Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 15 mei 2014
gepubliceerd op 27 november 2014

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot uitvoering van de artikelen 23, 25, 26, 28, 30, 33 en 35 van het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van een gemeenschappelijk beleid inzake leerplichtonderwijs en hulpverlening aan de jeugd ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van de studieoriëntatie

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2014029716
pub.
27/11/2014
prom.
15/05/2014
ELI
eli/besluit/2014/05/15/2014029716/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 MEI 2014. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot uitvoering van de artikelen 23, 25, 26, 28, 30, 33 en 35 van het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van een gemeenschappelijk beleid inzake leerplichtonderwijs en hulpverlening aan de jeugd ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van de studieoriëntatie


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van een gemeenschappelijk beleid inzake leerplichtonderwijs en hulpverlening aan de jeugd ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van de studieoriëntatie, inzonderheid op de artikelen 23, 25, 26, 28, 30, 33 en 35;

Gelet op het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van verschillende schoolstelsels ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van studieoriëntatie;

Gelet op het protocol van de vakbondsonderhandeling van het Onderhandelingscomité van sector IX, van het Comité voor de plaatselijke en provinciale overheidsdiensten, afdeling II, en van het Onderhandelingscomité voor de statuten van het personeel van het gesubsidieerd vrij onderwijs, afgesloten op 17 maart 2014;

Gelet op het overlegprotocol van het Overlegcomité tussen de Regering van de Franse Gemeenschap en de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten van het onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra erkend door de Regering, afgesloten op 17 maart 2014;

Gelet op het advies nr. 142 van de Gemeenschapsraad voor Hulpverlening aan de jeugd, gegeven in maart 2014;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 februari 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 27 februari 2014;

Gelet op de aanvraag om advies gericht aan de Raad van State op 7 april 2014, ingediend met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het gebrek aan communicatie van het advies binnen deze termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en de Minister van Leerplichtonderwijs;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « intersectoraal decreet » : het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van een gemeenschappelijk beleid inzake leerplichtonderwijs en hulpverlening aan de jeugd ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van de studieoriëntatie;2° « sectoraal decreet » : het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van verschillende schoolstelsels ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van studieoriëntatie;3° « bevoegde ministers » : de Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Jeugdbescherming en de Minister van Leerplichtonderwijs;4° « besturen » : de Algemene Directie Hulpverlening aan de Jeugd en de Algemene Directie Leerplichtonderwijs;5° « erkenningscommissie » : de erkenningscommissie van de diensten voor schoolherinschakeling bedoeld in artikel 25;6° « minderjarige » : de minderjarige onderworpen aan de leerplicht bedoeld in de artikelen 31, 32 en 33 van het sectoraal decreet.

Art. 2.Dit besluit voert de artikelen 23, 25, 26, 28, 30, 33 en 35 uit van het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van een gemeenschappelijk beleid inzake leerplichtonderwijs en hulpverlening aan de jeugd ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van de studieoriëntatie.

TITEL II. - Erkenning HOOFDSTUK I. - Opvang

Art. 3.§ 1. De dienst voor schoolherinschakeling die uit één interventie-eenheid bestaat, is ertoe gehouden een jaarlijks gemiddelde van twaalf opgevangen minderjarigen per dag te bereiken met een maximum van twintig gelijktijdig opgevangen minderjarigen. § 2. Indien de dienst voor schoolherinschakeling uit verschillende interventie-eenheden bestaat, is elke interventie-eenheid ertoe gehouden een jaarlijks gemiddelde van zes opgevangen minderjarigen per dag te bereiken met een maximum van twintig gelijktijdig opgevangen minderjarigen. HOOFDSTUK II. - Erkenningsaanvraag

Art. 4.§ 1. Boven de nadere gegevens bedoeld in artikel 29 van het intersectoraal decreet, bevat de erkenningsaanvraag die opgesteld wordt volgens de genormaliseerde rooster bedoeld in bijlage 1 : 1) de identiteit en de aard van de inrichtende macht alsook een exemplaar van de statuten of van het project van statuten van de vereniging zonder winstoogmerk of van elk ander document waarbij bewezen wordt dat de uitsluitende doelstelling is de opdracht bedoeld in artikel 22 van het intersectoraal decreet uit te oefenen;2) de organisatie van de dienst voor schoolherinschakeling in één of meer interventie-eenheden en, in voorkomend geval, de partnerschapsovereenkomst bedoeld in artikel 24, tweede lid, van het intersectoraal decreet waarin de inrichtende macht opgenomen wordt in de hoedanigheid van de werkgever;3) de lijst van het personeel alsook van het ambt, het ambtsprofiel en het kwalificatieprofiel van elk personeelslid;4) de identificatie van de dienst voor arbeidsgeneeskunde;5) de beschrijving van de lokalen;6) de opvangcapaciteit door een onderscheiding te maken, in voorkomend geval, in de opvangcapaciteit van elke interventie-eenheid van de dienst;7) de inhoud en de nadere regels voor de opleiding van het personeel;8) het specifieke project bedoeld in artikel 25 van het intersectoraal decreet;9) de normale activiteitsuren tijdens en buiten de schoolperiode;10) in voorkomend geval, het type van activiteiten georganiseerd in een externe instelling, de doelstellingen en de nadere regels van deze activiteiten;11) voor de inrichtende macht die uit een vereniging zonder winstoogmerk bestaat, de identificatie van de accountant of van de bedrijfsrevisor belast met het nakijken van de jaarrekeningen;12) een document met de verbintenissen van de dienst voor schoolherinschakeling, de jongere en het gezin in verband met de nadere regels voor de opvang.Dit document zal ter beschikking gesteld worden van de jongeren en de gezinnen en zal onder andere bepalen hoe de regels aan de minderjarigen uitgelegd zullen worden; 13) het gunstig verslag van de gewestelijke branddienst en dat van de dienst voor arbeidsgeneeskunde;14) de verzekeringsovereenkomsten die : a) de burgerlijke aansprakelijkheid van de inrichtende macht, van zijn personeel en van de personen die in de dienst verblijven;b) de goederen van de inrichtende macht;c) de burgerlijke aansprakelijkheid van de minderjarigen die opgevangen of geholpen worden;d) de lichamelijke schade berokkend aan de minderjarigen die opgevangen worden, dekken.15) de verbintenis van de inrichtende macht of van de persoon aan wie de leiding van de dienst voor schoolherinschakeling toevertrouwd wordt, om elke ernstige gebeurtenis aan de besturen mee te delen, volgens de nadere regels bepaald door hen, zoals het overlijden, het ernstige tuchtincident, de verlengde onderbreking van de activiteiten van de dienst voor schoolherinschakeling, ernstige fout van het personeel waarvan onder andere de zedenfeiten, onregelmatigheid in het beheer van de dienst, willekeurige schade;16) wanneer de dienst voor schoolherinschakeling uit verschillende interventie-eenheden bestaat, de verantwoording van de opportuniteit van deze verschillende vestigingen, alsook de aard van de pedagogische begeleiding voor elke eenheid. § 2. Onder voorbehoud van toepassing van artikel 30, eerste lid, van het decreet, beschikken de besturen over een termijn van twee maanden om hun advies uit te brengen aan het Voorzitterschap van de Erkenningscommissie.

Art. 5.De inrichtende macht en de dienst delen, ieder wat hem betreft, elke wijziging van gegevens mee aan de besturen die geleverd worden bij het onderzoek van de erkenningsaanvraag en beantwoorden aan alle aanvragen om informatie uitgaande van de besturen. Bij een significante wijziging van het specifieke project of nadere regels bedoeld in artikel 29 van het intersectoraal decreet zijn de promotoren van het project ertoe gehouden de erkenningscommissie te verwittigen. HOOFDSTUK III. - Nadere regels voor de intrekking van de erkenning

Art. 6.§ 1. Een ingebrekestelling wordt door de bevoegde ministers aan de betrokken inrichtende macht en de dienst meegedeeld wanneer ze vaststellen : 1° dat het pedagogische project van een dienst niet meer aan de behoeften beantwoordt gezien onder andere de moeilijkheden ondervonden door de minderjarigen en hun gezinnen en aan de toelatingsvoorwaarden of de opname bepaald in het pedagogische project van de dienst;2° dat een dienst niet meer aan de voorwaarden bepaald in dit besluit beantwoordt;3° dat een dienst de reglementaire wettelijke bepalingen niet meer naleeft van de boekhoudkundige en financiële controle die op hem zijn van toepassing;4° op basis van een informatie van de erkenningscommissie dat de dienst het pedagogische project niet uitvoert waarvoor een erkenning wordt toegekend;5° dat een boekhoudkundige analyse bewijst dat de dienst zijn verplichtingen tegenover derden niet meer kan aanvaarden. De dienst voor schoolherinschakeling beschikt over een termijn van drie maanden om zich aan de ingebrekestelling te passen. § 2. Wanneer de dienst niet aan deze ingebrekestelling voldaan heeft of indien de dienst voor schoolherinschakeling al een ingebrekestelling ontvangen heeft tijdens de vorige vierentwintig dagen, wordt de erkennignscommissie met een dossier aanhangig gemaakt die een advies moet uitbrengen aan de bevoegde ministers binnen de twee maanden volgend op deze aanhangigmaking. § 3. Na het advies van de commissie te hebben aangevraagd, kunnen de bevoegde ministers, binnen een termijn die ze bepalen, de erkenning intrekken. Ze lichten de besturen hierover in. De beslissing wordt door de secretaris van de Erkenningscommissie per aangetekende brief aan de dienst en aan de inrichtende macht meegedeeld die de datum bepaalt volgens dewelke de intrekking van de erkenning effectief is.

Na deze termijn loopt de subsidiering ten einde onder de voorwaarden en termijnen bepaald door de bevoegde ministers, onverminderd de bepalingen bedoeld in artikel 20, § 2, 4°, van dit besluit.

De beslissing wordt ter informatie aan de voorzitter van de erkenningscommissie bezorgd. HOOFDSTUK IV. - Erkenningscommissie

Art. 7.De Erkenningscommissie vergadert om de beurt in de lokalen van de Algemene Directie Leerplichtonderwijs en in deze van de Algemene Directie Hulpverlening aan de jeugd.

Art. 8.Elk lid van de Erkenningscommissie kan vervangen worden door een plaatsvervanger die aangesteld wordt volgens dezelfde nadere regels als deze van de titularis. Deze zetelt slechts in afwezigheid van een werkend lid.

Bij ontslagneming of overlijden van een lid wordt voor zijn vervanging gezorgd.

Een lid wordt geacht van ambtswege ontslagnemed te zijn als het de hoedanigheid verliest waarvoor het aangesteld werd.

Telkens als zij het nodig acht, doet de Erkenningscommissie een beroep op het advies van deskundigen die raadgevende stem hebben.

Art. 9.§ 1. Het secretariaat van de Erkenningscommissie wordt waargenomen door een ambtenaar van de Algemene Directie Leerplichtonderwijs.

De Secretaris stelt de notulen van elke vergadering op, die het volgende vermelden : 1° de aanwezige, afwezige en verontschuldigde leden;2° de goedkeuring of de opmerkingen van de leden over de notulen van de vorige vergadering;3° de inhoud van de genomen beslissingen of van de gegeven adviezen met vermelding, in voorkomend geval, van de uitgedrukte meerderheid en indien nodig de argumentatie waarop ze gebaseerd zijn;4° elke nominatieve tussenkomst wanneer het betrokken lid erom explicitiet erom verzoekt. De Secretaris bezorgt de notulen aan elk lid van de Erkenningscommissie binnen de week volgend op de vergadering.

Elke Secretaris zorgt voor de bewaring van alle archieven van de Erkenningscommissie. § 2. Elke briefwisseling moet aan het Voorzitterschap van de Erkenningscommissie van de diensten voor schoolherinschakeling gericht worden. § 3. Zodra de notulen goedgekeurd worden, bezorgt de secretaris een gemotiveerde beslissing aan de betrokken dienst voor schoolherinschakeling.

Art. 10.De oproepingsbrieven voor de vergaderingen worden per post of langs elektronische weg door de Secretaris aan de leden gericht en dit, ten minste tien werkdagen vóór de datum van de vergadering.

De oproepingsbrief vermeldt de dag, het uur en de plaats van de vergadering, alsook de agenda. De stukken die betrekking hebben op de punten vermeld op de agenda, worden gevoegd bij de oproepingsbrief.

De agenda wordt gezamenlijk opgesteld door de Voorzitter en de Vice-Voorzitter. De agenda kan aangevuld worden met de aanvragen geformuleerd door de leden ten minste 8 dagen vóór de datum van de vergadering. De leden van de Erkenningscommissie zorgen, in voorkomend geval, ervoor dat de documenten betreffende het (de) voorgestelde punt(en) gevoegd worden.

Art. 11.Het geheel van de punten vermeld op de agenda moet behandeld worden. De Erkenningscommissie kan beslissen een punt naar een latere vergadering te verwijzen

Art. 12.De Erkenningscommissie beraadslaagt en beslist geldig indien de volgende leden aanwezig zijn : de Voorzitter, de Vice-Voorzitter, drie vertegenwoordigers bedoeld in artikel 28, § 1, 3°, van het intersectoraal decreet en drie vertegenwoordigers bedoeld in artikel 28, § 1, 4°, van het intersectoraal decreet.

Bij gebrek aan een vergadering met deze leden, beraadslaagt en beslist de Erkenningscommissie geldig, ongeacht de aanwezige leden, na een nieuwe bijeenroeping over hetzelfde voorwerp.

De Erkenningscommissie neemt haar beslissingen bij tweederde meerderheid van de aanwezige leden. De stemming is geheim.

TITEL III. - Subsidie HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Art. 13.De vaste driejaarlijkse subsidie, zoals bedoeld in artikel 23 van het intersectoraal decreet, die op jaarbasis wordt uitbetaald, wordt toegekend aan de dienst naar rata van een twaalfde per maand, na vervallen termijn. HOOFDSTUK II. - Nadere regels voor de uitbetaling en de aanwending van de subsidie

Art. 14.§ 1. Elke uitgevoerde uitgave moet verantwoord worden; de betalingswijzen worden ter beschikking van het bestuur gesteld. Enkel de effectieve lasten bedoeld op basis van dit besluit bepalen de uitslag resultaat vastgesteld door de besturen. § 2. In geval van onenigheid over het bedrag van een provisionele of definitieve subsidie bepaald door de besturen, beschikt de dienst voor schoolherinschakeling over een termijn van twee maanden vanaf de datum van verzending van de mededeling van de besturen, de datum van de post geldt als bewijs, waarbij de subsidie wordt vastgelegd om schriftelijk een met redenen omklede aanvraag om herziening in te dienen.

Desgevallend, kan door de dienst voor schoolherinschakeling een bijkomende termijn van één maand aangevraagd worden om de gevraagde argumentatie in te vullen. Bij niet-naleving van deze termijnen zal de aanvankelijke beslissing een definitieve aard hebben behoudens als vaststaat dat een vergissing aan de besturen toegewezen kan worden. § 3. Wanneer de besturen beslist hebben het geheel of een deel van de voorgeschoten subsidie terug te vorderen, kan de dienst voor schoolherinschakeling, binnen de drie maanden na de mededeling van de beslissing, schriftelijk zijn argumenten laten gelden over de nadere regels van de terugvordering. Deze termijn eenmaal voorbij, en na onderzoek van de middelen voorgedragen door de dienst, geven de besturen kennis van hun beslissing en gaan ze, desnoods, over tot de onmiddellijke terugvordering. Indien bijzondere omstandigheden het verantwoorden, kunnen de besturen bijzondere termijnen toekennen.

De voorgeschoten subsidies die door de besturen teruggevorderd moeten worden, kunnen afgetrokken worden van de toegekende subsidies. § 4. De werkgever brengt de wettelijke overleginstanties op de hoogte van de kennisgeving van de besturen, binnen de maand van de ontvangst ervan. § 5. De subsidies mogen niet geïnvesteerd worden in financiële risicobeleggingen. Ethisch beleggen krijgt de voorrang. § 6. De eigen middelen bestaan uitsluitend uit het aanvankelijk kapitaal van de dienst voor schoolherinschakeling, de schenkingen en legaten die de dienst ontvangt en de opbrengsten van winstgevende activiteiten die hij organiseert. Zijn eveneens eigen middelen, de bankintresten voortvloeiend uit de belegging van de voormelde eigen middelen, alsook, het overgebrachte resultaat van de vorige boekjaren, in geval van de publiekrechtelijke rechtspersonen, het overheidsgeld waarover deze beschikken.

In geen geval mag het niet verantwoorde of niet opgebruikte gedeelte van de diverse categorieën van toegekende subsidies, met inbegrip van de bankintresten voortvloeiend uit de belegging van deze subsidies, in de eigen middelen van de dienst opgenomen worden. § 7. De toegekende subsidies worden verminderd naar rata van de subsidies gestort door andere publiekrechtelijke rechtspersonen.

Nochtans wordt slechts rekening gehouden met deze voor zover ze gestort werden om de uitgaven te dekken die al in aanmerking werden genomen voor de bepaling van het gedeelte van de subsidie voor personeelskosten. Nochtans worden de subsidies van de Nationale Loterij, in alle gevallen, niet teruggevorderd.

Art. 15.- De dienst voor schoolherinschakeling informeert de besturen over elke subsidie of elke terugbetaling van de kosten, verkregen op een andere basis dan het besluit. De uitgaven die gedekt worden door deze subsidies of terugbetalingen van kosten moeten volledig en afzonderlijk opgenomen worden in het rekeningenstelsel bedoeld in artikel 16, § 1.

Art. 16.§ 1. De diensten voor schoolherinschakeling moeten een boekhouding voeren met toepassing van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 oktober 2001 tot vaststelling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel dat kan worden toegepast door de diensten erkend in het kader van het decreet van 4 maart 1991 inzake Hulpverlening aan de Jeugd Wanneer verschillende erkende diensten voor schoolherinschakeling tot eenzelfde inrichtende macht behoren, wordt een analytische boekhouding per dienst gevoerd.

Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing wanneer de inrichtende macht een overheid is en op grond waarvan haar een ander rekeningenstelsel opgelegd wordt. In dit geval wordt de boekhouding gevoerd op een specifieke begrotingsfunctie en bevat zij een resultatenrekening voor elke dienst. De mogelijke winsten die gecumuleerd worden op de subsidies, moeten in de rekeningen van de dienst voor schoolherinschakeling behouden blijven. § 2. Behalve wanneer de inrichtende macht een overheid is, moeten de jaarrekeningen nagekeken worden door een accountant of, indien de wet het oplegt, voor echt verklaard worden door een bedrijfsrevisor. Hun controleverslagen vermelden hun registratienummer bij het Instituut van de accountants of bij het Instituut van Bedrijfsrevisoren, en hebben prioritair betrekking op : a) de toepassing van het rekeningenstelsel waarvan sprake is in § 1;b) de financiële activiteit van de dienst;c) de verschillende rubrieken van de balans en hun gegrondheid;d) de uitgaven voor personeelskosten en hun overeenstemming met de staten, opgemaakt inzake de sociale zekerheid en de bedrijfsvoorheffing;e) het resultaat van het nagekeken boekjaar. § 3. Vóór het einde van de maand september bezorgen de diensten voor schoolherinschakeling de besturen, volgens de nadere regels bepaald door de bevoegde Ministers, een exemplaar van de jaarrekeningen van het afgelopen boekjaar en van de begroting van het lopende boekjaar.

In voorkomend geval worden de verslagen van de accountant of van de bedrijfsrevisor gevoegd bij de jaarrekeningen, alsook een afschrift van de beraadslaging van de algemene vergadering. § 4. Wanneer, op het einde van een boekjaar, het verlies vijf percent overschrijdt van het geheel van de opbrengsten van het jaar, of indien het gecumuleerde tekort van het jaar tien percent overschrijdt van de opbrengsten van het jaar, informeert de dienst voor schoolherinschakeling de besturen over de middelen die hij van plan is aan te wenden om het financieel evenwicht te herstellen. § 5. Een exemplaar van de jaarrekeningen en van het activiteitenverslag wordt ter beschikking gesteld van de personeelsleden van de dienst voor schoolherinschakeling die op eenvoudig verzoek die bescheiden kunnen inzien. De dienst informeert hen over de mogelijkheid om deze documenten te raadplegen. § 6. De personeelsleden worden verzocht om deel te nemen aan een jaarlijkse informatievergadering over de jaarrekeningen en het gebruik van de subsidies, onverminderd de andere reglementaire bepalingen. § 7. De diensten voor schoolherinschakeling bewaren de boekhoudkundige bewijsstukken tijdens 7 jaar. HOOFDSTUK III. - Werkingskosten

Art. 17.§ 1. De jaarlijkse provisionele subsidie voor werkingskosten wordt op 67.300 EUR vastgesteld, indexeerbaar per dienst voor schoolheringschakeling. § 2. Worden in aanmerking genomen voor de verantwoording van de werkingskosten, de volgende uitgaven : 1° de kosten voor het betrekken van de gebouwen, inzonderheid de huurkosten, de huurlasten en de verhuiskosten, de bewakingskosten, de onroerende voorheffing, de belasting op residentiële gebouwen;2° wanneer de dienst voor schoolherinschakeling eigenaar is van de door hem bezette gebouwen, de dotatie voor de jaarlijkse afschrijving op de vaste activa die betrekking heeft op de voormelde gebouwen.Het afschrijvingscijfer wordt vastgesteld op 3,333 %. Een afschrijvingscijfer van 10 of 6,666 % kan in aanmerking genomen worden voor de verbouwing of voor grote onderhoudswerken aan de gebouwen; 3° de kosten voor onderhoudsproducten;4° de onderhoudskosten voor de lokalen en voor hun inhoud;5° de kosten voor watervoorziening, energie en brandstoffen;6° de bestuurskosten;7° de verzekeringskosten die geen betrekking hebben op het personeel, dit wil zeggen de verzekeringen tegen brand, diefstal, verplichte burgerlijke aansprakelijkheid van de dienst voor schoolherinschakeling, voertuigen, bureaubenodigdheden en informatica; 8° de rechtskosten, de honoraria van de advocaten en deskundigen in het kader van de verdediging van de personeelsleden en de inrichtende macht t.o.v. de begunstigden van de door de dienst verleende hulp, met uitsluiting van alle andere kosten van de advocaten, deskundigen en gedingkosten. 9° de honoraria van de supervisors en de opleiders, op basis van behoorlijk opgemaakte facturen en ten belopen van een maximaal jaarlijks indexeerbaar bedrag, vastgesteld op 3.111,39 EUR per dienst, te vermeerderen met de btw; 10° de honoraria voor verificatie of echtverklaring van de jaarrekeningen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 16, § 3.Deze kosten worden in aanmerking genomen op basis van behoorlijk opgemaakte facturen, ten belope van een maximaal jaarlijks indexeerbaar bedrag van 933,39 EUR per dienst voor schoolherinschakeling, te vermeerderen met de btw; 11° de honoraria voortvloeiend uit administratieve en rekenplichtige opdrachten die nodig zijn voor de goede werking van de dienst voor schoolherinschakeling of voor de naleving van de voorwaarden voor de erkenning.Deze kosten komen in aanmerking op basis van behoorlijk opgemaakte facturen en binnen de perken van een maximaal jaarlijks indexeerbaar bedrag van 4.065,45 EUR per dienst; 12° de aan de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen betaalde bedragen voor punctuele opdrachten die niet behoren tot de gewone opdrachten van het personeel van de dienst voor schoolherinschakeling;13° de kosten voor sociaal secretariaat, dit wil zeggen de berekening van de lonen, de formaliteiten in verband met de betaling van de lonen en die moeten vervuld worden in het kader van de sociale en fiscale wetgeving, de logistieke en gerechtelijke steun;op basis van facturen die behoorlijk zijn opgemaakt, worden deze kosten gedekt door de subsidie ten belope van 188,77 EUR, indexeerbaar, te vermeerderen met de btw, per werknemer en per jaar; 14° de bijdragen betaald aan de representatieve organisaties van de diensten voor schoolherinschakeling, ten belope van een maximaal bedrag van 53,94 EUR, indexeerbaar per jaar en per voltijdse betrekking die in aanmerking komt voor de berekening van de subsidie van de dienst voor schoolherinschakeling;15° de kosten voor de voortgezette vorming van het personeel in België;de subsidiëring voor vormingskosten in het buitenland hangt af van de toestemming van de besturen. Dit bestuur kan, zonder terugwerkende kracht, het maximaal bedrag van de vormingskosten in het buitenland bepalen dat gesubsidieerd kan worden. Deze beslissing moet gemotiveerd worden.

Het gedeelte van de subsidie bestemd voor de vorming mag niet hoger zijn dan een bedrag dat overeenstemt met 20 % van de jaarlijkse subsidie voor werkingskosten. De vormingskosten waardoor de subsidie verantwoording krijgt, stemmen overeen ofwel met een specialisatievorming die verband houdt met de betrokken functie en haar niveau, met uitsluiting van de algemene studies, ofwel met deelnemingen aan colloquia, conferenties, congressen, seminaries en studiedagen; 16° de reiskosten van het personeel in dienstverband en voor opdrachten, in België, op basis van het tarief per kilometer van toepassing op het bestuurspersoneel.De subsidiëring van de reiskosten naar het buitenland hangt af van de toestemming van de besturen. Deze toestemming kan gelden voor een jaar, kan principieel zijn en een geheel van uitgaven betreffen. De besturen kunnen, zonder terugwerkende kracht, het maximaal bedrag van de vormingskosten in het buitenland bepalen dat gesubsidieerd kan worden. Deze beslissing moet gemotiveerd worden. 17° de kosten voor aankondigingen, reclame, documentatie, opvang van de minderjarigen en hun bloedverwanten;18° indien er sprake is van beroepshalve gebruik, de kosten in verband met het gebruik van voertuigen, met inbegrip van de omnium-verzekering voor opdrachten en, zo nodig, de bijkosten voortvloeiend uit de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid voor de voertuigen;19° de kosten voor ontruiming van de afval;20° de kosten voor didactisch materieel;21° de bankonkosten en de leningslasten die nodig zijn voor de goede werking van de dienst, in het kader van de toepassing van het besluit;22° de buitengewone kosten, in het kader van de opdrachten bedoeld in de punten 10°, 11° en 13° voor zover de besturen hun toestemming hebben gegeven;23° de dotatie voor de jaarlijkse afschrijvingen op de vaste activa voor het meubilair, het materieel en andere uitrustingen.Het afschrijvingscijfer is vastgesteld op 20 % voor het vaste en rollend materieel, alsook voor het meubilair en bureaubenodigdheden. Het is vastgesteld op 33,33 % voor informatica-materiaal en software; 24° de taksen en directe en indirecte belastingen in verband met de erkende activiteit van de dienst; 25° de interne factureringen in verband met de punten 11° en 13° voor het geheel van de diensten voor schoolherinschakeling georganiseerd door een inrichtende macht, alsook de factureringen in verband met punt 6°, alleen wanneer de inrichtende macht een overheid is, worden aanvaard met inachtneming van de hierna vermelde nadere regels : a) voor de honoraria in verband met de administratieve en rekenplichtige opdrachten bedoeld in 11°, ten belope van ten hoogste een jaarlijks indexeerbaar bedrag van 4.065,45 EUR per dienst voor schoolherinschakeling, te vermeerderen met de btw; b) voor de opdrachten bedoeld in voormeld 13° : de in hetzelfde punt 13° bedoelde bepalingen zijn van toepassing zonder rekening te houden met de verhoging voor btw; c) voor de administratieve kosten bedoeld in 6°, alleen voor de diensten waarvan de inrichtende macht een overheid is, ten belope van maximum 26.956,24 EUR, indexeerbaar per jaar. 26° de kosten gebonden aan de uitvoering van de opvoedende en/of pedagogische activiteiten die georganiseerd worden voor de minderjarigen.27° de vertegenwoordigingskosten beperkt tot 350 EU, indexeerbaar per dienst voor schoolherinschakeling en per jaar.

Art. 18.Worden ook in aanmerking genomen voor de verantwoording van de werkingskosten bedoeld in artikel 17 : a) de onderzoeks-, expertise- en ontwikkelingskosten met het oog op de verbetering van de praktijken ontwikkeld door de diensten voor schoolherinschakeling en die tot de toepassing van het decreet bijdragen.Deze kosten zullen slechts gemaakt worden na de toestemming van de betrokken Ministers; b) de personeelskosten bedoeld in artikel 20, afgetrokken van de subsidies gestort door andere publiekrechtelijke rechtspersonen overeenkomstig artikel 20.

Art. 19.De indexeerbare bedragen bedoeld in artikel 16 worden elk jaar geïndexeerd overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, zoals gewijzigd. Deze bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex 138,01. De indexeringscoëfficiënt 1,0000 stemt overeen met de geïndexeerde bedragen op 1 januari 1990. HOOFDSTUK IV. - Personeelskosten Afdeling 1. - Provisionele subsidie voor personeelskosten

Art. 20.§ 1. Een vaste provisionele subsidie wordt toegekend aan de dienst voor schoolherinschakeling voor de periode tussen 1 januari 2015 en het einde van de twee volgende kalenderjaren; ze wordt daarna onderzocht om de drie jaar en wordt aangepast op basis van de volgende elementen : 1° de subsidie wordt berekend op basis van vijf voltijdse equivalenten opvoeders klasse 1 na aftrek van de overheidssteun voor werkgelegenheid.Nochtans wordt slechts rekening gehouden met de overheidssteun voor werkgelegenheid voor zover hij gestort werd om de uitgaven te dekken die al in aanmerking werden genomen voor de bepaling van het gedeelte van de subsidie voor personeelskosten; 2° de provisionele subsidie voor personeelskosten is gelijk aan : Bruto jaarlijkse indexeerbare wedde opvoeder klasse 1 (op basis van de weddeschalen bepaald in de collectieve overeenkomsten van de paritaire commissie 319.02 van toepassing op de inrichtingen en diensten voor Hulpverlening aan de jeugd) met een forfaitaire anciënniteit van 6 jaar X indexeringscoëfficiënt op 1 januari van de driejaarlijkse periode X vermeerderingscoëfficiënt voor de lasten X aantal van voltijdse equivalenten (5) = jaarlijkse forfaitaire provisionele subsidie, geïndexeerd op 1 januari van de driejaarlijkse periode/12 maanden = jaarlijkse provisionele subsidie, geïndexeerd op 1 januari van de driejaarlijkse periode.

De vermeerderingscoëfficiënt wordt op 1,54 vastgesteld voor de betrekkingen die integraal door de Franse Gemeenschap worden gefinancierd en op 1,22 voor de betrekkingen die in aanmerking komen voor een vermindering van de werkgeverslasten. Voor de betrekkingen die in aanmerking komen voor overheidssteun voor werkgelegenheid of medefinancieringen worden de bedragen betreffende de interventies in vermindering gebracht van de geïndexeerde jaarlijkse provisionele subsidie; 3° bij een herwaardering van barema's op basis van de non-profit overeenkomsten wordt de provisionele subsidie aangepast vanaf de ingangsdatum van de voorziene herwaardering van de weddeschaal opvoeder klasse 1. De dienst voor schoolherinschakeling is ertoe gehouden de steungelden voor werkgelegenheid te gebruiken die het Gewest hem toekent. § 2. Voor de diensten voor schoolherinschakeling die, op 31 december 2009, de opdrachten bedoeld in artikel 22 van het intersectoraal decreet uitoefenden als proefproject en die op deze wijze zes betrekkingen werden toegekend in het kader van de « overeenkomst afgesloten op 20 juli 2006 tussen het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap inzake werkgelegenheid, alsook preventie en strijd tegen geweld in de sectoren van hulpverlening aan de jeugd en onderwijs », in het kader van de « overeenkomst afgesloten op 20 april 2007 tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Franse Gemeenschap inzake werkgelegenheid in het kader van de uitvoering van het gemeenschapsactieplan voor hulpverlening aan de jeugd « Vroegtijdigheid, adequatie en coherentie : Hulpverlening aan de jeugd van morgen » of door de Franse Gemeenschap ten laste van de begroting van het onderwijs, wordt de provisionele subsidie voor personeelskosten berekend op basis van zes voltijdse equivalenten na aftrek van de overheidssteun voor werkgelegenheid toegekend in het kader van de bovenvermelde overeenkomsten. Afdeling 2. - Definitieve subsidie voor personeelskosten

Art. 21.§ 1. Na het einde van elk kalenderjaar licht de dienst voor schoolherinschakeling de besturen in over het bedrag van de werkelijke uitgaven, met uitsluiting van de provisies voor vakantiegeld, van het bovenvermelde jaar. Voor elk jaarlijks boekjaar worden de in aanmerking komende uitgaven bepaald op basis van de stukken vereist door de besturen.

De besturen vorderen, na het einde van de periode bedoeld in artikel 20, § 1, het mogelijke te veel ontvangen bedrag van de provisionele subsidie terug dat toegekend wordt tijdens de kalenderjaren van de bovenvermelde periode, met inbegrip van, in voorkomend geval, de interventie bedoeld in § 3 van dit artikel, waarvan het gebruik niet verantwoord is. Bij stopzetting van de activiteiten van de dienst voor schoolherinschakeling wordt het te veel ontvangen bedrag teruggevorderd vóór het einde van de periode bedoeld in artikel 20, § 1. § 2. Worden in aanmerking genomen voor de verantwoording van de personeelskosten, de volgende uitgaven : 1° de uitbetaling van de wedden berekend volgens de weddeschalen van de collectieve overeenkomst van de paritaire commissie bedoeld in artikel 20;2° voor het personeel gedetacheerd door de publiek- en privérechtelijke rechtspersonen, de uitbetaling van de wedden berekend volgens de normen die van toepassing zijn voor deze publiek- en privérechtelijke rechtspersonen;3° de uitbetaling van de wettelijke werkgeverslasten betreffende de wedden, alsook de uitbetaling van de wetsverzekering. Bij wijze van overgangsmaatregel, met het oog op de regularisatie, kunnen de premies betreffende de wetsverzekering van het voorgaande jaar in aanmerking worden genomen en verdeeld worden over de laatste drie jaren van de lopende driejarenperiode; 4° de toekenning van bijkomende voordelen, waaronder sommige toegekend inzonderheid krachtens de collectieve arbeidsovereenkomsten van de Subparitaire Commissie van de inrichtingen en diensten voor opvoeding en huisvesting van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap : a) een eindejaarstoelage berekend op basis van de bepalingen die een dergelijke toelage toekennen aan de ambtenaren van de overheidsdienst van de Regering van de Franse Gemeenschap;b) een jaarlijkse bijzondere indexeerbare toelage van 495,79 EUR per jaar, toegekend evenredig aan de wekelijks gepresteerde uurrooster en maandelijks in twaalfden uitbetaald;er wordt geen rekening gehouden met deze toelage voor de berekening van de eindejaarstoelage waarvan sprake in punt a); c) de dagelijkse uitgaven gedaan door de personeelsleden ten belope van een vergoedingsbedrag bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomsten van de Subparitaire commissie voor de inrichtingen en diensten voor opvoeding en huisvesting van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap, en ten belope van maximaal 30 dagen per jaar per personeelslid wanneer zij de jongeren vergezellen tijdens vakanties georganiseerd door de dienst voor schoolherinschakeling. De dagelijkse uitgave wordt gesubsidieerd voor zover het personeelslid 24 uren per dag aanwezig is op de plaats van het verlof; de eerste en de laatste verlofdag tellen elk voor een volledige dag; d) een verlofdag op 27 september van elk jaar voor het feest van de Franse Gemeenschap.Een supplement van 4 verlofdagen voor de personeelsleden die 6 maanden anciënniteit in de dienst tellen; deze tweede maatregel is evenredig van toepassing op de werknemers met deeltijdse arbeid; e) de terugbetaling van de reiskosten van het woon- en werkverkeer, volgens de nadere regels bepaald in de daarbij behorende collectieve overeenkomsten;5° de betaling van de lasten voor vooropzeg, al dan niet gepresteerd, ten belope van de minimale duur van vooropzeg voorzien bij de sociale wetgeving.a) wanneer de duur van de vooropzeg door de bevoegde rechtsmacht verlengd wordt, ten gevolge van een beroepsinstelling door het personeelslid, beslissen de Ministers of het geheel of een deel van de bijkomende kosten beslist door de voornoemde rechtsmacht in aanmerking komt om de provisionele subsidie te verantwoorden.Wanneer de vooropzeg betekend wordt omwille van definitieve stopzetting van de activiteiten van de dienst voor schoolherinschakeling, moet hij gepresteerd worden tot het einde van de activiteiten van de dienst voor schoolherinschakeling. b) ingeval de erkenning wordt ingetrokken, wordt de definitieve subsidie aangepast om de betaling te dekken van het gedeelte van de wettelijke vooropzeggingen die door de dienst worden gedragen op het einde van de erkenning, op voorwaarde dat het gebruik conform de definitieve subsidie wordt gewaarborgd en desgevallend na aftrek van de te veel ontvangen bedragen voor subsidies.Ingeval er wordt vastgesteld dat de subsidie niet conform wordt aangewend, wordt zij in vermindering gebracht van de eigen middelen waarover de inrichtende macht beschikt; 6° desgevallend de betaling van de administratieve en boekhoudkundige prestaties bedoeld in 10°, 11°, 12° en 13° van artikel 17 van dit besluit, binnen de perken bepaald bij ditzelfde artikel;7° de betaling van de vergoeding wegens vervroegd pensioen, voor zover de wettelijke bepalingen inzake vervroegd pensioen nageleefd worden;8° de betaling van de effectieve lasten bedoeld in 2°, de verlofvergoedingen voor het werkliedenpersoneel, het enkel en dubbel vakantiegeld van de bedienden voor het jaar dat het jaar voorafgaat waarin de definitieve subsidie werd vastgesteld;in het geval dat de dienst voor schoolherinschakeling zijn activiteiten stopzet, zijn de voormelde uitgaven de sluitingslasten die in acht genomen worden om te worden gesubsidieerd boven de definitieve subsidie van het sluitingsjaar. Voor de berekening van de definitieve subsidie van het sluitingsjaar worden de voormelde uitgaven in verband met het sluitingsjaar in aanmerking genomen; 9° zo nodig, de inaanmerkingneming van het aandeel of van het gedeelte van de bezoldigingen en lasten die niet door andere publiekrechtelijke rechtspersonen of sectorgebonden sociale fondsen worden gefinancierd; § 3. De tegemoetkoming door de federale overheidsdienst voor Tewerkstelling, Arbeid en Sociaal Overleg aan de dienst voor schoolherinschakeling gestort om de afwezigheid van een werknemer met opvoedingsverlof te compenseren is in de provisionele subsidie opgenomen. Deze boeking wordt verdeeld over één of meer kalenderjaren, het eerste is het jaar waarin de werknemer begonnen is aan zijn opvoedingsverlof, het laatste is het jaar dat volgt op het jaar waarin de tegemoetkoming van de Federale overheidsdienst Tewerkstelling, Arbeid en Sociaal overleg wordt uitbetaald.

Binnen de maand die volgt op de effectieve uitbetaling van de tegemoetkoming adviseert de dienst voor schoolherinschakeling via de post of langs elektronische weg de besturen over zijn keuze wat de aanwending betreft van het bedrag van de tegemoetkoming gespreid over één of meer jaren die in aanmerking komen .

Art. 22.Voor de bedragen die de wedden of gelijkgestelde kosten betreffen, wordt de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij de daaropvolgende besluiten, van toepassing. Deze bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex 138,01. De indexeringscoëfficiënt 1,0000 stemt overeen met de geïndexeerde bedragen op 1 januari 1990.

TITEL IV. - Bepalingen betreffende de boekhoudkundige inspectie en de pedagogische inspectie HOOFDSTUK I. - Boekhoudkundige inspectie

Art. 23.Elk jaar voeren een controleur van de Algemene Directie Leerplichtonderwijs en een boekhoudkundige inspecteur van de Algemene Directie voor Hulpverlening aan de Jeugd, gezamenlijk, de controle van de boekhoudkundige bewijsstukken binnen de dienst voor schoolherinschakeling. Ze controleren onder andere dat : a) de personeelsleden van de dienst voor schoolherinschakeling onderworpen zijn aan de arbeidsregeling bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomsten van de Paritaire Commissie 319.02 bedoeld in artikel 20; b) de persoon aan wie de leiding van de dienst voor schoolherinschakeling toevertrouwd werd en die van de inrichtende macht de informatie krijgt waarbij ze deze opdracht kan uitoefenen, wordt belast, onder de verantwoordelijkheid van de inrichtende macht, met de boekhouding. Het inspectieverslag dat gezamenlijk opgesteld wordt door de controleur van de Algemene Directie Leerplichtonderwijs en door de boekhoudkundige inspecteur van de Algemene Directie Hulpverlening aan de Jeugd, wordt binnen de twee maanden door de inspectie aan de besturen gestuurd. Een afschrift van dit verslag wordt gericht aan de bevoegde Ministers en aan de betrokken dienst.

Wanneer het verslag bedoeld in het tweede lid vermeldt dat de jaarlijkse vaste subsidies aangewend werden voor doeleinden die niets te maken hebben met de reden waarvoor ze toegekend werden en/of dat er gebreken of onregelmatigheden bestaan in het voeren van de boekhouding, bezorgt de Regering dit verslag binnen de maand na de ontvangst ervan aan de Erkenningscommissie. HOOFDSTUK II. - Pedagogische inspectie

Art. 24.Het inspectieverslag bedoeld in artikel 32 van het intersectoraal decreet wordt binnen de twee maanden aan de dienst voor schoolherinschakeling bezorgd.

Art. 25.De Inspectiediensten bedoeld in artikel 32 van het intersectoraal decreet controleren inzonderheid : a) dat de persoon aan wie de leiding van de dienst voor schoolherinschakeling werd toevertrouwd en die de informatie krijgt van de inrichtende macht waarbij hij deze opdracht kan voeren, wordt belast, onder de verantwoordelijkheid van de inrichtende macht, met het dagelijkse beheer, met de inachtneming van de geldende regelgevingen en met de uitvoering van het specifieke project;b) dat de diensten voor schoolherinschakeling een dossier openen op naam van elke minderjarige ten laatste de eerste dag van de werkelijke opvang.Dit dossier bevat inzonderheid het eigen project bedoeld in artikel 36 van het intersectoraal decreet, de balansen bedoeld in artikel 38 van het betrokken decreet en de erkenning van de schooljaren bedoeld in artikel 35, tweede lid van het betrokken decreet. Het individuele dossier van de minderjarige bedoeld in § 1, kan vernietigd worden ten vroegste 5 jaar na het bereiken van de minderjarige van de meerderjarigheid; c) dat de dienst voor schoolherinschakeling hulpmiddelen ontwikkeld heeft om de specifieke moeilijkheden van elke minderjarige op te lossen met toepassing van artikel 36, tweede lid, van het intersectoraal decreet;d) het werk gevoerd tijdens de schoolvakantie;e) de nadere regels volgens dewelke de dienst voor schoolherinschakeling voor de pedagogische supervisie zorgt van zijn personeel en de evaluatie van zijn actie;f) dat tijdens het eerste activiteitsjaar van de dienst voor schoolherinschakeling een pedagogische supervisie georganiseerd werd door een persoon of een instelling buiten de dienst voor schoolherinschakeling;g) dat de notulen van elke vergadering betreffende het specifieke project van de dienst voor schoolherinschakeling en de toepassing van de gedragscode opgesteld werden en dat de handtekening van de aanwezige leden op alle notulen gezet moet worden;h) dat de minderjarigen ten minste één keer per jaar verzocht worden om deel te nemen aan een vergadering met de directie en de personeelsleden wanneer de punten die op de agenda staan, ze rechtstreeks betreffen en dat de handtekening van de aanwezige minderjarigen op alle notulen gezet moet worden. TITEL V. - Jaarlijks activiteitenverslag

Art. 26.Elke dienst voor schoolherinschakeling stuurt, ten laatste voor 30 september, een jaarlijks activiteitenverslag bedoeld in artikel 25, § 4, van het intersectoraal decreet betreffende het vorige schooljaar.

Dit activiteitenverslag dat uitgewerkt wordt volgens de genormaliseerde uurrooster bepaald door de bevoegde Ministers, bepaalt inzonderheid voor elke interventie-eenheid : 1) de personeelsformatie;2) de wijze waarop de kwalificaties van de personeelsleden tot de ontwikkeling van het specifieke project hebben bijgedragen;3) het aantal opgevangen minderjarigen en de gemiddelde duur van de opvang door een onderscheiding te maken tussen : - de minderjarigen opgevangen krachtens de artikelen 31, 32 of 33 van het intersectoraal decreet; - het studiejaar, de vorm en het type van onderwijs van de minderjarigen; 4) het aantal openstaande dossiers waarbij bepaald wordt voor elke minderjarige : het niveau, de vorm, het type onderwijs en het type toestand waartoe hij behoort;5) het aantal minderjarigen aan wie de opvang aanbevolen werd, die deze weigeren of onderbreken waarbij bepaald wordt elke minderjarige : het niveau, de vorm, het type onderwijs, het type toestand waartoe hij behoort en de redenen van de beslissing;6) het aantal minderjarigen die opgevangen werden tijdens de schoolvakantie en de georganiseerde activiteiten tijdens deze periodes;7) de hulpmiddelen ontwikkeld tijdens het schooljaar om de moeilijkheden van de minderjarigen op te lossen;8) de nadere regels voor de partnerschappen georganiseerd met de inrichtingen bezocht door de minderjarigen vóór of na hun opvang en met de betrokken psycho-medisch-sociale centra;9) in voorkomend geval de nadere regels voor de partnerschappen georganiseerd met andere schoolinrichtingen dan deze bezocht door de minderjarigen vóór of na hun opvang, met de betrokken psycho-medisch-sociale centra of met elk operator binnen of buiten de school;10) in voorkomend geval, de activiteiten van de dienst voor schoolherinschakeling georganiseerd in partnerschap met een externe inrichting, de nadere regels en de doelstellingen van deze activiteiten met verwijzing naar de opdrachten bedoeld in artikel 22 van het decreet;11) in voorkomend geval, het aantal toestanden waarvoor de betrokkenheid van de Adviseur bij de Hulpverlening aan de Jeugd, de Directeur van de Hulpverlening aan de Jeugd of van de Jeugdrechtbank nodig was;12) de beschrijving van de middelen ontwikkeld om de moeilijkheden inzake het leerproces of de socialisatie van de minderjarigen te ontdekken en om daarvoor een oplossing te vinden;13) de activiteiten in verband met hulp en de begeleiding in verband met het leefmilieu, inzonderheid de ouders of de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of het leven van de jongeren;14) de opleidingen georganiseerd voor de personeelsleden;15) de vergemakelijkingselementen en de moeilijkheden ondervonden om de opdrachten toegewezen aan de structuren te voeren;16) de schooloriëntatie gekozen na de opvang;17) het aantal opgevangen minderjarigen waarbij de vastgestelde doelstellingen niet bereikt werden en die de oorzaken zijn van die mislukking. TITEL VI. - Erkenning van de schooljaren

Art. 27.Opdat de begeleidingsperiode bedoeld in artikel 35 van het intersectoraal decreet in aanmerking zou komen voor een erkenning van de schooljaren, wordt deze ingediend door de dienst voor schoolherinschakeling met behulp van het formulier bedoeld in bijlage 1 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 mei 2014 tot toepassing van de artikelen 8, § 1, 20, 23, 31, 32, 33, 37, 47 en 50 van het decreet van 21 november 2013 tot organisatie van verschillende schoolstelsels ter bevordering van het welzijn van jongeren op school, schoolherinschakeling, preventie van geweld op school en begeleiding van studieoriëntatie.

De beslissing om al dan niet de erkenning van schooljaren toe te kennen wordt meegedeeld door de Algemene Directie Leerplichtonderwijs ten laatste binnen de twintig werkdagen volgend op de ontvangst van de aanvraag. Bij de niet-naleving van deze termijn wordt de beslissing geacht als gunstig te zijn.

TITEL VII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 28.Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de diensten voor schoolherinschakeling van 14 mei 2009, wordt opgeheven.

Art. 29.Bij wijze van overgangsmaatregel behouden de diensten voor schoolherinschakeling die, op 31 augustus 2014, in aanmerking komen voor een erkenning overeenkomstig artikel 18 van het decreet van 12 mei 2004 betreffende diverse maatregelen inzake de strijd tegen het vroegtijdig verlaten van de school, de uitsluiting en het geweld op school, hun erkenning en blijven onderworpen aan de Titel VI van het bovenvermelde decreet van 12 mei 2004 tot 31 december 2014. Vanaf 1 januari 2015 worden de diensten erkend voor een onbepaalde duur.

Art. 30.De Minister van Leerplichtonderwijs en de Minister van Hulpverlening aan de Jeugd zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit

Art. 31.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

Brussel, 15 mei 2014.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Leerplichtonderwijs en Onderwijs voor sociale promotie, Mevr. M.-M. SCHYNS

^