Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 03 februari 2006
gepubliceerd op 24 mei 2006

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 2000 houdende organisatie van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening en de regeling van de rechtspositie van het personeel

bron
vlaamse overheid
numac
2006035782
pub.
24/05/2006
prom.
03/02/2006
ELI
eli/besluit/2006/02/03/2006035782/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 FEBRUARI 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 2000 houdende organisatie van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening en de regeling van de rechtspositie van het personeel


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 28 juni 1983 houdende oprichting van de instelling Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening, inzonderheid op artikel 17, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 2000 houdende organisatie van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2003 en 14 mei 2004;

Gelet op het advies van de Raad van Bestuur gegeven op 28 januari 2005;

Gelet op het protocol nr. 222.712 van 23 november 2005 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling, gegeven op 28 juni 2005;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 juni 2005;

Gelet op het advies nr. 39.555/3 van de Raad van State, gegeven op 20 december 2005 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel IV 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 2000 houdende organisatie van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening en de regeling van de rechtspositie van het personeel, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1 worden de woorden « de raad van bestuur » vervangen door de woorden « de directieraad »;2° in § 1 worden de woorden « de directieraad » vervangen door de woorden « het afdelingshoofd »;3° in § 1 wordt de zinsnede « bij aangetekende brief met ontvangstbewijs via het afdelingshoofd aan de leidend ambtenaar » vervangen door de zinsnede »aan het afdelingshoofd.»; 4° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Onder diensturen wordt verstaan : de uren waarop het statutaire personeelslid krachtens de werktijdregeling die op hem van toepassing is, prestaties moet verrichten. »

Art. 2.In artikel V 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : « Vacante betrekkingen worden bij voorrang ingevuld door herplaatsing.»; 2° er wordt een nieuw tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : « Als er geen geschikte kandidaten voor herplaatsing zijn en er geen bepaling is die voorschrijft hoe in een vacante betrekking moet worden voorzien, kiest de raad van bestuur op gemotiveerd voorstel van de Directieraad of de betrekking moet worden ingevuld : 1° bij wijze van : a) mutatie, b) bevordering door overgang naar een ander niveau, c) aanwerving voor een vacante betrekking in de graad van de laagste rang van elk niveau, 2° bij wijze van : a) mutatie b) bevordering door verhoging in graad c) in het niveau K, indien de keuze voor a) of b) geen geschikte kandidaten oplevert, aanwerving voor een vacante betrekking in de hiërarchisch hogere graad dan de begingraad van elk niveau.»; 3° de bestaande tekst van het tweede, derde en vierde lid vormen respectievelijk het derde, vierde en vijfde lid.

Art. 3.Artikel V 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. V 17. Onder herplaatsing wordt verstaan de overplaatsing naar een vacante betrekking van dezelfde graad van een statutair personeelslid van rang K2 en lager van wie de functie vacant werd verklaard tijdens zijn langdurige afwezigheid, die hem op zijn verzoek werd toegestaan.

Onder herplaatsing wordt tevens verstaan de overplaatsing naar een graad van zijn rang of van een lagere rang van het statutaire personeelslid van rang K2 en lager dat vanwege medische redenen zijn huidige functie niet meer kan of mag uitoefenen.

Een statutair personeelslid van rang K2 en lager kan op eigen verzoek herplaatst worden in een betrekking van een graad van een lagere rang wanneer hij om persoonlijke redenen zijn huidige functie niet meer kan of mag uitoefenen. Hij dient hiertoe een schriftelijke aanvraag tot vrijwillige herplaatsing in bij de leidend ambtenaar.

Bij herplaatsing in een graad van een lagere rang in toepassing van het tweede en het derde lid van dit artikel, wordt het statutaire personeelslid ingeschaald in de nieuwe salarisschaal overeenkomstig artikel XIII 19, § 2, behalve als het statutaire personeelslid het slachtoffer is van een arbeidsongeval of een beroepsziekte. ».

Art. 4.Artikel V 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. V 18. De beslissing tot herplaatsing wordt genomen door de Raad van Bestuur.

De herplaatsing naar een andere graad heeft de benoeming in de nieuwe graad tot gevolg. ».

Art. 5.In deel V, titel III van hetzelfde besluit wordt een artikel V 19 toegevoegd dat luidt als volgt : « Art. V 19. De bepalingen van deze titel zijn niet van toepassing op de stagedoende statutaire personeelsleden. ».

Art. 6.In artikel VI 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden het tweede en het derde lid opgeheven;2° in § 2 worden de woorden « artikel VI 4 § 2 » vervangen door de woorden « artikel VI 4 ».

Art. 7.In artikel VI 5, § 1 van hetzelfde besluit wordt het punt 1° vervangen door wat volgt : « 1° een minimumleeftijdsgrens; ».

Art. 8.In artikel VII 13 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Met ingang van de eerste werkdag die volgt op de beslissing tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid, wordt met het stagedoend statutair personeelslid een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van drie maanden afgesloten. Wanneer de werknemers- en werkgeversbijdragen met betrekking tot de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van drie maanden niet volstaan, stort de Maatschappij bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de nog ontbrekende werknemers- en werkgeversbijdragen voor de opname van het stagedoend statutair personeelslid in het stelsel van de werkloosheid, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering.

De duur van de periode gedekt door deze storting mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van het ontslagen statutair personeelslid. »

Art. 9.Artikel VII 14 van hetzelfde besluit worden vervangen door wat volgt : « Art. VII 14. § 1. Het stagedoende statutaire personeelslid dat tijdens de stage een zware fout begaat, kan worden ontslagen zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding. § 2. Het ontslag wegens een zware fout zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding wordt door de raad van bestuur gegeven binnen de 3 werkdagen na kennisname door de onmiddellijke en hiërarchische meerdere van niveau K van het feit dat als zware fout zou kunnen worden beschouwd.

Voorafgaand aan de ontslagbeslissing hoort de voorzitter van de directieraad of zijn vervanger, samen met de in het voorgaande lid bedoelde hiërarchische meerdere van niveau K, het stagedoende statutaire personeelslid. Deze kan zich laten bijstaan door een raadgever. § 3. In het geval van ontslag van het stagedoende statutaire personeelslid voor een zware fout, betaalt de Maatschappij aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de werkgevers- en werknemersbijdragen nodig voor de opname van het stagedoende statutaire personeelslid in het stelsel van de werkloosheid, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering.

De duur van de periode gedekt door deze betaling mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van het ontslagen stagedoende statutaire personeelslid. »

Art. 10.In artikel VIII 26, § 2 van hetzelfde besluit worden de woorden « 38 uur per week » vervangen door de woorden « 37 uur per week ».

Art. 11.In artikel VIII 28 van hetzelfde besluit worden in de punten 1° en 2° de woorden « van 1976 uur » vervangen door de woorden « van 1924 uur ».

Art. 12.In artikel VIII 30 § 1 van hetzelfde besluit worden na de woorden « voor een onderzoek naar de beroepsgeschiktheid » de woorden « of voor het slagen in een opleidingstraject. » toegevoegd.

Art. 13.In artikel VIII 31 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt het tweede lid opgeheven;2° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.De nadere regelen inzake de wijze van bekendmaking van de vacatures en de kandidaatstelling worden vastgesteld door de raad van bestuur. »; 3° § 4 wordt opgeheven.

Art. 14.In artikel VIII 32, § 1, van hetzelfde besluit worden na de woorden « onderzoek naar de beroepsgeschiktheid », de woorden « of aan een opleidingstraject » ingevoegd.

Art. 15.In artikel VIII 33 van hetzelfde besluit wordt aan de bestaande tekst die § 1 zal vormen, een § 2 toegevoegd die luidt als volgt : « § 2. Indien een statutair personeelslid wenst af te zien van een bevordering, dient dit schriftelijk meegedeeld te worden. »

Art. 16.In deel VIII, titel IV van hetzelfde besluit wordt het opschrift van hoofdstuk II vervangen door wat volgt : « Hoofdstuk II. De vergelijkende examens voor overgang naar een ander niveau, de onderzoeken naar de beroepsgeschiktheid en de opleidingstrajecten. »;

Art. 17.In artikel VIII 34 van hetzelfde besluit worden na de woorden « ... de onderzoeken naar de beroepsgeschiktheid », de woorden « en de opleidingstrajecten » toegevoegd.

Art. 18.Artikel VIII 35 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 35. § 1. De raad van bestuur stelt de nadere bepalingen vast van de overgangsexamens en van de onderzoeken naar de beroepsgeschiktheid en de opleidingstrajecten. Dit houdt onder meer in : de samenstelling van de examencommissies en van de commissies die belast zijn met het afnemen van de proeven, de inhoud van de examens en van de onderzoeken naar de beroepsgeschiktheid en de opleidingstrajecten, de eventuele vrijstellingen, de datum waarop aan de deelnemingsvoorwaarden moet worden voldaan, de voorwaarden om te slagen en de geldigheidsduur. § 2. In afwijking van de bepaling in § 1 inzake de geldigheidsduur, behoudt de geslaagde voor een vergelijkend overgangsexamen naar het andere niveau onbeperkt het voordeel van zijn uitslag. « .

Art. 19.Artikel VIII 36 tot en met VIII 39 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 20.Artikel VIII 41 tot en met VIII 44 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 21.Artikel VIII 45 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 45. De geslaagden voor een vergelijkend overgangsexamen worden gerangschikt volgens de behaalde cijfers. Als het examen is opgesplitst, worden zij gerangschikt volgens de cijfers behaald in het laatste gedeelte. »

Art. 22.In deel VIII, titel IV, hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 3 vervangen door wat volgt : « Afdeling 3. De onderzoeken naar de beroepsgeschiktheid en de

opleidingstrajecten. »

Art. 23.Artikel VIII 46 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 46. Aan een onderzoek naar de beroepsgeschiktheid of een opleidingstraject mag het statutaire personeelslid deelnemen van de onmiddellijk lagere rang met ten minste vier jaar niveauanciënniteit. »

Art. 24.In artikel VIII 63 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « In de Maatschappij wordt een administratief jaarboek van het personeel bijgehouden en ter inzage gesteld dat de volgende gegevens omvat : 1° naam en stamnummer van elk personeelslid;2° de leeftijd;3° de salarisschaal;4° de dienst-, niveau-, graad- en schaalanciënniteit.»

Art. 25.In artikel IX 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 5° wordt vervangen door wat volgt : « 5° lagere inschaling;». 2° punt 6° wordt vervangen door wat volgt : « 6° terugzetting in graad;». 3° een punt 7° en 8° worden toegevoegd die luiden als volgt : « 7° ontslag van ambtswege;8° afzetting.»

Art. 26.In artikel IX 3 van hetzelfde besluit worden de woorden « zoals bepaald in artikel 23, tweede lid van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers » geschrapt.

Art. 27.Artikel IX 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. IX 5. De tuchtschorsing wordt uitgesproken voor ten hoogste drie maanden en kan aanleiding geven tot een inhouding van salaris die niet hoger mag liggen dan één vijfde van de nettobezoldiging.

Tijdens de tuchtschorsing bevindt het statutaire personeelslid zich in de administratieve stand non-activiteit met behoud van salaris, onverminderd het eerste lid van dit artikel. Het statutaire personeelslid heeft geen recht op bevordering in graad en op verhoging in salaris en salarisschaal. »

Art. 28.Artikel IX 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. IX 6. De lagere inschaling bestaat in de toekenning van een lagere salarisschaal binnen dezelfde graad.

Het statutaire personeelslid neemt in de nieuwe salarisschaal rang in op de datum waarop de lagere salarisschaal uitwerking heeft.

De lagere inschaling mag er in geen geval toe leiden dat het betrokken statutaire personeelslid een lager salaris geniet dan indien hij werd teruggezet in graad. »

Art. 29.Artikel IX 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. IX 7. De terugzetting in graad bestaat in de toekenning van een graad van een lagere rang die binnen hetzelfde niveau of binnen een lager niveau is ingedeeld.

De beslissing tot terugzetting in graad bepaalt eveneens welke salarisschaal wordt toegekend verbonden aan de graad waarin het statutaire personeelslid wordt teruggezet.

Het statutaire personeelslid neemt in de nieuwe graad rang in op de datum waarop de lagere graad uitwerking heeft. »

Art. 30.In deel IX, titel II, hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 1 vervangen door wat volgt : « Afdeling 1.

Bepalingen met betrekking tot de blaam, de inhouding van salaris, de overplaatsing bij tuchtmaatregel, de tuchtschorsing, de lagere inschaling en de terugzetting in graad. »

Art. 31.In deel IX, titel II, hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 2 vervangen door wat volgt : « Afdeling 2.

Bepalingen met betrekking tot het ontslag van ambtswege en de afzetting ».

Art. 32.In artikel IX 11 van hetzelfde besluit worden de woorden « de afzetting » telkens vervangen door de woorden « het ontslag van ambtswege en de afzetting »;

Art. 33.In artikel IX 12 van hetzelfde besluit worden het eerste en het tweede lid vervangen door wat volgt : « Het ontslag van ambtswege en de afzetting worden, in voorkomend geval na het advies van de raad van beroep, uitgesproken door de raad van bestuur.

In afwijking van het eerste lid worden het ontslag van ambtswege en de afzetting tegen de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar uitgesproken door de Vlaamse Regering. »

Art. 34.In deel IX, titel II, Hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 1 vervangen door wat volgt : « Afdeling 1. Bepalingen met betrekking tot de blaam, de inhouding van

salaris, de overplaatsing bij tuchtmaatregel, de tuchtschorsing, de lagere inschaling en de terugzetting in graad. ».

Art. 35.Artikel IX 16 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 36.In deel IX, titel II, Hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 2 vervangen door wat volgt : « Afdeling 2. Bepalingen met betrekking tot het ontslag van ambtswege en

de afzetting. ».

Art. 37.De hierna vermelde artikelen van hetzelfde besluit worden vernummerd tot de ernaast vermelde artikelen : 1° artikel IX 17 wordt artikel IX 16;2° artikel IX 18 wordt artikel IX 17;3° artikel IX 19 wordt artikel IX 18;4° artikel IX 20 wordt artikel IX 19.

Art. 38.In artikel IX 19 van hetzelfde besluit wordt het derde lid opgeheven.

Art. 39.In deel IX, titel II, hoofdstuk II, afdeling 3 van hetzelfde besluit wordt een nieuw artikel IX 20 toegevoegd dat luidt als volgt : « Art. IX 20. Een uitgesproken tuchtstraf gaat in op de derde werkdag volgend op de datum van het aangetekend schrijven. »

Art. 40.In artikel IX 21 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : « Het voorstel vermeldt uitdrukkelijk welke tuchtstraf wordt voorgesteld. »

Art. 41.In artikel IX 22, § 1 van hetzelfde besluit wordt het punt 2° vervangen door wat volgt : « 2° de tuchtstraf die wordt voorgesteld; »

Art. 42.In artikel IX 25 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : « Enkel ingeval van afzetting en ontslag van ambtswege is het hoger beroep opschortend.»; 2° in het derde lid worden de woorden « Ingeval van hoger beroep tegen de tuchtstraf afzetting » vervangen door de woorden « Ingeval van hoger beroep tegen de tuchtstraf ontslag van ambtswege of afzetting »;3° in het derde lid worden de woorden « conform artikel IX 20, 4° lid » vervangen door de woorden « conform artikel IX 20 ».

Art. 43.In artikel IX 32 van hetzelfde besluit wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt als volgt : « Een tuchtstraf is definitief de dag na het verstrijken van de termijn voor instelling van hoger beroep of nadat de bevoegde overheid na advies van de raad van beroep haar beslissing heeft medegedeeld via een aangetekende brief. ».

Art. 44.In artikel IX 36 van hetzelfde besluit worden na de woorden « in de maand augustus » de woorden « en tussen Kerstmis en Nieuwjaar » toegevoegd.

Art. 45.In artikel IX 37, § 2 van hetzelfde besluit wordt het punt 5° vervangen door wat volgt : « 5° acht jaar voor de lagere inschaling of de terugzetting in graad; ».

Art. 46.In artikel X 2, § 1 van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « De overheid die een schorsing in het belang van de dienst uitspreekt, mag niet dezelfde zijn als deze die haar voorstelt. ».

Art. 47.In artikel X 3 van hetzelfde besluit worden in het tweede lid de woorden « zoals bepaald in artikel 23, tweede lid van de Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers » geschrapt.

Art. 48.In artikel X 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid wordt vervangen door wat volgt : « Het statutaire personeelslid wordt verzocht de voorstellen en beslissingen tot schorsing in het belang van de dienst te viseren.Indien het statutaire personeelslid weigert of in de onmogelijkheid verkeert om te viseren, worden ze hem medegedeeld via een aangetekende brief. »; 2° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt : « De schorsing in het belang van de dienst gaat in de dag nadat het statutaire personeelslid de beslissing tot schorsing in het belang van de dienst heeft geviseerd ofwel de dag na het aanbieden bij de post van de aangetekende brief waarmee de beslissing aan het statutaire personeelslid wordt medegedeeld.».

Art. 49.Artikel X 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. X 6. Het statutaire personeelslid kan na vijftien kalenderdagen sedert de dag dat de schorsing in het belang van de dienst uitwerking gekregen heeft, beroep instellen bij de raad van beroep.

Indien de raad van beroep ongunstig advies uitbrengt over de opheffing van de schorsing, wordt de schorsing in het belang van de dienst gehandhaafd.

Indien de raad van beroep gunstig advies uitbrengt over de opheffing van de schorsing, beslist de raad van bestuur of, voor de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar, de minister. ».

Art. 50.Artikel X 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. X 7. Het statutaire personeelslid kan, op voorwaarde dat hij nieuwe feiten inroept, een nieuw beroep instellen van zodra minstens drie maanden verstreken zijn sedert het vorige ongunstige advies van de raad van beroep of de vorige beslissing tot handhaving van zijn schorsing. »

Art. 51.In artikel X 10 van hetzelfde besluit worden de woorden behalve in geval van afzetting » vervangen door de woorden « behalve ingeval van ontslag van ambtswege of afzetting. ».

Art. 52.In artikel XI 10 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Wanneer een statutair personeelslid in de loop van het jaar in dienst treedt, zijn functie definitief neerlegt of in dienst is genomen om onvolledige prestaties te verrichten, worden zijn vakantiedagen in evenredige mate verminderd. Het aantal vakantiedagen wordt tevens in evenredige mate verminderd met het aantal onbezoldigde verlofdagen en het aantal dagen disponibiliteit wegens ziekte tijdens het lopende jaar en, indien niet meer mogelijk, tijdens het daaropvolgende jaar. »

Art. 53.In artikel XI 14, § 1, van hetzelfde besluit wordt het punt 1° vervangen door wat volgt : « 1° huwelijk van het statutaire personeelslid of afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door het statutaire personeelslid : 4 werkdagen;»

Art. 54.In artikel XI 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : « Het in het eerste lid bedoelde bevallingsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.» 2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt : « De periode dat bevallingsverlof bezoldigd wordt, mag niet meer dan vijftien weken bedragen bij één kind, en niet meer dan negentien weken bij een meerling, tenzij de bevalling plaatsvindt na de vermoedelijke bevallingsdatum.» 3° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt : « De periodes van afwezigheid wegens ziekte die te wijten zijn aan de zwangerschap gedurende de periode van 6 weken die vallen voor de zevende dag die de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat, worden omgezet in bevallingsverlof.Ingeval van geboorte van een meerling, wordt deze periode verlengd tot 8 weken. »

Art. 55.Artikel XI 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 17. § 1. In geval van overlijden van de moeder, heeft de vader van het kind recht op vaderschapsverlof, waarvan de duur het deel van het bevallingsverlof dat nog niet opgenomen werd door de moeder bij haar overlijden, niet mag overschrijden. § 2. Bij opname van de moeder in een ziekenhuis, heeft de vader van het kind recht op vaderschapsverlof, dat ten vroegste een aanvang neemt vanaf de achtste dag te rekenen vanaf de geboorte van het kind, op voorwaarde dat de opname van de moeder in het ziekenhuis meer dan zeven dagen bedraagt en dat de pasgeborene het ziekenhuis verlaten heeft.

Het vaderschapsverlof verstrijkt op het moment dat de opname van de moeder in het ziekenhuis een einde neemt en uiterlijk bij het verstrijken van de periode die overeenstemt met het deel van het bevallingsverlof dat door de moeder op het ogenblik van haar opname in het ziekenhuis nog niet was opgenomen. § 3. Het vaderschapsverlof bedoeld in § 1 en § 2 wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. ».

Art. 56.In deel XI, titel XII van hetzelfde besluit wordt in het opschrift van hoofdstuk I het woord « ministerieel » geschrapt.

Art. 57.In artikel XI 47 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Het statutaire personeelslid krijgt verlof wanneer hij door één van de volgende instanties wordt aangewezen om een functie uit te oefenen op hun kabinet, of in voorkomend geval bij de entiteiten met politieke functie ter vervanging van het kabinet : - een minister, - een staatssecretaris, - een regeringscommissaris, - een lid van de regering van een gemeenschap of gewest, - een gouverneur van een Vlaamse provincie - de gouverneur of vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-hoofdstad, - een bestendig afgevaardigde, - een burgemeester, - een schepen, - de fracties in de gemeenteraad of provincieraad; - een OCMW-voorzitter - een voorzitter van een districtsraad, - een Europees commissaris. ».

Art. 58.In deel XI, titel XII, hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt een artikel XI 47bis ingevoegd dat luidt als volgt : « Art. XI 47bis. § 1. Aan het stagedoende statutaire personeelslid kan bij wijze van uitzondering en om functionele redenen een verlof voor opdracht worden toegekend om een functie uit te oefenen bij een ministerieel kabinet.

In afwijking van artikel XI 47 krijgt het stagedoende statutaire personeelslid het verlof enkel wanneer hij door een Vlaams minister en na akkoord van de minister-president van de Vlaamse Regering, van de Vlaamse minister bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling en van de minister, aangewezen wordt om een functie uit te oefenen op zijn kabinet. § 2. Tijdens het verlof wordt de stage niet geschorst. Het stagedoende statutaire personeelslid blijft onderworpen aan de verplichtingen die in verband met de stage worden opgelegd in deel VII van dit besluit.

In afwijking van artikel VII 9 wordt het stagedoende statutaire personeelslid dat verlof heeft gekregen om een functie uit te oefenen op een ministerieel kabinet, begeleid door een kabinetslid aangewezen door de minister bij wie het stagedoende statutaire personeelslid de functie uitoefent.

Het samenvattend eindverslag voor het stagedoende statutaire personeelslid dat de stage op een kabinet heeft volbracht, wordt opgemaakt door de begeleidingsambtenaar en de leidend ambtenaar. »

Art. 59.In artikel XI 49 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2. Deze bepaling geldt tevens voor het stagedoende statutaire personeelslid. ».

Art. 60.In artikel XI 51 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Het verlof wordt evenwel bezoldigd wanneer het statutaire personeelslid wordt aangewezen krachtens het besluit van de Europese Commissie van 30 april 2002 « Rules applicable to National Experts on Secondment to the Commission.». 2° in § 1 wordt een derde lid toegevoegd dat luidt als volgt : « Het verlof wordt eveneens bezoldigd wanneer het statutaire personeelslid opdrachten uitvoert bij de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Organisatie voor Onderwijs en Opvoeding, wetenschap, Cultuur en Communicatie van de Verenigde Naties (UNESCO).»

Art. 61.In artikel XI 53 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Het karakter van algemeen belang wordt van rechtswege erkend voor : - de opdrachten in een ontwikkelingsland; - de opdrachten die het als nationale deskundige aangewezen statutaire personeelslid uitvoert ingevolge het voormelde besluit van 30 april 2002; - de opdrachten bij de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO); - de opdrachten bij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO); - de opdrachten bij de Organisatie voor Onderwijs en Opvoeding, Wetenschap, Cultuur en Communicatie van de Verenigde Naties (UNESCO). »; 2° in § 2 wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : « De toestemming voor de opdracht wordt gegeven indien de opdracht geacht wordt van overwegend belang te zijn voor het land, de Vlaamse Regering, de Vlaamse administratie of de Vlaamse openbare instellingen.».

Art. 62.In artikel XI 54 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd dat luidt als volgt : « In beide gevallen wordt het advies ingewonnen van de leidend ambtenaar. ».

Art. 63.In artikel XI 55, § 1 van hetzelfde besluit worden in het eerste lid de woorden « bevoegd voor ambtenarenzaken » vervangen door de woorden « bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling. ».

Art. 64.In deel XI, titel XII van hetzelfde besluit wordt het opschrift van hoofdstuk III vervangen door wat volgt : « Hoofdstuk III. Verlof wegens terbeschikkingstelling van de koning, een koningin, een prins of een prinses van België. ».

Art. 65.Artikel XI 58 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 58. § 1. Het statutaire personeelslid wordt door de raad van bestuur ter beschikking van de koning, een koningin, een prins of een prinses van België gesteld, op hun verzoek. § 2. Voor de tijd dat het statutaire personeelslid ter beschikking van de koning, een koningin, een prins of een prinses van België wordt gesteld, krijgt hij verlof. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. ».

Art. 66.Artikel XI 59 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 59. Onder « erkende politieke groep » wordt verstaan de politieke groep die erkend is overeenkomstig het reglement van elke wetgevende vergadering van de federale overheid, van de gemeenschappen en de gewesten of van het Europees Parlement. »

Art. 67.In artikel XI 60, § 1 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Op verzoek van de voorzitter van een erkende politieke groep krijgt het statutaire personeelslid in een rang K2 en lager met zijn instemming en voorzover het belang van de dienst niet in het gedrang komt, verlof om een functie uit te oefenen bij een erkende politieke groep in de wetgevende vergaderingen van de federale overheid, van de gemeenschappen en de gewesten of van de Europese Unie of bij de voorzitter van één van die groepen. ».

Art. 68.In Deel XI van hetzelfde besluit wordt in het opschrift van Titel XIII het woord « nationale » vervangen door het woord « federale ».

Art. 69.Artikel XI 66 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 66. Het statutaire personeelslid heeft recht op verlof voor het verrichten in vredestijd van militaire prestaties overeenkomstig de federale bepalingen terzake.

De leidend ambtenaar neemt de beslissing houdende ambtshalve verlof en vaststelling van de administratieve toestand. »

Art. 70.Artikel XI 67 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 67. Het statutaire personeelslid heeft recht op verlof voor het verrichten in vredestijd van prestaties als vrijwilliger bij het korps voor burgerlijke veiligheid.

De leidend ambtenaar staat het verlof toe. »

Art. 71.Artikel XI 69 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 69. § 1. Het statutaire personeelslid heeft recht op vakbondsverlof overeenkomstig de federale bepalingen terzake. § 2. De raad van bestuur erkent een statutair personeelslid als vast afgevaardigde op aanvraag van een verantwoordelijke leider van zijn vakorganisatie.

De raad van bestuur beslist volgens de behoeften van de dienst of de betrekking waarvan de betrokkene titularis is, als vacant moet worden beschouwd. Hij kan deze beslissing nemen zodra het statutaire personeelslid vier jaar afwezig is. Aan deze beslissing van de raad van bestuur moet het advies van de directieraad voorafgaan. ».

Art. 72.Artikel XI 70 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 70. Het statutaire personeelslid heeft recht op ziekte- of gebrekkigheidsverlof bij een arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte overeenkomstig de federale bepalingen terzake. »

Art. 73.In artikel XI 71, § 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden tussen de woorden « of de Vlaamse regering uitoefenen, » en « verlof krijgt », de woorden « voltijds politiek » ingevoegd;2° In het tweede lid worden tussen de woorden « bedoelde verlof » en « betreft », de woorden « en het politiek mandaat, genoemd in artikel 7, eerste lid, 4° tot en met 10° van het decreet van 30 november 1988 » ingevoegd.

Art. 74.In artikel XI 76, eerste lid van hetzelfde besluit wordt een punt 5° toegevoegd dat luidt als volgt : « 5° een ongeval van gemeen recht, veroorzaakt door de schuld van een derde. »

Art. 75.In deel XI, Titel XVIII van hetzelfde besluit wordt een artikel XI 97 toegevoegd dat luidt als volgt : « Art. XI 97. In afwijking van artikel XI 16, derde lid, wordt bij geboorte op of na 1 juli 2004, de doorbetaling van de bezoldiging gegarandeerd tot maximaal zestien weken bij de geboorte van één kind, en tot maximaal twintig weken bij de geboorte van een meerling, als het personeelslid zeven respectievelijk negen weken prenataal verlof heeft genomen op basis van de reglementaire bepalingen die bij het begin van het prenataal verlof golden. »

Art. 76.Artikel XII 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XII 2. § 1. Ambtshalve en zonder opzegging wordt een einde gesteld aan de hoedanigheid van statutair personeelslid voor : 1° het statutaire personeelslid van wie de benoeming onregelmatig bevonden wordt binnen de termijn voor beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State of, als een zodanig beroep is ingesteld, tijdens de procedure;die termijn geldt niet ingeval van arglist of bedrog van het statutaire personeelslid; 2° het statutaire personeelslid dat niet langer zijn burgerlijke en politieke rechten geniet, dat zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten de ambtsneerlegging ten gevolge heeft, dat niet meer voldoet aan de dienstplichtwetten, of wiens lichamelijke ongeschiktheid werd vastgesteld of dat niet meer voldoet aan de nationaliteitsvereiste, gesteld voor de functies bedoeld in artikel VI 1, § 2;3° onverminderd de toepassing van een tuchtprocedure en de deelname aan een georganiseerde werkonderbreking, het statutaire personeelslid dat zonder geldige reden zijn post verlaat en meer dan tien dagen afwezig blijft;4° het statutaire personeelslid dat wordt ontslagen van ambtswege of dat wordt afgezet. § 2. Het statutaire personeelslid wiens onregelmatige benoeming in het in § 1, 1°, bedoelde geval niet te wijten is aan arglist of bedrog in zijn hoofde, krijgt een verbrekingsvergoeding, die overeenstemt met 3 maanden loon voor elke volledige of ingegane schijf van 5 jaar tewerkstelling als statutair personeelslid bij de Maatschappij. § 3. In de andere in § 1 vermelde gevallen vindt het ontslag plaats zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding. De Maatschappij betaalt evenwel de werkgevers- en werknemersbijdragen nodig voor opname van het betrokken statutaire personeelslid in de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapverzekering. § 4. Bij betaling van de verbrekingsvergoeding vermeld in § 2 worden op deze verbrekingsvergoeding de werknemersbijdragen ingehouden voor de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapverzekering en samen met de werkgeversbijdragen gestort.

Indien deze bijdragebetaling niet volstaat, betaalt de Maatschappij de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.

De duur van de periode gedekt door inhouding of betaling van werkgevers- en werknemersbijdragen voor de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapverzekering mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van het ontslagen statutaire personeelslid, eventueel vermeerderd met de duur gedekt door de verbrekingsvergoeding. § 5. Het ontslag van het statutaire personeelslid wordt in de gevallen die opgesomd zijn als reden in § 1, ondertekend door de leidend ambtenaar namens de raad van bestuur.

Het ontslag van de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar wordt ondertekend door de minister namens de Vlaamse Regering. ».

Art. 77.In artikel XII 3 van hetzelfde besluit worden in het eerste lid de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het punt 2° wordt vervangen door wat volgt : « 2° de pensionering ingevolge leeftijd of lichamelijke ongeschiktheid;» 2° het punt 3° wordt vervangen door wat volgt : « 3° de definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid zoals bepaald in artikel XII 7, § 1.»

Art. 78.In artikel XII 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « Voor het berekenen van deze 365 kalenderdagen komen de afwezigheden te wijten aan een arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte, niet in aanmerking » geschrapt;2° Er wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : « Voor het berekenen van deze 365 kalenderdagen komen de afwezigheden vermeld in artikel XI 76 niet in aanmerking en worden de afwezigheden ingevolge verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte vermeld in Deel XI, Titel XVI, pro rata meegeteld.»

Art. 79.In artikel XII 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Het ontslag treedt in werking na het verstrijken van een opzeggingstermijn.

Deze opzeggingstermijn bedraagt drie maanden voor de statutaire personeelsleden die minder dan vijf jaar in dienst zijn als statutair personeelslid bij de Maatschappij. Deze termijn wordt vermeerderd met drie maanden bij de aanvang van elke nieuwe periode van vijf jaar dienst als statutair personeelslid bij de Maatschappij.

De opzeggingstermijn gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de betekening van het ontslag. De betekening gebeurt via aangetekend schrijven en heeft uitwerking de derde dag na de verzending.

In afwijking van het tweede lid kan in onderling akkoord tussen de raad van bestuur en het statutaire personeelslid een langere opzeggingstermijn worden overeengekomen of kan de opzeggingstermijn worden ingekort.

De raad van bestuur kan evenwel beslissen dat het ontslag wegens beroepsongeschiktheid onmiddellijk ingaat, mits uitbetaling van een verbrekingsvergoeding die gelijk is aan het salaris dat overeenstemt met de duur van een normale opzeggingstermijn. » 2° een § 4 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4.Met het oog op de onderbrenging van het statutaire personeelslid onder de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapverzekering, worden tijdens de opzeggingstermijn of op de verbrekingsvergoeding de desbetreffende werknemersbijdragen ingehouden en samen met de werkgeversbijdragen gestort.

Indien deze bijdragebetaling niet volstaat, betaalt de Maatschappij de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.

De duur van de periode gedekt door inhouding of betaling van werkgevers- en werknemersbijdragen voor de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapverzekering mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van het ontslagen statutaire personeelslid, eventueel vermeerderd met de duur gedekt door de verbrekingsvergoeding. ».

Art. 80.In artikel XIII 19 van hetzelfde besluit wordt § 3 vervangen door wat volgt : « § 3. Als het statutaire personeelslid dat werd herplaatst in een betrekking van dezelfde rang, in zijn nieuwe graad een lager salaris zou ontvangen dan het salaris dat het op het moment van de herplaatsing in zijn vorige graad, genoot, dan behoudt het dat salaris tot het in zijn nieuwe salarisschaal een salaris krijgt dat ten minste daaraan gelijk is. »

Art. 81.In artikel XIII 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2003, worden de woorden « 390 euro » en « 650 euro » vervangen door respectievelijk de woorden « 408 euro » en « 680 euro ».

Art. 82.In artikel XIII 32, § 1, tweede lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004, worden de woorden « 175 EUR » vervangen door de woorden « 125 EUR ».

Art. 83.In artikel XIII 37 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2003, worden de woorden « 12800 euro » vervangen door de woorden « 14000 euro ».

Art. 84.In artikel XIII 57 van hetzelfde besluit worden de woorden « 1/1976 » vervangen door de woorden « 1/1924 ».

Art. 85.In artikel XIII 91, § 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 september 2003, worden de woorden « 16249 euro » en « 18579 euro » vervangen door respectievelijk de woorden « 16995 euro » en « 19432 euro ».

Art. 86.In artikel XIII 100, tweede lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004, worden de woorden « K2 en K3 » vervangen door de woorden « K2, K2A en K3 ».

Art. 87.In artikel XIII 100 bis, § 2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004, worden in de tabel de woorden « K3-K2 » vervangen door de woorden « K3-K2A-K2 ».

Art. 88.In artikel XIV 13, eerste lid van hetzelfde besluit, worden na de woorden « »door zijn hiërarchische meerderen beoordeeld » de woorden « volgens dezelfde regeling als deze welke geldt voor de functioneringsevaluatie van de statutaire personeelsleden » toegevoegd.

Art. 89.Artikel XIV 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 21. Het contractuele personeelslid heeft enkel een functionele bevoegdheid.

In afwijking van het vorige lid hebben de volgende contractuele personeelsleden hiërarchische bevoegdheid : 1° het contractuele personeelslid met een graad die behoort tot het niveau K of Ma en dat leiding geeft over andere personeelsleden;2° het contractuele personeelslid met een salarisschaal van rang K2 of hoger.»

Art. 90.Artikel XIV 28 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 28. Het contractuele personeelslid heeft recht op hetzelfde aantal jaarlijkse vakantiedagen als het statutaire personeelslid.

Deze vakantiedagen moeten worden opgenomen onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de statutaire personeelsleden.

In afwijking van artikel XI 10, tweede lid wordt het aantal vakantiedagen van het contractuele personeelslid niet in evenredige mate verminderd in geval van : 1° afwezigheid wegens ziekte of ongeval;2° bevallingsverlof;3° afwezigheid wegens militiare dienst die geen volle kalendermaanden beslaat;4° vaderschapsverlof.»

Art. 91.In Deel XIV, Titel III, Hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt na afdeling 2, een afdeling 2bis toegevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 2bis. Vaderschapsverlof.

Art. XIV 31bis. Het mannelijke contractuele personeelslid heeft voor een kind dat van hem afstamt, recht op 10 dagen vaderschapsverlof, te nemen binnen de 30 kalenderdagen vanaf de dag van de bevalling en met behoud van salaris gedurende de eerste 3 dagen.

Het omstandigheidsverlof bij de geboorte van een kind en het vaderschapsverlof kunnen niet worden gecumuleerd. »

Art. 92.In Deel XIV, Titel III, Hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 5 vervangen door wat volgt : « Afdeling 5. Studieverlof. ».

Art. 93.In artikel XIV 34 van hetzelfde besluit wordt het woord « vormingsverlof » vervangen door het woord « studieverlof ».

Art. 94.Artikel XIV 35 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 35. Het contractuele personeelslid kan de beroepsloopbaan onderbreken overeenkomstig de arbeidsrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op de Maatschappij. »

Art. 95.Artikel XIV 36 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 36. Het contractuele personeelslid heeft recht op ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking en op verlof voor loopbaanonderbreking om bijstand of verzorging te verstrekken aan een zwaar ziek gezins- of familielid volgens de regeling die geldt voor het statutaire personeelslid.

Om het in het eerste lid bedoelde recht onder de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking te kunnen uitoefenen, moet het contractuele personeelslid evenwel minstens met drievierden prestaties zijn tewerkgesteld. »

Art. 96.In artikel XIV 38 van hezelfde besluit wordt het woord « preventief » vervangen door het woord « voorbehoedsverlof ».

Art. 97.In artikel XIV 41 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : « Inzake politiek verlof wordt het deeltijdse contractuele personeelslid gelijkgesteld met een statutair personeelslid met verlof voor verminderde prestaties. ».

Art. 98.In artikel XIV 49 van hetzelfde besluit worden de woorden « 13042 euro » vervangen door de woorden « 14265 euro ».

Art. 99.Bijlage 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage gevoegd bij dit besluit.

Art. 100.Bijlage 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage gevoegd bij dit besluit.

Art. 101.Dit besluit treedt in werking op de dag van bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van : - de artikelen 10 en 11 die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 1999; - de artikelen 86 en 87 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2003; - het artikel 91 dat uitwerking heeft met ingang van 1 december 2003; - de artikelen 54, 55 en 75 die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 2004; - het artikel 6 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2005; - de artikelen 81,82,83,84,85,98 en 100 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2006.

Art. 102.De Vlaamse minister, bevoegd voor Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 3 februari 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS

Bijlage 2 1. De Maatschappij neemt de volgende diploma's of getuigschriften, naargelang van het niveau, in aanmerking : NIVEAU K : a) diploma's van master, licentiaat, doctor, apotheker, burgerlijk ingenieur, landbouwkundig ingenieur, ingenieur voor de scheikunde en de landbouwindustriëen, handelsingenieur, burgerlijk ingenieur-architect, bio-ingenieur, arts, tandarts of dierenarts, uitgereikt door de Belgische universiteiten met inbegrip van de aan die universiteiten verbonden scholen, of door de bij de wet of bij decreet daarmee gelijkgestelde instellingen, indien de studies ten minste vier jaar hebben omvat, zelfs als een gedeelte van die studies niet in een van de voormelde onderwijsinstellingen werd volbracht of door een door de Staat of een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie;b) diploma's van licentiaat in de handelswetenschappen, van handelsingenieur, van licentiaat in de bestuurskunde, van licentiaat-vertaler, van licentiaat-tolk, van licentiaat in de nautische wetenschappen, van industrieel ingenieur, van architect of van licentiaat in de toegepaste communicatie, uitgereikt door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling voor hoger onderwijs van twee cycli of door een door de Staat of door een van de gemeenschappen ingestelde examencommissie;c) diploma's van interieurarchitect, licentiaat in de productontwikkeling, meester in de muziek of in de beeldende kunst of in de dramatische kunst of in de audio-visuele kunst of in de productdesign of in de conservatie-restauratie uitgereikt door een door de Vlaamse Gemeenschap opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling van het hoger onderwijs van twee cycli of door een door deze Gemeenschap ingestelde examencommissie;d) getuigschriften uitgereikt aan degenen die geslaagd zijn voor de studies aan de polytechnische afdeling of aan de afdeling « Alle Wapens » van de Koninklijke Militaire school en die krachtens de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van het hoger onderwijs gerechtigd zijn tot het voeren van de titel van burgerlijk ingenieur of van licentiaat, met de door de Koning bepaalde kwalificatie. NIVEAU K (overgangsmaatregel) : a) diploma uitgereikt door de Koloniale Hogeschool van België te Antwerpen of licentiaatsdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor Overzeese Gebieden te Antwerpen indien de studies ten minste vier jaar hebben omvat;b) diploma van licentiaat in de handelswetenschappen, in de bestuurswetenschappen, van handelsingenieur, van licentiaat-vertaler of van licentiaat-tolk, uitgereikt door instellingen van hoger technisch onderwijs van de derde graad of door instellingen van technisch onderwijs - gerangschikt als handelshogescholen categorie A5 - of door een door de Staat ingestelde examencommissie;c) diploma of eindgetuigschrift uitgereikt na een cyclus van vijf jaar door de afdeling bestuurswetenschappen van het « Institut d'enseignement supérieur Lucien Cooremans » in Brussel of door het Hoger Instituut voor Bestuurs- en Handelswetenschappen te Elsene of door het Provinciaal Hoger Instituut voor Bestuurswetenschappen te Antwerpen. NIVEAU Ma : a) diploma's van bachelors;b) getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere cyclus;c) diploma van meetkundig schatter van onroerende goederen;d) diploma van mijnmeter;e) een diploma uitgereikt in een basisopleiding van één cyclus of in een initiële lerarenopleiding van één cyclus door een hogeschool opgericht, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap of door een examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap;f) kandidaatsdiploma of -getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie ofwel door de Belgische universiteiten met inbegrip van de aan die universiteiten verbonden scholen, de bij de wet ermee gelijkgestelde instellingen of de instellingen voor hoger onderwijs van twee cycli, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen ofwel door een door de Staat of door een van Gemeenschappen ingestelde examencommissie;g) diploma van technisch ingenieur uitgereikt na hogere technische leergangen van de tweede graad;h) diploma van een afdeling ingedeeld in het hoger onderwijs van één cyclus en voor sociale promotie, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen;i) getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Vlaamse Gemeenschap of door een examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap;j) getuigschrift na het slagen voor de eerste twee studiejaren van de polytechnische afdeling of van de afdeling « Alle Wapens » van de Koninklijke Militaire School;k) diploma van hoger kunst- of technisch onderwijs van de 3e, 2e of 1e graad uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een der Gemeenschappen; NIVEAU Ma (overgangsmaatregel) : a) diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie, door de Koloniale Hogeschool van België in Antwerpen of kandidaatsdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor Overzeese Gebieden te Antwerpen.b) kandidaatsdiploma uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie door een instelling van hoger technisch onderwijs van de derde graad of door een instelling van technisch onderwijs, gerangschikt als handelshogescholen in categorie A5;c) diploma van burgerlijk conducteur, uitgereikt door een Belgische universiteit;d) diploma van technisch ingenieur afgeleverd door een hogere technische school van de tweede graad;e) diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, van lager onderwijzer, lagere onderwijzeres of bewaarschoolonderwijzeres;f) diploma van gegradueerde in de landbouwwetenschappen, uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 van het koninklijk besluit van 31 oktober 1934 tot vaststelling van de voorwaarden voor het toekennen der diploma's van landbouwkundig ingenieur, van scheikundig landbouwingenieur, van ingenieur voor waters en bossen, van koloniaal landbouwkundig ingenieur, van tuinbouwkundig ingenieur, van boerderijbouwkundig ingenieur, van ingenieur der landbouwbedrijven, zoals het werd gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juli 1936;g) diploma uitgereikt door een instelling voor het hoger technisch onderwijs van de eerste graad met volledig leerplan opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van regeringswege samengestelde examencommissie;h) diploma uitgereikt door een instelling voor hoger technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van regeringswege samengestelde examencommissie en gerangschikt in een van navolgende categorieën : A1, A6/A1, A7/A1, C1/A1, A8/A1, A1/D, A2/An, C1/D, C5/C1/D, C1/An of door een van regeringswege samengestelde examencommissie;i) diploma gerangschikt in de categorie B3/B1, uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een instelling voor technisch onderwijs opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die, bij de toelating, een diploma eist van volledige hogere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen of een diploma van een afdeling gerangschikt in de categorie B3/B2 uitgereikt door een instelling voor technisch onderwijs opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating een diploma eist van lagere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen.j) diploma van het hoger onderwijs van één cyclus met volledig leerplan, uitgereikt door de instellingen opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door één de Gemeenschappen ingestelde examencommissie. NIVEAU Mb : a) gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat of van een van de Gemeenschappen voor het secundair onderwijs uitgereikt getuigschrift van hoger secundair onderwijs;b) gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat of van een van de Gemeenschappen voor het secundair onderwijs uitgereikt bekwaamheidsdiploma dat toegang verleent tot het hoger onderwijs;c) diploma uitgereikt na het examen bedoeld in artikel 5 van de wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, gecoördineerd op 31 december 1949;d) brevet van verpleeg- of ziekenhuisassistent(e) of van verpleger of verpleegster uitgereikt, hetzij door een door de Staat in de categorie van de aanvullende secundaire beroepsscholen opgerichte, gesubsidieerde of erkende verplegingsafdeling, hetzij door een door de Staat of een der Gemeenschappen ingestelde examencommissie;e) diploma van secundair onderwijs, uitgereikt in het algemeen, het technisch, het kunst of het beroepssecundair onderwijs door een door de Staat of door één van de Gemeenschappen opgerichte, erkende of gesubsidieerde instelling of door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap f) studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs, uitgereikt door een door de Staat of door één van de Gemeenschappen opgerichte, erkende of gesubsidieerde instelling;g) getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere secundaire cyclus;h) diploma van een tot de groep handel, administratie en organisatie behorende afdeling van een hogere secundaire technische leergang van een instelling voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden; NIVEAU Mb (overgangsmaatregel) : a) getuigschrift uitgereikt na een van de voorbereidende proeven voorgeschreven in de artikelen 10, 10bis en 12 van de op 31 december 1949 gecoördineerde wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, zoals die bepalingen bestonden vóór 8 juni 1964;b) gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat voor het hoger middelbaar onderwijs afgeleverd diploma of getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs;c) erkend of aanvaard diploma van middelbare studies van de hogere graad (handelsafdeling);d) diploma of eindgetuigschrift van hoger middelbaar onderwijs behaald met vrucht;e) gehomologeerd diploma van de hogere secundaire technische school of eindgetuigschrift van studies in een hogere secundaire technische school, uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studies, met vrucht, door een instelling van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of diploma van de hogere secundaire technische school uitgereikt door de examencommissie van de Staat.f) diploma of eindgetuigschrift van de hogere secundaire technische school - vroegere categorieën A2, A6/A2, A6/C1/A2, A7/A2, A8/A2, A2A, C1, C1A, C5/C1, C1/A2 - uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studies, met vrucht, door een instelling van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een examencommissie van de Staat;g) gehomologeerd diploma van hoger secundair kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt overeenkomstig de voorwaarden bepaald bij het koninklijk besluit van 10 februari 1971 tot vaststelling van de gelijkwaardigheid van het studiepeil van de instellingen voor kunstonderwijs met dat van de hogere secundaire technische school en waarbij de voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's bepaald worden, en het koninklijk besluit van 25 juni 1976 tot regeling van de studies van sommige hogere secundaire afdelingen van de instellingen voor kunstonderwijs met volledig leerplan;h) einddiploma, eindgetuigschrift, studieattest of brevet van het zesde jaar van het kunst- of beroepssecundair onderwijs, met volledig leerplan, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat;i) brevet of eindgetuigschrift uitgereikt na afloop van de hogere cyclus van een beroepsafdeling verbonden aan een instelling voor technisch onderwijs opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en gerangschikt in één van de categorieën A4, C3, C2, C5;j) diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een instelling voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B1, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat;k) einddiploma of -getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een instelling voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B2, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating een diploma eist van lagere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen.l) einddiploma, studiegetuigschrift of getuigschrift uitgereikt na het volgen met vrucht van het zesde leerjaar van het algemeen, het technisch, het kunst- of het beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door één van de Gemeenschappen. NIVEAU U : Geen diploma of studiegetuigschrift vereist.

NIVEAU W : Geen diploma of studiegetuigschrift vereist. 2. De in overeenstemming met een buitenlandse regeling behaalde diploma's en studiegetuigschriften die, krachtens verdragen of internationale overeenkomsten of met toepassing van de procedure voor het verlenen van de gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en getuigschriften, gelijkwaardig worden verklaard met een van de in deze lijst bedoelde diploma's of studiegetuigschriften, worden eveneens in aanmerking genomen.3. In afwijking van punt 2 en met toepassing van de richtlijn van de Raad van de EEG van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hogeronderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten, worden in aanmerking genomen voor de toelating tot de Maatschappij : a) het diploma, getuigschrift of brevet, behaald na een postsecundaire studiecyclus, dat door een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen is voorgeschreven voor de toelating tot een overeenkomstige functie op zijn grondgebied of voor de uitoefening van die functie, en dat werd behaald in een lidstaat van de Europese Gemeenschappen;b) het feit dat gedurende ten minste twee jaar tijdens de voorafgaande tien jaar de overeenkomstige functie voltijds werd uitgeoefend in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen, waar de toegang tot de bewuste functie niet is gereglementeerd, voor zover dat de betrokkene één of meer opleidingstitels bezit : - die werden uitgereikt door een bevoegde overheid in een lidstaat van de Europese Gemeenschappen, die werd aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die Staat - waaruit blijkt, dat de houder met succes een postsecundaire studiecyclus van ten minste drie jaar of een gelijkwaardige deeltijdse studie heeft gevolgd aan een universiteit of een instelling van hoger onderwijs of een andere instelling van hetzelfde opleidingsniveau in een lidstaat van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, dat hij met succes de beroepsopleiding heeft gevolgd die in aanvulling op de postsecundaire studiecyclus wordt vereist - en die hem op de uitoefening van dat beroep heeft voorbereid. In het raam van een bepaald vergelijkend wervingsexamen is de instantie belast met de werving en selectie van personeel, ermee belast de kandidaatstellingen in ontvangst te nemen van de houders van de in punt 3, littera a en b bedoelde titels.

Teneinde de waarde van de voorgestelde titels te kennen, legt de instantie belast met de werving en selectie van personeel, die titels voor advies voor aan de bevoegde onderwijsoverheden.

Daarna treft hij de bij het artikel 8, § 2 van de richtlijnen voorgeschreven beslissingen, met inbegrip van de eventuele toepassing van de bij artikel 4 ervan voorziene compensatiebepalingen. 4. In afwijking van punt 2 gelden voor de toelating tot de Maatschappij, ook de bepalingen van de richtlijn van de Raad van de EEG van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel voor de erkenning van beroepsopleidingen in het hoger onderwijs van minder dan drie jaar en van de beroepsopleidingen in het secundair onderwijs. In het raam van een bepaald vergelijkend wervingsexamen is de instantie belast met de werving en selectie van personeel, ermee belast de kandidaatstellingen in ontvangst te nemen van de houders van de in de artikelen 3, 5 en 6 van de richtlijn bedoelde titels.

Teneinde de waarde van de voorgestelde titels te kennen, legt de instantie belast met de werving en selectie van personeel, die titels voor advies voor aan de bevoegde onderwijsoverheden.

Daarna treft hij de bij het artikel 12 § 2 van de richtlijnen voorgeschreven beslissingen, met inbegrip van de eventuele toepassing van de bij artikel 4, 5 en 7 ervan voorziene compensatiebepalingen. 5. De richtlijnen die de in de punten 3 en 4 opgesomde richtlijnen zouden aanvullen of vervangen, zijn voor wat betreft de toelaatbaarheid van personen tot de Maatschappij van rechtswege van toepassing behalve indien ze bepalingen beïnvloeden die aanpassingsmaatregelen moeten ondergaan of de bevoegdheden zouden wijzigen die aan de instantie belast met de werving en selectie van personeel, zijn toegekend. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2006 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 2000 houdende organisatie van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening en de regeling van de rechtspositie van het personeel.

Brussel, 3 februari 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS

Bijlage 6 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2006 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 2000 houdende organisatie van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening en de regeling van de rechtspositie van het personeel.

Brussel, 3 februari 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS

^