gepubliceerd op 30 juni 2021
Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring van de wijziging van het organiek reglement tot vaststelling van de regeling inzake personeel van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en van de personeelsformatie
7 MEI 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring van de wijziging van het organiek reglement tot vaststelling van de regeling inzake personeel van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en van de personeelsformatie
Rechtsgrond Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 7 mei 2004 inzake de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, artikel 7, § 3, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2008.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen heeft beslist het organieke reglement tot vaststelling van de regeling inzake het personeel van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en van de personeelsformatie te wijzigen op 7 oktober 2019, 25 november 2019 en 9 maart 2020; - de Vlaamse minister, bevoegd voor bestuurszaken, heeft zijn akkoord verleend op 4 februari 2021; - de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord verleend op 25 januari 2021; - het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest heeft protocol nr. 397.1268 gesloten op 26 maart 2021.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de minister-president van de Vlaamse Regering.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1.De wijziging van het organiek reglement tot vaststelling van de regeling inzake het personeel van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en van de personeelsformatie, die aangenomen werd door de Raad op 7 oktober 2019, 25 november 2019 en 9 maart 2020 en die als bijlage bij dit besluit is gevoegd, wordt goedgekeurd.
Art. 2.De minister-president, bevoegd voor de ondersteuning van de Vlaamse Regering, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 7 mei 2021.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON
Bijlage Wijziging van het organiek reglement tot vaststelling van de regeling inzake het personeel van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en van de personeelsformatie, aangenomen door de Raad op 7 oktober 2019, 25 november 2019 en 9 maart 2020
Art. 1.In artikel I 2, punt 19, worden de woorden "de SAR WGG" vervangen door de woorden "de Vlaamse Raad WVG".
Art. 2.In artikel II 5 § 2 worden volgende bepalingen opgeheven: "de negatieve eindevaluatie van de proefperiode;" en "de weigering van volgende verloven voor zover die een gunst zijn: verlof voor deeltijdse prestaties en onbetaald verlof".
Art. 3.§ 1. Artikel VII 16 tot en met artikel VII 18 worden vervangen door wat volgt: "Art. VII 16. De negatieve eindevaluatie van de proefperiode heeft het ontslag van de ambtenaar op proef tot gevolg. Een positieve eindevaluatie heeft de vaste benoeming van de ambtenaar op proef tot gevolg.
Art. VII 17. Tot de dag waarop het ontslag of de vaste benoeming ingaat, behoudt de ambtenaar op proef deze hoedanigheid.
Art. VII 18. De benoemende overheid betekent de beslissing tot ontslag of tot vaste benoeming aan de ambtenaar." § 2. Artikel VII 19 en VII 20 worden opgeheven.
Art. 4.In artikel VII 21 wordt de zinssnede "op het verstrijken van de termijn voor het instellen van beroep of" geschrapt.
Art. 5.Aan deel VII wordt een artikel VII 30 toegevoegd dat luidt als volgt: "Art. VII 30. De bepalingen inzake de raad van beroep die golden voor 1 juni 2021, blijven van toepassing op de statutaire proeftijden die zijn aangevat voor 1 juni 2021."
Art. 6.In artikel VIII 22 wordt een paragraaf 3 toegevoegd die luidt als volgt: " § 3. De geëvalueerde kan na de zesde maand die volgt op de kennisgeving van het evaluatieverslag worden geëvalueerd met betrekking tot de prestaties en de wijze waarop de prestaties werden geleverd, op voorwaarde dat: 1° het evaluatieverslag dat betrekking had op de vorige evaluatie de einduitspraak onvoldoende bevatte;2° de ambtenaar tijdens de periode die het voorwerp is van de evaluatie gedurende minimaal drie maanden prestaties heeft geleverd. Verloven die zich tijdens deze periode voordoen, schorten deze periode op zolang de ambtenaar nog geen drie maanden effectief heeft gepresteerd; 3° de evaluatoren die gebruik willen maken van de evaluatiemogelijkheid vermeld in het eerste lid, dit naar aanleiding van de kennisgeving van het evaluatieverslag aan de ambtenaar meedelen. Als de evaluatie na zes maanden niet werd besloten met een onvoldoende, dan worden de prestaties van de ambtenaar en de wijze waarop deze werden geleverd de eerstvolgende keer geëvalueerd bij het begin van het volgende kalenderjaar."
Art. 7.Aan artikel XI 10 wordt een derde lid toegevoegd dat luidt als volgt: "In afwijking van het vorige lid, ondergaat het jaarlijks vakantieverlof van de ambtenaar geen evenredige vermindering in geval van pleegzorgverlof, pleegouderverlof en geboorteverlof tijdens welke de ambtenaar geen recht heeft op een volledig salaris".
Art. 8.In artikel XI 12 wordt de zin "Zij worden niet opgeschort bij ziekte doch wel bij hospitalisatie van de ambtenaar en de eventueel hierop aansluitende herstelperiode." vervangen door wat volgt: "De ambtenaar die voorafgaand aan zijn jaarlijks verlof ziek wordt, kan het jaarlijks verlof intrekken.
De ambtenaar die tijdens zijn jaarlijkse vakantie ziek wordt of een ongeval heeft, kan de periode van jaarlijkse vakantie die overeenstemt met de periode gedurende welke men door de ziekte of ongeval arbeidsongeschikt was, omzetten naar ziekteverlof. Opdat de jaarlijkse vakantiedagen naar ziekteverlof kunnen worden omgezet, moet: 1° het personeelslid een getuigschrift van zijn behandelend arts indienen waaruit de startdatum en duur van de arbeidsongeschiktheid blijkt; 2° de arbeidsongeschiktheid melden overeenkomstig de regeling die is opgenomen in het arbeidsreglement."
Art. 9.In deel XI wordt het opschrift van titel 3 vervangen door wat volgt: "Titel 3. bevallingsverlof, opvangverlof, pleegzorgverlof en pleegouderverlof".
Art. 10.Artikel XI 18 wordt vervangen door wat volgt: "Art. XI 18. De ambtenaar krijgt op zijn aanvraag opvangverlof wanneer een minderjarig kind in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij.
Het opvangverlof bedraagt ten hoogste zes weken per ambtenaar.
De zes weken opvangverlof worden op de volgende wijze opgetrokken: 1° met één week vanaf 1 januari 2019;2° met twee weken vanaf 1 januari 2021;3° met drie weken vanaf 1 januari 2023;4° met vier weken vanaf 1 januari 2025;5° met vijf weken vanaf 1 januari 2027. Indien beide ouders het kind adopteren dan worden de bijkomende weken onderling verdeeld.
De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind een handicap heeft.
De maximumduur van het opvangverlof wordt met twee weken per ambtenaar verlengd bij de gelijktijdige adoptie van meerdere minderjarige kinderen.
Indien slechts één van de samenwonende partners adopteert of de pleegvoogdij uitoefent, kan alleen die persoon het verlof genieten.
In het kader van een interlandelijke adoptie kan het opvangverlof ook de periode bestrijken die voorafgaat aan de daadwerkelijke opvang van het geadopteerde kind in België, als die voorafgaande periode niet meer bedraagt dan vier weken en ze wordt besteed aan de voorbereiding van de daadwerkelijke opvang van het kind.
Het opvangverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit."
Art. 11.Aan deel XI titel 3 wordt een afdeling 3 toegevoegd die luidt als volgt: "Afdeling 3. Pleegzorgverlof en pleegouderverlof Art. XI 19 bis. Een ambtenaar heeft per kalenderjaar recht op zes dagen pleegzorgverlof.
In geval van langdurige pleegzorg heeft de ambtenaar die in het kader van een langdurige pleegzorg een kind in zijn gezin opvangt, voor de zorg voor dat kind, een eenmalig recht op pleegouderverlof gedurende een aaneengesloten periode van maximaal zes weken.
Het pleegouderverlof van zes weken wordt als volgt opgetrokken: 1° met één week vanaf 1 januari 2019;2° met twee weken vanaf uiterlijk 1 januari 2021;3° met drie weken vanaf uiterlijk 1 januari 2023;4° met vier weken vanaf uiterlijk 1 januari 2025;5° met vijf weken vanaf uiterlijk 1 januari 2027. Als beide ouders zijn aangesteld als pleegouder, dan worden de bijkomende weken onderling verdeeld.
De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verdubbeld als het kind dat in het gezin opgenomen wordt, een handicap heeft.
De maximumduur van het pleegouderverlof wordt met twee weken per personeelslid verlengd als meerdere pleegkinderen tegelijkertijd langdurig in het gezin worden opgenomen.
In het zesde lid wordt verstaan onder langdurige pleegzorg: de pleegzorg waarvan bij het begin duidelijk is dat het kind voor minstens zes maanden in hetzelfde pleeggezin bij dezelfde pleegouders zal verblijven.
Het pleegzorgverlof en pleegouderverlof worden aan de ambtenaar toegekend op grond van de arbeidsovereenkomstwet.
Het pleegzorgverlof en pleegouderverlof worden met dienstactiviteit gelijkgesteld.
Tijdens het pleegzorgverlof heeft een ambtenaar recht op 82 % van het brutoloon.
Tijdens de eerste drie dagen van het pleegouderverlof hebben de ambtenaar recht op een doorbetaling van het salaris. Vanaf de vierde dag heeft de ambtenaar recht op 82 % van het brutosalaris."
Art. 12.Artikel XI 24 § 1, § 2 en § 3 worden vervangen door wat volgt: " § 1. Een ambtenaar die afwezig is wegens ziekte of ongeval van gemeen recht kan in het kader van de re-integratie in een voltijds arbeidsregime de arbeid deeltijds hervatten onder de vorm van deeltijdse prestaties wegens ziekte.
De deeltijdse prestaties wegens ziekte worden toegekend door het geneeskundig controleorgaan, dat eveneens de duurtijd van deeltijdse prestaties wegens ziekte, als het prestatieregime tijdens de deeltijdse prestaties wegens ziekte bepaalt.
De duurtijd vermeld in het tweede lid, bedraagt maximaal drie maanden en kan voor zover de deeltijdse prestaties wegens ziekte blijven bijdragen tot de voltijdse hervatting van de arbeid meermaals worden verlengd met een periode van maximaal drie maanden.
Het prestatieregime vermeld in het tweede lid bedraagt minimaal 50 % van een voltijdse arbeidsduur. § 2. De deeltijdse prestaties vermeld in § 1 zijn gedurende de eerste zes maanden van het re-integratietraject een recht.
Vanaf de zevende maand kunnen de deeltijdse prestaties wegens ziekte, na advies van het geneeskundig controleorgaan, worden toegestaan als ze blijven bijdragen tot de voltijdse re-integratie van de ambtenaar en de leidend ambtenaar instemt met de verderzetting van de deeltijdse prestaties wegens ziekte. § 3. Van het minimum prestatieregime vermeld in § 1, vierde lid, kan worden afgeweken als de leidend ambtenaar hiermee instemt."
Art. 13.De artikelen XI 27 tot en met XI 31 worden vervangen door wat volgt: "Art. XI 27. § 1. Een ambtenaar heeft tijdens zijn loopbaan recht op zestig maanden verlof voor deeltijdse prestaties. Na uitputting van dit recht kan een ambtenaar verlof voor deeltijdse prestaties krijgen als een gunst.
Het verlof voor deeltijdse prestaties wordt met minimaal drie maanden en maximaal twaalf maanden aangevraagd, waarbij iedere aanvraag bestaat uit volledige kalendermaanden. Het verlof voor deeltijdse prestaties start op de eerste dag van de maand.
In afwijking van de tweede zin van het tweede lid kan het verlof voor deeltijdse prestaties starten op een andere dag, dan de eerste dag van de maand als het aaneensluitend volgt op bevallingsverlof, vaderschaps- of meemoederschapsverlof, ziekteverlof, ouderschapsverlof, medisch bijstandsverlof, palliatief verlof of geboorteverlof. § 2. De volgende modaliteiten zijn van toepassing op het verlof voor deeltijdse prestaties vermeld in paragraaf 1: 1° het verlof voor deeltijdse prestaties wordt opgenomen met een vermindering van de arbeidsprestaties tot 90 %, 80 %, 70 %, 60 % of 50 % van een voltijdse betrekking;2° het werkrooster en de nadere regelen voor de opname van het verlof voor deeltijdse prestaties worden vastgesteld in overleg met de leidend ambtenaar;3° het gekozen arbeidsregime, het vastgestelde werkrooster en opnamemodaliteiten kunnen gedurende drie maanden niet worden gewijzigd, tenzij met goedkeuring van de leidend ambtenaar. § 3. De aanvraag tot en de toestemming om zijn ambt uit te oefenen met deeltijdse prestaties wordt ingediend bij en toegestaan door de leidend ambtenaar.
De leidend ambtenaar maakt zijn beslissing bekend aan de ambtenaar binnen een maand te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag, zo niet wordt ervan uitgegaan dat de beslissing gunstig is. De overheid die het verlof voor deeltijdse prestaties toestaat, beoordeelt of het geven van de toestemming verenigbaar is met de goede werking van de dienst.
De leidend ambtenaar kan indien de goede werking van de dienst dit vereist de opname van het door de ambtenaar aangevraagde verlof voor deeltijdse prestaties met maximaal drie maanden uitstellen.
Het verlof voor deeltijdse prestaties kan worden toegekend aan de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar, mits goedkeuring van het dagelijks bestuur.
Art. XI 28. § 1. Onverminderd artikel XI 27 heeft een ambtenaar vanaf de leeftijd van 55 jaar recht op verlof voor deeltijdse prestaties. § 2. De modaliteiten vermeld in artikel XI 27, § 1, tweede en derde lid, en § 2 en 3 zijn overeenkomstig van toepassing op het verlof voor deeltijdse prestaties vermeld in paragraaf 1.
Art. XI 29. § 1. Het ziekteverlof maakt geen einde aan het stelsel van verlof voor deeltijdse prestaties. § 2. Als een feestdag op een dag verlof voor deeltijdse prestaties valt, loopt dit verlof door. § 3. Het verlof voor deeltijdse prestaties wordt opgeschort zodra de ambtenaar verlof krijgt:
1°
voor bevalling, adoptie en pleegvoogdij en ouderschap;
2°
voor het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd, van diensten bij de civiele bescherming of van taken van openbaar nut, als vermeld in de gecoördineerde wetten van 20 februari 1980 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden.
Art. XI 30. Het verlof voor deeltijdse prestaties wordt met dienstactiviteit gelijkgesteld.
Onverminderd de toepassing van artikel XIII 6 heeft het personeelslid tijdens het verlof voor deeltijdse prestaties geen recht op een salaris."
Art. 14.Aan deel XI wordt een titel 5 bis toegevoegd die luidt als volgt: "Titel 5bis. Verlof voor deeltijdse prestaties wegens chronische ziekte of handicap Art. XI 31. § 1. De ambtenaar die beschikt over een externe erkenning als persoon met een chronische ziekte of handicap in de zin van artikel 2, § 1, 4°, a) tot en met f), van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 december 2004 houdende maatregelen ter bevordering en ondersteuning van het gelijkekansen- en diversiteitsbeleid in de Vlaamse administratie, heeft recht op verlof voor deeltijdse prestaties wegens handicap of chronische ziekte op voorwaarde dat de arbeidsgeneesheer van oordeel is dat het deeltijds werken bijdraagt tot of noodzakelijk is voor het aanvatten, hervatten of het behoud van de tewerkstelling van de ambtenaar. De arbeidsgeneesheer pleegt overleg met de behandelend geneesheer, de leidend ambtenaar en desgevallend met het geneeskundig controleorgaan. § 2. Het verlof voor deeltijdse prestaties wegens chronische ziekte of handicap wordt toegekend a rato van 50 %, 60 %, 70 % of 80 % van een voltijdse betrekking.
Het integratieprotocol bepaalt minstens: 1. de modaliteiten van het verlof;2. de looptijd van het verlof.Dit kan van onbepaalde duur zijn; 3. het tijdstip waarop het verlof en de modaliteiten worden geëvalueerd. Zowel de ambtenaar als de arbeidsgeneesheer, in het raam van een gezondheids- of re-integratiebeoordeling zoals voorzien in Boek I, titel 4 van de Codex over het welzijn op het werk, kunnen op ieder moment vragen om het verlof en de modaliteiten te herzien. § 3. Het verlof voor deeltijdse prestaties wegens handicap of chronische ziekte wordt met dienstactiviteit gelijkgesteld.
Onverminderd de toepassing van artikel XIII 6 heeft een ambtenaar tijdens een verlof voor deeltijdse prestaties wegens handicap of chronische ziekte geen recht op salaris.
Artikel XI 29 is overeenkomstig van toepassing.
Een ambtenaar die verlof voor deeltijdse prestaties wegens een chronische ziekte of handicap opneemt, kan dit verlof tezelfdertijd niet combineren met een verlof voor deeltijdse prestaties, een vermindering van de arbeidsprestaties in het kader van zorgkrediet of met een deeltijdse loopbaanonderbreking in het kader van een federaal zorgverlof.
Het verlof voor deeltijdse prestaties wegens een chronische ziekte of handicap wordt opgeschort bij opname van een voltijds zorgkrediet of voltijds federaal zorgverlof."
Art. 15.In artikel XI 37 wordt in de eerste en de tweede zin het woord "halftijdse" vervangen door de woorden "halftijdse of 1/5".
Art. 16.In artikel XI 40 § 1 eerste alinea wordt in de eerste zin het woord "halftijdse" vervangen door de woorden "halftijdse of 1/5". In de tweede zin wordt tussen de woorden "loopbaanonderbreking" en "24" de zinsnede "of 1/5 vermindering van de arbeidsprestaties" toegevoegd.
Art. 17.In artikel XI 40 § 1 tweede alinea wordt in de eerste zin het woord "halftijdse" vervangen door de woorden "halftijdse of 1/5".
Art. 18.In artikel XI 40 § 2 eerste alinea wordt in de eerste zin het woord "halftijdse" vervangen door de woorden "halftijdse of 1/5". In de tweede zin wordt na de woorden "halftijdse loopbaanonderbreking" de zinsnede "en 5 maanden 1/5 loopbaanonderbreking" toegevoegd.
Art. 19.In artikel XI 40 § 3 wordt in de eerste zin het woord "halftijdse" vervangen door de woorden "halftijdse of 1/5".
Art. 20.In artikel XI 43 § 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "drie maanden" worden vervangen door "vier maanden", de woorden "zes maanden" worden vervangen door "acht maanden" en de woorden "vijftien maanden" worden vervangen door "twintig maanden".2° Er wordt er een punt 4 toegevoegd, dat luidt als volgt: "4.in geval van 1/10 loopbaanonderbreking, veertig maanden per kind bedraagt, op te nemen in periodes van tien maanden of een veelvoud daarvan."; 3° in paragraaf 2 wordt de zinsnede "en aan vijf maanden 1/5 loopbaanonderbreking" vervangen door de zinsnede ", aan vijf maanden 1/5 loopbaanonderbreking en aan tien maanden 1/10 loopbaanonderbreking".
Art. 21.In deel XI, titel 6bis wordt een afdeling 4bis, dat bestaat uit artikel XI 45 bis, ingevoegd, dat luidt als volgt: "Afdeling 4bis. Mantelzorgverlof Art. XI 45 bis. § 1. In dit artikel wordt verstaan onder mantelzorger: de persoon van wie de hoedanigheid van mantelzorger erkend is conform hoofdstuk 3 van de wet van 12 mei 2014 betreffende de erkenning van de mantelzorger. § 2. Een ambtenaar die erkend is als mantelzorger van een zorgbehoevend persoon heeft recht op mantelzorgverlof. Hij neemt het mantelzorgverlof op een van de volgende wijzen op: 1° met een volledige onderbreking van de loopbaan;2° met een vermindering van de voltijdse arbeidsprestaties met de helft;3° met een vermindering van de voltijdse arbeidsprestaties met een vijfde. § 3. De voltijdse onderbreking van de loopbaan bedraagt maximaal één maand per zorgbehoevend persoon.
De vermindering van de voltijdse arbeidsprestaties met de helft of een vijfde bedraagt maximaal twee maanden per zorgbehoevend persoon.
Een personeelslid heeft gedurende zijn volledige loopbaan recht op maximaal: 1° zes maanden volledige onderbreking van de loopbaan;2° twaalf maanden vermindering van de voltijdse arbeidsprestaties met de helft of een vijfde. Bij verandering van opnamevorm wordt het al opgenomen mantelzorgverlof aangerekend volgens het principe dat een maand volledige onderbreking gelijk is aan twee maanden vermindering van de arbeidsprestaties.".
Art. 22.In artikel XI 47 worden de woorden "een voorzitter van een districtsraad" vervangen door "een districtsburgemeester".
Art. 23.In artikel XI 65 wordt punt 2 geschrapt.
Art. 24.In artikel XI 65 punt 4 en 7 wordt het woord "huwelijk" vervangen door de woorden "huwelijk of wettelijke samenwoning".
Art. 25.Aan deel XI wordt een titel 9 bis "geboorteverlof" toegevoegd die bestaat uit het volgende artikel: "Art. XI 66 bis. § 1. Een ambtenaar heeft recht op geboorteverlof naar aanleiding van de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs de zijde van de ambtenaar vaststaat.
Bij ontstentenis van een persoon die geboorteverlof opneemt op grond van de afstamming met het kind, heeft de ambtenaar die gehuwd is of samenwoont met de moeder van het kind recht op het geboorteverlof.
Het recht op moederschapsverlof, vermeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, sluit voor eenzelfde ouder het recht op geboorteverlof uit.
Het geboorteverlof bedraagt vijftien werkdagen. Het wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit. Het geboorteverlof moet binnen een termijn van vier maanden die start op de dag waarop het kind geboren wordt, worden opgenomen.
Het geboorteverlof wordt in mindering gebracht van het recht op opvangverlof vermeld in artikel XI 18.
Voor geboortes die plaatsvinden vanaf 1 januari 2023 bedraagt het geboorteverlof 20 werkdagen. § 2. Het geboorteverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Wat de geboortes betreffen die vanaf 1 januari 2021 plaatsvinden geldt de volgende verloningsregeling: 1° een ambtenaar heeft gedurende de: a) eerste tien dagen recht op een doorbetaling van het salaris;b) vijf resterende dagen recht op 82 % van het brutosalaris.Voor de bepaling van dit salaris wordt het brutosalaris op jaarbasis begrensd op 26.230 (100 %).
Wat de geboortes betreffen die vanaf 1 januari 2023 plaatsvinden geldt de volgende verloningsregeling: 1° een ambtenaar heeft gedurende de: a) eerste tien dagen recht op een doorbetaling van het salaris;b) tien resterende dagen recht op 82 % van het brutosalaris.Voor de bepaling van dit salaris wordt het brutosalaris op jaarbasis begrensd op 26.230 (100 %)."
Art. 26.Artikel XI 70 wordt vervangen door wat volgt: "Art. XI 70. Op aanvraag van de ambtenaar wordt binnen de hierna bepaalde grenzen, twee dagen per maand dienstvrijstelling verleend om de volgende politieke mandaten uit te oefenen: 1° gemeenteraadslid;2° lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, dat geen gemeenteraadslid is;3° lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst, dat geen gemeenteraadslid of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn is;4° lid van de districtsraad;5° lid van de provincieraad. De dienstvrijstelling, vermeld in het eerste lid, is niet van toepassing als de ambtenaar naast een mandaat als vermeld in het eerste lid, ook een of meer van de volgende mandaten uitoefent: 1° burgemeester;2° schepen;3° districtsburgemeester;4° districtsschepen;5° voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst;6° lid van het vast bureau van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat een andere gemeente bedient dan de gemeente Voeren of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966;7° voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente Voeren bedient, of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966; 8° gedeputeerde."
Art. 27.Artikel XI 71 wordt geschrapt en vervangen door wat volgt: "Art. XI 71. Op aanvraag van de ambtenaar wordt binnen de hierna bepaalde perken facultatief politiek verlof toegekend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten:
1°
gemeenteraadslid, lid van de raad voor maatschappelijk welzijn dat geen lid is van de gemeenteraad, lid van het bijzonder comité voor de sociale dienst, dat geen gemeenteraadslid of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn is of districtsraadslid:
a)
in een gemeente of district tot en met 80.000 inwoners: twee dagen per maand;
b)
in een gemeente of district van 80.001 of meer inwoners: vier dagen per maand;
2°
schepen, voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente Voeren bedient, of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 of districtsburgemeester:
a)
in een gemeente of district tot en met 30.000 inwoners: vier dagen per maand;
b)
in een gemeente of district van 30.001 tot en met 50.000 inwoners: een vierde van een voltijds ambt;
c)
in een gemeente of district van 50.001 tot en met 80.000 inwoners: de helft van een voltijds ambt;
3°
districtsschepen:
a)
in een district tot en met 10.000 inwoners: twee dagen per maand;
b)
in een district van 10.001 tot en met 20.000 inwoners: drie dagen per maand;
c)
in een district van 20.001 of meer inwoners: vijf dagen per maand.
4°
burgemeester:
a)
in een gemeente tot en met 30.000 inwoners: een vierde van een voltijds ambt;
b)
in een gemeente van 30.001 tot en met 50.000 inwoners: de helft van een voltijds ambt;
5°
provincieraadslid dat geen gedeputeerde is: vier dagen per maand.
Het politiek verlof, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt niet toegekend als de ambtenaar ook een of meer van de volgende mandaten uitoefent: 1° burgemeester;2° schepen;3° districtsburgemeester;4° districtsschepen;5° voorzitter van het bijzonder comité voor de sociale dienst;6° lid van het vast bureau van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat een andere gemeente bedient dan de gemeente Voeren of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1996; 7° voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente Voeren bedient, of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1996."
Art. 28.In artikel XI 72 punt 1 tweede alinea worden de woorden "De voorzitters van het districtscollege van een district" vervangen door de woorden "De districtsburgemeesters".
Art. 29.In artikel XI 72 punt 2 eerste alinea worden de woorden "of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente" geschrapt.
In de tweede alinea worden de woorden "De leden van het districtscollege van een district" vervangen door de woorden "De districtsschepenen".
Tenslotte wordt in punt 2 een derde alinea toegevoegd die luidt als volgt: "De voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat de gemeente Voeren bedient, of een gemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1996: de regeling voor schepen, vermeld in punt 2 is overeenkomstig van toepassing."
Art. 30.In artikel XI 72 punt 3 worden de woorden "lid van de deputatie van een provincieraad" vervangen door de woorden "de gedeputeerde".
Art. 31.In artikel XI 72 punt 9 wordt het woord "gewestelijk" geschrapt.
Art. 32.In artikel XI 74 eerste alinea worden de woorden "van het districtscollege van een district" vervangen door de woorden "een districtsburgemeester".
Art. 33.In artikel XI 81 worden de woorden "de eerstvolgende werkdag na de verkiezingen, mits afgezien wordt van het presentiegeld" vervangen door de woorden "de eerstvolgende werkdag na de verkiezingen op voorwaarde dat het personeelslid afziet van het presentiegeld en de werkzaamheden in het stembureau of stemopnemingsbureau tot na middernacht hebben voortgeduurd".
Art. 34.Artikel XI 85 wordt vervangen door wat volgt: "Het personeelslid kan dienstvrijstelling krijgen voor de benodigde tijd om bloed, plasma of bloedplaatjes af te staan en voor een maximale verplaatsingstijd van 2 uur."
Art. 35.In deel XI wordt een artikel XI 86 bis toegevoegd dat luidt als volgt: "Art. XI 86 bis. De ambtenaar krijgt gedurende zijn volledige loopbaan bij de instelling twintig dagen dienstvrijstelling voor medische onderzoeken en psychologische begeleiding in het kader van transgenderzorg."
Art. 36.In deel XI wordt een artikel XI 89 toegevoegd dat luidt als volgt: "Art. XI 89. Op de geboortes die plaatsvonden vóór 1 januari 2021 blijft het geboorteverlof van toepassing dat gold op de dag van de geboorte.".
Art. 37.In deel XI wordt een titel 13bis, die bestaat uit artikel XI 87 bis, ingevoegd, die luidt als volgt: "Titel 13bis. Gestandaardiseerd gunstverlof "Art. XI 87bis. De leidend ambtenaar kan op vraag van de ambtenaar een gestandaardiseerd gunstverlof toekennen. Bij de toekenning van het verlof maakt de leidend ambtenaar een afweging tussen de belangen van de organisatie en de belangen van de ambtenaar.
Het gestandaardiseerd gunstverlof kan zowel met losse dagen, als voor een langere al dan niet aaneengesloten periode worden toegekend.
De leidend ambtenaar kan beslissen dat de opname van het verlof met maximaal drie maanden wordt uitgesteld. Als de ambtenaar hiermee niet akkoord gaat, dan wordt het verlof defacto geweigerd, tenzij de ambtenaar en de leidend ambtenaar tot een overeenkomst komen.
Het gestandaardiseerd gunstverlof wordt met dienstactiviteit gelijkgesteld. Tijdens het gestandaardiseerd gunstverlof heeft de ambtenaar geen recht op salaris."
Art. 38.Artikel XII 2. § 2 eerste alinea wordt vervangen door wat volgt: " § 2. De ambtenaar wiens onregelmatige benoeming, in het in § 1, 1 bedoelde geval, niet te wijten is aan arglist of bedrog in zijn hoofde, krijgt een verbrekingsvergoeding, die berekend wordt overeenkomstig artikel XIII 5 bis."
Art. 39.Artikel XII 3 wordt vervangen door wat volgt: "Art. XII 3. Tot ambtsneerlegging geven aanleiding:
1°
het vrijwillig ontslag;
2°
de pensionering ingevolge leeftijd of medische ongeschiktheid;
3°
het ontslag na twee onvoldoendes, zoals bepaald in artikel XII 7.
De bepaling onder 3° van dit artikel is niet van toepassing op de ambtenaar in proeftijd."
Art. 40.Artikel XII 5. § 1 worden de eerste en tweede alinea vervangen door wat volgt: "De ambtenaar die de leeftijd van 63 jaar heeft bereikt, wordt op rust gesteld op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij, zonder definitief ongeschikt te zijn bevonden, sedert zijn drieeënzestigste verjaardag komt tot een totaal van 365 kalenderdagen afwezigheid wegens ziekte."
Art. 41.Artikel XII 7 wordt vervangen door wat volgt: "Art. XII 7. § 1. Een ambtenaar kan ontslagen worden als hij na een eerste evaluatie onvoldoende naar aanleiding van één van de tien eerstvolgende evaluaties een tweede evaluatie onvoldoende krijgt.
De benoemende overheid neemt de beslissing tot ontslag van de ambtenaar binnen de 30 kalenderdagen die volgen op de datum waarop de onvoldoende definitief is geworden. Indien de benoemende overheid deze beslissing niet binnen de voormelde 30 kalenderdagen neemt, dan wordt de ambtenaar geacht niet te zijn ontslagen.
Indien de benoemende overheid beslist om de ambtenaar vermeld in het eerste lid niet te ontslaan of als de termijn vermeld in het tweede lid verstreken is, dan kan de benoemende overheid pas naar aanleiding van een volgende evaluatie die met een onvoldoende werd afgesloten, beslissen om de ambtenaar vermeld in het eerste lid te ontslaan. § 2. Als de benoemende overheid beslist om de ambtenaar te ontslaan, dan bezorgt hij deze beslissing schriftelijk per beveiligde zending aan de ambtenaar.
Het ontslag als ambtenaar treedt in werking na het verstrijken van een opzeggingstermijn, onverminderd artikel XII 7bis.
De startdatum en duur van de opzeggingstermijn worden in het geschrift vermeld in het eerste lid aan de ambtenaar meegedeeld. § 3. De opzeggingstermijn start op de maandag die volgt op de week waarin de beveiligde zending uitwerking heeft. § 4. De door de benoemende overheid te respecteren opzeggingstermijn wordt als volgt vastgesteld:
Anciënniteit bij de instelling
Opzeggingstermijn
0 jaar tot minder dan 1 jaar
7 weken
1 tot minder dan 2 jaar
11 weken
2 tot minder dan 3 jaar
12 weken
3 tot minder dan 4 jaar
13 weken
4 jaar tot minder dan 5 jaar
15 weken
5 jaar tot minder dan 6 jaar
18 weken
6 jaar tot minder dan 7 jaar
21 weken
7 jaar tot minder dan 8 jaar
24 weken
8 jaar tot minder dan 9 jaar
27 weken
9 jaar tot minder dan 10 jaar
30 weken
10 jaar tot minder dan 11 jaar
33 weken
11 jaar tot minder dan 12 jaar
36 weken
12 jaar tot minder dan 13 jaar
39 weken
13 jaar tot minder dan 14 jaar
42 weken
14 jaar tot minder dan 15 jaar
45 weken
15 jaar tot minder dan 16 jaar
48 weken
16 jaar tot minder dan 17 jaar
51 weken
17 jaar tot minder dan 18 jaar
54 weken
18 jaar tot minder dan 19 jaar
57 weken
19 jaar tot minder dan 20 jaar
60 weken
20 jaar tot minder dan 21 jaar
62 weken
21 jaar tot minder dan 22 jaar
63 weken
22 jaar tot minder dan 23 jaar
64 weken
23 jaar tot minder dan 24 jaar
65 weken
24 jaar tot minder dan 25 jaar
66 weken
25 jaar tot minder dan 26 jaar
67 weken
26 jaar tot minder dan 27 jaar
68 weken
27 jaar tot minder dan 28 jaar
69 weken
28 jaar tot minder dan 29 jaar
70 weken
29 jaar tot minder dan 30 jaar
71 weken
30 jaar tot minder dan 31 jaar
72 weken
31 jaar tot minder dan 32 jaar
73 weken
32 jaar tot minder dan 33 jaar
74 weken
33 jaar tot minder dan 34 jaar
75 weken
34 jaar tot minder dan 35 jaar
76 weken
35 jaar tot minder dan 36 jaar
77 weken
36 jaar tot minder dan 37 jaar
78 weken
37 jaar tot minder dan 38 jaar
79 weken
38 jaar tot minder dan 39 jaar
80 weken
39 jaar tot minder dan 40 jaar
81 weken
40 jaar tot minder dan 41 jaar
82 weken
In onderling akkoord tussen de benoemende overheid en de ambtenaar kan een opzeggingstermijn worden vastgesteld die korter is dan de termijn vermeld in het eerste lid. § 5. Voor de bepaling van de anciënniteit in het kader van de vaststelling van de opzeggingstermijn wordt rekening gehouden met de periodes van ononderbroken tewerkstelling als personeelslid bij de instelling. Periodes gedurende welke de ambtenaar met een verlof was, tellen mee voor de berekening van de anciënniteit vermeld in dit lid."
Art. 42.Aan artikel XII 7 wordt een artikel XII 7 bis toegevoegd dat luidt als volgt: "Art. XII 7bis. § 1. In afwijking van artikel XII 7, § 2, tweede lid, kan de benoemende overheid beslissen dat het ontslag als ambtenaar onmiddellijk ingaat, mits aan de ambtenaar een verbrekingsvergoeding wordt uitbetaald.
De hoogte van de verbrekingsvergoeding vermeld in het eerste lid is gelijk aan het salaris dat tijdens de opzeggingstermijn, die overeenkomstig artikel XII 7, § 4, had moeten worden gepresteerd, moest worden uitbetaald. Bij de berekening van de verbrekingsvergoeding wordt ook rekening gehouden met de voordelen die de ambtenaar op basis van het statuut verwierf.
De verbrekingsvergoeding wordt pro rata verminderd als de ambtenaar op het moment van het ontslag als gevolg van de opname van een verlof voor deeltijdse prestaties, deeltijdse prestaties wegens een chronische ziekte of een handicap, een vermindering in het kader van zorgkrediet of een vermindering in het kader van een medisch bijstandsverlof niet voltijds werkt.
In afwijking van het derde lid wordt de vergoeding niet pro rata verminderd als een ambtenaar op het moment van het ontslag niet voltijds werkt als gevolg van een deeltijdse prestaties wegens ziekte of een vermindering in het kader van een ouderschapsverlof of palliatief verlof.
Als de ambtenaar op het moment van het ontslag voltijds afwezig is als gevolg van één van de volgende verloven, dan wordt er rekening gehouden met het salaris dat de ambtenaar zou hebben genoten, mocht hij niet met verlof zijn geweest: 1° zorgkrediet;2° federaal zorgverlof;3° onbetaald verlof;4° politiek verlof;5° een verlof in het kader van een tewerkstelling voor een externe werkgever gedurende welke het loon niet wordt doorbetaald. § 2. In het geschrift waarmee de beslissing tot ontslag wordt meegedeeld, wordt in afwijking van artikel XII 7, § 2, derde lid, ook de waarde van de verbrekingsvergoeding die zal worden uitbetaald meegedeeld. § 3. Tijdens een lopende opzeggingstermijn kan de benoemende overheid beslissen om het ontslag als ambtenaar alsnog onmiddellijk te laten ingaan, mits betaling van een verbrekingsvergoeding.
De hoogte van de verbrekingsvergoeding vermeld in het eerste lid is gelijk aan het salaris dat tijdens de nog resterende opzeggingstermijn moest worden uitbetaald. Artikel XII 7bis, § 1, tweede tot vijfde lid zijn overeenkomstig van toepassing."
Art. 43.Aan artikel XII 7 wordt een artikel XII 7 ter toegevoegd dat luidt als volgt: "Art. XII 7ter. Met het oog op de onderbrenging van de ambtenaar onder de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering, sector uitkeringen, en de moeder-schapsverzekering worden tijdens de opzeggingstermijn of op de verbrekingsvergoeding de desbetreffende werknemersbijdragen ingehouden en samen met de werkgeversbijdrage gestort. Indien deze niet volstaan, betaalt de werkgever de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen."
Art. 44.Aan artikel XII 7 wordt een artikel XII 7 quater toegevoegd dat luidt als volgt: "Art. XII 7quater. § 1. Een ambtenaar die overeenkomstig artikel XII 7, § 1, ontslagen wordt, heeft recht op outplacementbegeleiding op voorwaarde dat hij recht heeft op ofwel: 1° een opzeggingstermijn van minstens dertig weken;2° een verbrekingsvergoeding die een opzeggingstermijn van minstens dertig weken vervangt. § 2. In geval van een ontslag met een opzeggingstermijn heeft de ambtenaar recht op een outplacementbegeleiding van zestig uren die worden opgenomen tijdens het sollicitatieverlof vermeld in artikel XII 7 quinques. § 3. In geval van een ontslag met een verbrekingsvergoeding heeft de ambtenaar recht op een outplacementbegeleiding van zestig uren waarvan de waarde gelijk is aan een twaalfde van het bruto jaarsalaris van het kalenderjaar dat het ontslag voorafgaat met een minimumwaarde van 1800 en een maximumwaarde van 5500. Deze waardes worden pro rata verminderd in geval de ambtenaar op het moment van het ontslag verminderd werkt.
De opzeggingstermijn op grond waarvan de vergoeding vermeld in artikel XII 7bis berekend wordt, wordt in geval de ambtenaar recht heeft op outplacementbegeleiding met vier weken verminderd.
Het tweede lid is niet van toepassing als de ambtenaar binnen de zeven kalenderdagen na kennisname van het ontslag door middel van een geneeskundig getuigschrift aantoont dat hij medisch ongeschikt is om een outplacementbegeleiding te volgen."
Art. 45.Aan artikel XII 7 wordt een artikel XII 7 quinques toegevoegd dat luidt als volgt: "Art. XII 7quinques. Een ambtenaar die overeenkomstig artikel XII 7, § 1, ontslagen wordt, heeft tijdens de opzeggingstermijn onder de volgende voorwaarden recht op sollicitatieverlof: 1° de ambtenaar heeft recht op de outplacementbegeleiding vermeld in artikel XII 7quater: één dag per week, op te nemen met een volle of halve dag;2° de ambtenaar heeft geen recht op outplacementbegeleiding vermeld in artikel XII 7quater: ? gedurende de weken die de laatste zesentwintig weken van de opzeggingstermijn voorafgaan: een halve dag per week; ? gedurende de laatste zesentwintig weken van de opzeggingstermijn: één dag per week op te nemen met een volle of halve dag.
Het sollicitatieverlof wordt met dienstactiviteit gelijkgesteld. Het niet-opgenomen verlof kan niet naar de volgende week worden overgedragen."
Art. 46.In deel XII wordt een artikel XII 10 toegevoegd dat luidt als volgt: "Art. XII 10. Op de opzeggingstermijnen die lopen op 1 juni 2021 blijven de regels van toepassing die golden bij de start van de opzeggingstermijn."
Art. 47.In deel XII wordt een artikel XII 11 toegevoegd dat luidt als volgt: "Art. XII 11. Voor de ambtenaar die op 1 juni 2021 vast benoemd is, wordt de opzeggingstermijn vermeld in artikel XII 7, § 2, tweede lid, berekend door de uitkomst van punt 1° en 2° bij elkaar op te tellen: 1° op grond van de anciënniteit opgebouwd tot en met 1 juni 2021 heeft de ambtenaar recht op een opzeggingstermijn van dertien weken per begonnen periode van vijf jaar anciënniteit; 2° op grond van de anciënniteit opgebouwd vanaf 1 juni 2021 wordt de opzeggingstermijn berekend overeenkomstig artikel XII 7, § 4."
Art. 48.In deel XIII hoofdstuk 1 wordt een artikel XIII 5 bis toegevoegd dat luidt als volgt: "Art. XIII 5 bis. Voor de berekening van de verbrekingsvergoeding vermeld in artikel XII 7bis, wordt het bruto weeksalaris bekomen door het bruto maandsalaris te delen door dertien en te vermenigvuldigen met drie."
Art. 49.Artikel XIII 6 § 2 wordt vervangen door wat volgt: Artikel XIII 6. § 2. Het personeelslid dat afwezig is als gevolg van verlof voor deeltijdse prestaties ontvangt een salarisbonus berekend overeenkomstig paragraaf 2bis als aan één van de volgende voorwaarden voldaan is: 1° het personeelslid heeft de leeftijd van 60 jaar bereikt;2° het personeelslid heeft een kind ten laste dat recht geeft op bijkomende kinderbijslag wegens zijn aandoening of handicap;3° het personeelslid heeft als éénouder gezin ten minste één kind jonger dan vijftien jaar ten laste;4° het personeelslid verstrekt mantelzorg aan een inwonend gezins- of familielid in de eerste of tweede graad. In de gevallen vermeld onder punt 2°, 3° en 4° wordt de salarisbonus gedurende een periode van maximaal 5 jaar toegekend. § 2bis. Als het salaris van het in de paragraaf 2 vermelde personeelslid minder dan 35.000 euro (à 100 %) bedraagt, ontvangt hij het salaris dat verschuldigd is voor het verlof voor deeltijdse prestaties zoals bepaald in paragraaf 1, vermenigvuldigd met het quotiënt van de volgende deling: de deeltijdse prestaties in % + 20 % van het deeltijds niet-gepresteerde deel in % de deeltijdse prestaties in % Als het salaris van het in de paragraaf 2 vermelde personeelslid minder dan 37.000 euro (à 100 %), maar meer dan 35.000 euro (à 100 %) bedraagt, bedraagt het in het eerste lid vermelde percentage van het deeltijds niet-gepresteerde deel 15 %.
Het quotiënt wordt berekend tot op vier decimalen.
Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt onder salaris verstaan, het jaarsalaris vermeerderd met de maandelijkse betaalde toelagen. § 2ter. Voor de ambtenaar die erkend is als een persoon met een chronische ziekte of handicap, en door de arbeidsgeneesheer werd toegelaten tot de deeltijdse prestaties wegens handicap of chronische ziekte vermeld in artikel XI 31, bedraagt het in paragraaf 2bis, eerste lid, vermelde percentage van het deeltijds niet-gepresteerde deel 30 %.
Het salarisplafond vermeld in paragraaf 2bis, eerste en tweede lid is niet van toepassing."
Art. 50.In artikel XIII 20 wordt "Zaterdagprestaties: 1 euro/uur tegen 100 %, prestaties op zaterdag tussen 0u en 24u" vervangen door "Zaterdagprestaties: 25 % van 1/1976 van de jaarwedde, d.w.z. 25 % van het uurloon, prestaties op zaterdag tussen 0u en 24u".
Art. 51.Aan artikel XIII 27 wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt: " § 5. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage van een ambtenaar wordt niet verminderd gedurende het geboorteverlof tijdens welke de ambtenaar geen recht heeft op een volledig salaris.".
Art. 52.Artikel XIII 6 § 2 wordt vervangen door wat volgt: "Art. XIII 29 § 2. De eindejaarstoelage is gelijk aan het hierna bepaalde percentage van het brutosalaris van de maand november:
Tot en met kalenderjaar 2018
Nominale verhoging
Vanaf kalenderjaar 2019
% van het brutosalaris van de maand november
% van het brutosalaris van de maand november
voor rang A2 en hoger en de salarisschalen A291, A292, A168, A169, A118, A119, A129, A128 en A148
59,51 %
5,20 %
64,71 %
voor rang A1, B3, B2, C3 en C2
66,27 %
5,20 %
71,47 %
voor rang B1, C1, D3 en D2
73,68 %
4 %
77,68 %
voor rang D1
80,12 %
4 %
84,12 %
Art. 53.In deel XIII titel 4bis `sociale voordelen' wordt een hoofdstuk 8 bis ingevoegd dat luidt als volgt: "Hoofstuk 8 bis. Mobiliteitskrediet leidend ambtenaar XIII 53. § 1. De leidend ambtenaar ontvangt voor zijn persoonlijke verplaatsingen een jaarlijks mobiliteitskrediet van 14.400 euro. De verplaatsingen omvatten zowel het woon-werkverkeer, als dienstverplaatsingen en privé-verplaatsingen met één of meer van de mobiliteitsopties, vermeld in paragraaf 2.
Het bedrag van 14.400 euro wordt verhoogd tot 21.600 euro indien de leidend ambtenaar een elektrisch of plug-in hybride dienstvoertuig (klasse 1) verwerft. § 2. De leidend ambtenaar kan het mobiliteitskrediet, vermeld in paragraaf 1, aanwenden voor één of meer van de volgende mobiliteitsopties: 1. een dienstwagen;2. een abonnement of andere vervoersbewijzen van het openbaar vervoer;3. een fietsvergoeding voor gebruik van eigen fiets of eigen speed pedelec;4. de aankoop of leasing van een al dan niet elektrische fiets of motor;5. een abonnement fietsdelen;6. een abonnement autodelen; 7. een parkingabonnement of parkingkaartjes." § 3. Bij een afwezigheid van meer dan vier maanden zonder onderbreking of bij aanstelling of beëindiging van het mandaat in de loop van het kalenderjaar, wordt het mobiliteitskrediet, vermeld in paragraaf 1 pro rata toegekend. § 4. Op het einde van elk kalenderjaar of bij de beëindiging van het mandaat wordt een afrekening gemaakt van het gebruikte mobiliteitskrediet. Als uit die afrekening blijkt dat het beschikbare mobiliteitskrediet overschreden is, wordt het saldo van de leidend ambtenaar teruggevorderd. § 5. De leidend ambtenaar die opteert voor een mobiliteitsoptie kan geen aanspraak maken op de overeenkomstige voordelen vermeld in de artikelen VIII 37, VIII 46 en VIII 47.
Art. 54.Aan deel XIII, titel 5 wordt een artikel XIII 57 toegevoegd, dat luidt als volgt: "Art. XIII 57. Voor de geboortes die plaatsvonden voor 1 januari 2021 blijft de regeling inzake de toelage van kracht zoals deze gold op de dag van de geboorte.".
Art. 55.Artikel XIV 4 § 2 wordt vervangen door wat volgt: " § 2. Bijkomende of specifieke opdrachten zijn de functies verbonden aan : 1° opdrachthouder bij de MORA, de Vlaamse Raad WVG en de SALV;2° informaticus;3° attaché;4° informatiedeskundige;5° adjunct van de directeur;6° hoofdprogrammeur;7° programmeur;8° hoofddeskundige;9° deskundige;10° medewerker; 11° assistent."
Art. 56.Artikel XIV 26 wordt vervangen door wat volgt: "Art. XIV 26. Het contractuele personeelslid kan van de volgende verloven genieten: 1. jaarlijkse vakantiedagen en feestdagen 2.bevallingsverlof, opvangverlof en pleegzorgverlof 3. ziekteverlof 4.verlof voor deeltijdse prestaties 5. zorgkrediet 6.loopbaanonderbreking in kader van een federaal zorgverlof 7. verlof voor opdracht 8.vormingsverlof en dienstvrijstelling voor vorming 9. omstandigheidsverlof 10.geboorteverlof 11. onbetaald verlof 12.politiek verlof 13. verlof krachtens federale bepalingen of verplichtingen 14.dienstvrijstellingen 15. gestandaardiseerd gunstverlof" Art.57. § 1. Artikel XIV 27 wordt vervangen door wat volgt: "Art. XIV 27. Wat de verloven vermeld in XIV 26 betreft, geldt voor het contractuele personeelslid dezelfde regeling als voor de ambtenaar, met dien verstande dat: § 1. Jaarlijkse vakantiedagen en feestdagen Het aantal vakantiedagen wordt in evenredige mate verminderd met het aantal onbezoldigde verlofdagen tijdens het lopende jaar en, indien niet meer mogelijk, tijdens het daaropvolgende jaar. In afwijking hiervan ondergaat het jaarlijks vakantieverlof van het contractuele personeelslid geen evenredige vermindering in geval van:
1°
afwezigheid wegens ziekte of ongeval;
2°
bevallingsverlof;
3°
afwezigheid wegens militaire dienst die geen volle kalendermaand beslaat;
4°
vaderschap- of meemoederschapsverlof;
5°
geboorteverlof;
6°
Pleegzorgverlof en pleegouderverlof.
Het contractuele personeelslid behoudt het recht op bezoldiging voor de feestdagen en vervangende vakantiedagen vermeld in artikel XI 11, § 2 die vallen in een periode van 30 dagen die volgt op de aanvang van de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst die het gevolg is van: a) een ziekte of ongeval;b) een arbeidsongeval of een beroepsziekte die een algehele arbeidsongeschiktheid meebrengt;c) een periode van bevallingsverlof. § 2. Bevallingsverlof, opvangverlof, pleegzorgverlof en pleegouderverlof Het contractuele personeelslid heeft geen recht op salaris bij bevallingsverlof. Het bevallingsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Aan het contractueel personeelslid wordt het vader- of meemoederschapsverlof toegekend op grond van de arbeidswetgeving. Het verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit. Tijdens het verlof heeft het contractueel personeelslid onverminderd artikel XIV 34, geen recht op salaris.
Het pleegzorgverlof wordt aan het contractueel personeelslid toegekend op grond van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de uitvoeringsbesluiten. Een contractueel personeelslid ontvangt tijdens het pleegzorgverlof geen salaris.
Het opvangverlof wordt aan het contractueel personeelslid toegekend als het contractuele personeelslid geen gebruikmaakt van de regeling voor het adoptieverlof, vermeld in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Het pleegzorgverlof en pleegouderverlof worden aan het contractuele personeelslid toegekend op grond van de arbeidsovereenkomstwet.
Tijdens het pleegzorgverlof ontvangt het contractueel personeelslid geen salaris.
Tijdens de eerste drie dagen van het pleegouderverlof heeft het contractueel personeelslid recht op een doorbetaling van het salaris.
Vanaf de vierde dag ontvangt een contractueel personeelslid geen salaris. § 3. Ziekteverlof Het ziekteverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het contractuele personeelslid heeft evenwel geen recht op salaris voor de afwezigheid waarvoor een beroep kan worden gedaan op ziekteuitkeringen Aan het contractuele personeelslid wordt de gedeeltelijke werkhervatting toegekend overeenkomstig de regels die zijn opgenomen in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de ZIV-wetgeving. De gedeeltelijke werkhervatting is gedurende de eerste zes maanden een recht. Vanaf de zevende maand kan de gedeeltelijke werkhervatting, na advies van de adviserend geneesheer van de mutualiteit, verder worden toegekend als de leidend ambtenaar hiermee instemt. Een contractueel personeelslid kan het werk gedeeltelijk hervatten met een arbeidsregime dat minder dan 50 % van een voltijdse arbeidsduur bedraagt als de leidend ambtenaar hiermee instemt.
Voor het contractuele personeelslid is de afwezigheid omwille van een arbeidsongeval, een ongeval van en naar het werk of een beroepsziekte gelijkgesteld met dienstactiviteit. § 4. Verlof voor deeltijdse prestaties Het contractuele personeelslid heeft op overeenkomstige wijze als de ambtenaar recht op verlof voor deeltijdse prestaties.
Na uitputting van het recht kan het contractuele personeelslid een verdeeltijdsing van de arbeidsovereenkomst krijgen als een gunst.
In afwijking van het eerste lid is de verdeeltijdsing van de arbeidsovereenkomst een gunst voor het contractuele personeelslid tewerkgesteld met een vervangingsovereenkomst of een overeenkomst voor bepaalde duur voor zover het nog geen twee jaar ononderbroken in dienst is bij de organisatie. § 5. Zorgkrediet Het contractuele personeelslid heeft het recht om zorgkrediet te nemen overeenkomstig de arbeidsrechtelijke bepalingen, die van toepassing zijn voor de organisatie.
Het contractuele personeelslid op proef is uitgesloten van de volledige onderbreking van de loopbaan in het kader van zorgkrediet.
De volledige onderbreking van de loopbaan in het kader van zorgkrediet is een gunst voor het contractueel personeelslid met een vervangingsovereenkomst of een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur.
Om het zorgkrediet met een vermindering van de arbeidsprestaties tot de helft van een voltijdse betrekking te kunnen opnemen, moet het contractuele personeelslid te werk gesteld zijn met een arbeidsovereenkomst waarvan de arbeidsduur minstens gelijk is aan drie vierde van de arbeidsduur van een voltijdse betrekking. § 6. Loopbaanonderbreking in kader van een federaal zorgverlof Het contractuele personeelslid heeft recht op loopbaanonderbreking voor palliatief verlof conform de arbeidsrechtelijke bepalingen, die van toepassing zijn voor de organisatie.
Het contractuele personeelslid heeft recht op loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid volgens de regeling die geldt voor de ambtenaar. Om dit recht onder de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking te kunnen uitoefenen, moet het contractuele personeelslid evenwel minstens met drievierden prestaties zijn tewerkgesteld. Om dit recht met 1/5 loopbaanonderbreking te kunnen uitoefenen, moet het contractueel personeelslid met een voltijdse arbeidsovereenkomst tewerkgesteld zijn Het contractuele personeelslid heeft recht op loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof volgens de regeling die geldt voor de ambtenaar. Om dit recht onder de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking te kunnen uitoefenen, moet het contractuele personeelslid evenwel minstens met drievierden prestaties zijn tewerkgesteld. Om het recht op ouderschapsverlof in de vorm van 1/5 of 1/10 loopbaanonderbreking te kunnen uitoefenen, moet het contractuele personeelslid voltijds zijn tewerkgesteld. § 7. Geboorteverlof Het contractueel personeelslid heeft recht op geboorteverlof op grond van de arbeidsovereenkomstenwet en de uitvoeringsbesluiten.
Het geboorteverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Wat de geboortes betreffen die vanaf 1 januari 2021 plaatsvinden geldt de volgende verloningsregeling: Een contractueel personeelslid heeft gedurende de: a) eerste drie dagen recht op een doorbetaling van het salaris;b) twaalf resterende dagen onverminderd XIV 34 § 3, vierde alinea geen recht op salaris. Wat de geboortes betreffen die vanaf 1 januari 2023 plaatsvinden geldt de volgende verloningsregeling: Een contractueel personeelslid heeft gedurende de: a) eerste drie dagen recht op een doorbetaling van het salaris; b) zeventien resterende dagen onverminderd XIV 34 § 3, vierde alinea geen recht op salaris." § 2. Artikel XIV 28 wordt opgeheven.
Art. 58.Artikel XIV 31 wordt vervangen door wat volgt: "Art. XIV 31. In afwijking van artikel XIV 30 geniet het contractuele personeelslid dat in de hiernavolgende functie in dienst genomen werd, de volgende salarisschaal:
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 59.Aan artikel XIV 34 § 3 worden een derde en vierde alinea toegevoegd die luiden als volgt: "De regeling vermeld in het eerste en tweede lid is overeenkomstig van toepassing in geval het bevallingsverlof naar aanleiding van het overlijden of de hospitalisatie van de moeder van het kind wordt omgezet naar vaderschaps- of meemoederschapsverlof.
Als de totaliteit van de netto-uitkeringen, uitbetaald tijdens de periode van de vierde tot en met de tiende dag van het geboorteverlof, minder bedraagt dan het nettosalaris dat overeenstemt met dezelfde periode, ontvangt het contractuele personeelslid een aanvulling die gelijk is aan het verschil."
Art. 60.De wijziging van het organiek reglement treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de definitieve goedkeuring ervan, met uitzondering van: 1° artikel 10 dat uitwerking heeft met ingang van 1/1/2019;2° de artikelen 15 tot en met 20 die uitwerking hebben op de eerste dag van de maand die volgt op het akkoord van de federale ministerraad;3° artikel 49 dat uitwerking heeft met ingang van 1/10/2019 4° artikel 50 dat uitwerking heeft met ingang van 1/11/2019.5° de artikelen 7, 25, 36, 51, 54, 57 § 7 en 59 tweede alinea die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2021. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering tot goedkeuring van de wijziging van het organiek reglement tot vaststelling van de regeling inzake het personeel van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en van de personeelsformatie De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON