gepubliceerd op 20 augustus 2015
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van een code van goede natuurpraktijk voor het beheer van waterlopen als vermeld in artikel 14, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu
10 JULI 2015. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van een code van goede natuurpraktijk voor het beheer van waterlopen als vermeld in artikel 14, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/10/1997 pub. 10/01/1998 numac 1997036441 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu sluiten betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu
De Vlaamse Regering, Gelet op het
decreet van 21 oktober 1997Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
21/10/1997
pub.
10/01/1998
numac
1997036441
bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu
sluiten betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, artikel 14, § 2, vervangen bij het decreet van 30 april 2009;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 maart 2014;
Gelet op het advies 2015/11 van de Minaraad, gegeven op 21 mei 2015;
Gelet op het advies 57.650/1 van de Raad van State, gegeven op 3 juli 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat de code die met dit besluit wordt vastgesteld, ertoe moet bijdragen dat het beheer van zowel onbevaarbare als bevaarbare waterlopen via een efficiëntere en gebiedsgericht verfijnde manier kan worden uitgevoerd, waarbij een betere afstemming wordt verkregen, zowel wat de praktische uitvoerbaarheid betreft als wat de bescherming van kwetsbare natuurwaarden betreft;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.De code van goede natuurpraktijk, met als titel "Code van goede natuurpraktijk voor het beheer van waterlopen als vermeld in artikel 14, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/10/1997 pub. 10/01/1998 numac 1997036441 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu sluiten betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu", opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, wordt vastgesteld.
Art. 2.De code van goede natuurpraktijk heeft betrekking op het beheer van waterlopen op een wijze zodat de schade aan de natuur in dat habitat zo veel mogelijk wordt beperkt. Beheeractiviteiten die worden uitgevoerd overeenkomstig de code kunnen worden beschouwd als normale onderhoudswerken als vermeld in artikel 13, § 6, 4°, van het decreet van 21 oktober 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/10/1997 pub. 10/01/1998 numac 1997036441 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu sluiten betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.
Art. 3.De code van goede natuurpraktijk heeft betrekking op het hele Vlaamse Gewest.
Art. 4.De Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 juli 2015.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE
Bijlage Code van goede natuurpraktijk voor het beheer van waterlopen in de zin van artikel 14, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/10/1997 pub. 10/01/1998 numac 1997036441 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu sluiten betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu 1. Inleiding Het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21 oktober 1997, hierna het Natuurdecreet te noemen, bepaalt in artikel 13, § 4, dat het wijzigen van vegetatie en het geheel of gedeeltelijk wijzigen van kleine landschapselementen of de vegetatie ervan vergunningsplichtig is in een aantal ruimtelijke bestemmingscategorieën.Artikel 13, § 6, voorziet ook in enkele mogelijkheden om een vrijstelling te krijgen van die vergunningsplicht, voor zover voldaan is aan de zorgplicht, vermeld in artikel 14, en voor zover voldaan is aan artikel 16 om vermijdbare schade tegen te gaan. Een vrijstelling van de natuurvergunningsplicht is op grond van artikel 13, § 6, mogelijk als: 1° voor de vermelde activiteit op grond van wetten, decreten of besluiten een vergunning of toestemming van de overheid werd verleend, na advies van het Agentschap voor Natuur en Bos;2° de activiteit geregeld is in goedgekeurde plannen of projecten die nader bepaald zijn door de Vlaamse Regering;3° het om huiskavels gaat met een maximale grootte van 3 ha;4° het om normale onderhoudswerken gaat. Wat juist onder "kleine landschapselementen" en "vegetatie" verstaan moet worden, is geregeld in het Natuurdecreet en in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/10/1997 pub. 10/01/1998 numac 1997036441 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu sluiten betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.
Kleine landschapselementen worden in artikel 2, 6°, van het Natuurdecreet gedefinieerd als "lijn- of puntvormige elementen met inbegrip van bijhorende vegetaties waarvan het uitzicht, de structuur of de aard al dan niet resultaat zijn van menselijk handelen, en die deel uitmaken van de natuur zoals: bermen, bomen, bronnen, dijken, graften houtkanten, hagen, holle wegen, hoogstamboomgaarden, perceelsrandbegroeiingen, sloten, struwelen, poelen, veedrinkputten en waterlopen. Waterlopen worden daarbij beschouwd als kleine landschapselementen." Het Natuurdecreet koppelt de vrijstelling van de vergunningsplicht voor een normaal onderhoudswerk aan de zorgplicht en vermijdbare schade. Op basis van artikel 14, § 2, van het Natuurdecreet kan door middel van een code goede natuurpraktijk geconcretiseerd worden wanneer aan de zorgplicht werd voldaan bij normale onderhoudswerken.
Op basis van artikel 25, § 3, van het Natuurdecreet geldt binnen het VEN-gebied een verbod tot wijziging van de vegetatie en kleine landschapselementen (dus inclusief wijzigingen aan de structuur van waterlopen). Bovendien bepaalt artikel 26bis, § 1, dat een vergunning niet verleend mag worden als de activiteit onvermijdbare of onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken. Onder welbepaalde voorwaarden kan het Agentschap voor Natuur en Bos binnen VEN-gebied wel een individuele ontheffing op de bovengenoemde verboden verlenen. Voor vergunde drinkwaterwinningen bestaat een algemene ontheffing. In artikel 25, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 november 2003 houdende maatregelen ter uitvoering van het gebiedsgericht natuurbeleid wordt voor normaal onderhoud van bestaande, vergunde wegen, jaagpaden, waterwegen en spoorwegen met hun aanhorigheden, bestaande en vergunde ondergrondse leidingen en bovengrondse elektriciteitsleidingen in een algemene ontheffing voorzien voor de maatregelen, vermeld in het hetzelfde besluit en die, vermeld in artikel 25, § 3 van het Natuurdecreet. Ook hier wordt verwezen naar de code voor goede natuurpraktijk voor de omschrijving van wat precies als normaal onderhoudswerk wordt beschouwd.
Als het gaat om een vergunningsplichtige activiteit die een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken, moet steeds de procedure van de habitattoets (passende beoordeling) worden uitgevoerd.
Via omzendbrief LNW/98/01 werd op 17 februari 1999 een Code Goede Natuurpraktijk gepubliceerd afhankelijk van de wijziging van vegetatie en van kleine landschapselementen.
De verschillende elementen uit de definitie van kleine landschapselementen in het Natuurdecreet komen in de omzendbrief van 1999 aan bod, waarbij telkens ingegaan wordt op wat onder normaal onderhoudswerk wordt verstaan in relatie tot de zorgplicht en vermijdbare schade.
De onderstaande tekst actualiseert § 1.2.2 Waterlopen van de omzendbrief LNW/98/01. De beschrijving van normale onderhoudswerken voor waterlopen wordt hier opgesplitst in onbevaarbare en bevaarbare waterlopen. Samenvattende tabellen zijn toegevoegd als bijlage: - Tabel 1: Overzichtstabel tijdstip, gekoppeld aan onderhoudswerk; - Tabel 2: Overzichtstabel gebiedsspecifieke verfijning; - Tabel 3: Overzichtstabel ecologische impact werken aan waterlopen. 2. Omschrijving: waterlopen en aanhorigheden Per onderhoudswerk zal in de volgende sectie een omschrijving volgen van welke types werkzaamheden in welke omstandigheden kunnen worden uitgevoerd volgens de procedure van normaal onderhoud.Dat zal gebeuren voor zowel de bevaarbare als voor de onbevaarbare waterlopen en hun respectieve aanhorigheden. Eerst worden die begrippen gedefinieerd. 2.1. Bevaarbare waterlopen Wat wordt begrepen onder bevaarbare waterlopen? De bevaarbare waterlopen zijn de waterlopen die door het koninklijk besluit van 5 oktober 1992 tot vaststelling van de lijst van de waterwegen en hun aanhorigheden werden overgedragen van de Staat aan het Vlaamse Gewest. 2.2. Onbevaarbare waterlopen Wat wordt begrepen onder onbevaarbare waterlopen? De onbevaarbare waterlopen zijn de rivieren en beken die conform art. 1 van de Wet van 28 december 1967Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/1967 pub. 17/08/2007 numac 2007000737 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de onbevaarbare waterlopen sluiten betreffende de onbevaarbare waterlopen als onbevaarbare waterloop gecategoriseerd werden.
Een rivier is een oppervlaktewaterlichaam dat grotendeels bovengronds stroomt, maar dat voor een deel van zijn traject ondergronds kan stromen (artikel 3, § 2, 8° van het decreet van 18 juli 2003Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003201696 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het integraal waterbeleid sluiten betreffende het integraal waterbeleid, hierna DIWB te noemen). 2.3. Aanhorigheden Wat wordt begrepen onder aanhorigheden? Aanhorigheden zijn kunstwerken of infrastructuur die nodig zijn voor het beheer van een waterloop of waterweg, zoals sedimentvangen, sluizen, stuwen, scheepvaartinfrastructuur (radar, signalisatie...), kaaimuren, jaagpaden... alsook watermolens. 3. Onderhoudswerken en voorwaarden voor procedure van normaal onderhoud 3.1. Oppervlakkige en bijzondere oppervlakkige ruiming 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen.2) Wat wordt begrepen onder (bijzondere) oppervlakkige ruiming? Een oppervlakkige ruiming is een eenmalig onderhoudswerk.Een bijzondere oppervlakkige ruiming heeft een herhalingsfrequentie.
De oppervlakkige ruiming omvat: 1° het wegnemen, volgens de vigerende wetgeving, van allerlei ongewenste materialen en voorwerpen, ongeacht hun volume, zoals vuil, afbraakmaterialen, schroot, grove plantenresten, takken en boomstukken die: a) los of in de vorm van opstoppingen aanwezig zijn binnen de bedding van de open gedeelten van de waterloop en in de doorgangen van de waterloop onder bruggen;b) afzonderlijk of in de vorm van opstoppingen aanwezig zijn in de overwelfde of ingebuisde trajecten van waterlopen en in sifons;c) de werking van de aanwezige kunstwerken op de waterloop belemmeren, zoals overlaten, bodemvallen, watervangen en krooshekkens;d) aan het wateroppervlak drijven. 2° het ter plaatse deponeren of het afvoeren van de ruimingsproducten volgens 3.5. 3) Wat is normaal onderhoud? Oppervlakkige ruimingen zijn steeds normaal onderhoud als er sprake is van een oppervlakkige noodruiming, waarbij de te verwijderen opstoppingen: 1° aanwezig zijn in de overwelfde of ingebuisde trajecten van waterlopen en in sifons;2° de werking van de aanwezige kunstwerken en aanhorigheden op de waterloop belemmeren;3° een reëel risico opleveren voor overstromingen die de veiligheid aantasten van de vergunde of vergund geachte woningen en bedrijfsgebouwen die buiten de overstromingsgebieden liggen;4° een reëel risico opleveren voor schade aan de scheepvaart (directe schade aan schepen, of schade door verlies aan infrastructuur) Andere oppervlakkige ruimingen dan oppervlakkige noodruimingen (bijvoorbeeld het jaarlijks opruimen van zwerfvuil in plas-drasbermen) kunnen ook via normaal onderhoud, maar er geldt een aangepast tijdskader. De manuele verwijdering van zwerfvuil kan het hele jaar door gebeuren. § 1. Wanneer kan normaal onderhoud? Oppervlakkige noodruimingen kunnen het hele jaar door. Oppervlakkige ruimingen die geen noodruiming zijn, gebeuren buiten het paai- en broedseizoen. Dat is tussen 1 augustus en 15 maart. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Er zijn geen gebiedsgerichte beperkingen voor oppervlakkige ruimingen. § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Het is verboden de ongewenste materialen en voorwerpen louter los te maken en met de waterstroming te laten meevoeren. 3.2. Grondige ruiming en partiële grondige ruiming 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden zijn alleen van toepassing op onbevaarbare waterlopen. 2) Wat wordt begrepen onder (partiële) grondige ruimingen? De grondige ruiming omvat: 1° het uitvoeren van de oppervlakkige ruiming volgens 3.1; 2° het verwijderen van sediment van de open waterloopgedeelten en in de doorgangen van de waterloop onder de bruggen;3° de verwijdering van sediment in de open waterloopgedeelten gebeurt tot op maximaal het vergund geachte of theoretisch aangelegde profiel. De teen van het taludvlak en de vaste bodem moet ongeschonden bewaard worden; 4° het verwijderen van sediment in de overwelfde en ingebuisde trajecten van waterlopen; 5° het ter plaatse deponeren of het afvoeren van ruimingsspecie (waterbodem, slib of sediment) en andere ruimingsproducten volgens 3.5.
Een partiële grondige ruiming is een grondige ruiming over een gedeelte van de bodembreedte, gemeten in elk dwarsprofiel. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1.Wanneer kan normaal onderhoud? Ruiming van overwelfde en ingebuisde waterlopen worden steeds beschouwd als normaal onderhoud.
De grondige of partiële grondige ruiming van open waterloopgedeelten moet gebeuren in een periode buiten het broed- en paaiseizoen. Dat is tussen 1 augustus en 15 maart.
De uitvoering gebeurt alleen tijdens perioden met normale waterstand en bij voldoende (normale) helderheidsgraad van het beekwater. § 2. Waar kan normaal onderhoud? De grondige ruiming en partiële grondige ruiming worden als normaal onderhoud beschouwd op de trajecten gelegen: 1° buiten SBZ-gebied;2° buiten VEN-gebied;3° buiten of niet onmiddellijk grenzend1 aan de gewestplanbestemmingen groen (code 07xx) en bos (code 08xx). § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Voor het normaal onderhoud gelden de volgende principes: 1° alleen de sliblaag mag geruimd worden.De harde bodem mag niet verstoord worden; 2° de aanwezige structuurkwaliteit (bijvoorbeeld holle en bolle oevers) moet maximaal behouden blijven;3° er wordt in stroomopwaartse richting gewerkt.Vissen zullen stroomopwaarts proberen te vluchten waardoor ze zich uit de werkzone verplaatsen; 4° er worden geen droogleggingen of drastische peilverlagingen tijdens de werken voorzien. Het ruimen van slibvangen, pompboezems, uitlekzones, enzovoort behoort, ongeacht de bestemming en inkleuring als VEN of SBZ, tot het normaal onderhoud als de ruiming tot doel heeft het vergund geachte of theoretisch aangelegde profiel te herstellen én de ruiming uitgevoerd wordt tussen 1 augustus en 15 maart. Ook de ruiming van aanslibbingen ter hoogte van kunstwerken (maximaal 50 m stroomopwaarts en/of stroomafwaarts van kunstwerken) behoren tot het normaal onderhoud tussen 1 augustus en 15 maart.
Alhoewel dit weinig voorkomt, worden waterlooptrajecten soms drooggelegd door afdamming tijdens ruimingswerken. In dergelijk geval moeten visreddingen worden uitgevoerd. Het heeft weinig zin om hierover generieke afspraken te maken omdat elke waterloop anders is.
In dergelijk geval dient steeds een natuurvergunning te worden aangevraagd. 3.3. Baggerwerken 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden zijn alleen van toepassing op bevaarbare waterlopen.2) Wat wordt begrepen onder baggerwerken? Baggerwerken omvatten het uit- en ontgraven, het laden, het vervoeren, het ontladen en het bergen van baggerspecie van diverse aard, deels of geheel via hydraulische weg of met materieel dat - al dan niet zelfvarend - drijvend te water of te land wordt ingezet.Het kan daarbij om de volledige cyclus van ontgraven, laden, vervoeren, ontladen en bergen gaan, maar ook om één of meer onderdelen van die cyclus. Voor deze code is binnen deze definitie enkel het uit- en ontgraven relevant.
Onderhoudsbaggerwerken zijn baggerwerken die zorgen voor het behoud van het afvoerdebiet en het profiel van de waterloop ter preventie van wateroverlast en verzekering van de scheepvaart.
Baggerwerken die niet vrijgesteld zijn van aanvraag tot stedenbouwkundige of milieuvergunningen, moeten de vergunningsprocedure doorlopen en vallen niet onder het toepassingsgebied van procedures via normaal onderhoud. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1.Wanneer kan normaal onderhoud? Onderhoudsbaggerwerken op bevaarbare waterlopen kunnen het hele jaar door, behalve voor de waterlichamen met belangrijke ecologische waarde (zie tabel 4), waarvoor onderhoudsbaggerwerken alleen als normaal onderhoud gelden als ze worden uitgevoerd buiten het broed- en paaiseizoen, maw als ze uitgevoerd worden tussen 1 augustus en 15 maart. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Een aantal bevaarbare waterlopen zijn belangrijk op het vlak van Europees te beschermen natuur, en hebben SBZ-gebieden die geassocieerd zijn met de waterloop zelf. Voor de lijst van waterlichamen in tabel 4 moet het onderhoudswerk daarom afgestemd worden op de te realiseren natuurdoelstellingen. Op die waterlopen geldt dat onderhoudsbaggerwerken alleen als normaal onderhoud worden beschouwd als ze worden uitgevoerd tussen 1 augustus en 15 maart (buiten het broed- en paaiseizoen).
Tabel 4: Lijst van bevaarbare waterlopen met belangrijke ecologische waarde en waarbij het baggeren afgestemd moet worden op de te realiseren doelstellingen: baggerwerken volgens normaal onderhoud vinden plaats buiten het broed- en paaiseizoen.
Waterlichaam
Code
Maas I-II-III
VL11_203
Grote Nete
VL11_123
Demer VI
Vl05_103
Getijdennete
VL08_132
Zeeschelde I, II, III (= inclusief Rupel)
VL11_40, VL11_41, VL11_42
Getijdendurme
VL08_39
IJzer I en II
VL08_7, VL08_8
§ 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Bij onderhoudsbaggerwerken mag alleen de sliblaag geruimd worden, ter herstelling van het normale gabarit van de waterweg.
Deponie van specie op verboden te wijzigen vegetaties zoals schorren is altijd en overal verboden (tenzij via afwijking).
Het ruimen van aanslibbingen in overwelfde en ingebuisde trajecten zoals duikers is altijd en overal normaal onderhoud. Ook het lokaal deponeren van de specie als gevolg van het ruimen van duikers kan tijdens het broedseizoen, voor zover het niet gebeurt op verboden te wijzigen vegetatie.
Onderhoudsbaggerwerken binnen een perimeter van 200 m rond sluizen en bruggenhoofden zijn altijd en overal normaal onderhoud.
Er geldt geen tijds- of plaatsbeperking voor lokale noodbaggerwerken ter voorkoming van schade aan de scheepvaart (directe schade aan schepen of schade door verlies aan infrastructuur) door onvoorziene omstandigheden ten gevolge van calamiteiten. De afwijking voor noodbaggerwerken doet geen afbreuk aan de regels voor verboden te wijzigen vegetatie. 3.4. Maaiwerken Het maaien van oever- en waterbodemvegetatie kan noodzakelijk zijn om een voldoende waterafvoer te behouden met het oog op het voorkomen van wateroverlast en/of vernattingschade van landbouwgebieden of om ongewenste verruiging van oevervegetaties te voorkomen.
Het verwijderen van oever- en bodemvegetatie kan echter ook nefaste gevolgen hebben voor watergebonden fauna en flora. Dat is vooral het geval na en tijdens de voortplantingsperiode van de meeste organismen (april-juli), aangezien veel diersoorten hun eieren afzetten tussen de waterplanten. Bovendien hebben de juvenielen de waterplanten nodig voor hun beschutting.
Om de ecologische impact van het maaien te beperken, gebeurt dat bij voorkeur gespreid in tijd en ruimte (opsplitsing in panden).
Bij het maaien wordt een onderscheid gemaakt tussen beheer vegetatie talud, oever en bedding of waterbodem. Figuur 1 toont een overzichtsschema voor een beter begrip van de gehanteerde terminologie.
Voor het maaien van de bodemvegetatie zijn er 2 opties: maaien over de breedte van de waterloop met beperkingen in de tijd (3.4.1) of maaien in blokken of patronen met minder beperkingen in de tijd (3.4.2).
Talud wordt gedefinieerd als een strook land binnen de bedding van een oppervlaktewaterlichaam vanaf de bodem van de bedding tot aan het begin van het omgevende maaiveld of de kruin van de berm (artikel 3, § 2, 42°, van het DIWB).
Waterbodem wordt gedefinieerd als de bodem van een oppervlaktewaterlichaam die altijd of een groot gedeelte van het jaar onder water staat (artikel 3, § 2, 46°, van het DIWB).
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.4.1. Maaien van de talud- of oevervegetatie 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen.2) Wat wordt begrepen onder deze maaiwerken? Onder talud- of oevervegetatie wordt verstaan, de grazige, kruidachtige en eenjarige gewassen.Het maaien van de talud- of oevervegetatie omvat: 1° het wegnemen van alle ongewenste materialen en voorwerpen (ongeacht hun volume), zoals afval, vuil, afbraakmaterialen en schroot ter hoogte van de talud- of oevervegetatie;2° het inkorten van de talud- of oevervegetatie tot op een gelijkmatige hoogte van 10 à 12 cm, zonder dat de resterende vegetatie en de bezoding beschadigd wordt; 3° het ter plaatse deponeren of het afvoeren van maaisel en ruimingsproducten volgens 3.5.
Alle voorzorgen moeten worden genomen om te beletten dat tijdens het maaiwerk afgemaaide plantendelen in het water terechtkomen. Alle plantendelen die toch in het water terechtkomen, worden onmiddellijk uit de waterloop verwijderd.
Onder bijzondere oeverinrichtingen worden die zones verstaan (binnen of buiten SBZ of VEN) die specifiek werden aangelegd met het oog op de ontwikkeling van de lokale natuurwaarden. Het gaat hier dan om plas-draszones, paaiplaatsen, rietzomen enzovoort. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1.Wanneer kan normaal onderhoud? Buiten SBZ en VEN: een eerste maaibeurt kan vanaf 15 juni een tweede vanaf 15 september.
Binnen SBZ, VEN en bijzondere oeverinrichtingen: een eerste maaibeurt wordt als normaal onderhoud beschouwd wanneer die plaatsvindt vanaf 1 augustus tot en met 15 maart. Gelet op de grote verschillen in verstoringsgevoeligheid binnen en tussen Vogel- en Habitatrichtlijngebieden worden maaibeurten vroeger op het jaar niet generiek als normaal onderhoud beschouwd. Hier wordt bij voorkeur met een natuurvergunning voor meerdere jaren gewerkt zodat afspraken op gebiedsniveau mogelijk blijven De volgende gevallen worden eveneens beschouwd als normaal onderhoud: - Het maaien in kader van onder meer het vrijhouden van het jaagpad om veiligheidsredenen en het vrijwaren van verkeers- en signalisatieborden in kader van het vrijwaren van de zichtbaarheid; - Indien er een afwijking werd verleend in kader van het bermbesluit; - Indien het maaien van de talud/oever is opgenomen in een door ANB goedgekeurd beheerplan. - Wanneer door onvoorziene en overvloedige kruidgroei de afvoer in die mate belemmerd wordt dat een schadelijk effect mogelijk is zoals gedefinieerd in het DIWB (artikel 3, 17° ) of om vernatting van landbouwgronden buiten SBZ en VEN te voorkomen, worden ook maaiwerken buiten de bovengenoemde perioden als normaal onderhoud beschouwd. Deze maaiwerken worden als normaal onderhoud beschouwd wanneer ze beperkt blijven tot 100 m.
Onvoorziene kruidgroei is die vegetatie-ontwikkeling die niet kon voorzien worden bij de opmaak van het regulier onderhoudsprogramma. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Gebiedsgerichte verfijning door verschil in aanpak tussen twee categorieën (zie hierboven). § 3. Hoe kan normaal onderhoud? De maaimachines moeten de vegetatie zuiver afsnijden en niet uitrukken. Het maaien gebeurt met een maaibalk of maaikorf. Het maaisel mag niet op de talud of oever gedeponeerd worden (zie 3.5).
Het gebruik van een klepelmaaier is alleen toegestaan als het maaisel onmiddellijk tijdens het maaien wordt afgezogen en afgevoerd conform 3.5. Er wordt, als dat nodig is, ook gebruikgemaakt van handmachines of een zeis op moeilijk bereikbare plaatsen en dicht bij hindernissen. 3.4.2. Maaien van de waterbodemvegetatie 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen.2) Wat wordt begrepen onder maaien van de waterbodemvegetatie? Het maaien van de waterbodemvegetatie omvat: 1° het wegnemen van alle ongewenste materialen en voorwerpen (ongeacht hun volume), zoals afval, vuil, afbraakmaterialen en schroot in de waterbodem;2° het maaien en wegnemen van de drijvende, ondergedompelde of boven water uitstekende waterplanten over de breedte van de bodem en de onderwatertaluds tot aan het normale laagwaterpeil; 3° het afvoeren of het ter plaatse deponeren van maaisel en ruimingsproducten volgens 3.5. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1.Wanneer kan normaal onderhoud? Buiten SBZ en VEN: een eerste maaibeurt kan vanaf 15 juni een tweede vanaf 15 september.
Binnen SBZ en VEN: een eerste maaibeurt wordt als normaal onderhoud beschouwd wanneer die plaatsvindt vanaf 1 augustus tot 15 maart. Gelet op de grote verschillen in verstoringsgevoeligheid binnen en tussen Vogel- en Habitatrichtlijngebieden worden maaibeurten vroeger op het jaar niet generiek als normaal onderhoud beschouwd. Hier wordt bij voorkeur met een natuurvergunning voor meerdere jaren gewerkt zodat afspraken op gebiedsniveau mogelijk blijven. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Gebiedsgerichte verfijning door verschil in aanpak tussen twee categorieën (zie hierboven).
Binnen SBZ-H, aangemeld voor habitat 3260, (de "submontane - en laaglandrivieren met vegetaties behorende tot het Ranunculion fluitantis en het Callitricho-Batrachion"), wordt het maaien van de bodemvegetatie niet als normaal onderhoud beschouwd. Daar is een gebiedsgerichte afweging noodzakelijk, afhankelijk van de kwaliteit van het habitat, de veiligheid van de vergunde of vergund geachte gebouwen en infrastructuur, én de beschikbare technieken.
Wanneer door onvoorziene en overvloedige kruidgroei de afvoer in die mate belemmerd wordt dat een schadelijk effect mogelijk is zoals gedefinieerd in het DIWB (artikel 3, 17° ) of om vernatting van landbouwgronden buiten SBZ en VEN te voorkomen, worden ook maaiwerken buiten de bovengenoemde perioden als normaal onderhoud beschouwd. Deze maaiwerken worden als normaal onderhoud beschouwd wanneer ze beperkt blijven tot 100 m. Deze uitzondering is niet van toepassing op de trajecten aangemeld voor habitat 3260.
Onvoorziene kruidgroei is die vegetatie-ontwikkeling die niet kon voorzien worden bij de opmaak van het regulier onderhoudsprogramma. § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Belangrijk is dat voorkomen wordt dat het maaisel kan afdrijven.
Alleen plaatselijke afdrijving waarna het maaisel opgevangen wordt, is aanvaardbaar. Bij waterlopen met een waterbodembreedte van meer dan 1 m wordt de waterbodemvegetatie maximaal verwijderd voor 80 % van de bodembreedte, gemeten in elk dwarsprofiel.
De maaikorf wordt steeds geschud om eventuele fauna en slibdeeltjes te verwijderen. Het maaien van de waterbodem wordt bij voorkeur van stroomafwaarts naar stroomopwaarts uitgevoerd. De waterloop wordt daartoe ingedeeld in vakken. De uitvoering gebeurt alleen tijdens perioden met normale waterstand en bij voldoende (normale) helderheidsgraad van het water. Op die manier kan de vispopulatie tijdelijk wegtrekken uit de omgeving van de werken.
De werken worden uitgevoerd met behulp van machines of werktuigen die de waterbodemvegetatie afsnijden door middel van messen ter hoogte van het bodemoppervlak, zodat geen fragmentatie van de wortelstelsels wordt teweeggebracht. De maaimachines moeten de vegetatie zuiver afsnijden en niet uitrukken. 3.4.3. Maaien van de waterbodemvegetatie in blokken of patronen 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen. 2) Wat wordt begrepen onder blokmaaien? Het maaien van de waterbodemvegetatie in blokken is het maaien van de waterbodemvegetatie volgens 3.4.2. over een gedeelte van de bodembreedte, gemeten in elk dwarsprofiel.
Verschillende varianten zijn mogelijk, afhankelijk van de breedte van de waterbodem. Het doel van die techniek is met een minimale verstoring toch een maximale afvoer te garanderen.
Figuur 2 toont een voorbeeld van een blokpatroon voor bredere waterlopen (bron: standaardbestek 250 versie 3.1). Daarbij wordt een gedeelte van de bodembreedte gemaaid (maximaal 60 %), gemeten in elk dwarsprofiel en waarbij afwisselend (bijvoorbeeld om de 70 tot 100 meter) het grootste deel van de vegetatie aan de andere zijde van de waterloop behouden wordt. Voor smalle waterlopen (< 5 m) kan de helft van de dwarssectie een alternatief zijn voor blokken (elk jaar afwisselen tussen links en rechts); nog een andere optie bestaat erin dat alleen een stroomgeul in midden wordt gemaaid.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3) Wat is normaal onderhoud? § 1.Wanneer kan normaal onderhoud? Buiten SBZ en VEN: een eerste maaibeurt kan vanaf 15 juni een tweede vanaf 15 september.
Binnen SBZ en VEN: een eerste maaibeurt wordt als normaal onderhoud beschouwd wanneer die plaatsvindt vanaf 1 augustus tot 15 maart. Gelet op de grote verschillen in verstoringsgevoeligheid binnen en tussen Vogel- en Habitatrichtlijngebieden worden maaibeurten vroeger op het jaar niet generiek als normaal onderhoud beschouwd. Hier wordt bij voorkeur met een natuurvergunning voor meerdere jaren gewerkt zodat afspraken op gebiedsniveau mogelijk blijven.
Er geldt geen beperking in tijd of frequentie als aangetoond kan worden dat het onderhoud noodzakelijk is om een schadelijk effect te voorkomen zoals gedefinieerd in artikel 3, § 2, 17°, van het DIWB of om vernatting van landbouwgronden buiten VEN of SBZ-H te voorkomen. In andere gevallen geldt een vergelijkbare regeling als bij een gewone maaiing van de waterbodem. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Gebiedsgerichte verfijning door verschil in aanpak tussen twee categorieën (zie hierboven).
Binnen SBZ-H, aangemeld voor habitat 3260, worden bodemmaaiingen niet als normaal onderhoud beschouwd. De techniek van blokmaaien is in bepaalde gevallen echter wel combineerbaar met de instandhouding van dat habitat als het habitat voldoende kwalitatief ontwikkeld is. De toepassing en de randvoorwaarden van die techniek kunnen daarom het best gebiedsgericht afgewogen worden.
Blokmaaien is uiteraard ook geschikt in ecologisch waardevolle en voldoende brede trajecten, gelegen buiten SBZ-H. Wanneer door onvoorziene en overvloedige kruidgroei de afvoer in die mate belemmerd wordt dat een schadelijk effect mogelijk is zoals gedefinieerd in het DIWB (artikel 3, 17° ) of om vernatting van landbouwgronden buiten SBZ en VEN te voorkomen, worden ook maaiwerken buiten de bovengenoemde perioden als normaal onderhoud beschouwd. Deze maaiwerken worden als normaal onderhoud beschouwd wanneer ze beperkt blijven tot 100 m. Deze uitzondering is niet van toepassing op de trajecten aangemeld voor habitat 3260.
Onvoorziene kruidgroei is die vegetatie-ontwikkeling die niet kon voorzien worden bij de opmaak van het regulier onderhoudsprogramma. § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Belangrijk is dat voorkomen wordt dat het maaisel kan afdrijven.
Alleen plaatselijke afdrijving waarna het maaisel opgevangen wordt, is aanvaardbaar.
De maaikorf wordt steeds geschud om eventuele fauna en slibdeeltjes te verwijderen. Het maaien van de waterbodem wordt bij voorkeur van stroomafwaarts naar stroomopwaarts uitgevoerd. De waterloop wordt daartoe ingedeeld in vakken. De uitvoering gebeurt alleen tijdens perioden met normale waterstand en bij voldoende (normale) helderheidsgraad van het water. Op die manier kan de vispopulatie tijdelijk wegtrekken uit de omgeving van de werken.
De werken worden uitgevoerd met behulp van machines of werktuigen die de waterbodemvegetatie afsnijden door middel van messen ter hoogte van het bodemoppervlak, zodat geen fragmentatie van de wortelstelsels wordt teweeggebracht. De maaimachines moeten de vegetatie zuiver afsnijden en niet uitrukken. 3.4.4. Maaien en uitkrabben van een rietzone 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen.2) Wat wordt begrepen onder maaien en uitkrabben van een zone? Het betreft hier het onderhoud van rietzones die specifiek als rietzone beheerd worden.Deze zones vallen onder "bijzondere oeverinrichtingen" zoals vermeld in 3.4.1. Het kan bijvoorbeeld gaan om kreken en plasbermen. Als het niet gaat om specifieke rietzones, geldt de algemene regeling voor normaal onderhoud zoals staat beschreven in 3.4.1 en 3.4.2.
Het maaien van een rietzone omvat: 1° het wegnemen van alle ongewenste materialen en voorwerpen (ongeacht hun volume), zoals afval, vuil, afbraakmaterialen, schroot in de rietzone;2° het inkorten van het riet tot 10 cm boven het wateroppervlak 3° supplementair bij zomermaaiingen: het maaien en wegnemen van drijvend, ondergedompeld of boven water uitstekend riet over de breedte van de bodem en de onderwatertaluds tot aan het normale laagwaterpeil; 4° het ter plaatse deponeren of het afvoeren van maaisel en ruimingsproducten volgens 3.5.
Het uitkrabben van riet kan worden uitgevoerd na het maaien van een rietzone en omvat: 1° het weghalen van slib en strooisel tussen de rietstoppels (bijvoorbeeld met een groftandige hark); 2° het ter plaatse deponeren of het afvoeren van maaisel volgens 3.5. 3) Wat is normaal onderhoud van rietzones? § 1.Wanneer? Als men als doel heeft het riet in te perken, maait men als volgt, waarbij het maaien wordt gespreid in ruimte en tijd cfr. 3.4.1: 1° Binnen SBZ, VEN en bijzondere oeverinrichtingen: een eerste maaibeurt wordt als normaal onderhoud beschouwd wanneer die plaatsvindt vanaf 1 augustus tot en met 15 maart.2° Buiten SBZ en VEN: een eerste maaibeurt kan vanaf 15 juni, een tweede vanaf 15 september. Als men als doel heeft om het riet te ontwikkelen, wordt gemaaid in de winterperiode tussen 1 november en 14 maart. § 2. Waar? Gebiedsgerichte verfijning door verschil in aanpak tussen twee categorieën (zie hierboven). § 3. Hoe? De werken worden uitgevoerd met behulp van machines of werktuigen die het riet afsnijden door middel van messen. De maaimachines moeten de vegetatie zuiver afsnijden en niet uitrukken. 3.4.5. Bestrijding van akkerdistel, speerdistel, kruldistel en kale jonker 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen.2) Wat wordt begrepen onder deze bestrijding? Indien tot het bestrijden van akkerdistel, speerdistel, kruldistel en kale jonker wordt overgegaan, omvat dit: 1° het volledig inspecteren en onderzoeken op akkerdistels, speerdistels, kruldistels en kale jonkers van het tracé (inclusief talud en oever);2° het maaien van die distels; 3° in geval van het machinaal maaien en/of het maaien van aaneengesloten oppervlakten van meer dan 10 m²: het onmiddellijk verzamelen en afvoeren van de gemaaide plantendelen volgens 3.5. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1.Wanneer kan normaal onderhoud? Geen beperkingen. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Geen beperkingen. § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Als naast regulier maaibeheer overeenkomstig 3.4.1 bijkomende maaibeurten nodig zijn in het kader van de bestrijding van de akkerdistel, speerdistel, kruldistel en kale jonker, dan wordt dat als normaal onderhoud beschouwd als het handmatig gebeurt. Bij bevaarbare waterlopen kan er ook machinaal gewerkt worden als dat door de omstandigheden noodzakelijk is. 3.4.6. Bestrijding van invasieve exotische water- en oeverplanten 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen.2) Wat wordt begrepen onder de bestrijding van invasieve exotische water- en oeverplanten? Voor een actueel overzicht van de invasieve exoten wordt verwezen naar de Harmonia-lijst (zie.http://ias.biodiversity.be). Voor de best beschikbare bestrijdingstechnieken wordt verwezen naar het vademecum bestrijding invasieve exoten2 (incl. actualisaties).
De bestrijding van invasieve exotische planten in en langs de waterloop omvat: 1° het volgens de best beschikbare technieken machinaal of handmatig verwijderen van invasieve exotische planten ;2° het zorgvuldig controleren op achtergebleven plantendelen; 3° het onmiddellijk afvoeren van maaisel volgens 3.5. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1.Wanneer kan normaal onderhoud? De manuele verwijdering van invasieve exotische planten is gans het jaar toegelaten. Machinaal onderhoud mag vanaf 15 juni tot 15 maart. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Geen gebiedsbeperkingen. § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Het verwijderen van invasieve exotische planten gebeurt conform het vademecum invasieve uitheemse planten2. Er wordt maximaal geopteerd voor een snelle en intensieve bestrijding van de invasieve exotische planten, met als doel de broeihaarden op korte termijn volledig te verwijderen. Op die manier wordt zoveel als mogelijk voorkomen dat verdere verspreiding van de soorten plaats vindt. 3.4.7. Beheer houtige vegetatie langs waterlopen 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen.2) Wat wordt begrepen onder beheer van houtige vegetatie langs de waterloop? Houtige gewassen op de oever of talud waterlopen worden niet verwijderd met uitzondering van specifieke gevallen (zie verder).Wel is hakhoutbeheer aanvaardbaar. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1.Wanneer kan normaal onderhoud? De werken worden als normaal onderhoud beschouwd als ze uitgevoerd worden tussen 1 november en 15 maart. De cyclus bedraagt minimaal vier jaar voor wilg en minimaal 8 jaar voor andere soorten. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Hakhoutbeheer van houtige vegetaties op de oevers wordt overal als normaal onderhoud beschouwd. Het verwijderen van houtige vegetaties in een 50 m-zone rondom signalisatie (borden, radar...) wordt ook als normaal onderhoud beschouwd. § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Het verjongen gebeurt door het afzagen op een stomp van minimaal 10 cm en maximaal 20 cm hoogte. Rondom de wonden moeten schors en bast goed vast blijven zitten. De wonden worden bijgewerkt met een scherp en zuiver snoeimes als de wonden niet glad of zuiver zijn. Als er al een stobbe gevormd is, dan moet die stobbe zo veel mogelijk ontzien worden. 3.5. Het ter plaatse deponeren of het wegbrengen van maaisel, ruimings- of baggerspecie en andere ruimingsproducten 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen.2) Wat wordt begrepen onder deponeren van specie en andere ruimingsproducten? Voor onbevaarbare waterlopen is het neerleggen en/of spreiden van maaisel en ruimingsproducten op de oevers onderhevig aan de wet van 28 december 1967Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/1967 pub. 17/08/2007 numac 2007000737 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de onbevaarbare waterlopen sluiten betreffende de onbevaarbare waterlopen en aangevuld bij decreet van 21 april 19833, het DIWB en VLAREMA4.Deponie van onschadelijke ruimingsproducten en maaisel is voor onbevaarbare waterlopen toegestaan binnen een 5 m-zone, voor zover niet schadelijk voor aanwezige vegetatie.
Voor bevaarbare waterlopen wordt het neerleggen en/of spreiden van maaisel en baggerspecie op de oevers eveneens geregeld in VLAREMA. Maaisel moet binnen tien dagen worden afgevoerd.
Zowel voor onbevaarbare als voor bevaarbare waterlopen geldt dat maaisel, bagger- en ruimingsspecie en andere ruimingsproducten nooit in de waterloop of op het talud gedeponeerd mogen worden, zelfs niet tijdelijk.
Voor de behandeling van invasieve uitheemse planten is het zeer belangrijk de voorschriften uit het vademecum2 strikt te volgen om hervestiging te vermijden. Sommige soorten kunnen onder bepaalde voorwaarden achtergelaten worden in de oeverzone. Anderen dienen onmiddellijk te worden afgevoerd.
Takken en stamdelen die niet afgevoerd hoeven te worden, kunnen worden gestapeld. Schadelijke ruimingsproducten worden altijd afgevoerd naar vergunde verwerkings- en/of stortplaatsen, rekening houdend met de wettelijke voorschriften. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1.Wanneer kan normaal onderhoud? Conform de wettelijke bepalingen. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Waar in de zone vennen en heiden, moerassen, duinvegetaties en -struwelen, en kleine landschapselementen, of een vegetatie aanwezig is als vermeld in bijlage 1 van het decreet Natuurbehoud, kan het neerleggen en/of spreiden van de bovengenoemde ruimingsproducten niet gebeuren en moeten die ruimingsproducten afgevoerd worden zonder de bovengenoemde vegetaties en kleine landschapselementen blijvende schade toe te brengen. § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Conform de wettelijke bepalingen. 3.6. Herstelwerken aan de oever of het talud 1) Op welk type waterlopen zijn deze voorwaarden van toepassing? De volgende voorwaarden gelden zowel voor bevaarbare als voor onbevaarbare waterlopen.2) Wat wordt begrepen onder herstelwerken aan de oever of het talud? Voor onbevaarbare waterlopen worden als kleine oeverherstelwerken lokale herstellingen (maximaal 50 m) van de aanwezige oeververdediging of verzakkingen beschouwd. Voor bevaarbare waterlopen gaat het alleen om noodherstellingswerken aan de aanwezige oever- en/of taludinrichting die door onvoorziene omstandigheden ten gevolge van een calamiteit onder meer in de volgende gevallen kunnen plaatsvinden: 1° om risico's op overstromingen te voorkomen of terug te dringen, die de veiligheid aantasten van de vergunde of vergund geachte woningen en gebouwen, gelegen buiten de overstromingsgebieden;2° om schade aan de scheepvaart (directe schade aan schepen, of schade door verlies aan infrastructuur) te voorkomen;3° om een schadelijk effect aan het milieu ten gevolge van een calamiteit te voorkomen. Als het gaat over regelmatig weerkerende en min of meer te voorziene herstellingen, is er geen sprake van een noodherstel als hierboven is omschreven en moeten de normale procedures worden gevolgd. 3) Wat is normaal onderhoud? § 1.Wanneer kan normaal onderhoud? Geen beperking. § 2. Waar kan normaal onderhoud? Voor lokale herstellingen (onbevaarbare waterlopen) geldt de volgende verfijning: 1° binnen SBZ, VEN, gewestplanbestemmingen groen en bos is alleen normaal onderhoud mogelijk als het gaat om herstelwerken ter hoogte van kunstwerken en infrastructuur (bruggen) met een maximum te herstellen lengte van 50 m;2° buiten SBZ, VEN en gewestplanbestemmingen groen en bos wordt dat als normaal onderhoud beschouwd; Voor noodherstellingswerken (bevaarbare waterlopen) is er geen beperking op basis van gewestplanbestemming. § 3. Hoe gebeurt normaal onderhoud? Lokale oeverherstellingen van onbevaarbare waterlopen gebeuren volgens NTMB-principes (waar mogelijk "zachte" oeververdediging; als er geen alternatieven zijn kan een "hardere" variant).
Wanneer waterlooptrajecten van onbevaarbare waterlopen grotendeels worden drooggelegd door afdamming tijdens herstelwerkzaamheden, moeten visreddingen worden uitgevoerd. Dit wordt niet beschouwd als normaal onderhoud. In dergelijk geval dient een natuurvergunning te worden aangevraagd.
Het noodherstel van talud- of oeverinrichting langs bevaarbare waterlopen gebeurt in de oorspronkelijke toestand, of met een natuurvriendelijker alternatief.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1 Deze formulering wordt hier gebruikt omdat soms de gewestplanbestemming van de ene oever kan verschillen van die op de tegenoverliggende oever. Als op één van beide of op beide oevers een groene gewestplanbestemming voorkomt, is de gebiedsgerichte afweging van toepassing. 2 ANB (2014). Technisch vademecum beheer invasieve uitheemse planten.
ISBN: 9789082033847. Brussel, 272p. Beschikbaar op www.natuurenbos.be. 3 Decreet houdende ruimingen van onbevaarbare waterlopen (Belgisch Staatsblad 15 juli 1983) 4 Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 17/02/2012 pub. 23/05/2012 numac 2012035464 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen sluiten: Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015 tot vaststelling van een code van goede natuurpraktijk voor het beheer van waterlopen als vermeld in artikel 14, § 2, van het decreet van 21 oktober 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/10/1997 pub. 10/01/1998 numac 1997036441 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu sluiten betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.
Brussel, 10 juli 2015.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE