gepubliceerd op 19 juli 2024
Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot uitvoering van de ordonnantie van 22 juli 2021 betreffende de erkenning en subsidiëring van de diensten die actief zijn op het vlak van de beperking van de aan druggebruik verbonden risico's
4 JULI 2024. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot uitvoering van de ordonnantie van 22 juli 2021 betreffende de erkenning en subsidiëring van de diensten die actief zijn op het vlak van de beperking van de aan druggebruik verbonden risico's
Het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Gelet op de ordonnantie van 22 juli 2021 betreffende de erkenning en subsidiëring van de diensten die actief zijn op het vlak van de beperking van de aan druggebruik verbonden risico's, artikelen 3, § 1, tweede lid, 5, §§ 2, eerste lid, 2°, 4°, 5° en 6°, tweede tot en met vierde lid, en 3, 6, eerste tot en met derde lid, 7, tweede lid, 8, 9, § 1, en 10, tweede lid;
Gelet op het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 20 januari 2022 tot uitvoering van de ordonnantie van 22 juli 2021 betreffende de erkenning en subsidiëring van de diensten die actief zijn op het vlak van de beperking van de aan druggebruik verbonden risico's;
Gelet op het advies van de Beheerraad voor Gezondheid en Bijstand aan Personen van de Bicommunautaire Dienst voor Gezondheid, Bijstand aan Personen en Gezinsbijslag, gegeven op 27 maart 2024;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 28 maart 2024;
Gelet op het akkoord van de leden van het Verenigd College, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 18 april 2024;
Gelet op de evaluatie van de weerslag op de respectieve situatie van vrouwen en mannen, uitgevoerd op 17 april 2024;
Gelet op de evaluatie vanuit het oogpunt van handistreaming, uitgevoerd op 17 april 2024;
Gelet op advies nr. 76.301/3 van de Raad van State, gegeven op 28 mei 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor Welzijn en Gezondheid;
Na beraadslaging, Besluit : TITEL 1. - Algemene bepaling
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° Ordonnantie: de ordonnantie van 22 juli 2021 betreffende de erkenning en subsidiëring van de diensten die actief zijn op het vlak van de beperking van de aan druggebruik verbonden risico's;2° Beheerraad: de Beheerraad voor Gezondheid en Bijstand aan Personen van Iriscare;3° Consumptiezaal: een consumptiezaal met laag risico;4° Consumptieruimte: de lokalen bedoeld in artikel 18, § 1, 3° en 4° ;5° Dienst: een dienst die actief is op het vlak van de beperking van de aan druggebruik verbonden risico's, erkend met toepassing van de ordonnantie en dit besluit;6° Verplichte opdrachten: de in artikel 3, § 1, eerste lid, 1° tot en met 7°, van de ordonnantie bedoelde opdrachten;7° Opvang: de noodopvangopdracht met een verblijfsfunctie van korte duur voor de gebruikers van de dienst, bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, 8°, van de ordonnantie, die facultatief kan worden uitgevoerd door een dienst;8° Niet voor het publiek toegankelijke dienst: de dienst die, omwille van het therapeutisch project uitgevoerd in het kader van artikel 5, § 2, eerste lid, 3°, van de ordonnantie, enkel toegankelijk is voor vooraf geregistreerde of geselecteerde personen, en dus niet toegankelijk is voor het publiek;9° Inspectieambtenaren: de ambtenaren van Iriscare die belast worden met de controle op de diensten, bedoeld in artikel 9 van de ordonnantie;10° Ministers: de leden van het Verenigd College die bevoegd zijn voor het gezondheidsbeleid. TITEL 2. - Erkenningsvoorwaarden van de dienst
HOOFDSTUK 1 - Erkenningsvoorwaarden van de dienst
Art. 2.Dit hoofdstuk is van toepassing op de dienst wat betreft de verplichte opdrachten en, in voorkomend geval, de opvang.
Art. 3.De Beheerraad kan, rekening houdend met de bepalingen van de artikelen 20 tot en met 22, en met de voorwaarden vermeld in de artikelen 3, §§ 2 en 3, en 5, § 2, van de ordonnantie, de volgende modellen vastleggen, die de dienst kan gebruiken: 1° een model van samenwerkingsovereenkomst die een dienst afsluit met één of meer ziekenhuizen;2° een model van huishoudelijk reglement van een dienst;3° een model van overeenkomst die vooraf ondertekend moet worden door elke gebruiker van een consumptiezaal van een dienst;4° een model van financieel plan waarmee een dienst de financiële levensvatbaarheid van het project garandeert. Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden in verband
met de lokalen van de dienst
Art. 4.§ 1. Deze afdeling is van toepassing op de gebouwen gelegen op de adressen waarvoor de dienst over een erkenning beschikt. § 2. Op gemotiveerd verzoek van de dienst kunnen de Ministers afwijkingen voor een duur van maximaal twee jaar toekennen voor de in onderafdeling 2 opgenomen architectonische normen. Deze afwijkingen kunnen op gemotiveerd verzoek van de dienst voor dezelfde maximumduur worden verlengd. § 3. Een afwijking vervalt van rechtswege bij grote werken aan het deel van het gebouw waarop die afwijking betrekking heeft.
Onderafdeling 1. - Veiligheidsnormen voor de dienst
Art. 5.§ 1. De dienst moet beschikken over lokalen waarvoor een brandveiligheidsverslag van de dienst werd opgesteld door de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, overeenkomstig artikel 4, § 2, van de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp. § 2. Als het verslag beschikbaar is, moet het voorgelegd worden op het moment van de in artikel 48, §§ 1 tot en met 3, bedoelde erkenningsaanvraag.
Als het niet beschikbaar is op het moment van de in artikel 48, §§ 1 tot en met 3, bedoelde erkenningsaanvraag, moet het verslag aangevraagd zijn op de datum waarop deze aanvraag wordt ingediend en afgeleverd zijn op de datum waarop de in artikel 48, § 4, bedoelde voorlopige erkenning in werking treedt. § 3. De dienst stelt een veiligheidsplan op in samenwerking met de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp. Hij moet op elk ogenblik het bewijs hiervan kunnen leveren.
Art. 6.De dienst moet zich tegen brand verzekeren.
Art. 7.De dienst neemt alle voorzorgsmaatregelen om brandgevaar te beperken. Hij beperkt met name de vuurbelasting in de ruimten die toegankelijk zijn voor de gebruikers van de dienst.
Art. 8.Het is verboden om te roken in de dienst, uitgezonderd in speciaal daarvoor bestemde rookruimten of buitenruimten die voorzien zijn van asbakken. Als de dienst over een rookruimte beschikt, moet die duidelijk afgebakend en volledig geïsoleerd zijn. Ze mag niet als doorgang dienen en moet beschikken over een rookafzuigsysteem met een capaciteit van 15 m3 per uur en per m2.
Art. 9.Er moet een procedure voor de verwijdering van afval met risico op besmetting, met inbegrip van gebruikte spuiten, worden geformaliseerd.
Onderafdeling 2. - Architectonische normen voor de dienst
Art. 10.Trappen en ramen in lokalen die toegankelijk zijn voor de gebruikers van de dienst zijn beveiligd zodat er geen enkel valgevaar is.
Art. 11.De materialen en het meubilair die gebruikt worden in de lokalen die toegankelijk zijn voor de gebruikers van de dienst moeten robuust zijn.
Als er binnen glaspartijen zijn, mag er geen veiligheidsrisico of risico op letsels zijn bij glasbreuk.
Art. 12.§ 1. De lokalen van de dienst moeten goed onderhouden en dagelijks schoongemaakt worden op de dagen dat de dienst geopend is. § 2. De consumptieruimte wordt dagelijks, en zo vaak als nodig is, ontsmet op de dagen waarop ze toegankelijk is. § 3. De vloeren, muren en meubels in de lokalen die toegankelijk zijn voor de gebruikers van de dienst moeten eenvoudig te reinigen zijn.
Art. 13.Als de dienst meerdere verdiepingen omvat, moet er minstens één lift zijn die toegankelijk is voor personen met een beperkte mobiliteit.
Art. 14.Er moet voldoende en aangepaste verlichting zijn in alle ruimten die toegankelijk zijn voor de gebruikers van de dienst.
Art. 15.§ 1. De deuren van de sanitaire voorzieningen die toegankelijk zijn voor de gebruikers van de dienst gaan naar buiten open of zijn schuifdeuren. Ze moeten een slot hebben dat van buiten kan worden geopend door medewerkers van de dienst en een systeem dat aangeeft of ze bezet of vrij zijn. § 2. De sanitaire voorzieningen die toegankelijk zijn voor de gebruikers van de dienst zijn uitgerust met een systeem dat het mogelijk maakt om hulp te vragen wanneer iemand een ongeluk heeft of onwel wordt.
Art. 16.§ 1. De dienst beschikt minstens over de volgende lokalen voor de gebruikers van de dienst: 1° een lokaal voor individuele onderhouden;2° een verzorgings- en onderzoekslokaal dat uitgerust is met een onderzoekstafel en een wastafel. § 2. De in § 1 bedoelde lokalen zijn toegankelijk voor personen met een beperkte mobiliteit. § 3. De in § 1 bedoelde lokalen mogen gedeeld worden met een andere dienst voor de opvang van drugsverslaafden, als die diensten zich in hetzelfde gebouw bevinden, namelijk het gebouw gelegen op het adres waarvoor de dienst over een erkenning beschikt.
Art. 17.§ 1. De dienst beschikt minstens over de volgende lokalen die voorbehouden zijn voor zijn medewerkers: 1° sanitaire voorzieningen: a) twee toiletten;b) twee wastafels;c) een douche;2° een refter met kitchenette;3° een rustruimte;4° kantoren voor administratief werk;5° een lokaal met een uitgietbak voor de schoonmaak. § 2. De in § 1 bedoelde lokalen mogen gedeeld worden met een andere dienst voor de opvang van drugsverslaafden, als die diensten zich in hetzelfde gebouw bevinden, namelijk het gebouw gelegen op het adres waarvoor de dienst over een erkenning beschikt. § 3. De dienst beschikt over voldoende lockers, zodat elke medewerker van de dienst zijn persoonlijke bezittingen tijdens de werkuren achter slot en grendel kan bewaren.
Art. 18.§ 1. De consumptiezaal omvat de volgende ruimten: 1° een onthaalruimte zodat de gebruikers van de consumptiezaal niet buiten hoeven te wachten;2° een ruimte waar de gebruikers van de consumptiezaal kunnen wachten voordat ze drugs consumeren;3° een lokaal met posten voor consumptie via injectie of via de neus met individueel richtbare verlichting;4° een lokaal met posten voor consumptie via inhalatie, uitgerust met een ventilatiesysteem om de vervuilde lucht continu af te voeren en te zuiveren;5° een ruimte waar de gebruikers van de consumptiezaal kunnen rusten na de consumptie;6° een systeem om gebruikt materiaal te verzamelen en steriel materiaal te verdelen;7° een lokaal dat geschikt is voor de opslag van steriel materiaal. § 2. De in § 1, 1° en 2°, bedoelde ruimten kunnen gemeenschappelijk zijn. § 3. De in § 1, 1° tot en met 5°, bedoelde ruimten zijn toegankelijk voor personen met een beperkte mobiliteit. § 4. De in § 1, 3° en 4°, bedoelde posten zijn gemaakt van afwasbare, waterafstotende en ontsmetbare materialen. § 5. Er is een wastafel met koud en warm water in de onmiddellijke nabijheid van de in § 1, 3° en 4°, bedoelde lokalen.
Art. 19.De consumptiezaal beschikt minstens over de volgende sanitaire voorzieningen voor de gebruikers: 1° een toilet met wastafel in de nabijheid van de in artikel 18, § 1, 2°, bedoelde wachtruimte;2° een toilet met wastafel in de nabijheid van de in artikel 18, § 1, 5°, bedoelde rustruimte;3° naast de in 1° en 2° bedoelde toiletten, een toilet dat toegankelijk is voor personen met een beperkte mobiliteit;4° een douche die toegankelijk is voor personen met een beperkte mobiliteit. Afdeling 2. - Erkenningsvoorwaarden in verband met de doeltreffende
samenwerking van de dienst met één of meer ziekenhuizen
Art. 20.De samenwerking met één of meer ziekenhuizen wordt vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst tussen de dienst en het betreffende ziekenhuis, die onder meer voorziet in een schriftelijke procedure voor dringende medische interventies, en een telefoonnummer dat bereikbaar is tijdens de openingsuren van de dienst. Afdeling 3. - Erkenningsvoorwaarden in verband
met het huishoudelijk reglement van de dienst
Art. 21.Het huishoudelijk reglement van de dienst voorziet onder meer in: a) een hoofdstuk met een overzicht van de activiteiten van een dienst, en de praktische voorwaarden hiervan, zoals de openingsuren van de dienst en, in voorkomend geval, de uren waarop de consumptieruimte toegankelijk is voor opgevangen gebruikers of voor gebruikers van de niet voor het publiek toegankelijke dienst, buiten de openingsuren van de dienst, de begeleidingsmogelijkheden, het beschikbaar materiaal, de regels van toegankelijkheid en veiligheid, de eventuele toegang van gezelschapsdieren in de dienst, buiten de consumptieruimte, enz.; b) een hoofdstuk dat de rechten en plichten van de gebruikers van een dienst omschrijft, met name: - het feit dat de gebruiker van de dienst bij aankomst moet aangeven en tonen welke drug hij wil consumeren, om te voorkomen dat personen worden aangezet tot het delen van drugs; - het feit dat de gebruiker van de dienst de hygiëneregels moet naleven voor, tijdens en na de consumptie; - het feit dat per bezoek slechts één consumptiesessie is toegestaan; - het feit dat de consumptie gebeurt door de gebruiker van de dienst zelf, onder toezicht van een medewerker van de dienst, en de gebruiker van de dienst wordt aangemoedigd om een tijdje in de rustruimte te blijven voordat hij vertrekt; - het verbod om drugs te gebruiken buiten de consumptieruimte; - het feit dat het uitwisselen of delen van drugs, of elke poging daartoe, verboden is; - het feit dat de verkoop of overdracht van drugs en geneesmiddelen in de lokalen van de dienst verboden is; - het feit dat alle daden van geweld en verbale en fysieke bedreigingen tussen gebruikers van de dienst en tegenover medewerkers verboden zijn; - het verbod om de meubels en het materiaal te beschadigen; - de situaties die rechtvaardigen dat de toegang wordt geweigerd of dat men de dienst verplicht moet verlaten; c) een hoofdstuk dat de regeling van de stuurgroep van een dienst bevat, zoals de regels voor de samenstelling, het voorzitterschap, het secretariaat, de wijze van samenroeping en beraadslaging;d) een hoofdstuk dat de procedure voor de registratie en de behandeling van klachten van de gebruikers van de dienst vaststelt. Deze procedure beschrijft de nadere regels voor de indiening van de klachten, voor de beoordeling van hun ontvankelijkheid, voor hun behandeling en voor de mededeling van hun resultaat aan de gebruikers van de dienst. Er moet een klachtenformulier beschikbaar zijn, in het Nederlands en in het Frans, in de informatiebrochures en/of op de website van de dienst; e) elke andere bepaling die de organisatie en de activiteiten van een dienst verduidelijkt. Afdeling 4. - Erkenningsvoorwaarden in verband met de administratieve
opvolging van de gebruikers van de consumptiezaal van de dienst
Art. 22.§ 1. De overeenkomst die vooraf ondertekend moet worden door elke gebruiker van een consumptiezaal, voorziet in: a) het aanmaken van een uniek identificatiepseudoniem, gebruikt door de gebruiker in de consumptiezaal;b) de verbintenis van de gebruiker om de werkingsregels van de consumptiezaal en het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 21 na te leven;c) de ordemaatregelen die van toepassing zijn bij het niet naleven van sommige bepalingen van het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 21;d) de medeondertekening door een lid van het team van de consumptiezaal;e) de datum van de ondertekening van het document;f) de verantwoordelijke uitgever van het document. Het punt a) geldt niet voor de gebruikers van niet voor het publiek toegankelijke diensten. § 2. De overeenkomst die vooraf ondertekend moet worden door elke gebruiker van een consumptiezaal moet in overeenstemming zijn met eventuele instructies van de gerechtelijke autoriteiten of van de politie. Afdeling 5. - Erkenningsvoorwaarden in verband met de regelmatige
ontmoetingen met de buurt en de rechtstreekse telefoonlijn
Art. 23.§ 1. Een dienst organiseert, minstens tweemaal per jaar tijdens de volledige duur van de voorlopige erkenning en tijdens het eerste jaar van de definitieve erkenning, en na dat eerste jaar ten minste eenmaal per jaar tijdens de volledige duur van de definitieve erkenning, een ontmoeting met de omwonenden van een dienst. Als de ontmoeting tweemaal per jaar plaatsvindt, vindt minstens een ontmoeting plaats in het eerste of het tweede kwartaal van het jaar en vindt een ontmoeting plaats in het derde of het vierde kwartaal van het jaar.
In afwijking van het eerste lid mag, voor de niet voor het publiek toegankelijke dienst, één keer per jaar een ontmoeting worden georganiseerd op verzoek van de omwonenden.
Voor de toepassing van dit artikel moet onder "omwonenden" worden verstaan, de bewoners van de aanpalende straten, of van delen ervan, van een dienst, waarvan de lijst door de Beheerraad wordt vastgelegd op voorstel van de dienst.
De uitnodiging voor de ontmoetingen bedoeld in het eerste lid gebeurt door middel van de verdeling van een in het Nederlands en in het Frans opgestelde flyer in iedere brievenbus in de straten opgenomen in de lijst bedoeld in het vorige lid, uiterlijk veertien dagen voor de ontmoeting, evenals via aanplakking, in het Nederlands en in het Frans. § 2. Een dienst opent uiterlijk in de vierde maand na de voorlopige erkenning bedoeld in artikel 48, § 4, een rechtstreekse telefoonlijn waarop de omwonenden of iedere andere persoon de verantwoordelijken van de dienst tijdens de kantooruren kunnen contacteren, evenals een telefoonnummer voor noodgevallen dat bereikbaar is tijdens de openingsuren van de dienst. De telefoonlijn en het telefoonnummer voor noodgevallen mogen identiek zijn en blijven gedurende de hele duur van de erkenning actief. Afdeling 6. - Andere erkenningsvoorwaarden van de dienst
Art. 24.§ 1. De dienst richt zich op volwassenen die drugs gebruiken die tot afhankelijkheid leiden, die zich in een situatie van grote bestaansonzekerheid bevinden en/of in psychologische, medische of sociale noodsituaties verkeren. § 2. De dienst is gevestigd op een plaats die rekening houdt met de specifieke realiteit en behoeften op het vlak van de beperking van de aan druggebruik verbonden risico's in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
Art. 25.Geneesmiddelen, al dan niet op medisch voorschrift, die mogen worden gebruikt door de medewerkers van de dienst, worden bewaard door een beoefenaar van de verpleegkunde of, in voorkomend geval, een apotheker, en worden verdeeld en toegediend onder de verantwoordelijkheid van een beoefenaar van de verpleegkunde.
De bewaring van geneesmiddelen gebeurt in een hiertoe geschikt meubel of een lokaal dat uitsluitend daartoe voorbehouden is en afgesloten is.
Art. 26.De voorlopige en definitieve erkenningen van de dienst zijn alleen geldig voor de inrichtende macht die de dienst organiseert en voor het adres waar de dienst zich bevindt, zoals vermeld in de erkenningsaanvraag en in de erkenning. Ze vervallen van rechtswege in geval van verandering van inrichtende macht of adres.
Art. 27.De hoofdstukken a) en b) van het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 21 en, in voorkomend geval, artikel 42, evenals de erkenning bedoeld in artikel 48, §§ 4 en 5, worden zichtbaar uitgehangen aan de ingang van de dienst, in het Nederlands en in het Frans.
HOOFDSTUK 2. - Specifieke erkenningsvoorwaarden in verband met de opvang
Art. 28.Dit hoofdstuk is van toepassing op de opvang van de dienst, onverminderd de bepalingen uit hoofdstuk 1. Afdeling 1. - Specifieke architectonische normen
in verband met de opvang
Art. 29.§ 1. Deze afdeling is van toepassing op de gebouwen gelegen op de adressen waarvoor de dienst over een erkenning beschikt. § 2. Op gemotiveerd verzoek van de dienst kunnen de Ministers afwijkingen voor een duur van maximaal twee jaar toekennen voor de in deze onderafdeling opgenomen architectonische normen. Deze afwijkingen kunnen op gemotiveerd verzoek van de dienst voor dezelfde maximumduur worden verlengd. § 3. Een afwijking vervalt van rechtswege bij grote werken aan het deel van het gebouw waarop die afwijking betrekking heeft.
Art. 30.De dienst die opvang aanbiedt, moet de volgende bepalingen naleven voor de kamers: 1° een kamer mag maximaal twee personen opvangen;2° de minimale netto-oppervlakte van de kamers, uitgezonderd sanitaire voorzieningen, bedraagt 8 m2;3° minstens 10 % van de kamercapaciteit is toegankelijk voor personen met een beperkte mobiliteit;4° de deuren zijn uitgerust met een slot dat van buiten kan worden geopend door medewerkers van de dienst;5° het meubilair in de kamers omvat minstens een bed, een nachtkastje en een kast of rek per persoon;6° er is minstens een algemene verlichting in de kamer en een nachtlamp of leeslamp per persoon in de buurt van het bed;7° er is minstens een stopcontact per persoon.
Art. 31.§ 1. Per begonnen schijf van zes bedden moeten de diensten die opvang aanbieden ten minste over de volgende sanitaire voorzieningen beschikken voor de opgevangen gebruikers van de dienst: 1° een toilet;2° een wastafel;3° een douche. § 2. De dienst die opvang aanbiedt, moet per begonnen schijf van twintig bedden beschikken over een badkamer die toegankelijk is voor personen met een beperkte mobiliteit, met een toilet, een wastafel en een douche voor de opgevangen gebruikers van de dienst. De sanitaire voorzieningen in die badkamer mogen meegerekend worden voor het in § 1 bedoelde minimale aantal sanitaire voorzieningen.
Art. 32.De dienst die opvang aanbiedt, moet ten minste over de volgende gemeenschappelijke ruimten beschikken voor de opgevangen gebruikers van de dienst: 1° een woonkamer;2° een eetkamer. De woonkamer en de eetkamer mogen zich in hetzelfde lokaal bevinden en zijn toegankelijk voor personen met een beperkte mobiliteit.
Art. 33.De som van de netto-oppervlakten van de in artikel 32 bedoelde woonkamer en eetkamer, de in artikel 38 bedoelde uitgeruste keuken, en de in artikel 8 bedoelde rookruimten, bedraagt ten minste 2 m2 per opgevangen gebruiker van de dienst.
Art. 34.De netto-oppervlakte van de ruiten van de kamers, de woonkamer en de eetkamer bedraagt ten minste een zesde van de overeenkomstige vloeroppervlakte.
Art. 35.De ramen van de kamers, de woonkamer en de eetkamer moeten een vrij zicht naar buiten toelaten op een hoogte van 1,50 m.
Art. 36.Naast de in artikel 31 bedoelde sanitaire voorzieningen is er ten minste een toilet dat toegankelijk is voor personen met een beperkte mobiliteit in de buurt van de woonkamer en de eetkamer.
Art. 37.De dienst die opvang aanbiedt, beschikt over een wasruimte met ten minste een wasmachine en een droogtrommel.
Art. 38.De dienst die opvang aanbiedt, beschikt over een keuken die uitgerust is met een kookplaat, een dampkap, een werkblad, een gootsteen, een oven en een magnetron.
Art. 39.De dienst die opvang aanbiedt, beschikt ten minste over een lokaal voor de medewerkers die de nachtdienst verzorgen.
Art. 40.De dienst die opvang aanbiedt, moet de opgevangen gebruikers van de dienst telefoon- en internettoegang kunnen bieden. Die toegang is alleen toegestaan voor de opgevangen gebruikers van de dienst, met uitsluiting van de andere gebruikers van de dienst.
Art. 41.De dienst die opvang aanbiedt, stelt een persoonlijke locker ter beschikking van elke opgevangen gebruiker van de dienst of voorziet in een beveiligd gemeenschappelijk lokaal. Afdeling 2. - Specifieke erkenningsvoorwaarden in verband
met het huishoudelijk reglement van de opvang
Art. 42.Het huishoudelijk reglement van de opvang voorziet in de in artikel 21 opgesomde hoofdstukken voor wat specifiek de opvang betreft, met name de praktische voorwaarden in verband met de opvang, zoals de leefregels in de opvang en de beveiliging van persoonlijke bezittingen.
Het huishoudelijk reglement van de opvang mag het voorwerp uitmaken van een afzonderlijk document. Afdeling 3. - Specifieke erkenningsvoorwaarden in verband met de
organisatie van de opvang
Art. 43.In voorkomend geval, en met toepassing van artikel 48, § 2, derde en vierde lid, van de ordonnantie moet een dienst die opvang aanbiedt, voldoen aan de volgende specifieke erkenningsvoorwaarden: a) de opvang moet gratis toegankelijk zijn;b) de opvang is voorbehouden voor de gebruikers van de dienst die er een beroep op doen in het kader van de verplichte opdrachten;c) de opvang moet 24 uur per dag, 7 dagen per week geopend zijn;d) de gebruikers van de dienst worden opgevangen per periode van maximaal 12 uur, die maximaal drie keer kan worden hernieuwd;e) het aantal opgevangen gebruikers van de dienst mag het aantal erkende plaatsen niet overschrijden;f) de consumptie van drugs is verboden buiten de consumptieruimte;g) er wordt een niet-sturend luisterend oor aangeboden en de opgevangen gebruikers van de dienst worden geïnformeerd over de bestaande diensten waartoe ze zich kunnen wenden in de sector van de zorg- en hulpverlening gespecialiseerd in verslavingen en in de daklozensector en, in de mate van het mogelijke, worden ze doorverwezen naar die psychologische, medische en sociale diensten;h) dranken en minstens een lichte maaltijd per dag worden aangeboden aan de opgevangen gebruikers van de dienst;i) de opvang moet georganiseerd worden in het gebouw waarin de dienst ook de verplichte opdrachten organiseert, of in een rechtstreeks aangrenzend gebouw.Dit zijn de gebouwen gelegen op de adressen waarvoor de dienst over een erkenning beschikt.
Op gemotiveerd verzoek van de dienst die opvang aanbiedt, kunnen de Ministers een afwijking voor een duur van maximaal twee jaar toekennen onder de in het eerste lid, c) en d), bedoelde voorwaarden. Deze afwijkingen kunnen op gemotiveerd verzoek van de dienst voor dezelfde maximumduur worden verlengd.
HOOFDSTUK 3. - Erkenningsvoorwaarden in verband met de minimale personeelsformatie van de dienst
Art. 44.Het in de artikelen 45 en 47 bedoelde personeel is verplicht een bijscholing, waarvan het programma paritair wordt opgesteld, en een opleiding inzake brandpreventie en brandbestrijding, overeenkomstig het in artikel 5, § 3, bedoelde plan, te volgen. Afdeling 1. - Multidisciplinair team van de dienst voor de verplichte
opdrachten
Art. 45.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "consumptiehandeling onder toezicht" de consumptiehandeling verstaan die de gebruiker van de dienst uitvoert in de consumptieruimte, tijdens de dagelijkse openingsuren van de dienst en onder het toezicht van de medewerkers van de dienst, overeenkomstig artikel 3, § 1, eerste lid, 5°, tweede en derde zin, van de ordonnantie. Als een gebruiker de consumptieruimte meerdere keren per dag bezoekt om er een consumptiehandeling onder toezicht uit te voeren, wordt elk bezoek geteld. § 2. Een dienst moet beschikken over de minimale personeelsformatie die noodzakelijk is om de verplichte opdrachten uit te voeren. Die minimale formatie bestaat uit een multidisciplinair team dat qua aantal en kwalificaties samengesteld is overeenkomstig §§ 3 en 4. § 3. Als er gemiddeld minder dan 50 consumptiehandelingen onder toezicht per dag plaatsvinden, is het multidisciplinair team van de dienst als volgt samengesteld: - 1 VTE hoofdverpleegkundige van de dienst: houder van het diploma van verpleegkundige die beschikt over minimaal vijf jaar klinische praktijk in een multidisciplinair team met ervaring met het behandelen van verslavingen of in de geestelijke gezondheidszorg; - 1 VTE opvoeder of maatschappelijk assistent.
In de in het eerste lid bedoelde dienst houdt minstens één medewerker op ieder ogenblik toezicht op de consumptieruimte tijdens de uren waarop de consumptieruimte toegankelijk is.
In de in het eerste lid bedoelde niet voor het publiek toegankelijke dienst wordt het in het eerste lid bedoelde multidisciplinair team aangevuld met personeel dat het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst voor psychosociale revalidatie van drugverslaafden gesloten met Iriscare, zoals bedoeld in artikel 5, § 2, eerste lid, 3°, van de ordonnantie. § 4. Als er gemiddeld minstens 100 consumptiehandelingen onder toezicht per dag plaatsvinden, is het multidisciplinair team van de dienst als volgt samengesteld: - 1 VTE hoofdverpleegkundige van de dienst: houder van het diploma van verpleegkundige die beschikt over minimaal vijf jaar klinische praktijk in een multidisciplinair team met ervaring met het behandelen van verslavingen of in de geestelijke gezondheidszorg; - 6 VTE's opvoeder of maatschappelijk assistent; - 4 VTE's verpleegkundige; - 1 VTE coördinator: met relevante, voldoende en aangetoonde ervaring, die als opdracht heeft te waken over het goede beheer van de medewerkers en van de volledige dienst, om de gebruikers van de dienst zo goed mogelijk te kunnen begeleiden.
In de in het eerste lid bedoelde dienst zijn op ieder ogenblik tijdens de openingsuren van de dienst minstens twee medewerkers aanwezig in de consumptieruimte, waarvan minstens één verpleegkundige.
In afwijking van het tweede lid is het niet noodzakelijk dat een verpleegkundige op ieder ogenblik tijdens de openingsuren van de dienst in de consumptieruimte aanwezig is, op voorwaarde dat een verpleegkundige beschikbaar is in het gebouw gelegen op het adres waarvoor de dienst over een erkenning beschikt. § 5. Voor de toepassing van § 4, moeten er, twee jaar na de datum waarop de definitieve erkenning van de dienst werd afgeleverd, gemiddeld minstens 100 consumptiehandelingen onder toezicht per dag daadwerkelijk plaatsvinden bij de dienst.
Voor de toepassing van §§ 3 en 4, wordt het gemiddelde aantal consumptiehandelingen onder toezicht per dag berekend over een jaar. § 6. Als de consumptieruimte buiten de openingsuren van de dienst toegankelijk blijft voor de opgevangen gebruikers van de dienst of voor de gebruikers van een niet voor het publiek toegankelijke dienst, zijn de in § 3, tweede lid, opgenomen voorwaarden van toepassing tijdens die uren. § 7. Een dienst beschikt over een secretariaat. § 8. Een dienst beschikt over een bewakingsdienst.
In afwijking van het eerste lid beschikt de in § 3 bedoelde niet voor het publiek toegankelijke dienst niet over een bewakingsdienst. § 9. De Ministers kunnen de in §§ 1 tot en met 8 vermelde criteria nader omschrijven. Afdeling 2. - Specifiek multidisciplinair team voor de opvang
Art. 46.Deze afdeling is van toepassing op diensten die opvang aanbieden, onverminderd de artikelen 44 en 45.
Art. 47.§ 1. In voorkomend geval moet een dienst die opvang aanbiedt, ook beschikken over de minimale personeelsformatie die noodzakelijk is om zijn opvangopdracht uit te voeren. Die minimale formatie bestaat uit een specifiek multidisciplinair team dat qua aantal en kwalificaties als volgt is samengesteld: 1° 1 VTE coördinator: met relevante, voldoende en aangetoonde ervaring, die als opdracht heeft te waken over het goede beheer van de medewerkers die belast zijn met de opvang en de opvangruimte, om de opgevangen gebruikers van de dienst zo goed mogelijk te kunnen begeleiden;2° 10 VTE's opvoeder, verpleegkundige of maatschappelijk assistent per verdieping over een periode van 24 uur; Voor de toepassing van 2° : - elke verdieping moet minimaal 15 erkende plaatsen omvatten; - bij meer dan 38 erkende plaatsen wordt het aantal VTE's opvoeder, verpleegkundige of maatschappelijk assistent per verdieping verhoogd in verhouding tot het aantal erkende plaatsen; 3° 4 VTE's opvoeder, verpleegkundige of maatschappelijk assistent. § 2. In de opvang is 24 uur per dag, 7 dagen per week voldoende personeel aanwezig. § 3. De Ministers kunnen de in §§ 1 en 2 vermelde criteria nader omschrijven.
Op gemotiveerd verzoek van de dienst die opvang aanbiedt, kunnen de Ministers een afwijking voor een duur van maximaal twee jaar toekennen voor het minimale aantal erkende plaatsen en voor het in § 1, 2°, bepaalde aantal VTE's, op voorwaarde dat er een gezondheidsgerelateerde of maatschappelijke noodsituatie is die de invoering vereist van maatregelen ter voorkoming van bepaalde ziekten of aandoeningen die verband houden met druggebruik en dat er ook redenen zijn die verband houden met de specifieke organisatie van het gebouw dat bestemd is voor de opvang, waardoor deze afwijking gerechtvaardigd wordt. Deze afwijkingen kunnen op gemotiveerd verzoek van de dienst voor dezelfde maximumduur worden verlengd.
TITEL 3. - Procedures voor de toekenning, schorsing, intrekking en weigering van de erkenning en nadere regels voor de controle van de dienst
HOOFDSTUK 1. - Toekenning en weigering van de erkenning van de dienst
Art. 48.§ 1. Om erkend te worden dient de inrichtende macht van een dienst per aangetekend schrijven en per elektronische post een erkenningsaanvraag in op het volgende adres: De leden van het Verenigd College die bevoegd zijn voor het welzijn en de gezondheid, P/a Iriscare Departement Beleid Hulp- en Zorginstellingen Belliardstraat 71 bus 2 1040 Brussel agrements_erkenningen@iriscare.brussels § 2. Om ontvankelijk te zijn dient de erkenningsaanvraag de volgende gegevens te bevatten: 1° een motivatiedossier waarin uiteen wordt gezet op welke manier de kandidaat de opdrachten en activiteiten vermeld in artikel 3 van de ordonnantie vervult of denkt te zullen vervullen.Dit dossier beschrijft onder meer: a) de ervaring en de expertise waarover de kandidaat beschikt in deze verschillende materies; b) de werking van het project (coördinatie, vergaderingen, uurroosters, enz.) en met name het verloop van het traject van de gebruiker van de dienst, de voorwaarden voor de toelating of weigering van toelating, de in te voeren procedures en protocollen (noodgevallen, hygiëne, toezicht, enz.); c) een beschrijving van het team belast met de uitvoering van het project, met vermelding van de minimale personeelsformatie en het verwachte aantal consumptiehandelingen onder toezicht per dag, zoals bedoeld in de artikelen 45 en 47;d) het therapeutisch project dat nodig is voor de toepassing van artikel 5, § 2, eerste lid, 3°, van de ordonnantie, voor de uitvoering van de verplichte opdrachten;e) het zorgnetwerk waarover de kandidaat beschikt;f) de waarden die de kandidaat verdedigt en zijn strategieën voor tussenkomsten als actor voor laagdrempelige toegang;2° een administratief dossier waarin uiteen wordt gezet op welke manier de kandidaat voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 5 van de ordonnantie, en in titel 2, en dat de nuttige administratieve en verklarende documenten of stukken bevat, met name een ontwerp van huishoudelijk reglement, zoals bedoeld in artikel 21. § 3. De leidend ambtenaar van Iriscare meldt de ontvangst van de erkenningsaanvraag, binnen 15 dagen na de ontvangst van het aangetekend schrijven, en geeft aan of het volledig is of niet en, in voorkomend geval, welke bijkomende gegevens nog moeten worden ingediend binnen een termijn van drie maanden.
Indien de erkenningsaanvraag binnen de termijn van drie maanden, bedoeld in het eerste lid, niet werd vervolledigd, wordt ze als niet ontvankelijk beschouwd. § 4. Binnen twee maanden na ontvangst van een ontvankelijke erkenningsaanvraag, delen de Ministers per aangetekend schrijven aan de inrichtende macht van de dienst hun beslissing mee om al dan niet een voorlopige erkenning af te leveren.
De voorlopige erkenning geldt voor één jaar en is eenmaal hernieuwbaar voor een nieuwe periode van één jaar. § 5. De Beheerraad maakt, uiterlijk vier maanden voor het einde van de voorlopige erkenning, een advies over aan de Ministers met betrekking tot de definitieve erkenning van de betreffende dienst, op basis van de voorkomende evaluatieverslagen bedoeld in artikel 50, § 1.
De Ministers leggen, op basis van het advies van de Beheerraad, en op basis van de voorkomende evaluatieverslagen, een voorstel van beslissing voor aan het Verenigd College om al dan niet een definitieve erkenning af te leveren aan de betreffende dienst.
Uiterlijk twee maanden voor het einde van de voorlopige erkenning delen de Ministers per gemotiveerd aangetekend schrijven aan de inrichtende macht van de dienst de beslissing van het Verenigd College mee om al dan niet een definitieve erkenning af te leveren.
De definitieve erkenning bedoeld in het vorige lid geldt voor onbepaalde duur. § 6. De voorlopige en de definitieve erkenning vermelden de inrichtende macht, het adres, de minimale personeelsformatie en het verwachte aantal consumptiehandelingen onder toezicht per dag, zoals bedoeld in de artikelen 45 en 47.
Art. 49.§ 1. Als een dienst opvang aanbiedt: - ofwel dient hij een erkenningsaanvraag in overeenkomstig artikel 48 voor alle in artikel 3, § 1, van de ordonnantie bedoelde opdrachten; - ofwel dient hij, als hij al een erkenning heeft verkregen overeenkomstig artikel 48 voor de verplichte opdrachten, een specifieke erkenningsaanvraag in voor de opvang overeenkomstig artikel 5. § 2. Artikel 48 is van toepassing op de erkenningsaanvraag ingediend overeenkomstig § 1.
Wanneer een dienst opvang aanbiedt, moet de erkenningsaanvraag de in artikel 48, § 2, opgenomen informatie bevatten, evenals de volgende informatie: 1° de specifieke gegevens in verband met de opvang, bedoeld in artikel 48, § 2, als die op hem van toepassing zijn;2° de plannen met de namen van de verschillende lokalen en de oppervlakten, met voldoende afmetingen, waaruit blijkt dat rekening werd gehouden met de toegankelijkheid voor personen met een beperkte mobiliteit;3° een werkblad met de nettovloeroppervlakten van de kamers, de woonkamer en de eetkamer en de overeenkomstige oppervlakten van de ruiten. Als een dienst een erkenningsaanvraag indient overeenkomstig § 1, tweede streepje, hoeft hij de in artikel 48, § 2, bedoelde documenten niet opnieuw af te leveren, tenzij in de tussentijd een belangrijke wijziging is gebeurd. § 3. De voorlopige en definitieve erkenning vermelden, bovenop de vermeldingen opgenomen in artikel 5, § 5, dan ook het aantal erkende plaatsen. § 4. De dienst beschikt over één enkele erkenning voor de verplichte opdrachten en de opvang, en behoudt één enkel erkenningsnummer.
HOOFDSTUK 2. - Controle, schorsing en intrekkingvan de erkenning van de dienst
Art. 50.§ 1. Tijdens de duur van de voorlopige en definitieve erkenning gaan de inspectieambtenaren na of de dienst daadwerkelijk werkt overeenkomstig alle voorwaarden bepaald door de ordonnantie en dit besluit. Ze stellen hun conclusies vast in een evaluatieverslag.
Ze stellen evenveel verslagen op als ze nuttig achten. Tijdens de voorlopige erkenning stellen ze minstens één evaluatieverslag op.
De leidend ambtenaar van Iriscare maakt elk evaluatieverslag per aangetekend schrijven over aan de inrichtende macht van de dienst.
Deze beschikt over 30 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst ervan, om haar opmerkingen op het verslag per aangetekend schrijven en per elektronische post te doen toekomen, op het volgende adres: Iriscare Departement Beleid Hulp- en Zorginstellingen Belliardstraat 71 bus 2 1040 Brussel agrements_erkenningen@iriscare.brussels In voorkomend geval kunnen de inspectieambtenaren het evaluatieverslag aanpassen op basis van de opmerkingen van de inrichtende macht die binnen de in het tweede lid bedoelde termijn van dertig dagen aan Iriscare zijn bezorgd. De inrichtende macht wordt schriftelijk in kennis gesteld van eventuele aanpassingen.
Als het evaluatieverslag na de termijn van 30 dagen, bedoeld in het tweede lid, niet aangepast is overeenkomstig het derde lid, maakt de leidend ambtenaar van Iriscare het definitieve evaluatieverslag, en, in voorkomend geval, de opmerkingen van de inrichtende macht hierop, over aan de Beheerraad en aan de Ministers.
Als het evaluatieverslag na de termijn van 30 dagen, bedoeld in het tweede lid, aangepast is overeenkomstig het derde lid, beschikt de leidend ambtenaar over 30 dagen extra om het definitieve evaluatieverslag, en de opmerkingen van de inrichtende macht hierop, over te maken aan de Beheerraad en aan de Ministers.
De Beheerraad maakt ook een advies over aan de Ministers binnen 30 dagen na ontvangst van het definitieve evaluatieverslag en de opmerkingen van de inrichtende macht hierop. § 2. De inspectieambtenaren worden aangeduid door de Beheerraad. Een afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan iedere dienst en aan de Ministers.
Art. 51.§ 1. Als wordt vastgesteld in één of meerdere evaluatieverslagen, bedoeld in artikel 50, § 1, dat een voorwaarde bepaald door de ordonnantie en dit besluit door een dienst niet wordt nageleefd, of wanneer redenen van uiterst dringende noodzakelijkheid inzake volksgezondheid of veiligheid het rechtvaardigen, kunnen de Ministers de voorlopige erkenning schorsen of intrekken. De Ministers houden hierbij rekening met, in voorkomend geval, de opmerkingen van de inrichtende macht van de dienst op het evaluatieverslag, zoals bedoeld in artikel 50, § 1, tweede lid. § 2. Als wordt vastgesteld in één of meerdere evaluatieverslagen, bedoeld in artikel 50, § 1, dat een voorwaarde bepaald door de ordonnantie en dit besluit door een dienst niet wordt nageleefd, of wanneer redenen van uiterst dringende noodzakelijkheid inzake volksgezondheid of veiligheid het rechtvaardigen, kan het Verenigd College de definitieve erkenning schorsen of intrekken. Het Verenigd College houdt hierbij rekening met, in voorkomend geval, de opmerkingen van de inrichtende macht van de dienst op het evaluatieverslag, zoals bedoeld in artikel 50, § 1, tweede lid. § 3. De schorsing bedoeld in de §§ 1 en 2 geldt voor een termijn van maximum zes maanden, en is eenmaal verlengbaar met een nieuwe termijn van maximum zes maanden. De leidend ambtenaar van Iriscare brengt per aangetekend schrijven de inrichtende macht van de dienst, en de burgemeester van iedere gemeente waar een consumptiezaal van de dienst is gevestigd, van de schorsing op de hoogte.
De schorsing neemt een einde indien de Ministers, in geval van § 1, of het Verenigd College, in geval van § 2, vaststellen dat de problemen die aanleiding gaven tot de schorsing verholpen zijn. De leidend ambtenaar van Iriscare brengt per aangetekend schrijven de inrichtende macht van de dienst, en de burgemeester van iedere gemeente waar een consumptiezaal van de dienst is gevestigd, hiervan op de hoogte.
De dienst hervat zijn activiteiten de eerste werkdag volgend op de ontvangst van dit schrijven.
Indien een evaluatieverslag vaststelt dat de problemen die aanleiding gaven tot de schorsing op het einde van de schorsingstermijn niet verholpen zijn, kunnen de Ministers, in het geval van een voorlopige erkenning, of het Verenigd College, in het geval van een definitieve erkenning, de erkenning intrekken, rekening houdend met, in voorkomend geval, de opmerkingen van de inrichtende macht van de dienst op het evaluatieverslag, zoals bedoeld in artikel 50, § 1, tweede lid.
Onverminderd hetgeen is bepaald in het tweede en derde lid, neemt de schorsing van rechtswege een einde indien de vastgestelde schorsingstermijn verstreken is, zonder betekening van een beslissing tot verlenging van de schorsing, of van een beslissing tot definitieve intrekking van de erkenning, ten laatste 15 dagen vóór het verstrijken van de vastgestelde schorsingstermijn. § 4. De leidend ambtenaar van Iriscare brengt per aangetekend schrijven de inrichtende macht van de dienst, en de burgemeester van iedere gemeente waar een consumptiezaal van de dienst is gevestigd, van de intrekking bedoeld in de §§ 1, 2, of 3, derde lid, op de hoogte. De intrekking heeft uitwerking de eerste werkdag volgend op de ontvangst van de betekening ervan. De intrekking van de erkenning is definitief. § 5. Overeenkomstig artikel 3, § 4, van de ordonnantie, mag de dienst tijdens de schorsing van de voorlopige of definitieve erkenning of na de intrekking ervan geen van de activiteiten bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, 6° en, in voorkomend geval, 8°, van de ordonnantie uitoefenen.
Als de beslissing betrekking heeft op een dienst die opvang aanbiedt, ziet de inrichtende macht erop toe dat de opgevangen gebruikers van de dienst de dienst verlaten hebben in de dagen die volgen op de schorsing of intrekking.
In afwijking van § 3, derde lid, et § 5, eerste en tweede lid, schorst een niet voor het publiek toegankelijke dienst zijn activiteiten niet, maar mag hij geen nieuwe gebruikers meer opvangen vanaf de datum van de schorsing. § 6. Voor een dienst waarvan de erkenning wordt ingetrokken of geschorst overeenkomstig de §§ 1 tot en met 3 en 6, voor de uitvoering van de verplichte opdrachten, wordt de erkenning voor de opvang automatisch ingetrokken of geschorst.
Voor een dienst waarvan de erkenning wordt ingetrokken of geschorst overeenkomstig de §§ 1 tot en met 3 en 6, voor de opvang, wordt de erkenning voor de uitvoering van de verplichte opdrachten niet noodzakelijk ingetrokken of geschorst.
TITEL 4. - Subsidiëringswijze van de dienst
Art. 52.In toepassing van artikel 10 van de ordonnantie en binnen de grenzen van de begrotingskredieten kent Iriscare een subsidie toe aan de diensten overeenkomstig deze titel.
De subsidie wordt toegekend aan de diensten voor zover ze de kwaliteitscriteria bedoeld in titel 2 naleven.
De jaarlijkse subsidie wordt toegekend aan de dienst vanaf de datum van inwerkingtreding van de voorlopige erkenning, overeenkomstig artikel 48, § 4, tweede lid, in verhouding tot het aantal maanden waarvoor de voorlopige erkenning geldt, en vervolgens tijdens de volledige duur van de definitieve erkenning.
In afwijking van het tweede lid wordt de in artikel 54 bedoelde subsidie toegekend aan de diensten tijdens de in artikel 45, § 5, tweede lid, bedoelde periode, los van het gemiddelde aantal consumptiehandelingen onder toezicht per dag die daadwerkelijk plaatsvonden op een jaar.
HOOFDSTUK 1. - Subsidie voor de werkingskosten in het kader van de verplichte opdrachten
Art. 53.§ 1. Een jaarlijks bedrag van maximaal 310.000 euro wordt toegekend aan de dienst voor zijn werkingskosten in verband met de verplichte opdrachten.
De gedekte werkingskosten zijn: - de kosten voor het afsluiten van de noodzakelijke verzekeringen en voor het verbruik (water, gas, elektriciteit); - de kosten voor de beveiliging van de lokalen; - de kosten voor het administratieve beheer; - de kosten voor het gebruik van de lokalen; - de kosten voor het onderhoud van de lokalen; - de kosten voor de aankoop en het gebruik van het materiaal dat noodzakelijk is om de verplichte opdrachten uit te voeren. § 2. De in § 1 bedoelde gesubsidieerde werkingskosten mogen niet reeds gesubsidieerd worden door een andere subsidiërende overheid of door Iriscare.
HOOFDSTUK 2. - Subsidie voor de personeelskosten voor de minimale personeelsformatie van de dienst, zoals bedoeld in de artikelen 45, §§ 3 en 4, en 47, § 1
Art. 54.§ 1. De in het tweede lid opgenomen jaarlijkse maximumbedragen worden toegekend aan de dienst voor de werkelijke personeelskosten voor de minimale personeelsformatie, bedoeld in de artikelen 45, §§ 3 en 4, en 47, § 1.
De voor de subsidie toegelaten functies zijn diegene die opgenomen zijn binnen de grenzen van de minimale personeelsformatie, bedoeld in de artikelen 45, §§ 3 en 4, en 47, § 1: - 80.000 euro voor 1 VTE coördinator; - 88.000 euro voor 1 VTE hoofdverpleegkundige; - 54.000 euro voor 1 VTE verpleegkundige; - 54.000 euro voor 1 VTE opvoeder of maatschappelijk assistent.
De in het tweede lid bedoelde gesubsidieerde functies mogen niet reeds gesubsidieerd worden door een andere subsidiërende overheid of door Iriscare.
De in het tweede lid bedoelde gesubsidieerde functies mogen enkel aan de dienst toegewezen zijn. Als dat niet het geval is, wordt de subsidie verlaagd in verhouding tot het aantal uren dat daadwerkelijk voor de dienst wordt gewerkt. § 2. Een jaarlijkse subsidie van 1 % van het totale overeenkomstig § 1 toegekende bedrag wordt toegekend voor de bijscholing van het personeel dat de gesubsidieerde functies uitvoert.
HOOFDSTUK 3. - Subsidievoorwaarden van de dienst
Art. 55.De in de artikelen 53 en 54 bedoelde bedragen worden elk jaar op 1 januari aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex tussen 30 december van het tweede jaar ervoor en 30 december van het jaar ervoor.
Art. 56.De jaarlijkse subsidie wordt betaald in vier kwartaalvoorschotten, die elk overeenkomen met 20 % van de geraamde jaarlijkse subsidie.
Ze wordt uiterlijk uitbetaald op de dertigste dag van de eerste maand van het kwartaal waarvoor ze wordt toegekend.
Art. 57.Uiterlijk aan het begin van de tweede maand die volgt op elk kwartaal legt de dienst aan Iriscare een bewijsschrift voor over het gebruik van de tijdens het voorbije kwartaal toegekende voorschotten, dat het volgende omvat: 1° de wijzigingen aan de lijst van personeelsleden die tijdens de voorbije periode gesubsidieerde functies hebben uitgeoefend;2° een afschrift van de individuele rekening van de personeelsleden die gesubsidieerde functies uitoefenen en, in voorkomend geval, overeenkomstig artikel 54, § 1, vierde lid, de door de personeelsleden in kwestie daadwerkelijk bij de dienst gewerkte uren;3° de verantwoordingsstukken voor de werkingskosten van de voorbije periode, bedoeld in artikel 53;4° het gemiddelde aantal consumptiehandelingen onder toezicht per dag in de voorbije periode, overeenkomstig artikel 45, §§ 3 en 4. Iriscare kan elk ander document opvragen dat nuttig is voor de controle van de toegekende voorschotten.
De Beheerraad kan de inhoud van dat document nader omschrijven.
Als dat document niet wordt overgelegd, wordt de uitbetaling van de kwartaalvoorschotten vanaf het volgende kwartaal geschorst.
Art. 58.§ 1. Jaarlijks wordt er, op 31 december, op basis van een dossier waarvan de Beheerraad de inhoud nader kan omschrijven, een eindafrekening opgemaakt van de jaarlijkse subsidie. Dat dossier wordt voor 31 mei aan Iriscare toegezonden en bevat minstens: 1° een jaarlijks activiteitenverslag;2° een jaarrekening van de ontvangsten en uitgaven die, voor de privédiensten, gecontroleerd is door een bedrijfsrevisor of een onafhankelijke accountant;3° een ontwerpbegroting voor het volgende boekjaar, waarvan de Beheerraad het model kan vaststellen;4° een overzicht van de gevolgde opleidingen, overeenkomstig artikel 44;5° in voorkomend geval, een document met de uitsplitsing van de verschillende subsidies van andere subsidiërende overheden voor de personeelskosten en de werkingskosten. Bovendien bezorgt de dienst een exemplaar van de jaarrekening van het voorbije jaar en een begroting voor het lopende boekjaar; voor de privédiensten wordt er ofwel een afschrift aan toegevoegd van het verslag van de bedrijfsrevisor die de jaarrekening gecertificeerd heeft, ofwel een attest van een onafhankelijke accountant die ze gecontroleerd heeft. § 2. Het in § 1, eerste lid, 1°, bedoelde activiteitenverslag vermeldt met name, op anonieme wijze: - het gemiddelde aantal consumptiehandelingen onder toezicht; - het aantal, het profiel, de analyse van de regelmaat waarmee er gebruik wordt gemaakt van de dienst, enz.; - de geconsumeerde drugs; - het aantal bezoeken van de dienst; - de klachten en bijwerkingen en hun aantal; - de uitgevoerde screenings en hun aantal; - het aantal opgestarte zorgtrajecten of doorverwijzingen naar een consultatie; - het aantal doorverwijzingen naar een ziekenhuisopname of naar om het even welke andere voorziening voor psychologische, medische of sociale zorg of hulp; - het aantal tussenkomsten op de openbare weg; - het aantal vergaderingen met de verschillende tussenkomende personen; - de samenwerking met netwerken: ziekenhuizen, gezondheid, welzijn, medisch-sociaal, enz. § 3. Als het in § 1 bedoelde dossier niet wordt overgelegd, wordt de uitbetaling van de kwartaalvoorschotten geschorst tot de indiening ervan. § 4. Na de dienst in kennis te hebben gesteld van de eindafrekening en nadat deze door de dienst werd goedgekeurd binnen 15 dagen na de kennisgeving, wordt overgegaan tot de uitbetaling of terugvordering van de nog verschuldigde of onrechtmatig uitbetaalde bedragen.
Als de dienst niet reageert binnen een maand na de kennisgeving van de eindafrekening, wordt deze laatste als goedgekeurd beschouwd.
Bij niet-goedkeuring van de eindafrekening, tekent de dienst beroep aan bij de Ministers. De Ministers geven binnen een termijn van twee maanden volgend op de ontvangst van het beroep kennis van hun beslissing.
In de in het tweede en derde lid bedoelde gevallen wordt dan overgegaan tot de uitbetaling of terugvordering van de nog verschuldigde of onrechtmatig uitbetaalde bedragen.
Art. 59.In geval van schorsing of intrekking van de erkenning bedoeld in artikel 51, met uitzondering van het geval van schorsing bedoeld in artikel 51, § 5, derde lid, wordt de subsidiëring van de dienst overeenkomstig titel 4 eveneens geschorst of beëindigd.
TITEL 5. - Slotbepalingen
Art. 60.De diensten die actief zijn op het vlak van risicobeperking die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit voorlopig of definitief erkend zijn op basis van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 20 januari 2022, of die op deze datum een erkenningsaanvraag hebben ingediend overeenkomstig artikel 5 van het besluit 20 januari 2022, moeten, binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, voldoen aan de bepalingen van dit besluit.
Art. 61.Het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 20 januari 2022 tot uitvoering van de ordonnantie van 22 juli 2021 betreffende de erkenning en subsidiëring van de diensten die actief zijn op het vlak van de beperking van de aan druggebruik verbonden risico's wordt opgeheven.
Art. 62.De Ministers zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 63.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 4 juli 2024.
Voor het Verenigd College: De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor Welzijnen Gezondheid, E. VAN DEN BRANDT A. MARON