voor vluchtelingenwerk of het ondersteuningscentrum voor woonwagenwerk, naar gelang van het geval, en in voorkomend geval met de lokale cellen voor vluchtelingenwerk of de lokale cellen voor woonwagenwerk;5° de taakafspraken met het provinciale integratiecentrum inzake gemeenschappelijke actiepunten;6° de wijze waarop de categoriale sector en de doelgroepen betrokken werden bij de totstandkoming van het plan en betrokken zullen worden bij de voortgangsbewaking en evaluatie ervan.

Art. 22.§ 1. Het meerjarenplan, met uitzondering van het eerste meerjarenplan, geeft voor elk onderdeel van het plan de ontwikkeling aan ten opzichte van het vorige meerjarenplan met opgave van de activiteiten die worden voortgezet, bijgestuurd, geheroriënteerd of beëindigd en van de nieuwe initiatieven die zullen worden ontwikkeld. § 2. Het meerjarenplan verantwoordt de samenstelling van de stuurgroep, conform artikel 24, waarbij wordt aangegeven welke inspanningen zullen worden geleverd om de doelgroepen, vrouwen en jongeren, erin op te nemen.

Art. 23.Het meerjarenplan wordt met een tweederde meerderheid goedgekeurd door de stuurgroep. Het wordt vervolgens bezorgd aan het provinciale integratiecentrum en ingediend bij het ondersteuningscentrum in kwestie.

Onderafdeling B. - De stuurgroep

Art. 24.§ 1. De stuurgroep van de provinciale cel voor vluchtelingenwerk of voor woonwagenwerk wordt als volgt samengesteld : 1° een vertegenwoordiger van het ondersteuningscentrum in kwestie;2° een vertegenwoordiger van het provinciale integratiecentrum waarbij de cel is opgericht;3° een vertegenwoordiging van lokale actoren uit het werkgebied. § 2. De minister kan bepalen welke lokale actoren in de stuurgroep opgenomen moeten worden. § 3. De stuurgroep streeft ernaar leden van de doelgroep die door hun deskundigheid of positie een reële bijdrage kunnen leveren aan de realisatie van de doelstellingen van de cel, in zijn samenstelling op te nemen. Als er leden van de doelgroep ontbreken, stelt de provinciale cel een stappenplan op om op termijn deze vertegenwoordiging te garanderen.

Onderafdeling C. - Het werkgeverschap van het personeel werkzaam in de provinciale cellen

Art. 25.§ 1. Het Vlaamse overlegcentrum treedt op als werkgever van het personeel dat werkt in een cel voor vluchtelingenwerk of in een cel voor woonwagenwerk.

Na drie jaar wordt deze formule van werkgeverschap geëvalueerd. Als het wenselijk is, dan kan de minister beslissen dat het provinciale integratiecentrum waarbij een cel is opgericht, als werkgever van het personeel van die cel zal optreden. § 2. Tussen het Vlaamse overlegcentrum en de stuurgroep van een overeenkomstige cel wordt een overeenkomst gesloten waarin afspraken zijn opgenomen over het personeelsbeleid, de aanwerving en het ontslag van personeelsleden, het bewaken van de uitvoering van het meerjarenplan en de aanwending en afrekening van de subsidies, bedoeld in titel IV. Als zich een wijziging voordoet zoals bedoeld in § 1, tweede lid, wordt deze overeenkomst gesloten tussen het integratiecentrum en de cellen in kwestie. HOOFDSTUK III. - Het lokale niveau Afdeling 1. - De integratiedienst.

Art. 26.Onder voorbehoud van de toepassing van artikellen 29 en 30 van het decreet en onder voorbehoud van de toepassing van artikel 27, kan een integratiedienst pas voor erkenning en subsidiëring in aanmerking komen, als aan de hierna vermelde voorwaarden is voldaan : 1° het interne overleg, zoals bepaald in artikel 29, § 1, 4°, van het decreet, wordt onder de verantwoordelijkheid van de schepen, bevoegd voor het minderhedenbeleid, georganiseerd, waarbij de departementen of diensten die met de doelgroepen te maken hebben, worden betrokken;2° over de taakverdeling en de samenwerking, tussen de integratiedienst en het lokale steunpunt of het provinciale of lokale integratiecentrum, zoals vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel 29, § 1, 5°, van het decreet, wordt regelmatig overleg gepleegd en wordt er jaarlijks een evaluatie opgenomen in het verslag, bedoeld in artikel 63, § 1, 1°. In het gemeentelijk beleidsplan worden de resultaten opgegeven waartoe het interne overleg, bedoeld in 1°, in de periode, bedoeld in artikel 30, § 2, van het decreet, moet leiden.

Art. 27.§ 1. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 30, § 1, van het decreet wordt in het gemeentelijk beleidsplan aangegeven hoe het lokale minderhedenbeleid in de periode, bedoeld in artikel 30, § 2, van het decreet, verder zal worden uitgewerkt.

Uitgaand van een analyse van de aanwezigheid van de onderscheiden doelgroepen van het minderhedenbeleid binnen de gemeente, wordt in het gemeentelijk beleidsplan aangegeven welke initiatieven in de komende periode genomen zullen worden om de doelstellingen van het minderhedenbeleid op lokaal vlak te realiseren. Daarbij worden de volgende elementen vermeld : 1° een verantwoording van de keuze van de doelstellingen, onder meer door een situering ten opzichte van de aanwezigheid en de behoeften van de doelgroepen in de gemeente, het strategisch plan, de bestaande beleidsplannen inzake de bestrijding van de achterstelling en het verhogen van het welzijn en de leefkwaliteit in de gemeente en het jeugdwerkbeleidsplan en ten opzichte van het meerjarenplan van het integratiecentrum in kwestie en, in voorkomend geval, van de cel voor vluchtelingenwerk of voor woonwagenwerk;2° de te verwachten resultaten en de methodieken die gehanteerd zullen worden om deze resultaten te bereiken;3° het tijdstip en de wijze waarop de activiteiten of initiatieven geëvalueerd zullen worden;4° de taakafspraken terzake met het integratiecentrum in kwestie en, in voorkomend geval, met het lokale steunpunt of met de cellen voor vluchtelingenwerk of woonwagenwerk;5° de wijze waarop de in de gemeente aanwezige doelgroepen, het integratiecentrum, de relevante lokale actoren, zoals de sectoren huisvesting, onderwijs en tewerkstelling en, in voorkomend geval, de lokale steunpunten betrokken werden bij de totstandkoming van de planning en betrokken zullen worden bij de voortgangsbewaking en evaluatie ervan in het kader van het lokale overleg. § 2. In het gemeentelijk beleidsplan, met uitzondering van het eerste beleidsplan, wordt voor elk onderdeel van het plan de ontwikkeling ten opzichte van het vorige plan aangegeven en wordt aangegeven welke initiatieven worden voortgezet, bijgestuurd, geheroriënteerd of beëindigd en welke nieuwe initiatieven zullen worden ontwikkeld. § 3. De samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel 29, § 1, 5°, van het decreet, en het advies, bedoeld in § 4, worden als bijlage bij het gemeentelijk beleidsplan gevoegd. § 4. Het advies, bedoeld in artikel 30, § 3, van het decreet, wordt door het provinciale of lokale integratiecentrum uitgebracht binnen twee maanden nadat het gemeentelijk beleidsplan aan het centrum werd bezorgd. Het advies wordt als bijlage bij het gemeentelijk beleidsplan gevoegd. Als het advies niet binnen de voornoemde termijn wordt uitgebracht, wordt het geacht gunstig te zijn. Afdeling 2. - De lokale steunpunten

Onderafdeling A. - Het actieplan

Art. 28.§ 1. Wanneer binnen de gemeente een integratiedienst erkend is, maakt het lokale steunpunt, in overleg met het integratiecentrum in kwestie, met de integratiedienst afspraken over samenwerking en taakverdeling, zoals bepaald in artikel 26, 2°. § 2. Als in het werkgebied vluchtelingen of woonwagenbewoners aanwezig zijn, moet het lokale steunpunt, over de werking die voor deze doelgroepen ontplooid wordt, overleggen met de cel in kwestie voor vluchtelingenwerk of voor woonwagenwerk, naar gelang van het geval.

Art. 29.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 35, § 2, van het decreet wordt in het lokale actieplan van een lokaal steunpunt puntsgewijs aangegeven welke initiatieven het steunpunt zal nemen ter uitvoering van de opdrachten, bedoeld in artikel 34, § 1, van het decreet.

Voor elk van die initiatieven worden de volgende elementen opgegeven : 1° een verantwoording van de keuze van de activiteiten, onder meer door een situering ten opzichte van de aanwezigheid en de behoeften van de doelgroepen in de gemeente of de buurt, ten opzichte van het strategisch plan, het meerjarenplan van het integratiecentrum in kwestie, het gemeentelijk beleidsplan voor lokaal minderhedenbeleid en, in voorkomend geval, het meerjarenplan van de cel in kwestie voor vluchtelingenwerk of voor woonwagenwerk;2° de te verwachten resultaten;3° het tijdstip en de wijze waarop de activiteiten of initiatieven geëvalueerd zullen worden;4° de taakafspraken terzake met het integratiecentrum in kwestie en, in voorkomend geval, met de cel voor vluchtelingenwerk of woonwagenwerk;5° in voorkomend geval, de taakafspraken met de integratiedienst;6° de wijze waarop de doelgroepen en de relevante actoren betrokken werden bij de totstandkoming van de planning en betrokken zullen worden bij de voortgangsbewaking en evaluatie ervan.

Art. 30.§ 1. Het lokale actieplan vermeldt tevens de afspraken inzake samenwerking en taakverdeling die voortvloeien uit het overleg, bedoeld in artikel 28, § 2. § 2. Het lokale actieplan, met uitzondering van het eerste actieplan, geeft voor elk onderdeel van het plan de ontwikkeling aan ten opzichte van het vorige plan met opgave van de initiatieven die zullen worden voortgezet, bijgestuurd, geheroriënteerd of beëindigd en van de nieuwe initiatieven die zullen worden ontwikkeld. § 3. Het lokale actieplan verantwoordt de samenstelling van de stuurgroep, conform artikel 32, waarbij wordt aangegeven welke inspanningen zullen worden geleverd om de doelgroepen, vrouwen en jongeren, erin op te nemen. § 4. Het advies, bedoeld in artikel 31, eerste lid, wordt als bijlage bij het lokale actieplan gevoegd.

Art. 31.Het lokale actieplan wordt voorgelegd aan de gemeenteraad, die binnen twee maanden nadat het plan werd bezorgd, daarover een advies uitbrengt. Het lokale steunpunt geeft aan op welke wijze met het advies rekening wordt gehouden. Als het advies niet binnen die termijn wordt uitgebracht, wordt het geacht gunstig te zijn.

Nadat de stuurgroep van het lokale steunpunt met een tweederde meerderheid het lokale actieplan heeft goedgekeurd, dient hij het plan in bij het provinciale of lokale integratiecentrum, naar gelang van het geval.

Onderafdeling B. - De samenstelling van de stuurgroep

Art. 32.§ 1. De stuurgroep van het lokale steunpunt is samengesteld uit : 1° minstens één derde is lid van de doelgroep en kan door zijn deskundigheid, zijn positie of door zijn activiteiten en ervaring in een organisatie van etnisch-culturele minderheden een reële bijdrage leveren aan de realisatie van de doelstellingen van het lokale steunpunt;2° een vertegenwoordiger van het integratiecentrum in kwestie;3° een vertegenwoordiging van de lokale overheid;4° personen die actief zijn in de sectoren die relevant zijn voor het lokale minderhedenbeleid. § 2. De minister kan bepalen welke lokale actoren in de stuurgroep opgenomen moeten worden. § 3. De stuurgroep kan samenvallen met het bestuur van een lokale vereniging, als de samenstelling ervan voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in § 1, en als de vereniging de opdrachten van een lokaal steunpunt, zoals bepaald in het decreet, onderschrijft. In dat geval wordt in het actieplan aangegeven hoe de actie van het lokale steunpunt samenhangt met de totaliteit van de activiteiten van deze vereniging.

Onderafdeling C. - Het werkgeverschap van het personeel werkzaam in de lokale steunpunten

Art. 33.§ 1. Het provinciale of lokale integratiecentrum, naar gelang van het geval, treedt op als werkgever van het personeel dat in een lokaal steunpunt werkt. § 2. Tussen de stuurgroep van het lokale steunpunt en het integratiecentrum in kwestie wordt een overeenkomst gesloten waarin afspraken zijn opgenomen over het personeel, het bewaken van de uitvoering van het actieplan en de aanwending en afrekening van de subsidies, bedoeld in titel IV. Afdeling 3. - De lokale integratiecentra

Onderafdeling A. - Het aanwijzen van prioritaire actiezones

Art. 34.§ 1. Ter uitvoering van hun opdracht, bedoeld in artikel 37, § 1, 1°, van het decreet, formuleren de lokale integratiecentra voor hun werkgebied een schriftelijk voorstel van prioritaire actiezones, op basis van : 1° de aanwezigheid van de doelgroepen;2° een schets van het huidige beleid en de huidige initiatieven voor de doelgroepen in de gemeente;3° een evaluatie van minderhedenbeleid dat in de gemeente gevoerd wordt, waarbij bijzondere aandacht besteed wordt aan de mate waarin het beleid aansluit bij de behoeften van de doelgroepen;4° de aanwezigheid van blinde vlekken of achtergestelde wijken. Ze leggen dit voorstel voor advies voor aan relevante lokale actoren die door de minister aangewezen moeten worden. Die brengen binnen een maand nadat het voorstel aan hen werd bezorgd, hierover advies uit.

Als het advies niet binnen die termijn wordt uitgebracht, wordt het geacht gunstig te zijn.

De lokale integratiecentra leggen de prioritaire actiezones vast en verantwoorden die beslissing in een geschrift. De adviezen, bedoeld in het tweede lid, die afwijken van die beslissing, worden als bijlage bij het meerjarenplan, bedoeld in artikel 35, gevoegd. § 2. De lokale integratiecentra stellen een personeelsplan op voor de lokale steunpunten in hun werkgebied.

Onderafdeling B. - Het meerjarenplan van het lokale integratiecentrum

Art. 35.§ 1. Wanneer in de gemeente in kwestie een lokale integratiedienst erkend is, maakt het integratiecentrum hiermee afspraken inzake samenwerking en taakverdeling. Die afspraken worden opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst, zoals bepaald in artikel 37, § 1, 3°, van het decreet. § 2. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 38, § 2, van het decreet geeft het meerjarenplan puntsgewijs aan welke initiatieven het centrum zal nemen ter uitvoering van de opdrachten, bedoeld in artikel 37, § 1, van het decreet.

Voor elk van die initiatieven worden de volgende elementen opgegeven : 1° een verantwoording van de keuze van de activiteiten, onder meer door een situering ten opzichte van de behoeften van de doelgroepen in de gemeente, het strategisch plan, het meerjarenplan van het provinciale integratiecentrum en het gemeentelijk beleidsplan voor lokaal minderhedenbeleid;2° de te verwachten resultaten;3° het tijdstip en de wijze waarop de activiteiten of initiatieven geëvalueerd zullen worden;4° de taakafspraken terzake met het provinciale integratiecentrum en, in voorkomend geval, met de cellen voor vluchtelingenwerk of woonwagenwerk;5° in voorkomend geval, de taakafspraken met de integratiedienst;6° de wijze waarop de categoriale sector en de doelgroepen betrokken werden bij de totstandkoming van de planning en betrokken zullen worden bij de voortgangsbewaking en evaluatie ervan.

Art. 36.§ 1. Het meerjarenplan, met uitzondering van het eerste meerjarenplan, geeft voor elk onderdeel van het plan de ontwikkeling aan ten opzichte van het vorige meerjarenplan met opgave van de initiatieven die worden voortgezet, bijgestuurd, geheroriënteerd of beëindigd en van de nieuwe initiatieven die zullen worden ontwikkeld. § 2. Het meerjarenplan verantwoordt de samenstelling van de bestuursorganen, conform artikel 38, waarbij wordt aangegeven welke inspanningen zullen worden geleverd om de doelgroepen, vrouwen en jongeren, erin op te nemen. § 3. Het meerjarenplan omvat verder : 1° de actieplannen van de lokale steunpunten;2° een personeelsplan en een begroting.

Art. 37.§ 1. Over het meerjarenplan van het lokaal integratiecentrum brengt de gemeenteraad in kwestie het advies uit binnen twee maanden nadat het plan werd bezorgd. Het advies wordt als bijlage bij het meerjarenplan gevoegd en het integratiecentrum geeft aan op welke wijze met dit advies rekening is gehouden. Als het advies niet binnen de voornoemde termijn wordt uitgebracht, wordt het geacht gunstig te zijn.

De raad van bestuur van het lokale integratiecentrum keurt het meerjarenplan goed met een tweederde meerderheid. § 2. Het meerjarenplan wordt met een aangetekende brief ingediend bij de administratie en ter goedkeuring aan de minister voorgelegd. § 3. Na drie jaar wordt het meerjarenplan door het lokale integratiecentrum geëvalueerd op basis van de lokale actieplannen van de lokale steunpunten, en zo nodig bijgestuurd.

Als het lokale integratiecentrum beslist de prioritaire actiezones te wijzigen, is artikel 34, § 1, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

De wijzigingen van het meerjarenplan worden aan de administratie bezorgd en door de minister goedgekeurd. Ze worden als bijlage gevoegd bij de overeenkomst, bedoeld in artikel 62, § 1.

Onderafdeling C. - De samenstelling van de bestuursorganen

Art. 38.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 41 van het decreet wordt bij de samenstelling van de bestuursorganen van een lokaal integratiecentrum rekening gehouden met de volgende bepalingen : 1° minstens één derde van de leden is allochtoon en kan door zijn deskundigheid, zijn positie of door zijn activiteiten en ervaring in een migrantenvereniging een reële bijdrage leveren aan de realisatie van de doelstellingen van het lokale integratiecentrum;2° er worden deskundigen opgenomen en, in voorkomend geval, een vertegenwoordiging van de cellen voor vluchtelingenwerk of woonwagenwerk. Afdeling 4. - De cellen voor vluchtelingenwerk en woonwagenwerk

Art. 39.Artikel 20 tot en met 25 zijn van overeenkomstige toepassing op de cellen voor vluchtelingenwerk en woonwagenwerk, die bij een lokaal integratiecentrum worden opgericht.

TITEL III. - De erkenning HOOFDSTUK I. - De erkenningsvoorwaarden

Art. 40.Een centrum en een integratiedienst als bedoeld in artikel 29 van het decreet, kunnen enkel worden erkend : 1° als daartoe een ontvankelijke aanvraag wordt ingediend;2° met inachtneming van de erkenningsvoorwaarden die bepaald zijn in het decreet en in dit besluit;3° in voorkomend geval, met inachtneming van de programmatie, bedoeld in artikel 48.

Art. 41.Een aanvraag voor een erkenning is enkel ontvankelijk als ze door het centrum of het bestuur in kwestie met een aangetekende brief wordt ingediend bij de administratie en als ze de volgende gegevens en stukken bevat : 1° een exemplaar van de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad , met de statuten en de samenstelling van de raad van bestuur van het centrum, respectievelijk een kopie van het deputatie-, college- of raadsbesluit, naar gelang van het geval, waarmee de oprichting van het integratiecentrum of de integratiedienst wordt goedgekeurd;2° de bij de griffie van de rechtbank van eerste aanleg ingediende ledenlijst als het om een vereniging zonder winstoogmerk gaat;3° het coördinatieplan, respectievelijk het meerjarenplan of het gemeentelijk beleidsplan, opgemaakt volgens de bepalingen van het decreet en van dit besluit en rekening houdend met de bepalingen van het kwaliteitshandboek, het kwaliteitssysteem, de kwaliteitsplanning en de sectorale minimale kwaliteitseisen voor de sector etnisch-culturele minderheden die zijn opgenomen in bijlage II bij dit besluit;4° een verbintenis om het toegekende personeel ook werkelijk in dienst te nemen binnen zes maanden na het sluiten van de overeenkomst, bedoeld in artikel 62, § 1;5° als het een aanvraag voor een integratiedienst betreft : de verbintenis van het lokale bestuur tot een tegemoetkoming van minimaal één derde van de kosten die nodig zijn voor de werking van de integratiedienst;6° een beschrijving van de interne organisatiestructuur.

Art. 42.Om erkend te worden en te blijven, moeten de centra en diensten voor het Vlaamse minderhedenbeleid voldoen aan de sectorale minimale kwaliteitseisen voor de sector etnisch-culturele minderheden, bedoeld in artikel 41, 3°.

Art. 43.Om erkend te worden en te blijven, stellen de centra en diensten voor het Vlaamse minderhedenbeleid een kwaliteitshandboek op.

Het kwaliteitshandboek wordt samengesteld overeenkomstig de inhoud en de structuur die bepaald zijn in bijlage III bij dit besluit. Ter uitvoering van artikel 10 van het Kwaliteitsdecreet moeten alle voorzieningen, die erkend zijn op 31 december 2004, uiterlijk op 1 januari 2005 beantwoorden aan de voorwaarden van het Kwaliteitsdecreet. HOOFDSTUK II. - De procedure

Art. 44.Als de aanvraag, zoals bepaald in artikel 41, niet-ontvankelijk is of als er geen ruimte is binnen de begrotingskredieten of in de programmatie, bedoeld in artikel 50, wordt de aanvraag uiterlijk dertig dagen na ontvangst door de administratie aan het aanvragende centrum of het aanvragende bestuur teruggezonden met vermelding van de reden van het niet in behandeling nemen van de aanvraag.

In het andere geval wordt het met redenen omklede voornemen van de minister om de erkenning te verlenen of te weigeren, uiterlijk drie maanden na ontvangst van de aanvraag aan het aanvragende centrum of het aanvragende bestuur betekend. De betekening gebeurt door de administratie met een aangetekende brief waarin de mogelijkheid en de voorwaarden worden vermeld om een bezwaarschrift in te dienen als bedoeld in artikel 45.

Art. 45.Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan het centrum of het bestuur, tot uiterlijk vijftien dagen na ontvangst van het voornemen, bedoeld in artikel 44, tweede lid, daartegen met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de administratie.

Het centrum of het bestuur kan daarin uitdrukkelijk vragen om te worden gehoord.

Dit bezwaar wordt behandeld volgens de procedure, bedoeld in het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden.

Als het centrum of het bestuur geen bezwaarschrift heeft ingediend binnen de vastgestelde termijn, wordt de definitieve beslissing van de minister om de erkenning te verlenen of te weigeren binnen zestig dagen na het verstrijken van de termijn, bedoeld in het eerste lid, door de administratie aan het centrum of het bestuur betekend met een aangetekende brief.

Art. 46.De erkenning gebeurt door de minister op basis van het eerste coördinatieplan, meerjarenplan of gemeentelijk beleidsplan, naar gelang van het geval. HOOFDSTUK III. - Toezicht op de erkenningsvoorwaarden

Art. 47.§ 1. De administratie oefent ter plaatse of op stukken toezicht uit op de naleving van de erkenningsvoorwaarden door de centra of diensten. § 2. De centra of diensten die erkend zijn of een erkenning aanvragen, verlenen hun medewerking aan de uitoefening van het toezicht. Ze bezorgen de administratie, op haar verzoek, de stukken die met de verleende erkenning of de erkenningsaanvraag verband houden.

Art. 48.§ 1. Als een centrum of dienst niet langer voldoet aan één of meer erkenningsvoorwaarden, als een centrum of dienst niet meewerkt aan het toezicht, bedoeld in artikel 47, of als de administratie ernstige en niet-meegedeelde afwijkingen vaststelt ten opzichte van de ingediende plannen, maakt ze een verslag op dat aan het centrum in kwestie of de dienst wordt betekend.

Deze betekening gebeurt met een aangetekende brief waarin het centrum of de dienst wordt aangemaand om zich binnen een termijn van maximaal zes maanden, nadat de brief werd verstuurd, aan de erkenningsvoorwaarden of binnen een termijn van maximaal één maand, nadat de brief werd verstuurd, aan de regels voor het toezicht of de werking te conformeren. § 2. Als het centrum of de dienst, ondanks de aanmaning, na verloop van de termijnen, bedoeld in § 1, de erkenningsvoorwaarden niet naleeft, niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht of de werking niet bijstuurt, kan de minister beslissen om de erkenning in te trekken. Het gemotiveerd voornemen tot intrekking van de erkenning wordt door de minister of de administratie aan het centrum of het bestuur betekend met een aangetekende brief waarin de mogelijkheid en de voorwaarden om een bezwaarschrift in te dienen, worden vermeld.

Artikel 45, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing. § 3. Als het centrum of het bestuur geen bezwaarschrift heeft ingediend, wordt de definitieve beslissing van de minister over de intrekking van de erkenning uiterlijk 60 dagen na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 45, eerste lid, door de administratie aan het centrum of het bestuur betekend met een aangetekende brief.

Als de beslissing niet binnen de termijn, bedoeld in het vorige lid, aan het centrum of het bestuur wordt betekend, behoudt het centrum of de dienst de erkenning.

Art. 49.De centra en diensten bewaren alle stukken die betrekking hebben op hun werking gedurende tien jaar. HOOFDSTUK IV. - De programmatie

Art. 50.De minister kan een programmatie opstellen voor : 1° de integratiecentra en de cellen voor vluchtelingenwerk en woonwagenwerk, rekening houdend met de concentratie en spreiding van de doelgroepen, met de aard van de problematiek en met de erkende integratiediensten;2° de integratiediensten van de gemeenten uit het Vlaamse Gewest, rekening houdend met de omvang en de concentratie van de doelgroepen, de samenstelling van de bevolking en de aard van de problematiek. TITEL IV. - De subsidiëring HOOFDSTUK I. - De subsidiabele uitgaven

Art. 51.Afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten en overeenkomstig de bepalingen van het decreet en van dit besluit, kent de minister aan het Vlaamse overlegcentrum, aan de erkende provinciale en lokale integratiecentra en aan de erkende integratiediensten een subsidie-enveloppe toe voor infrastructuur, werkings- en personeelskosten op basis van de overeenkomst, bedoeld in artikel 62, § 1. De minister bepaalt de grootte van de subsidie-enveloppe.

Art. 52.De subsidie-enveloppe moet door de erkende provinciale en lokale integratiecentra voor minstens 75 %, en door het Vlaamse overlegcentrum voor minstens 70 % aangewend worden voor personeelskosten.

Art. 53.Aan het Vlaamse overlegcentrum, aan de provinciale en lokale integratiecentra en aan de integratiediensten wordt een minimale personeelsformatie toegekend.

Art. 54.De subsidie die door de Vlaamse Gemeenschap voor de werking van een integratiedienst wordt toegekend, bedraagt maximaal twee derde van de kosten voor de werking van de integratiedienst.

Art. 55.§ 1. Voor de kosten voor de oprichting van een dienst, een cel of een lokaal steunpunt kan een werkingstoelage van 19.730 euro worden toegekend. § 2. Deze werkingstoelage wordt toegekend door middel van een overeenkomst tussen de minister en het Vlaamse overlegcentrum, het provinciale of lokale integratiecentrum of het lokale bestuur dat het initiatief neemt. In deze overeenkomst wordt bepaald welke stappen gezet zullen worden om tot de oprichting van een dienst, een cel of een lokaal steunpunt te komen. § 3. De minister kan, in overleg met de Vlaamse Gemeenschapscommissie, een toelage toekennen voor de organisatie en ondersteuning van de Nederlandse taallessen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

Art. 56.De loonschalen voor de personeelsleden van de integratiedienst en van de integratiecentra, die opgericht zijn door een provinciebestuur, worden bepaald door het bestuur in kwestie.

Art. 57.De loonschalen voor de personeelsleden van de centra, opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, worden bepaald door de raad van beheer in overeenstemming met de geldende collectieve arbeidsovereenkomsten voor de sector. De loonschalen, opgenomen in bijlage I bij dit besluit, blijven van kracht tot ze vervangen worden door loonschalen, vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst, en uiterlijk tot 31 december 2002.

Art. 58.De subsidie-enveloppen, bedoeld in artikel 51 en het bedrag, genoemd in artikel 55, worden geïndexeerd op de wijze die bepaald is in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen.

Art. 59.Binnen de perken van de begrotingskredieten worden de subsidie-enveloppen eveneens aangepast aan de anciënniteitsontwikkeling.

Art. 60.Als de subsidies van een centrum, toegekend op basis van dit besluit, voor een bepaald jaar niet volledig werden aangewend, moet het centrum hiermee reserves opbouwen. Die reserves moeten worden aangewend om uitgaven te financieren die bijdragen tot de realisatie van de taken van het centrum. Met deze reserves moet in de eerste plaats de wettelijk bepaalde voorziening voor vakantiegeld worden aangelegd.

De concrete aanwending ervan wordt door de administratie nagegaan in het kader van het toezicht. Reserves, opgebouwd na 1 januari 2000, die op het ogenblik van het afsluiten van het boekjaar meer bedragen dan de jaarlijkse subsidie-enveloppe, worden ten belope van het bedrag dat de jaarlijkse subsidie-enveloppe overschrijdt, teruggestort aan de Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK II. - De subsidiëringsvoorwaarden

Art. 61.§ 1. De subsidie wordt aan het Vlaamse overlegcentrum, het provinciale of lokale integratiecentrum of aan de integratiedienst toegekend op voorwaarde dat : 1° aan de erkenningsvoorwaarden, bedoeld in het decreet en in titel III van dit besluit, wordt voldaan;2° aan de administratie de nodige stukken worden bezorgd, waaruit blijkt dat aan de bepalingen in 1° werd voldaan. § 2. Het Vlaamse overlegcentrum, het provinciale of lokale integratiecentrum of de integratiedienst moet aan de volgende extra subsidiëringsvoorwaarden voldoen : 1° de subsidie besteden aan de werkings- en personeelskosten van het centrum of van de dienst;2° bij de uitbetaling van de personeelskosten de wettelijke verplichtingen als werkgever naleven. HOOFDSTUK III. - De procedure van subsidiëring en het toezicht op de subsidiëringsvoorwaarden

Art. 62.§ 1. De subsidie wordt toegekend via een overeenkomst tussen de minister en het Vlaamse overlegcentrum, het provinciale of lokale integratiecentrum of het bestuur in kwestie. Deze overeenkomst is geldig voor de duur van het plan in kwestie en omvat : 1° de goedkeuring van het coördinatieplan, respectievelijk het meerjarenplan, met inbegrip van de bepaling van de prioritaire actiezones en van de actieplannen van de lokale steunpunten, of het gemeentelijk beleidsplan, naar gelang van het geval;2° een opgave van de te bereiken resultaten;3° de minimale personeelsformatie, bedoeld in artikel 53. § 2. Wanneer het provinciale of lokale integratiecentrum beslist om op basis van de tussentijdse evaluatie, bedoeld in artikel 18, § 3, eerste lid, en in artikel 37, § 3, eerste lid, wijzigingen aan te brengen in de prioritaire actiezones, wordt op basis van het aangepaste meerjarenplan een bijlage opgemaakt bij de overeenkomst tussen het integratiecentrum en de minister.

Art. 63.§ 1. Het Vlaamse overlegcentrum, de provinciale en lokale integratiecentra en de integratiediensten dienen elk jaar, uiterlijk tegen 1 november van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd, een dossier in. Dat dossier bevat de volgende elementen : 1° een verslag met : a) een evaluatie van de werking tijdens de voorbije periode, met opgave van de behaalde resultaten met vanaf 2005 een verslag over de kwaliteitsplanning zoals bedoeld in het Kwaliteitsdecreet, met de gekozen projecten, de verbeteracties en de bereikte resultaten met inbegrip van de gebruikersgegevens die geregistreerd zijn;b) met betrekking tot de ondersteuningscentra, de provinciale en lokale integratiecentra : een evaluatie van de inspanningen die werden geleverd om de doelgroepen in kwestie, vrouwen en jongeren, in de bestuursorganen op te nemen zoals bedoeld in artikel 5, § 2, in artikel 16, § 2, en in artikel 36, § 2;c) met betrekking tot de cellen voor vluchtelingenwerk, de cellen voor woonwagenwerk en de lokale steunpunten : een evaluatie van de inspanningen die werden geleverd om de doelgroepen in kwestie, vrouwen en jongeren, in de stuurgroep op te nemen zoals bedoeld in artikel 22, § 2, en in artikel 30, § 3;1° een jaarplan dat de doelstellingen en de te behalen resultaten voor het komende jaar weergeeft;2° een overzicht van de personeelsleden met de taakverdeling en de tijdsbesteding;3° een begroting met postgewijze toelichting;4° vanaf 2004 een kwaliteitsplanning zoals bedoeld in het Kwaliteitsdecreet, met voor elk gekozen project : a) de doelstellingen en verantwoording;b) de resultaten die het wil behalen;c) het stappenplan met onder andere de middelen en het tijdstip;d) de wijze van evaluatie van de resultaten. § 2. Het dossier wordt opgesteld aan de hand van het door de administratie uitgewerkte model.

Art. 64.§ 1. Na onderzoek van het dossier, bedoeld in artikel 63, deelt de administratie haar opmerkingen mee binnen dertig dagen na de ontvangst van het dossier, aan het centrum of het bestuur in kwestie.

Het centrum of het bestuur beschikt over maximaal dertig dagen na ontvangst van die opmerkingen om daarop te reageren. § 2. Als er op basis van het dossier en de reactie daarop aanleiding toe bestaat om de subsidiëring te wijzigen of in te trekken, wordt het gemotiveerde voornemen van de minister om daartoe over te gaan aan het Vlaamse overlegcentrum, het provinciale of lokale integratiecentrum of aan het bestuur in kwestie betekend. Die betekening gebeurt door de minister of de administratie met een aangetekende brief, waarin de mogelijkheid en de voorwaarden worden vermeld om een bezwaarschrift in te dienen als bedoeld in artikel 45. § 3. Artikel 45 is van overeenkomstige toepassing.

Art. 65.Bij vastgestelde afwending van de toegekende subsidie of voorschotten kan de minister de erkenning intrekken, de subsidiëring stopzetten en tot terugvordering van de ten onrechte ontvangen subsidies overgaan. HOOFDSTUK IV. - De uitkering van de subsidies

Art. 66.Het Vlaamse overlegcentrum, de provinciale en lokale integratiecentra en de integratiediensten ontvangen een voorschot van 90 % van de geraamde subsidies voor het kalenderjaar. Dat voorschot wordt zo snel mogelijk na de goedkeuring van de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap uitbetaald.

Art. 67.§ 1. Uiterlijk tegen 30 april en voor het eerst tegen 30 april van het jaar dat volgt op dat van de erkenning, dienen het Vlaamse overlegcentrum, de provinciale en lokale integratiecentra en de besturen een financieel verslag over het voorgaande jaar in. Dat verslag wordt opgesteld aan de hand van het door de administratie uitgewerkte model en geviseerd door een bedrijfsrevisor, een gemeenteontvanger of een ontvanger van het Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn, naar gelang van het geval. § 2. Bij laattijdige indiening van het financieel verslag wordt 5 % van de subsidie niet uitbetaald.

Art. 68.§ 1. De definitieve subsidie wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, na ontvangst van het financiële verslag, bedoeld in artikel 67, § 1. § 2. Het saldo van de subsidie wordt uitbetaald vóór 1 september van het daaropvolgende activiteitenjaar, na controle en goedkeuring van het financiële verslag, bedoeld in artikel 67, § 1.

Bij de berekening van het saldo wordt rekening gehouden met de uitgekeerde voorschotten. Als de uitgekeerde voorschotten hoger zijn dan de subsidie, wordt het verschil teruggevorderd.

TITEL V. - Bijzondere bepalingen

Art. 69.§ 1. Ter uitvoering van artikel 45 van het decreet kan de minister een overeenkomst sluiten met andere organisaties dan de integratiecentra, die hun werking richten naar de trekkende beroepsbevolking. § 2. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 45, tweede lid, van het decreet ontplooit de organisatie in kwestie haar werking volgens de uitgangspunten van het inclusieve en gecoördineerde minderhedenbeleid, bedoeld in artikel 4, § 3 en § 4, van het decreet, die van overeenkomstige toepassing zijn. § 3. De organisatie in kwestie dient een aanvraag tot subsidiëring in bij de administratie, op basis van een meerjarenplan, waarin minstens de omgevingsanalyse, de doelstellingen en de te verwachten resultaten vermeld zijn. § 4. Het meerjarenplan wordt opgemaakt voor een periode van drie jaar. § 5. Voor de subsidiëring is titel IV van overeenkomstige toepassing.

Art. 70.De minister subsidieert projecten overeenkomstig de bepalingen van artikel 43 van het decreet en bepaalt de voorwaarden voor de toekenning van deze projectsubsidie, rekening houdend met : 1° de doelstellingen van het strategisch plan;2° de resultaten zoals vastgesteld in het jaarrapport van de coördinerende commissie, bedoeld in artikel 6, § 1, van het decreet;3° de resultaten zoals vastgesteld in het verslag van het Vlaamse overlegcentrum, zoals bepaald in artikel 63, § 1, 1°. De minister bepaalt de aanvraagprocedure en selecteert de projecten aan de hand van de door de initiatiefnemer ingediende projectomschrijving en de bijbehorende begroting.

Om een projectsubsidie te kunnen krijgen moet de initiatiefnemer een openbaar bestuur of een vereniging zonder winstoogmerk zijn. Voor elk geselecteerd project stelt de minister het bedrag van de subsidie vast op basis van de werkings- en loonkosten van het project.

TITEL VI. - Slotbepalingen

Art. 71.De berekening van de definitieve subsidie voor het jaar 2001 gebeurt volgens de regelgeving die in het jaar 2001 van kracht was.

Art. 72.Het besluit van de Vlaamse regering van 14 juli 1998 betreffende de erkenning en subsidiëring van de centra en diensten voor het Vlaamse minderhedenbeleid wordt opgeheven.

Art. 73.Het decreet van 28 april 1998 heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1998, met uitzondering van artikelen 6, 7 en 9.

Art. 74.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.

Art. 75.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 15 juli 2002, De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, M. VOGELS

BIJLAGE I. - De loonschalen (brutojaarbedragen en brutomaandbedragen in euro op 1 januari 2002) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 2002 betreffende de erkenning en subsidiëring van de centra en diensten voor het Vlaamse minderhedenbeleid.

Brussel, 15 juli 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, M. VOGELS

BIJLAGE II. - Sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen voor de sector etnisch-culturele minderheden HOOFDSTUK I. - Gebruikersgericht 1° De gebruikers worden in de mogelijkheid gesteld een klacht te uiten over de werking en dienstverlening van de voorziening.Hiertoe werkt de voorziening een toegankelijke klachtenprocedure uit. 2° Op basis van de analyse van verschillende klachten formuleert de voorziening eventuele maatregelen om haar werking bij te sturen.3° De voorziening moet een doeltreffend antwoord geven op schriftelijk gestelde vragen van de gebruikers betreffende haar decretale opdrachten.4° Het Vlaams minderhedencentrum (VMC) treft schikkingen om de samenwerking met en de betrokkenheid van de categoriale sector bij de werking van het VMC te bewerkstelligen.5° Het integratiecentrum treft schikkingen om de samenwerking met en de betrokkenheid van de steunpunten, integratiediensten en cellen bij zijn werking te bewerkstelligen.6° De integratiedienst treft schikkingen om samenwerking met en betrokkenheid van het integratiecentrum, de steunpunten en cellen op haar werking te bewerkstelligen.7° De integratiedienst werkt een handelingsplan uit om de participatie van de doelgroepen te realiseren en stuurt dit handelingsplan geregeld bij.8° De integratiedienst organiseert overleg waarbij de betrokken doelgroepen advies uitbrengen over het lokale minderhedenbeleid.9° Het integratiecentrum, het VMC en in voorkomend geval de integratiedienst gebruiken aangepaste methodieken voor hun resultaatgerichte doelgroepwerking. 10° De integratiedienst organiseert overleg binnen de diensten van de gemeentelijke en de O.C.M.W.-administratie en toont aan welke acties de relevante diensten zullen opzetten in het kader van het lokaal minderhedenbeleid. 11° De integratiedienst evalueert periodiek de acties van de diensten door middel van een rapport.12° De voorziening definieert haar relevante externe actoren, organiseert systematisch overleg, en volgt welke acties deze relevante externe actoren opzetten in het kader van het minderhedenbeleid.13° Het integratiecentrum treft schikkingen om te fungeren als schakel tussen het VMC, de lokale steunpunten en het provinciaal en lokaal niveau.14° Het VMC is verantwoordelijk voor het organiseren van aangepaste kanalen die leiden tot standpuntbepaling en afstemming van de sector en het communiceren van die standpunten naar het beleid en de publieke opinie.15° Het integratiecentrum werkt mee aan een gemeenschappelijke standpuntbepaling en afstemming van de sector maakt hiervoor gebruik van de kanalen van het VMC. HOOFDSTUK II. - Maatschappelijk aanvaardbaar De voorziening voert een actief communicatiebeleid over de eigen maatschappelijke bijdrage, bij de bevolking, de partners en de overheid.

HOOFDSTUK III. - Doeltreffend De voorziening evalueert haar werking op geregelde tijdstippen. Zij gebruikt een of meer evaluatie-instrumenten waarmee in het meerjarenplan vooropgestelde resultaten worden gemeten, en waarbij de gebruikers over de voor hen relevante resultaten bevraagd worden. Ze hanteert de resultaten hiervan om haar werking eventueel bij te sturen.

HOOFDSTUK IV. - Doelmatig 1° De voorziening stelt haar interne organisatiestructuur op naar gelang van haar opdrachten, de geplande initiatieven en de te behalen resultaten.2° De voorziening stelt op basis van haar opdrachten een personeelsplan op met taakverdeling en tijdsbesteding van de personeelsleden, de geplande initiatieven en de te behalen resultaten.3° De voorziening toont aan dat ze een multi-etnisch personeelsbeleid voert.4° De voorziening die externe krachten inschakelt, biedt afdoende begeleiding.5° De voorziening ontwikkelt een V(ormings)-, T(rainings)- en O(pleidings)beleid voor haar personeel en voert dat uit.6° De deskundigheid en het functioneren van het personeel wordt bewaakt op basis van functiebeschrijvingen en evaluaties.7° In de functiebeschrijving zijn niet enkel technische aspecten van het vak opgenomen, maar tevens eigenschappen op het gebied van bejegening van de gebruikers en de medewerkers.8° De voorziening zet haar beschikbare middelen in voor het voeren van een gezond financieel beleid.9° Ze voorziet in een begroting met postgewijze toelichting en zet de beschikbare middelen verantwoord in, met het oog op de realisatie van de vooropgestelde resultaten. HOOFDSTUK V. - Continu 1° In de handelingsplannen van de voorziening zijn de beoogde doelstellingen, de tussentijdse evaluaties en/of eindevaluatie opgenomen.2° De voorziening onderzoekt vooraf de mogelijkheid van verzelfstandiging of overdracht van de te nemen initiatieven.3° Bij overname van initiatieven door derden zorgt de voorziening voor een goede overdracht van informatie en deskundigheid en volgt ze de implementatie van het initiatief.4° Zowel het VMC als de integratiecentra moeten één duidelijk en gemeenschappelijk aanbod hebben met aandacht voor de drie doelgroepen : de allochtonen, de vluchtelingen, de woonwagenbewoners.5° De integratiediensten en de integratiecentra hebben een gezamenlijke procedure voor overleg afgesproken. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 2002 betreffende de erkenning en subsidiëring van de centra en diensten voor het Vlaamse minderhedenbeleid.

Brussel, 15 juli 200 2.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, M. VOGELS

BIJLAGE III. - Kwaliteitshandboek sector etnisch-culturele minderheden (met inbegrip van kwaliteitssysteem) Inleiding 1° Structuur van het kwaliteitshandboek 2° Voorstelling van de organisatie 3° De verantwoordelijke die met de uitvoering van het kwaliteitsbeleid is belast 4° Document dat toelating geeft aan de gemachtigden van de Vlaamse regering om ter plaatse alle activiteiten te verrichten die nodig zijn om de uitvoering van de bepalingen van dit decreet te verifiëren en te evalueren Kwaliteitsbeleid 1° Missie en doelstellingen 2° De sectorspecifieke minimale kwaliteitseisen Kwaliteitssysteem 3.1 Conditionele elementen a) Organisatiestructuur : organogram + overleg- en communicatiekanalen b) Functiebeschrijvingen (ook voor kwaliteitszorg) c) Personele middelen 3.2 Procedures 1° Voor alle voorzieningen : a) Procedure voor het opmaken van het meerjarenplan en het afstemmen ervan op andere relevante plannen binnen de categoriale sector b) Procedure voor het evalueren en bijsturen van het meerjarenplan c) Klachtenprocedure d) Procedure voor het evalueren van de deskundigheid en het functioneren van personeel e) Procedure voor het komen tot een VTO-plan f) Procedure voor het vormgeven en de voortgangscontrole van het financiële beleid g) Procedure voor aanwerving 2° Vlaams minderhedencentrum (VMC) : Procedure voor standpuntbepaling en afstemming van de sector en het communiceren van die standpunten naar het beleid en de publieke opinie 3° Integratiediensten en integratiecentra : a) Procedure voor overleg tussen integratiediensten en integratiecentra b) Procedure voor het analyseren en evalueren van het huidige gevoerde minderhedenbeleid 4° Provinciale en lokale integratiecentra : a) Procedure voor het kiezen van prioritaire actiezones b) Procedure voor het besluiten tot het starten van nieuwe initiatieven c) Procedure voor standpuntbepaling en het communiceren van die standpunten naar het lokaal en provinciaal beleid en de publieke opinie, binnen de afspraken gemaakt met het VMC 3.3 Garantie-elementen : Procedure voor het onderhoud van het kwaliteitshandboek Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 2002 betreffende de erkenning en subsidiëring van de centra en diensten voor het Vlaamse minderhedenbeleid.

Brussel, 15 juli 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, M. VOGELS

^