Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 08 mei 2009
gepubliceerd op 09 juli 2009

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit voor wat betreft de erkenning van producentenorganisaties, de actiefondsen, de operationele programma's en de toekenning van de financiële steun

bron
vlaamse overheid
numac
2009202912
pub.
09/07/2009
prom.
08/05/2009
ELI
eli/besluit/2009/05/08/2009202912/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 MEI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit voor wat betreft de erkenning van producentenorganisaties, de actiefondsen, de operationele programma's en de toekenning van de financiële steun


De Vlaamse Regering, Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening);

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. van de Raad met betrekking tot de erkenning van telersverenigingen en de voorlopige erkenning van telersgroepen;

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, 1°, vervangen bij de wet van 29 december 1990;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 juni 1998 betreffende de interventieregeling in de sector groenten en fruit;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2005 betreffende de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit voor wat betreft de erkenning van telersverenigingen, de actiefondsen, de operationele programma's en de toekenning van de financiële steun;

Gelet op het overleg tussen de gewesten en de federale overheid op, bekrachtigd door de Interministeriële Conferentie Landbouwbeleid op 24 juli 2008;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 juni 2008;

Gelet op het advies van de Vlaamse Land- en Tuinbouwraad, herbevestigd door de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij op 6 november 2008;

Gelet op het advies 46.088/3 van de Raad van State, gegeven op 17 maart 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 17 maart 2009;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media, Toerisme, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de verordening : Verordening (EG) nr.1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening); 2° de toepassingsverordening : verordening (EG) nr.1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 van voor de sector groenten en fruit geldende bepalingen ter uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007; 3° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid;4° de bevoegde dienst : de door de minister aangewezen dienst;5° gastveilers : producenten als dusdanig herkenbaar in de ledenlijst die product aanleveren aan de producentenorganisatie zonder volwaardig lid te zijn van de betrokken producentenorganisatie en niet genieten van alle diensten en rechten van de producentenorganisatie. HOOFDSTUK II. - Producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties

Art. 2.De minister erkent de producentenorganisaties of de unies van producentenorganisaties, vermeld in artikel 125 ter van de verordening en van de toepassingsverordening. Hij kan voor de erkenningscriteria, vermeld in de toepassingsverordening, aanvullende voorwaarden vaststellen betreffende het aantal leden en de minimale hoeveelheid of waarde van afzetbare productie en de producten of groepen van producten die moeten worden bestreken, vooral om de concentratie van het aanbod te bevorderen in bepaalde productcategorieën.

Art. 3.De aanvraag tot erkenning wordt ingediend bij de bevoegde dienst. De minister kan de voorwaarden en procedure voor die aanvraag bepalen.

Art. 4.Nieuwe groepen van producenten moeten bij de aanvraag tot erkenning aantonen dat de hoofdzetel van de vereniging, vermeld in titel III van de toepassingsverordening, gevestigd is in het Vlaamse Gewest en een belangrijk deel van zijn leden of omzet heeft in het Vlaamse Gewest.

Art. 5.Groepen van producenten kunnen enkel erkend worden en blijven als ze de juridische vorm van een coöperatieve vennootschap hebben en als ze als dusdanig erkend worden door de Nationale Raad van Coöperaties. In geval van intercoöperaties moeten de achterliggende ledencoöperaties eveneens erkend zijn door de Nationale Raad van Coöperaties. In geval van intercoöperaties kan het minimumaantal leden worden berekend op basis van het aantal telers dat is aangesloten bij elk van de deelcoöperaties.

Art. 6.Een producentenorganisatie kan een erkenning aanvragen voor een of meer producten of groepen van producten. Die aanvraag moet voldoende gestaafd worden.

Art. 7.§ 1. Om erkend te worden en te blijven, moeten de unies van producentenorganisaties opgericht zijn door en enkel samengesteld zijn uit erkende producentenorganisaties. De doelstellingen van de unie en de bepalingen ervan in de statuten van de unie moeten overeenkomen met die van de verordening, van de toepassingsverordening en van de bepalingen van dit besluit.

Een unie van producentenorganisaties kan bepaalde werkzaamheden van haar leden vervullen op basis van een gemotiveerde aanvraag en na de uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde dienst. § 2. Transnationale unies van producentenorganisaties worden in het Vlaamse Gewest alleen erkend als de hoofdzetel in het Vlaamse Gewest gevestigd is en als die hier over een belangrijk aantal aangesloten producentenorganisaties beschikken of als de producentenorganisaties hier een belangrijk deel van de waarde van de verkochte productie realiseren. De leden-producentenorganisaties zijn erkend in het Vlaamse Gewest, in een ander gewest of in een andere lidstaat van de Europese Unie.

Art. 8.Voor de toepassing van artikel 122 en 125 ter van de verordening : 1° zijn bij elke aanvraag tot erkenning van een producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties de volgende documenten gevoegd : a) de oprichtingsakte en de statuten;b) het huishoudelijk reglement;c) de erkenning door de Nationale Raad van Coöperaties of een aanvraag tot erkenning van alle producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en achterliggende ledencoöperaties die bij de erkenning betrokken zijn en waarvan de hoofdzetel in het Vlaamse Gewest ligt;d) een geactualiseerde ledenlijst;e) in geval van unies : de erkenning van de achterliggende producentenorganisaties;f) in geval van intercoöperaties : ook de individuele ledenlijst van de achterliggende coöperaties;g) de argumentatie voor de keuze van het product of de productgroepen waarvoor een erkenning wordt gevraagd;h) de gemiddelde verkochte productie van alle telers van de drie jaren voorafgaand aan de erkenningsaanvraag van de producten waarvoor een erkenning wordt aangevraagd;2° ondertekenen de individuele telers voor de producentenorganisaties een verklaring waarbij zij bevestigen dat ze alleen lid zijn van die producentenorganisatie voor de producten of de groep van producten in kwestie, en commercialiseren de individuele telers hun gehele productie van de producten of de groepen van producten in kwestie via die vereniging, zoals bepaald in de statuten van de producentenorganisatie. De producentenorganisaties zien toe op de naleving van die verklaring, treden op in geval van niet-naleving en lichten de bevoegde dienst daarvan in.

Art. 9.Wijzigingen van de statuten of het huishoudelijk reglement worden onverwijld meegedeeld aan de bevoegde dienst.

Art. 10.De producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties bieden bij de aanvraag tot erkenning aan de bevoegde dienst voldoende garanties ten aanzien van de verwezenlijking, de duur en de doelmatigheid van hun optreden. Ze verbinden zich ertoe te streven naar een samenwerking of integratie met bestaande producentenorganisaties, alsook naar samenwerking op professioneel vlak voor behartiging van de belangen van de producentenorganisaties in de regio.

De oprichting van producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties moet bijdragen tot de concentratie van het aanbod van de producten in kwestie.

De producentenorganisaties tonen aan hoe ze hun leden in staat stellen daadwerkelijke technische bijstand te verkrijgen om milieuvriendelijk te produceren en hoe ze technische hulpmiddelen ter beschikking stellen voor de verzameling, de opslag, de verpakking en de afzet van de producten.

Art. 11.De producentenorganisaties melden elk jaar uiterlijk op 15 februari elke wijziging van de ledenlijst aan de bevoegde dienst.

Unies van producentenorganisaties melden onverwijld elke wijziging in de samenstelling aan de bevoegde dienst.

Te allen tijde kan de bevoegde dienst het verzoek richten tot de producentenorganisaties of tot de unies van producentenorganisaties om aanvullende geactualiseerde ledenlijsten te bezorgen, evenals alle inlichtingen en inzage in bewijsstukken, zoals verslagen van de algemene vergadering of van de raad van bestuur die nodig zijn voor de controle tot toekenning of tot behoud van de erkenningen, vermeld in de verordening.

Art. 12.De producentenorganisatie houdt een register bij van : 1° de toestemmingen die aan leden gegeven werden om zelf of via een andere toegewezen producentenorganisatie producten af te zetten op basis van artikel 125 ter, lid 2 en artikel 122 van de verordening;2° gastveilers. De aangesloten telers kunnen van de producentenorganisatie toelating krijgen om maximaal 25 % van hun producten op hun bedrijf en/of buiten hun bedrijf rechtstreeks aan consumenten verkopen voor persoonlijk gebruik.

Gastveilers lid van een andere producentenorganisatie moeten een toelating hebben van hun eigen producentenorganisatie om bij de betrokken producentenorganisatie te leveren.

Art. 13.De opzegging van het lidmaatschap van een teler wordt uiterlijk op 31 juli schriftelijk aan de producentenorganisatie meegedeeld. Het lidmaatschap eindigt op 31 december in het jaar van de opzegging. [Wanneer de producentenorganisatie evenwel een operationeel programma indient, mag geen enkel lid zich, behoudens machtiging door de producentenorganisatie, in de loop van de uitvoering van dit programma aan zijn uit dit programma voortvloeiende verplichtingen onttrekken.]

Art. 14.De producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties bepalen in de statuten en huishoudelijke reglementen regels in verband met de duur van het lidmaatschap tijdens lopende operationele programma's en de voorwaarden van het lidmaatschap, de ontslagregels en de eventuele financiële verplichtingen in overeenstemming met artikel 125 bis van de toepassingsverordening. Die regels staan ter beschikking van de producenten als het lidmaatschap onderschreven wordt.

Art. 15.Een producentenorganisatie kan de uitvoering van de taken, vermeld in artikel 125 quinquies van de verordening, zoals het commerciële en budgettaire beheer, de gecentraliseerde boekhouding en facturatie, alleen uitbesteden aan unies van producentenorganisaties, dochterondernemingen of aan derden op basis van een gemotiveerde aanvraag en na de uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde dienst.

De taken worden uitbesteed op basis van een contract met een precieze omschrijving van de opdracht, identificatie van de betrokken partijen en de rapporterings- en evaluatieverplichtingen van de betrokken partijen. De onderaannemer moet zich onderwerpen aan dezelfde voorwaarden en controles als de producentenorganisatie. De uitbestede taken blijven onder het toezicht en verantwoordelijkheid van de producentenorganisatie.

Art. 16.Natuurlijke personen of rechtspersonen die geen groente- of fruitteler zijn, kunnen alleen lid zijn of blijven als ze : 1° als dusdanig herkenbaar in de ledenlijsten voorkomen en niet meegerekend worden voor de erkenningscriteria;2° niet gebruikmaken van de door de gemeenschap gefinancierde maatregelen;3° niet deelnemen aan de stemmingen die specifiek betrekking hebben op het actiefonds en het operationele programma.

Art. 17.De producentenorganisaties bepalen in hun statuten het stemrecht van de leden. In geen enkel geval mag een lid van een producentenorganisatie over meer dan 10 % van de stemmen of volmachten voor de stemming beschikken. De minister kan dat percentage in geval van intercoöperaties (of subcoöperaties) verhogen op basis van gemotiveerde aanvragen.

Art. 18.Binnen drie maanden na de indiening van de met alle nodige stukken gestaafde aanvraag tot erkenning of voorlopige erkenning neemt de minister een besluit ter zake.

Art. 19.De bevoegde dienst voert controles uit op de inachtneming van de erkenningscriteria door de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties.

Art. 20.Ter uitvoering van artikel 125 septies van de verordening kan de Vlaamse Regering op verzoek van de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties bepaalde regels, genomen door de producentenorganisaties of de unie van producentenorganisaties, algemeen verbindend verklaren voor de in de economische regio gevestigde telers die niet bij die verenigingen of unies van producentenorganisaties zijn aangesloten. HOOFDSTUK III. - Het actiefonds, het operationele programma en het erkenningsprogramma

Art. 21.De minister stelt de nationale strategie voor duurzame operationele programma's en de nationale richtsnoeren voor milieuvriendelijke maatregelen vast.

Art. 22.De wijze van financiering van het actiefonds en de geraamde bedragen van het actiefonds worden jaarlijks uiterlijk op 15 september opgegeven, gelijktijdig met de operationele programma's of de verzoeken tot wijziging van de operationele programma's. De bevoegde dienst kan die termijn, indien nodig, verlengen tot uiterlijk 15 oktober.

Het eventuele gebruik van eigen middelen van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties wordt in voorkomend geval uitdrukkelijk vermeld.

Als gedifferentieerde telersbijdragen worden geheven, wordt dat verantwoord op basis van objectieve criteria en mag het collectieve karakter van het operationele programma niet aangetast worden.

Art. 23.De producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties zorgen ervoor dat het voor het beheer van het actiefonds mogelijk is dat alle uitgaven en inkomsten identificeerbaar zijn in een financiële boekhouding.

Art. 24.Om bij de steunberekening rekening te houden met het verloop van leden en om dubbeltellingen uit te sluiten, wordt voor de berekening van de waarde van de verkochte productie in het referentiejaar in kwestie rekening gehouden met de productie van de telers die op 1 januari van het werkjaar lid zijn van de producentenorganisatie.

Art. 25.De duur voor het operationele programma bedraagt vijf jaar.

Budgettair loopt het programma per kalenderjaar van 1 januari tot en met 31 december.

Art. 26.Unies van producentenorganisaties dienen een gemeenschappelijk operationeel programma in. In die gezamenlijke operationele programma's worden de financiering en de besteding van het actiefonds voor elke producentenorganisatie duidelijk aangegeven.

Art. 27.Ter uitvoering van artikel 64 van de toepassingsverordening moet het ontwerp van operationeel programma uiterlijk op 15 september van het jaar voor dat van de uitvoering schriftelijk en elektronisch aan de bevoegde dienst worden voorgelegd. De bevoegde dienst kan die termijn verschuiven tot maximaal 15 oktober. De minister kan de voorwaarden en de procedure voor de indiening van het dossier bepalen.

Art. 28.Ter uitvoering van artikel 66 van de toepassingsverordening worden wijzigingen in de operationele programma's voor de volgende jaren schriftelijk ingediend volgens dezelfde procedure als de procedure die geldt voor de indiening van de nieuwe ontwerpen van operationele programma's.

Ter uitvoering van artikel 67 van de uitvoeringsverordening kunnen wijzigingen in de operationele programma's gedurende het jaar uiterlijk tot 15 september schriftelijk en elektronisch ingediend worden bij de bevoegde dienst. De in het goedgekeurde programma aangenomen uitgaven mogen per actie maximaal met 5 % van het budget van de actie worden overschreden. Elke overschrijding moet aan de bevoegde dienst worden meegedeeld. Een wijziging van meer dan 5 % van het budget van gewijzigde acties en een inhoudelijke wijziging kunnen alleen voor financiering in aanmerking komen na expliciete goedkeuring. Die wijzigingen kunnen ten hoogste met terugwerkende kracht tot de aanvraagdatum goedgekeurd worden. Ze mogen het algemene doel van het operationele programma niet wijzigen en mogen het totale budget van het operationele programma met maximaal 25 % overschrijden.

Bij alle wijzigingsaanvragen moeten de nodige stavingstukken gevoegd zijn.

Art. 29.De bevoegde dienst kan alle aanvullende bewijsstukken opvragen om na te gaan of de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties aan de voorwaarden voor toekenning van de steun voldoet.

Art. 30.De minister kan aanvullende voorwaarden met betrekking tot de presentatiewijze en de indieningstermijn opleggen aan de producentenorganisaties of de unies van producentenorganisaties, in het bijzonder betreffende steunaanvragen, voorschotten, de waarde van verkochte productie en telersbijdragen.

Art. 31.De beslissingen over de ontwerpen van operationeel programma worden door de bevoegde dienst aan de Europese Gemeenschap bezorgd.

Art. 32.Voor het behoud van de goedkeuring van de operationele programma's worden aan de producentenorganisaties en de unies van producentenorganisaties de volgende bijzondere verplichtingen opgelegd : 1° de aanstelling van een bedrijfsrevisor die de GMO-boekhouding identificeert, controleert en certificeert, en die het verslag over zijn bevindingen binnen de door de bevoegde dienst gestelde termijn bezorgt aan de bevoegde overheid;2° de rapportering, vermeld in artikel 98 van de toepassingsverordening en de nationale strategie, binnen de gestelde termijnen;3° in geval van onderaanneming sluit de onderaannemer een overeenkomst waarin de volgende gegevens zijn opgenomen : a) de identificatie van de onderaannemer (naam en adres);b) een gedetailleerde omschrijving van het voorwerp van de onderaanneming;c) een uitdrukkelijke bepaling dat de onderaannemer aan dezelfde voorwaarden en controles onderworpen wordt als de producentenorganisaties of unie van producentenorganisaties;d) de duurtijd van het contract;e) de rapporterings- en evaluatieverplichtingen van de onderaannemer;f) de prijs van de overeenkomst.

Art. 33.Onderaanneming voor de uitvoering van acties van het operationele programma door een eigen teler-lid van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties kan alleen in uitzonderlijke gevallen worden toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 125 quinquies van de verordening, mits goedkeuring door de bevoegde dienst, en op voorwaarde dat de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties aantoont dat : 1° de actie democratisch aangenomen is;2° de actie een collectief karakter heeft en bijdraagt tot de doelstellingen van het programma;3° niet alleen de onderaannemer begunstigde is, of dat de middelen niet alleen aangewend worden voor eigen gebruik;4° de actie slechts een beperkt percentage van het actiefonds bedraagt;5° de onderaanneming onder normale marktvoorwaarden plaatsvindt;6° de actie niet in relatie staat tot de eigen bijdrage van de teler aan het actiefonds.

Art. 34.De minister neemt binnen de termijnen, vermeld in de toepassingsverordening, een besluit over het programma, de berekening van het actiefonds en het bedrag van de goedgekeurde steun in overeenstemming met de bepalingen, vermeld in artikel 103 octies van de verordening.

Art. 35.De producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties kunnen een aanvraag tot betaling van voorschot indienen met betrekking tot de geraamde uitgaven in het kader van het operationele programma in de driemaandelijkse periode die start in de maand van de aanvraag. Die aanvragen kunnen ingediend worden in januari, april, juli en oktober.

Art. 36.De minister legt binnen de nationale strategie voor duurzame operationele programma's ook nationale richtsnoeren vast voor milieuvriendelijke acties met de relevante eisen waaraan de verplichte milieuvriendelijke acties moeten voldoen. HOOFDSTUK IV. - Crisispreventie en crisisbeheer

Art. 37.De maatregelen voor crisispreventie en crisisbeheer, vermeld in artikel 103 quater van de verordening, zijn van toepassing met uitzondering van groenoogsten of niet oogsten.

Art. 38.De in de sector groenten en fruit door de producentenorganisaties of door unies van producentenorganisaties uit de markt genomen producten van leden kunnen vergoed worden uit het actiefonds volgens de bepaling, vastgelegd door de minister.

De vergoedingen voor de uit de markt genomen producten zijn deze opgenomen in bijlage X van de toepassingsverordening. Voor de producten waarvoor geen vergoeding is vastgesteld in de toepassingsverordening legt de minister de vergoeding vast voor de uit de markt genomen producten conform de bepalingen van de toepassingsverordening.

Art. 39.De producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties die volgens de bepalingen van de verordening overgaan tot interventies, moeten : 1° vooraf aangemeld zijn bij de bevoegde dienst;2° crisismaatregelen opnemen in het operationele programma;3° minstens 24 uur vooraf de bevoegde dienst belast met de controle, schriftelijk verwittigen;4° de verplichtingen naleven die de minister of de bevoegde dienst oplegt om de controle op en de organisatie van het uit de markt nemen, en de controle op de bestemming mogelijk te maken;5° per uit de markt genomen product een maandelijkse interventieverklaring opstellen die ondertekend wordt door de verantwoordelijke van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties, en die ter controle en goedkeuring voorgelegd wordt aan de controleagent van de bevoegde overheid;6° een alomvattende maandelijkse schuldvordering opstellen, ondertekend door de verantwoordelijke van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties;7° de betaling uit het actiefonds van de uit de markt genomen producten volgens de door de bevoegde dienst vastgelegde voorwaarden regelen;8° op elk ogenblik aan de bevoegde overheid de controle van hun interventieboekhouding en financiële boekhouding, de toegang tot de installaties in kwestie, de controle van de stocks en de bemonstering van de uit de markt genomen producten toestaan.

Art. 40.De boekhouding van interventie, vermeld in artikel 111, 2, a), van de toepassingsverordening bevat de volgende gegevens : 1° het jaartal en de interventiemaand;2° de soort van het product;3° het totale gewicht of het aantal stuks per product naargelang het geval;4° het totale bedrag van de vergoedingen uit het actiefonds;5° de documenten, vermeld in de toepassingsverordening en de interventieverklaring van de uit de markt genomen hoeveelheden in kg, met een verdeling per soort en eventueel per variëteit, per kwaliteitsklasse, per aanbiedingsvorm, die een overzicht bevat per interventiedag, per producent (of bloknummer in geval van blokverkoop), evenals een samenvattend overzicht per maand per soort. In geval van blokverkoop moet de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties een verdeling per dag en per producent ter beschikking houden van de bevoegde overheid.

Art. 41.De producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties moeten : 1° de interventieverklaringen uiterlijk dertig dagen nadat de periode in kwestie verstreken is, naar de bevoegde overheid sturen;2° een kopie van de interventieverklaringen bewaren.

Art. 42.De producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties stellen een bedrijfsrevisor aan die de interventieboekhouding nakijkt en het verslag over zijn bevindingen uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar dat volgt op het interventieseizoen bezorgt aan de bevoegde overheid.

Art. 43.De transportkosten en de kosten voor het sorteren en verpakken van voor gratis uitreiking uit de markt genomen groenten en fruit komen in aanmerking voor vergoeding in het operationele programma. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van de toepassingsverordening en de daarin bepaalde forfaitaire vergoedingen kan de minister bepalingen opleggen over de controle op en de procedures bij de betaling van die kosten.

Art. 44.De minister kan aanvullende bepalingen en procedures vastleggen voor de uitvoering van het uit de markt nemen van producten, afzetbevordering en communicatie, opleidingsmaatregelen, oogstverzekering en steun voor de administratieve kosten voor de oprichting van onderlinge fondsen. HOOFDSTUK V. - Bedrijfskolommen, brancheorganisaties en -overeenkomsten

Art. 45.De bevoegde dienst kan samenwerking in een bedrijfskolom als vermeld in artikel 103 quinquies van de verordening en de toepassingsverordening goedkeuren. Daartoe moeten de betrokkenen een verantwoordingsdossier voorleggen met : 1° een duidelijke identificatie van de partners (naam en adres);2° het toepassingsgebied van de samenwerking;3° een omschrijving van de doelstellingen van de samenwerking;4° een omschrijving van de bijdrage van de bedrijfskolom aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening;5° een omschrijving van de rapporteringsverplichtingen van de verschillende partners.

Art. 46.De minister kan de op het grondgebied van het Vlaamse Gewest gevestigde brancheorganisaties erkennen overeenkomstig artikel 125 duodecies, lid 2 van de verordening.

Art. 47.De aanvraag tot erkenning en alle bewijsstukken, vermeld in artikel 125 duodecies van de verordening, worden ingediend bij de bevoegde dienst.

Art. 48.De minister neemt binnen de termijn, vermeld in de verordening, een beslissing betreffende de erkenning, rekening houdend met het eventueel bezwaar van de Commissie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 125 duodecies, lid 2, alinea 2.

Art. 49.Voor de toepassing van artikel 125 terdecies van de verordening kan de minister, op verzoek van de organisatie in kwestie, bepaalde besluiten, genomen in het kader van de brancheorganisatie, gesloten overeenkomsten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen voor een beperkte periode verbindend verklaren voor de individuele marktdeelnemers of samenwerkingsverbanden. HOOFDSTUK VI. - Bevoegde dienst

Art. 50.De minister wijst de bevoegde dienst aan die belast is met : 1° de coördinatie van de interpretatie en implementatie van de gemeenschappelijke marktordening;2° het in ontvangst nemen en het onderzoek van de aanvragen tot erkenning en van de nodige bewijsstukken;3° het in ontvangst nemen en het onderzoek van de ontwerpen van operationele programma's;4° het onderzoek en toestaan van het gebruik van eigen middelen van de producentenorganisatie en van gedifferentieerde bijdragen van de telers voor de samenstelling van het actiefonds;5° het onderzoek en toestaan van de aanvragen tot uitbesteding van de kerntaken, vermeld in artikel 125 quinquies van de verordening, zoals het commerciële en budgettaire beheer, de gecentraliseerde boekhouding en de facturatie aan derden;6° het toestaan van uitbesteding van de uitvoering van acties uit het operationele programma aan leden van de producentenorganisatie;7° het in ontvangst nemen van de steunaanvragen;8° de coördinatie van de controles;9° het in ontvangst nemen van wijzigingen van de programma's;10° de advisering over en het verrichten van de inhoudelijke controles van de acties in het operationele programma, of wijzigingen van het programma;11° het verrichten van de boekhoudkundige controles met betrekking tot het actiefonds en het operationele programma;12° het verrichten van de controles op de erkenningscriteria en de ledenlijsten;13° de controle op de daadwerkelijke besteding van voorschotten;14° de controles op het uit de markt nemen van producten en de bestemmingen daarvan;15° de mededelingen aan en contacten met de Commissie van de Europese Gemeenschappen;16° het toekennen en uitbetalen van de communautaire steun;17° het nemen van de nodige maatregelen tot voorkoming, bestrijding en vaststelling van overtredingen van en fraude op de verordening en de toepassingsverordening, vermeld in dit besluit;18° het terugvorderen en opleggen van sancties op het vlak van toegekende of aangevraagde steun;19° de notering van producenten- en invoerprijzen;20° de verzameling en de verwerking van de productiegegevens;21° de voorbereiding, coördinatie en monitoring van de nationale strategie. HOOFDSTUK VII. - Algemene, intrekkings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 51.De minister kan : 1° de referentieperiode vaststellen om de waarde van de verkochte productie te bepalen;2° de voorwaarden vaststellen om dubbeltellingen te voorkomen;3° aanvullende voorwaarden opleggen met betrekking tot de procedure als de waarde van de verkochte productie sterk terugvalt op basis van redenen die buiten de verantwoordelijkheid van de producentenorganisatie vallen;4° termijnen vaststellen voor de indiening van de programma's en van wijzigingen van programma's;5° aanvullende voorwaarden vaststellen met betrekking tot voor steun in aanmerking komende acties of uitgaven;6° maximale percentages vaststellen voor bepaalde acties en uitgaven als deel van het operationele programma of een bepaalde cluster van het operationele programma;7° forfaitaire bedragen vaststellen met betrekking tot voor steun in aanmerking komende acties of uitgaven;8° aanvullende bepalingen en procedures vaststellen voor de crisismaatregelen, met name de uitvoering van het uit de markt nemen van producten, afzetbevordering en communicatie, opleidingsmaatregelen, oogstverzekering en steun voor de administratieve kosten voor de oprichting van onderlinge fondsen;9° de bestemmingen en richtsnoeren inzake het milieuvriendelijk uit de markt nemen van producten vaststellen;10° maximumvergoedingen voor uit de markt genomen producten die niet in de lijst van de toepassingsverordening zijn opgenomen vaststellen;11° de termijn bepalen voor de betaling van de steun;12° de nationale richtsnoeren voor milieuvriendelijke acties vaststellen;13° aanvullende prestatie-indicatoren vaststellen;14° rapporteringsvoorwaarden en -modellen vaststellen.

Art. 52.De minister kan een erkenning als vermeld in dit besluit geheel of gedeeltelijk intrekken : 1° als de voorwaarden voor erkenning, vermeld in de verordening en de toepassingsverordening, niet meer vervuld zijn;2° als de producentenorganisatie, de unie van producentenorganisaties of de brancheorganisatie weigeren de nodige inlichtingen of bewijsstukken op verzoek van de bevoegde dienst te verstrekken;3° als de brancheorganisatie de bepalingen, vermeld in artikel 123, lid 3, artikel 125 duodecies en artikel 176 bis van de verordening, niet naleeft;4° als de controles, vermeld in de verordening en in de toepassingsverordening, worden belemmerd of verhinderd.

Art. 53.§ 1. Als de minister geen erkenning kan verlenen of de erkenning geheel of gedeeltelijk wil intrekken, deelt hij de redenen mee aan de producentenorganisatie, de unie van producentenorganisaties of de brancheorganisatie in kwestie.

Die laatsten beschikken, op straffe van verval, over vijftien werkdagen na de kennisgeving van de maatregel om per aangetekende brief hun bezwaren kenbaar te maken bij de bevoegde dienst. § 2. De beslissing van de minister wordt na onderzoek van de ingediende bezwaren met een aangetekende brief aan de betrokkene meegedeeld binnen een termijn van één maand na de ontvangst van de bezwaren.

Art. 54.Onverminderd de sancties, vermeld in de verordening en de toepassingsverordening, in dit besluit en in het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen, af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, kunnen de voordelen van de communautaire financiële steun definitief of tijdelijk ontzegd worden aan of teruggevorderd worden van een producentenorganisatie, al dan niet aangesloten bij een unie van producentenorganisaties, of een brancheorganisatie die, om de voordelen te verkrijgen, opzettelijk of door grove nalatigheid valse verklaringen verstrekt heeft.

Art. 55.Als het operationele programma geheel of gedeeltelijk niet wordt uitgevoerd, kunnen de voordelen van de communautaire financiële steun geheel of gedeeltelijk worden geweigerd, zowel voor het goedgekeurde programma als voor eventuele toekomstige ontwerpen die worden ingediend tijdens de duur van het goedgekeurde programma.

Art. 56.Overtredingen van bepalingen van dit besluit, van de bepalingen die genomen zijn ter uitvoering van dit besluit of die verbindend verklaard zijn ter uitvoering van dit besluit, worden opgespoord, vastgesteld en bestraft in overeenstemming met de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.

Art. 57.Op verzoek van de bevoegde dienst bezorgen de producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties de nodige productiegegevens.

Art. 58.Op verzoek van de bevoegde dienst doen de producentenorganisaties die geen operationeel programma ingediend hebben, jaarlijks opgave van ten minste de ledenlijst, het teeltareaal, de hoeveelheden die geoogst en verkocht werden en de waarde van de verkochte productie.

Art. 59.De volgende regelingen worden opgeheven : 1° het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2005 betreffende de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit voor wat betreft de erkenning van telersverenigingen, de actiefondsen, de operationele programma's en de toekenning van de financiële steun;2° het koninklijk besluit van 18 juni 1998 betreffende de interventieregeling in de sector groenten en fruit.

Art. 60.Dit besluit heeft, met uitzondering van artikel 59, 2°, en artikel 56, uitwerking met ingang van 1 januari 2008.

Art. 61.Artikel 59, 2° van dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009.

Art. 62.Artikel 56 van dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 63.De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 8 mei 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media, Toerisme, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, K. PEETERS

^