gepubliceerd op 03 juni 2015
Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad
GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD
21 MEI 2015. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad
Het Verenigd College, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, artikel 79, § 1;
Gelet op het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad;
Gelet op het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 30 januari 2014 tot wijziging van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 maart 2015;
Gelet op het advies van de Directieraad van 12 februari 2015;
Gelet op het akkoord van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor de Begro-ting;
Gelet op het akkoord van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor Openbaar Ambt;
Gelet op het protocol nr 2015/05 van het Sectorcomité XV van 2 maart 2015;
Gelet op het advies 57.318/2, gegeven op 21 april 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor de Begroting en het Openbaar Ambt;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikelen 3 tot 81 en 84 tot 93 van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 30 januari 2014 tot wijziging van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad worden ingetrokken.
Art. 2.In Boek II, Titel I, Hoofdstuk VI, Afdeling 2, van het besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 5 juni 2008 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren en stagiairs van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, wordt een Onderafdeling 2/1 ingevoegd die een artikel 20/1 bevat, luidende: "Onderafdeling 2/1. - Beroep tegen een beslissing inzake proefperiode "
Art. 20/1.- In het in artikel 96/1, vijfde lid, bedoelde geval en overeenkomstig artikel 2 van het in artikel 18 bedoelde samenwerkingsakkoord, roept de voorzitter de ambtenaar op binnen vijftien dagen na de indiening van het beroep. Deze laatste kan zich door een persoon naar keuze laten bijstaan. "De ambtenaar belast met de supervisie van de proefperiode brengt verslag uit bij de commissie betreffende het verloop van de proefperiode en wordt door deze commissie gehoord. "De commissie beslist om de beslissing van de ambtenaar belast met de supervisie van de proefperiode te bevestigen of te vernietigen. Deze beslissing wordt binnen een termijn van één maand na de indiening van het beroep genomen en aan de ambtenaar, de ambtenaar belast met de supervisie van de proefperiode en de Dienst voor personeelsbeleid betekend."
Art. 3.In Boek II, Titel I, van hetzelfde besluit, wordt een Hoofdstuk VIII ingevoegd die de artikelen 23/1 tot 23/3 bevat, luidende : "HOOFDSTUK VIII. - De selectiecommissies en de evaluatiecommissie "
Art. 23/1.- Met het oog op de toekenning van de mandaatbetrekkingen bedoeld in artikel 104 worden er hiertoe bevoegde selectiecommissies opgericht. De selectiecommissies worden samengesteld in functie van de te begeven mandaatbetrekkingen en bestaan elk uit ten minste vijf en ten hoogste zeven leden. "Het Verenigd College wijst op de voordracht van de Ministers, de leden van een selectiecommissie aan telkens als een mandaatbetrekking bedoeld in artikel 104 vacant wordt verklaard en duidt één onder hen aan als voorzitter. De leden van de selectiecommissies beschikken over expertise met betrekking tot de materies die ressorteren onder de te begeven mandaatbetrekking en/of met betrekking tot overheidsmanagement. De aanstelling van de leden van een selectiecommissie is beperkt tot de selectieprocedure waarvoor zij zijn aangesteld. "Ten hoogste twee derden van de leden van een selectiecommissie behoort tot hetzelfde geslacht. "De Ministers, voor het geheel van de selectiecommissies, duiden twee effectieve en twee plaatsvervangende secretarissen aan die tot een verschillende taalrol behoren. "Het Verenigd College, op de voordracht van de Ministers, stelt het huishoudelijk reglement van de selectiecommissies op en bepaalt de vergoeding toegekend aan de voorzitter en de leden van de selectiecommissies. "De selectiecommissies vervullen de opdrachten die hen worden toegewezen door dit besluit. "Het Verenigd College kan, op de voordracht van de Ministers, een extern selectie- en assessmentbureau aanstellen dat de selectiecommissie ondersteunt in zijn werkzaamheden." "
Art. 23/2.- Niemand kan worden aangeduid tot lid van een selectiecommissie die in welke hoedanigheid dan ook belang heeft bij de desbetreffende selectieprocedure. "De leden van de selectiecommissies zijn gebonden tot geheimhouding omtrent de beraadslagingen en besluiten alsmede aangaande elke inlichting waarvan zij kennis zouden hebben gekregen bij het uitvoeren van hun opdracht." "
Art. 23/3.- Met het oog op de evaluatie van de mandaathouders bedoeld in artikel 83 wordt er een evaluatiecommissie opgericht. De evaluatiecommissie bestaat uit zeven leden die beschikken over expertise met betrekking tot overheidsmanagement en die niet behoren tot Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. "Het Verenigd College, wijst op voordracht van de Ministers, de leden van de evaluatiecommissie aan alsook de voorzitter onder hen. Het Verenigd College wijst eveneens op de voordracht van de Ministers, vier plaatsvervangende leden aan die beantwoorden aan dezelfde criteria als de effectieve leden. Wanneer één van de leden afwezig of verhinderd is, wijst de voorzitter het plaatsvervangend lid aan dat hem zal vervangen. Wanneer de voorzitter afwezig is, komt het voorzitterschap toe aan het oudste effectieve lid. "De leden worden aangesteld voor een periode van vijf jaar. Hun aanstelling is hernieuwbaar. "Ten hoogste twee derden van de leden van de evaluatiecommissie behoort tot hetzelfde geslacht. "De Ministers duiden twee effectieve en twee plaatsvervangende secretarissen aan van verschillende taalrol om de evaluatiecommissie bij te staan. "Het Verenigd College, op de voordracht van de Ministers, stelt het huishoudelijk reglement van de evaluatiecommissie op. "De evaluatiecommissie vervult de opdrachten die haar worden toegewezen door dit besluit. Het Verenigd College kan haar bijkomende bevoegdheden toewijzen. "De leden van de evaluatiecommissie die in welke hoedanigheid dan ook bij een door de commissie onderzocht dossier betrokken zijn, onthouden zich van zitting."
Art. 4.Artikel 24, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : "Zij dienen daartoe : "1° de van kracht zijnde wetten, ordonnanties en reglementeringen alsmede de richtlijnen waaronder de gedragsregels inzake deontologie, van de overheid waartoe zij behoren na te leven; "2° nauwgezet en correct hun adviezen te formuleren en hun verslagen op te stellen; "3° de beslissingen zorgvuldig en plichtsbewust uit te voeren."
Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 24/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 24/1.- De ambtenaren hebben het recht om met waardigheid en hoffelijkheid te worden behandeld, zowel door hun hiërarchische meerderen als door hun collega's en hun ondergeschikten. "Zij dienen hun collega's, hiërarchische meerderen en ondergeschikten met waardigheid en hoffelijkheid te behandelen. Zij vermijden elk woord, houding en voorkomen die deze waardigheid en hoffelijkheid in het gedrang zouden kunnen brengen of de goede werking van de dienst zouden kunnen schaden."
Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 24/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 24/2.- Onverminderd artikel 29 van het Wetboek van strafvordering, stellen de ambtenaren hun hiërarchische meerdere of, indien nodig, een hogere hiërarchische meerdere op de hoogte van elke onwettigheid of onregelmatigheid waarvan zij kennis hebben."
Art. 7.Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 25.- De ambtenaren behandelen de gebruikers van hun dienst welwillend en zonder enige discriminatie. In de wijze waarop zij de vragen van de gebruikers beantwoorden of waarop zij de dossiers behandelen, eerbiedigen zij op een strikte wijze de beginselen van neutraliteit, van gelijkheid in behandeling en van naleving van de wetten, ordonnanties, reglementeringen en richtlijnen."
Art. 8.In artikel 26 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld als volgt : "Zij vermijden evenzeer elke toestand waarbij zij, zelfs door een tussenpersoon, in verband zouden kunnen worden gebracht met bezigheden die in strijd zijn met de waardigheid van hun ambt."; 2° het tweede lid wordt aangevuld als volgt : "Dit slaat niet op symbolische geschenken van kleine waarde uitgewisseld tussen ambtenaren in de normale uitoefening van hun ambt."
Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 26/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 26/1.- De ambtenaren plaatsen zich niet en laten zich niet plaatsen in een toestand van belangenconflicten, dit wil zeggen in een toestand waarin zij door henzelf of door een tussenpersoon een persoonlijk voordeel hebben dat van die aard is om de onpartijdige en objectieve uitoefening van hun ambt te beïnvloeden of de gewettigde verdenking te doen ontstaan van zulke invloed. "Wanneer ambtenaren van oordeel zijn dat zij een belangenconflict hebben of vrezen te hebben, brengen zij hun hiërarchische meerdere hierover onmiddellijk op de hoogte. Deze verleent hen hiervan schriftelijk akte. "In geval van een erkend belangenconflict, neemt de hiërarchische meerdere de passende maatregelen om er een einde aan te stellen. "De ambtenaren kunnen schriftelijk om het advies van de voorzitter van de directieraad vragen over een toestand waarin zij zich bevinden, dit om te weten of deze de oorzaak is van een belangenconflict."
Art. 10.In Hoofdstuk I van Titel IV van Boek II van hetzelfde besluit wordt een artikel 37/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 37/1.- Een vacante betrekking wordt toegewezen aan een kandidaat tot overplaatsing, een laureaat van een vergelijkende selectie voor overgang naar een hoger niveau of een laureaat van een vergelijkende selectie voor werving. "De laureaat van een vergelijkende selectie voor overgang naar een hoger niveau heeft voorrang ten opzichte van een kandidaat tot overplaatsing."
Art. 11.In artikel 42, tweede lid, 2° tot 5°, van hetzelfde besluit worden de woorden « 30 % » telkens vervangen door de woorden « 66 % ».
Art. 12.In hetzelfde besluit wordt een artikel 46/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 46/1.- § 1. Middels het akkoord van de Federale of de andere Gefedereerde overheden, kunnen de Ministers, voor een werving tot een betrekking waarvoor geen reserve is samengesteld, beroep doen op de reserves van de geslaagden die behoren tot deze overheden. "De afgevaardigde bestuurder van het SELOR organiseert, in overleg met de leidend ambtenaar, een of meerdere aanvullende proeven op basis van een bepaalde functiebeschrijving. " § 2. De leidend ambtenaar bepaalt, rekening houdend met de volgorde van de in § 1, eerste lid, bedoelde rangschikking van de reserve van de geslaagden, het aantal geslaagden dat moet worden ingelicht over de betrekking waarvoor een aanvullende proef wordt georganiseerd. "De geslaagden die, overeenkomstig het eerste lid, werden ingelicht, betekenen met een aangetekende brief hun belangstelling voor de betrekking. "De leidend ambtenaar bepaalt, rekening houdend met de volgorde van de in § 1, eerste lid, bedoelde rangschikking van de reserve van de geslaagden, het in het tweede lid bedoelde aantal geslaagden dat aan de aanvullende proef mag deelnemen. "Indien, na afloop van de aanvullende proef, die werd georganiseerd voor de in het derde lid bedoelde geslaagden, geen enkele van deze laatsten geschikt wordt verklaard voor de betrekking, bepaalt de leidend ambtenaar opnieuw een aantal geslaagden, volgend de in § 1, eerste lid, bedoelde rangschikking, die mogen deelnemen aan de genoemde proef. Hij herhaalt deze handeling, zoveel als nodig is, telkens met inachtneming van de volgorde van de rangschikking. "De deelname aan de aanvullende proef is niet verplicht. "De kandidaten voor de aanvullende proef worden door de leidend ambtenaar opgeroepen in de volgorde van de in § 1, eerste lid, bedoelde rangschikking. Zij worden per brief opgeroepen minstens tien dagen voor de datum van de proef. Deze termijn begint vanaf de verzendingsdatum van de oproep. De afwezige kandidaten worden uitgesloten. " § 3. De geslaagden voor de aanvullende proef die door de jury worden geschikt gevonden voor de uit te oefenen betrekking worden opgenomen in een bijzondere rangschikking, apart van de in § 1, eerste lid, bedoelde rangschikking. "De afgevaardigde bestuurder van SELOR stelt het proces-verbaal met de bijzondere rangschikking van de kandidaten op. "De geselecteerde kandidaat wordt in dienst geroepen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 53. " § 4. Indien de Ministers beslissen om een bijzondere reserve te vormen voor een aanvullende proef, worden de niet batig gerangschikte geslaagde van deze proef daarin opgenomen. "De geslaagden voor een of meerdere aanvullende proeven kunnen deel uitmaken van een of meerdere bijzondere reserves. "De kandidaten voor een aanvullende proef, die niet geslaagd zijn voor deze proef of er niet aan hebben deelgenomen, behouden hun bijzondere rangschikking vastgesteld op basis van andere aanvullende proeven waarvoor zij wel slaagden. " § 5. De geslaagden van de aanvullende proef kunnen een voorgestelde betrekking weigeren. Na de derde weigering worden ze niet meer opgeroepen en van ambtswege uit de bijzondere reserves geschrapt. "Na vijf maal niet geslaagd te zijn voor aanvullende proeven van eenzelfde vergelijkende selectieproef wordt de geslaagde eveneens niet meer opgeroepen en van ambtswege uit de bijzondere reserves geschrapt. "De geslaagden die een betrekking aanvaarden, verbinden er zich toe in dienst te treden. Zij die, na deze aanvaarding, weigeren in dienst te treden, worden niet meer opgeroepen en uit de bijzondere reserves geschrapt."
Art. 13.In artikel 55, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « tien werkdagen » vervangen door de woorden « vijftien dagen ».
Art. 14.In artikel 56 van hetzelfde besluit wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende : "Deze verslagen beogen eveneens de beoordeling mogelijk te maken van zowel de gunstige als de ongunstige feiten. Ingeval ongunstige feiten worden vastgesteld, geeft de ambtenaar belast met de leiding van de stage de stagiair een verwittiging. Bij een tweede verwittiging, licht hij de directeur van de dienst waarin de stagiair is ingedeeld hierover in. De tweede verwittiging mag alleen worden uitgesproken na een termijn van één maand die direct volgt op de eerste verwittiging."
Art. 15.In artikel 62 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « vijftien werkdagen » vervangen door de woorden « twintig dagen »;2° er wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, luidende : " § 2/1.Indien, in de loop van de stage, de stagiair twee verwittigingen heeft gekregen van de ambtenaar belast met de leiding van de stage, legt deze laatste onmiddellijk een ongunstig verslag voor aan de leidend ambtenaar. Deze stelt aan de directieraad het ontslag van de stagiair voor, wegens ongeschiktheid voor de uitoefening van de functie"; 3° in paragraaf 3 worden de woorden « § 2, 1° en 2°, » vervangen door de woorden « §§ 2, 1° en 2°, en 2/1 ».
Art. 16.In artikel 77 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2, derde lid, wordt aangevuld als volgt : "Als de ambtenaar het verslag van het functiegesprek niet tekent voor ontvangst, wordt het hem aangetekend opgestuurd."; 2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.Op het einde van elke evaluatieperiode heeft de in artikel 76, § 1, bedoelde hi-ërarchische meerdere een evaluatiegesprek met de ambtenaar. "Dit gesprek heeft, in beginsel, om de twee jaar plaats tussen 15 januari en 15 maart, het ene jaar voor de ambtenaren van de niveaus A en B, het volgende jaar voor die van de andere niveaus. Als het gesprek niet kan plaatshebben tussen 15 januari en 15 maart, kan het plaatshebben op een andere datum, voor zover de periode van effectieve prestaties van de geëvalueerde ambtenaar sinds het functiegesprek minstens zes maanden bedraagt. "Het evaluatiegesprek handelt over de verwezenlijking van de tijdens het functiegesprek opgestelde doelen en op de in § 2, tweede lid, bedoelde elementen. "De ambtenaar krijgt één van de drie volgende globale evaluatievermeldingen : "1° gunstig; "2° onder voorbehoud; "3° onvoldoende." "Wanneer een vermelding « onder voorbehoud » of « onvoldoende » toegekend is, heeft een nieuwe evaluatie plaats na een termijn van één jaar, welke termijn op verzoek van de ambtenaar ingekort kan worden tot zes maanden. Deze laatste evaluatie moet worden gevolgd door een nieuw functiegesprek; het nieuwe functiegesprek kan plaatshebben tussen 15 januari en 15 maart aan het einde van de lopende evaluatieperiode, voor zover de effectieve prestaties een periode van minstens zes maanden bestrijken. 3° paragraaf 4 wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Buiten de in het eerste lid bedoelde gevallen, krijgt de ambtenaar die om welke reden dan ook niet werd geëvalueerd, een gunstige evaluatie, ongeacht de periode tijdens dewelke hij effectief zijn prestaties leverde, behalve als hij bewust weigerde geëvalueerd te worden. "Na afloop van zijn stage, krijgt de stagiair die als ambtenaar wordt benoemd van ambtswege een gunstige evaluatie."
Art. 17.In artikel 78 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « vijftien werkdagen » vervangen door de woorden « twintig dagen »; 2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "Als de ambtenaar het evaluatieverslag niet tekent voor ontvangst, wordt het hem aangetekend opgestuurd."
Art. 18.In artikel 79 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Als de ambtenaar het evaluatieverslag niet tekent voor ontvangst, wordt het hem aangetekend opgestuurd."; 2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt het woord « voldoende » vervangen door het woord « gunstig »;3° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden « tien werkdagen » vervangen door de woorden « vijftien dagen »; 4° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de eerste zin, die aanvangt met de woorden « Deze termijn » en eindigt met het woord « geviseerd » vervangen als volgt : "Deze termijn is berekend volgens dezelfde regels als die bedoeld in artikel 130/1."
Art. 19.In artikel 80 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « tien werkdagen » vervangen door de woorden « vijftien dagen »;2° in paragraaf 3 wordt het tweede lid vervangen door drie leden, luidende : "De ambtenaar die wegens beroepsongeschiktheid wordt afgedankt geniet een vergoeding wegens ontslag. "Deze vergoeding is gelijk aan twaalf maal de laatste maandbezoldiging van de ambtenaar, indien hij ten minste twintig jaar dienst heeft, aan acht maal of zes maal deze bezoldiging naargelang de ambtenaar tien jaar dienst of minder dan tien jaar dienst heeft. "Voor de toepassing van het derde lid moet onder « bezoldiging » worden verstaan elke wedde, loon of vergoeding geldend als wedde of loon, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen die te wijten zijn aan de schommelingen van de index der kleinhandelsprijzen.
De in aanmerking te nemen bezoldiging is die welke verschuldigd is voor volledige prestaties, eventueel met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen die te wijten zijn aan de schommelingen van de index der kleinhandelsprijzen."
Art. 20.Artikel 83 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 83.- De evaluatie heeft tot doel na te gaan in welke mate de bij de toekenning van het mandaat overeengekomen doeleinden werden bereikt of op weg zijn om te worden bereikt. "De mandaathouder stelt hiertoe op het einde van iedere evaluatieperiode een verslag op over zijn werkzaamheden als hoofd van de administratieve eenheid die hij leidt."
Art. 21.In Boek II, Titel VIII, van hetzelfde besluit, wordt een artikel 83/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 83/1.- De evaluatiecommissie evalueert de mandaathouder over de wijze waarop hij het mandaat heeft uitgeoefend. "Ze neemt kennis van het verslag opgesteld door de mandaathouder en nodigt deze uit voor een evaluatiegesprek. "De vermelding « gunstig » wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer deze de doelstellingen die hem bij het begin van zijn mandaat werden opgedragen heeft bereikt. "De vermelding « voldoende » wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer hij de doelstellingen gedeeltelijk heeft bereikt. "De vermelding « ongunstig » wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer de doelstellingen niet of in zeer geringe mate zijn gerealiseerd. "In zijn evaluatie moet de evaluatiecommissie rekening houden met onvoorziene omstandigheden of omstandigheden, die het geheel of gedeeltelijk realiseren van de vastgestelde objectieven onmogelijk hebben gemaakt. "De evaluatie wordt aan de geëvalueerde meegedeeld bij aangetekend schrijven."
Art. 22.In Boek II, Titel VIII, van hetzelfde besluit, wordt een artikel 83/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 83/2.- § 1. Een eerste evaluatie heeft plaats twee jaar na het begin van het mandaat. "Indien bij deze evaluatie de vermelding « ongunstig » wordt weerhouden heeft een bijkomende evaluatie plaats zes maanden na deze eerste evaluatie. Als de bijkomende evaluatie van de mandaathouder eveneens ongunstig is wordt zijn mandaat definitief beëindigd en kan hij niet deelnemen aan een nieuwe toekenningsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt. § 2. Een tweede evaluatie heeft plaats zes maanden voor het einde van het mandaat. "Indien op het einde van deze tweede evaluatie de mandataris de vermelding « gunstig » bekomt, dan kan het Verenigd College zijn mandaat verlengen zonder dat er wordt overgegaan tot een nieuwe toekenningsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt. De mandaathouder stelt, bij de hernieuwing van zijn mandaat, een beheersplan op zoals bedoeld in artikel 108, laatste lid, dat rekening houdt met de te bereiken doelstelling vastgelegd door de overheid. "Indien de mandaathouder de vermelding « voldoende » bekomt, dan wordt zijn mandaat niet verlengd maar kan hij deelnemen aan een nieuwe toekenningsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt. "Indien de mandaathouder de vermelding « ongunstig » bekomt, dan wordt zijn mandaat definitief beëindigd en kan hij niet deelnemen aan de nieuwe toekenningsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt."
Art. 23.In Boek II, Titel VIII, van hetzelfde besluit, wordt een artikel 83/3 ingevoegd, luidende : "
Art. 83/3.- De mandaathouder beschikt over vijftien dagen vanaf de betekening van zijn evaluatie om schriftelijk beroep in te dienen bij het Verenigd College. "Deze spreekt zich uit over het beroep van een mandaathouder. "De commissie van beroep bedoeld in artikel 18 is niet bevoegd om uitspraak te doen over het beroep van een mandaathouder. "Het Verenigd College moet zich uitspreken binnen de maand na ontvangst van het verzoekschrift. "De mandaathouder wordt op zijn verzoek gehoord. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze en moet, vóór zijn verhoor, toegang tot alle stukken van het dossier hebben gekregen. "Indien geen beslissing wordt genomen binnen de vereiste termijn, wordt ze gunstig geacht voor de mandaathouder."
Art. 24.In artikel 90, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « vijftien werkdagen » vervangen door de woorden « twintig dagen ».
Art. 25.In artikel 91 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het vijfde lid, worden de woorden « tien dagen » vervangen door de woorden « vijftien dagen »; 2° tussen het vijfde en het zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "De in het vijfde lid bedoelde betekening en termijn worden geregeld volgens de zelfde regels als die bedoeld in artikel 130/1.".
Art. 26.In artikel 94 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De bevordering door overgang naar een hoger niveau is alleen mogelijk als er een betrekking in de in het eerste lid bedoelde wervingsgraad van dat niveau vacant is."; 2° in paragraaf 2 wordt het woord « voldoende » vervangen door het woord « gunstig ».
Art. 27.Artikel 95 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 95.- De vergelijkende selectie voor overgang naar niveau A bestaat uit twee eerste schiftingsproeven gevolgd door drie brevetten en een mondelinge proef. "Enkel de geslaagden voor de eerste proef kunnen deelnemen aan de tweede proef en de geslaagden voor de tweede proef kunnen de drie brevetten en de mondelinge proef afleggen. "Om de mondelinge proef af te leggen, moeten de kandidaten bovendien slagen voor elk brevet. "Om te slagen moeten de kandidaten ten minste 60 % der punten behalen voor het geheel van de proeven en brevetten en ten minste 50 % voor elke proef en elk brevet. "De eerste twee schiftingsproeven, waarvoor de kandidaat ten minste 60 % der punten heeft behaald zijn definitief verkregen. "Elk brevet waarvoor de kandidaat 50 % der punten heeft behaald is definitief verkregen."
Art. 28.In artikel 96 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 worden het eerste en het tweede lid opgeheven; 2° paragraaf 3, tweede lid, wordt vervangen als volgt: "Een kandidaat die 60 % behaalde voor de eerste proef maar niet voor de tweede, wordt vrijgesteld van deze eerste proef als hij nogmaals aan een vergelijkende selectie voor overgang naar hetzelfde niveau deelneemt."
Art. 29.In hetzelfde besluit wordt een artikel 96/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 96/1.- In geval van selectie van een geslaagde voor een vergelijkende selectie voor overgang naar een hoger niveau, wordt laatstgenoemde toegelaten tot een proefperiode van zes maanden vanaf zijn infunctietreding. "De leidend ambtenaar wijst de ambtenaar van een hogere graad aan die, naargelang van de taalrol van de geslaagde, de supervisie van de proefperiode uitoefent. "Na de eerste en de zesde maand organiseert de ambtenaar belast met de supervisie van de proefperiode een evaluatiegesprek over het verloop van de proefperiode. Hij kan besluiten tot bijkomende gesprekken. Hij stelt de verslagen van deze gesprekken op en maakt deze over aan de Dienst voor personeelsbeleid. "Tijdens de proefperiode is de geslaagde voor een vergelijkende selectie voor overgang naar niveau A of B gehouden een activiteitenverslag op te stellen. "Bij het verstrijken van de proefperiode wordt de kandidatuur van de geslaagde definitief aanvaard of verworpen door de ambtenaar belast met de supervisie van de proefperiode. Hij betekent zijn beslissing aan de geslaagde en motiveert zijn beslissing. De geslaagde kan beroep indienen tegen deze beslissing bij de in artikel 18 bedoelde commissie, binnen acht dagen na haar betekening. Dit beroep is opschortend. "De in het vijfde lid bedoelde betekening en termijn worden geregeld volgens de zelfde regels als die bedoeld in artikel 130/1. "Zowel de geslaagde als de ambtenaar belast met de supervisie van de proefperiode kunnen de proefperiode voortijdig beëindigen.
Laatstgenoemde kan dat enkel indien op grond van een gemotiveerd verslag is aangetoond dat de kandidaat niet voldoet aan de vereisten van het ambt alsook bij tuchtstraffen. "Tijdens de proefperiode wordt de evaluatie van de geslaagde opgeschort. Er kan geen melding worden gemaakt van de motivering die een einde maakt aan de proefperiode in zijn evaluatiedossier. "De geslaagde die niet slaagde voor zijn proefperiode of die de betrekking opgeeft, herneemt zijn oorspronkelijke graad en behoudt zijn eerste rangschikking. Hij herneemt zijn voormalige betrekking of een gelijkgestelde betrekking."
Art. 30.In artikel 100, vijfde tot zevende lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « voldoende » vervangen door het woord « gunstig ».
Art. 31.In artikel 103 van hetzelfde besluit wordt het woord « voldoende » vervangen door het woord « gunstig ».
Art. 32.In Boek II, Titel X, van hetzelfde besluit wordt Hoofdstuk IV vervangen als volgt: "HOOFDSTUK IV. - Het mandaat "
Art. 104.- Het Verenigd College kent de betrekkingen verbonden aan de graden van rang A4 en A5 bij mandaat toe. "Iedere betrekking wordt door het Verenigd College vacant verklaard alvorens zij kan worden begeven bij mandaat. "De mandaten van rang A4 en A5 worden vacant verklaard via een open procedure, waarbij gelijktijdig interne en externe kandidaten meedingen. "Onder externe kandidaten dient te worden verstaan, alle andere kandidaten dan de ambtenaren van de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad. "Onverminderd de toepassing van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten bepaalt het Verenigd College de modaliteiten volgens dewelke de externe kandidaten een mandaat kunnen opnemen bij het de diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad." "
Art. 105.- Vóór elke toekenning van een mandaat legt het Verenigd College de doeleinden vast die tijdens dit mandaat moeten bereikt worden." "
Art. 106.- De aangestelde ambtenaar oefent het mandaat daadwerkelijk uit. "In geval de aangestelde ambtenaar het mandaat niet kan uitoefenen wegens langdurige ziekte of zwangerschapsverlof of schorsing in het belang van de dienst, kan het Verenigd College de voortzetting ervan voor maximum zes maanden aan een andere ambtenaar toevertrouwen, conform artikelen 111 en 112 van dit besluit." "
Art. 107.- De graadanciënniteit van de mandaathouder is gelijk aan zijn anciënniteit in de graad die hij bekleedde voor zijn aanstelling.
De duur van het mandaat wordt meegerekend in zijn dienst, graad- en geldelijke anciënniteit. "De ambtenaar geniet de geldelijke rechten verbonden aan de graad die hem bij mandaat wordt toegekend." "
Art. 108.- Het mandaat duurt vijf jaar. Onverminderd artikel 83/2, eindigt het na afloop van de vastgestelde duur, in geval van schorsing in het belang van de dienst gedurende meer dan zes maanden, in geval van ononderbroken afwezigheid wegens langdurige ziekte van meer dan zes maanden, in geval van terugzetting in graad of door het vrijwillig ontslag van de mandaathouder. "De ambtenaar die zijn mandaat beëindigt, kan dit verlengen volgens de voorwaarden voorzien in artikel 83/2, § 2. "De ambtenaar wiens mandaat niet wordt verlengd, herkrijgt de graad die hij voor zijn mandaat bekleedde." "
Art. 108/1.- De mandaten van rang A4 en A5 staan open voor ambtenaren van niveau A die ten minste twaalf jaar anciënniteit van niveau A hebben of ten minste zes jaar leidinggevende ervaring hebben. "Onder leidinggevende ervaring wordt verstaan ervaring inzake het beheer in een overheidsdienst of in een organisatie uit de privésector.
Iedere kandidaat stelt een beheersplan op waarin rekening gehouden wordt met de doeleinden bedoeld in artikel 105." "
Art. 108/2.- § 1. De vacante betrekkingen worden ter kennis van de ambtenaren gebracht via een oproep tot de kandidaten in het Belgisch Staatsblad. "In de oproep tot de kandidaten wordt voor elke vacant verklaarde betrekking het volgende vermeld : 1° de termijn bedoeld in § 2 van dit artikel waarbinnen de kandidatuur ingediend moet worden bij de voorzitter van de directieraad;2° de gegevens die de kandidatuur dient te bevatten bedoeld in § 3;3° de adresgegevens van de personeelsdienst waar een functiebeschrijving van de te begeven betrekking en de omschrijving van de doeleinden bedoeld in artikel 105 bekomen kunnen worden. " § 2. Worden enkel in aanmerking genomen de kandidaturen die per aangetekend schrijven gericht zijn aan de voorzitter van de directieraad, binnen een termijn van dertig dagen. Deze termijn gaat in de dag volgend op de bekendmaking van de oproep in het Belgisch Staatsblad. " § 3. Elke kandidatuur bevat : 1° een uiteenzetting van de aanspraken en ervaring die de kandidaat laat gelden om voor de betrekking te kandideren;2° het beheersplan bedoeld in artikel 108/1. "De betrokkene dient een kandidatuur in te dienen voor elke betrekking waarvoor hij zich kandidaat stelt. " § 4. Het staat de ambtenaren vrij om voorafgaandelijk naar elke betrekking te dingen die eventueel vacant zou worden verklaard tijdens hun afwezigheid. De geldigheid van een dergelijke kandidatuur is beperkt tot twee maanden. Zij behoort met een aangetekend schrijven ingediend te worden bij de voorzitter van de directieraad." "
Art. 108/3.- § 1. Binnen de vijftien dagen volgend op de uiterlijke datum bedoeld in artikel 108/2, § 2, wordt het verzoek om advies bedoeld in artikel 108/4 door de voorzitter van de directieraad bij de selectiecommissie ingediend. " § 2. In het verzoek om advies dient de termijn vermeld te worden waarbinnen de selectiecommissie zich dient uit te spreken. "Deze termijn mag niet minder bedragen dan dertig dagen na ontvangst van het verzoek door de voorzitter van de selectiecommissie. " § 3. Het verzoek om advies bevat : 1° de kandidaturen bedoeld in artikel 108/2, § 3;2° de doelstellingen bedoeld in artikel 105; 3° de functiebeschrijving van de te begeven betrekking." "
Art. 108/4.- § 1. De selectiecommissie controleert de algemene en bijzondere toelatingsvoorwaarden van de kandidaten. "De kandidaten die niet voldoen aan deze voorwaarden worden van de selectie uitgesloten. Deze beslissing wordt aan de uitgesloten kandidaten meegedeeld per aangetekend schrijven. "Binnen de vijftien dagen die volgen op deze officiële kennisgeving kan de kandidaat bezwaar aantekenen per aangetekend schrijven aan de voorzitter van de selectiecommissie en kan hij vragen gehoord te worden. De kandidaat kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze. "Na onderzoek van het bezwaar doet de selectiecommissie een uitspraak over de toelaatbaarheid en deelt haar beslissing mee per aangetekend schrijven. "Wanneer de selectiecommissie een kandidaat uitsluit, begint de termijn voorzien om zijn advies te geven te lopen vanaf de dag waarop de commissie een definitieve uitspraak heeft gedaan over de toelatingsvoorwaarden. " § 2. De selectiecommissie nodigt de kandidaten uit voor een gesprek. "De selectiecommissie geeft een gemotiveerd advies over de gelijkwaardigheidsgraad van de competenties, van de relationele en managementvaardigheden van iedere kandidaat met betrekking tot de elementen vervat in het verzoek om advies bedoeld in artikel 108/3. "Na een vergelijking van de diploma's en de verdiensten van de kandidaten, deelt de selectiecommissie de kandidaten in hetzij in groep A « geschikt », hetzij in groep B « niet geschikt ». "In de groep A worden de kandidaten gerangschikt. Als geoordeeld wordt dat ze gelijkwaardig zijn, worden ze ex aequo gerangschikt.". "
Art. 108/5.- Het Verenigd College duidt de mandaathouder aan onder de kandidaten van groep A."
Art. 33.In artikel 116 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord « ander » ingevoegd tussen de woorden « naar een » en het woord « ambt »; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De vrijwillig overgeplaatste ambtenaar is verplicht zijn nieuwe functies gedurende een periode van minimaal drie jaar uit te oefenen, behoudens afwijking vanwege de directieraad."; 3° paragraaf 4, eerste lid, wordt aangevuld als volgt : "De ambtshalve overplaatsing kan eveneens worden beslist indien zij gerechtvaardigd is door dienstbehoeften of -noodwendigheden."
Art. 34.Artikel 121 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 121.- De volgende tuchtstraffen kunnen tegen ambtenaren worden uitgesproken : "1° de terechtwijzing; "2° de inhouding van wedde; "3° de verplaatsing bij tuchtmaatregel; "4° de tuchtschorsing; "5° de lagere inschaling; "6° de terugzetting in graad; "7° het ontslag van ambtswege; "8° de afzetting."
Art. 35.In hetzelfde besluit wordt een artikel 122/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 122/1.- De bij tuchtmaatregel verplaatste ambtenaar kan op zijn verzoek geen nieuwe aanwijzing noch overplaatsing bekomen gedurende de termijn die voor de uitwissing van zijn tuchtstraf is bepaald."
Art. 36.In artikel 130 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden « zich voor zijn verdediging » vervangen door de woorden « voor zijn verdediging, zijn dossier raadplegen en zich »;2° in het derde lid worden de woorden « vijftien werkdagen » vervangen door de woorden « twintig dagen ».
Art. 37.In Boek II, Titel XII, Hoofdstuk III, van hetzelfde besluit wordt een artikel 130/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 130/1.- § 1er. De in die Titel XII bedoelde betekeningen gebeuren : "1° hetzij middels de afgifte van een document tegen een gedateerd en getekend ontvangstbewijs; "2° hetzij middels de aangetekende verzending van een document. " § 2. Elke termijn wordt berekend vanaf de dag volgend op de afgifte van het document of vanaf de derde dag volgend op de aangetekende verzending ervan, postdatum ter staving, behoudens tegenbewijs van de verzender. "De vervaldag wordt in de termijn begrepen. Wanneer deze dag evenwel valt op een zaterdag, een zondag of een in artikel 171 bedoelde feestdag, wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.
Als deze dag valt tussen Kerstmis en Nieuwjaar, wordt hij verplaatst naar de eerstvolgende werkdag na Nieuwjaar."
Art. 38.In artikel 132, § 1, derde lid, en § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « vijftien werkdagen » telkens vervangen door de woorden « twintig dagen ».
Art. 39.In artikel 133, § 1, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden « het ontslag van ambtswege en » ingevoegd tussen de woorden « uitzondering van » en de woorden « de afzetting » en de woorden « wordt opgelegd » worden vervangen door de woorden « worden opgelegd ».
Art. 40.Artikel 134, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : " § 2. De uitwissing van de tuchtstraffen geschiedt van ambtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op : "1° zes maanden voor de terechtwijzing; "2° één jaar voor de inhouding van wedde; "3° achttien maanden voor de verplaatsing bij tuchtmaatregel; "4° twee jaar voor de tuchtschorsing; "5° drie jaar voor de lagere inschaling en de terugzetting in graad. "De termijn gaat in vanaf de betekening van de straf."
Art. 41.Artikel 136 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 136.- De ambtenaar tegen wie een tuchtstraf wordt voorgesteld, kan hiertegen, binnen een termijn van twintig dagen te rekenen na de betekening van het voorstel, hetzij persoonlijk, hetzij door zijn advocaat, beroep aantekenen bij de in artikel 138 bedoelde raden van beroep. Bij ontvangst van het beroep, informeert de griffier ervan de, krachtens artikel 133, § 1, bevoegde overheid om de tuchtstraf uit te spreken. "Het beroep wordt aangetekend aan de voorzitter gericht op het door het huishoudelijk reglement vastgestelde adres."
Art. 42.Artikel 137 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 43.In de Nederlandse versie van artikel 141, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « geëerbiedigd » vervangen door de woorden « in acht genomen ».
Art. 44.In artikel 144 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « Behalve bij wettige verhindering » geschrapt; 2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "Ingeval van overmacht of ziekte, kan hij zich door een persoon naar keuze laten vertegenwoordigen." 3° in de Nederlandse versie van het tweede lid, worden de woorden « brengt de voorzitter de afvoering van de zaak ter kennis van » vervangen door de woorden « betekent de voorzitter de afvoering van de zaak aan ».
Art. 45.Artikel 145, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door vijf leden, luidende : "De verzoeker heeft het recht één of meerdere assessoren te wraken.
Dit recht kan slechts eenmaal worden uitgeoefend voor eenzelfde zaak. "De griffier-verslaggever betekent aan de verzoeker, per aangetekend schrijven, de lijst van effectieve assessoren en plaatsvervangers die voor de zaak die hem aanbelangt werden opgeroepen. "Binnen een termijn van acht dagen vanaf de betekening van de lijst, stuurt de verzoeker ze aangetekend terug naar de griffie, met aanduiding van de naam van de assessoren die hij wraakt. De wraking moet worden gemotiveerd. "Na de in het derde lid bepaalde termijn, wordt de verzoeker geacht af te zien van zijn recht op wraking. "Alvorens in te gaan op de grond van de zaak, beslist de voorzitter of er reden is om de vraag tot wraking in te willigen."
Art. 46.Artikel 146 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Zij beraadslagen in afwezigheid van de verzoeker en zijn raadsgever en van de ambtenaar die het standpunt van de overheid verdedigt. "Zij oordelen over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het beroep."
Art. 47.In artikel 148 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : "Elk lid, met inbegrip van de voorzitter, is stemgerechtigd."; 2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.De betrokken raad van beroep stuurt haar advies alsook het volledige dossier naar de in artikel 133 bedoelde bevoegde overheid, ten laatste twintig dagen na het uitbrengen van het advies. Het advies vermeldt met hoeveel stemmen, voor of tegen, de stemming werd bereikt. "De raad betekent het advies binnen dezelfde termijn aan de ambtenaar."
Art. 48.In Boek II, Titel XII, Hoofdstuk VII, Afdeling 4, van hetzelfde besluit, worden de woorden « na beroep » in het opschrift geschrapt.
Art. 49.In artikel 149, § 3, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « tien dagen » vervangen door de woorden « vijftien dagen ».
Art. 50.In artikel 153, vierde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « tien werkdagen » vervangen door de woorden « vijftien dagen ».
Art. 51.In artikel 154, eerste lid, van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de eerste zin, die aanvangt met de woorden « De beslissing » en eindigt met de woorden « betrokken ambtenaar » wordt vervangen als volgt : « De schorsingsbeslissing wordt betekend volgens de in artikel 130/1 bedoelde regels.»; 2° in de tweede zin, die aanvangt met de woorden « Bij gebrek » en eindigt met het woord « ingetrokken » worden de woorden « tien werkdagen » vervangen door de woorden « vijftien dagen ».
Art. 52.In artikel 163 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de 3° wordt aangevuld door de woorden « of plaatsing in een onthaalgezin naar aanleiding van een rechterlijke beslissing »;2° in de 7° worden de woorden « wegens ziekte » vervangen door de woorden « om medische redenen »;3° de 11° wordt opgeheven.
Art. 53.In artikel 164, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « tien werkdagen » vervangen door de woorden « vijftien dagen ».
Art. 54.Artikel 171 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende : "Bij definitieve ambtsneerlegging of oppensioenstelling vóór de in het tweede lid bedoelde periode, heeft de ambtenaar recht op een aantal verlofdagen gelijk aan het aantal feestdagen die samenvielen met een niet-werkdag in de periode dat hij nog in dienst was. Deze kunnen onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof worden genomen."
Art. 55.In artikel 172, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt 2° vervangen als volgt : "2° de bevalling van de echtgenote of de persoon met wie de ambtenaar op het tijdstip van de gebeurtenis samenleeft of, mits het voorleggen van een attest, de persoon wiens kind het voorwerp heeft uitgemaakt, uit hoofde van de ambtenaar, van een erkenning : 14 dagen;"
Art. 56.In artikel 173 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, wordt het woord « zeventien » vervangen door het woord « negentien »;2° in het tweede lid, wordt het woord « zes » vervangen door het woord « vijf » en het woord « acht » vervangen door het woord « zeven »;3° tussen het derde en het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "Op verzoek van de vrouwelijke ambtenaar wordt het moederschapsverlof, in toepassing van artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, na de negende week verlengd met een periode waarvan de duur gelijk is aan de duur van de periode waarin zij verder gearbeid heeft vanaf de zesde week vóór de werkelijke datum van de bevalling of vanaf de achtste week wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht.Deze periode wordt, bij vroeggeboorte, verminderd met de dagen waarop arbeid verricht werd tijdens de periode van zeven dagen die de bevalling voorafgaat."; 4° tussen het vierde en het vijfde lid worden drie leden ingevoegd, luidende : "Op verzoek van de vrouwelijke ambtenaar wordt de periode van arbeidsonderbreking na de negende week, verlengd met één week, wanneer de vrouwelijke ambtenaar afwezig is geweest wegens ziekte gedurende de ganse periode vanaf de zesde week voorafgaand aan de werkelijke datum van de bevalling, of de achtste week wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht. "Ingeval van geboorte van een meerling wordt, op verzoek van de vrouwelijke ambtenaar, de periode van arbeidsonderbreking na de negende week, eventueel verlengd, met een periode van maximaal twee weken verlengd. "De bezoldiging voor deze verlenging van de postnatale rust mag niet meer dan één week bestrijken."; 5° in het zesde lid, worden de woorden « en van artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector » ingevoegd tussen de woorden « 16 maart 1971 » en de woorden « is vrijgesteld ».
Art. 57.Artikel 174 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Wanneer het pasgeboren kind na de eerste zeven dagen te rekenen vanaf zijn geboorte in de verpleeginrichting moet opgenomen blijven, kan, op verzoek van de vrouwelijke ambtenaar, de postnatale rustperiode worden verlengd met een duur gelijk aan de periode dat haar kind na die eerste zeven dagen in de verpleeginrichting opgenomen blijft. De duur van deze verlenging mag vierentwintig weken niet overschrijden. Met dat doel bezorgt de vrouwelijke ambtenaar aan de overheid waaronder zij ressorteert : "1° bij het einde van de postnatale rustperiode, een getuigschrift van de verpleeginrichting waaruit blijkt dat het pasgeboren kind in de verpleeginrichting opgenomen blijft na de eerste zeven dagen vanaf zijn geboorte en met de vermelding van de duur van de opname; "2° in voorkomend geval, een nieuw getuigschrift van de verpleeginrichting bij het einde van de verlenging die voortvloeit uit de bepalingen van dit lid, waaruit blijkt dat tijdens deze verlenging het pasgeboren kind de verpleeginrichting nog niet heeft mogen verlaten en met de vermelding van de duur van de opname. "De bezoldiging voor de in het vorige lid bedoelde verlenging van de postnatale rust mag niet meer dan vierentwintig weken bestrijken."
Art. 58.In Boek II, Titel XIV, Hoofdstuk II, Afdeling 3, van hetzelfde besluit wordt een artikel 174/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 174/1.- § 1. De vrouwelijke ambtenaar heeft recht op een dienstvrijstelling om haar kind met moedermelk te voeden of melk af te kolven tot zeven maanden na de geboorte van het kind. "In uitzonderlijke omstandigheden die verband houden met de gezondheidstoestand van het kind en voor zover één en ander blijkt uit een medisch getuigschrift, kan de totale duur tijdens welke de vrouwelijke ambtenaar recht heeft op borstvoedingspauzes, met maximum twee maanden worden verlengd. " § 2. De borstvoedingspauze duurt een half uur. De vrouwelijke ambtenaar die tijdens een werkdag vier uur of langer werkt, heeft die dag recht op één pauze. De vrouwelijke ambtenaar die tijdens een werkdag ten minste zeven en een half uur werkt, heeft die dag recht op twee pauzes. Als de vrouwelijke ambtenaar recht heeft op twee pauzes tijdens een werkdag, kan zij deze opnemen in één of twee keer. "De duur van borstvoedingspauze(s) is bij de duur van de prestaties van de werkdag begrepen. "De vrouwelijke ambtenaar dient met de overheid waaronder zij ressorteert overeen te komen op welk(e) moment(en) van de dag zij de borstvoedingspauze(s) kan nemen. Bij ontstentenis van een akkoord vallen de borstvoedingspauzes onmiddellijk vóór of na de in het arbeidsreglement bepaalde rusttijden. " § 3. De vrouwelijke ambtenaar die wenst de borstvoedingspauzes te genieten brengt schriftelijk twee weken op voorhand de overheid waaronder zij ressorteert hiervan op de hoogte, tenzij deze op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt. "Het recht op borstvoedingspauzes wordt toegekend mits het bewijs van borstvoeding wordt geleverd. Het bewijs wordt vanaf het begin van de uitoefening van het recht, naar keuze van de vrouwelijke ambtenaar, geleverd door een attest van een consultatiebureau voor zuigelingen (Kind en Gezin, O.N.E. of Dienst für Kind und Familie) of door een medisch getuigschrift. "Nadien bezorgt de vrouwelijke ambtenaar aan de overheid waaronder zij ressorteert elke maand een attest of een medisch getuigschrift, telkens op de datum waarop de uitoefening van het recht op borstvoedingspauzes voor het eerst is ingegaan."
Art. 59.In Boek II, Titel XIV, Hoofdstuk II, van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 4 aangevuld als volgt : « of plaatsing in een onthaalgezin naar aanleiding van een rechterlijke beslissing ».
Art. 60.In artikel 175, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « of de plaatsing van een kind in een opvanggezin in het kader van de pleegzorg » ingevoegd tussen de woorden « de adoptie van een kind » en de woorden « , maximum drie maanden ».
Art. 61.Artikel 176 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 176.- § 1. De ambtenaar kan verlof krijgen wanneer een kind beneden tien jaar in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op adoptie. "De maximumduur van het verlof bedraagt zes weken. Het verlof kan in weken worden gesplist en dient uiterlijk binnen de vier maanden na de opname van het kind in het gezin van de ambtenaar te worden genomen.
Op verzoek van de ambtenaar kunnen ten hoogste drie weken van dit verlof worden opgenomen vooraleer het kind effectief in het gezin werd opgenomen. "De maximumduur van het adoptieverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 pct. of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal, overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag. "De ambtenaar die het verlof wenst te genieten, bij toepassing van dit artikel, deelt aan de overheid onder welke hij ressorteert de datum mee waarop het verlof zal aanvangen en de duur ervan. Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens één maand vóór de aanvang van het verlof, tenzij de overheid op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt. "De ambtenaar dient volgende documenten voor te leggen : "1° een attest, uitgereikt door de Gemeenschap, waarbij de toewijzing van het kind aan de ambtenaar wordt bevestigd, om het verlof van ten hoogste drie weken te verkrijgen vooraleer het kind in het gezin wordt opgenomen; "2° een attest dat de inschrijving van het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister bevestigt, om het resterend verlof te kunnen opnemen. " § 2. De ambtenaar kan verlof krijgen wanneer een kind beneden tien jaar in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op pleegvoogdij. Hij kan eveneens dit verlof krijgen wanneer hij een minderjarige in zijn gezin opneemt, ingevolge een rechterlijke beslissing tot plaatsing in een onthaalgezin. "De maximumduur van het verlof bedraagt vier weken, indien het opgenomen kind ouder is dan drie jaar, en zes weken, indien het die leeftijd nog niet heeft bereikt. Het verlof vangt aan op de dag dat het kind in het gezin wordt opgenomen en kan in weken worden gesplist; het dient uiterlijk binnen de vier maanden na de opname van het kind in het gezin van de ambtenaar te worden genomen. "De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 pct. of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal, overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag. " § 3. De in de §§ 1 en 2 bedoelde verloven worden bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit."
Art. 62.In artikel 179, § 6, van hetzelfde besluit wordt het woord « wettelijke » geschrapt.
Art. 63.Artikel 181 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 181.- Zoals vermeld in artikel 163, 7°, kan de ambtenaar vragen om zijn ambt met verminderde prestaties om medische redenen uit te oefenen : "1° om zich opnieuw aan te passen aan het normale arbeidsritme, na een ononderbroken afwezigheid wegens ziekte van tenminste dertig dagen; "2° wanneer hij wegens een langdurige medische ongeschiktheid verhinderd is voltijds te werken, na een ononderbroken afwezigheid wegens ziekte van tenminste dertig dagen. "De beoordeling van de medische toestand van de ambtenaar en de toekenning van de verminderde prestaties om medische redenen gebeurt door een arts van de medische controledienst."
Art. 64.In Boek II, Titel XIV, Hoofdstuk II, Afdeling 8, van hetzelfde besluit wordt een artikel 181/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 181/1.- § 1. De ambtenaar bedoeld in artikel 181, eerste lid, 1°, kan zijn ambt opnieuw opnemen ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van zijn normale prestaties voor een periode van maximum drie maanden. "De verminderde prestaties mogen worden toegestaan voor een periode van één maand. Verlengingen mogen worden toegestaan voor ten hoogste dezelfde periode, indien de medische controledienst oordeelt dat de gezondheidstoestand van de ambtenaar dit wettigt. De bepalingen van artikel 181, tweede lid, zijn van toepassing. " § 2. De ambtenaar bedoeld in artikel 181, eerste lid, 2°, kan zijn ambt opnieuw opne-men ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van zijn normale prestaties voor een periode van maximum twaalf maanden, tenzij de arts van de medische controledienst oordeelt dat het nieuw onderzoek vroeger moet plaatsvinden. "Verlengingen mogen worden toegestaan voor ten hoogste twaalf maanden, indien de medische controledienst bij een nieuw onderzoek oordeelt dat de gezondheidstoestand van de ambtenaar dit wettigt. De bepalingen van artikel 181, tweede lid, zijn van toepassing. " § 3. Bij elk onderzoek oordeelt de arts van de medische controledienst of de ambtenaar geschikt is om 50 %, 60 % of 80 % van zijn normale prestaties te leveren. "Tijdens een lopende periode van verminderde prestaties om medische redenen kan de in § 2 bedoelde ambtenaar een nieuw medisch onderzoek aanvragen bij de medische controledienst met het oog op het aanpassen van zijn arbeidsstelsel. " § 4. De verminderde prestaties bedoeld in § 1 worden elke dag verricht, tenzij de arts van de medische controledienst er anders over beslist. "De in § 2 bedoelde verminderde prestaties worden verricht volgens een verdeling van de prestaties over de week, conform het advies van de arts van de medische controledienst."
Art. 65.In Boek II, Titel XIV, Hoofdstuk II, Afdeling 8, van hetzelfde besluit wordt een artikel 181/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 181/2.- § 1. De dagen dat een ambtenaar afwezig is tijdens deze periode van verminderde prestaties om medische redenen worden beschouwd als verlof. Dit verlof wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld. "De ambtenaar die zijn ambt uitoefent met verminderde prestaties om medische redenen, moet niettemin zijn vakantieverlofdagen opnemen met volledige dagen. " § 2. De ambtenaar bedoeld in artikel 181, eerste lid, 1° en 2° geniet zijn volledige wedde voor de eerste drie maanden van de verminderde prestaties om medische redenen. "De ambtenaar bedoeld in artikel 181, eerste lid, 2°, geniet vanaf de vierde maand de wedde die verschuldigd is voor de verminderde prestaties, vermeerderd met 60 % van de wedde die verschuldigd zou zijn voor de prestaties die niet worden verstrekt. " § 3. De verminderde prestaties om medische redenen worden opgeschort door : "1° de loopbaanonderbreking; "2° de halftijdse vervroegde uittreding; "3° de vrijwillige vierdagenweek; "4° de verminderde prestaties om persoonlijke redenen; "5° de afwezigheid van lange duur om per-soonlijke redenen; "6° de verloven in het kader van de moederschapsbescherming; "7° het ouderschapsverlof. "De machtiging om verminderde prestaties om medische redenen te verrichten, wordt tijdelijk onderbroken tijdens een afwezigheid wegens ziekte, arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk en een beroepsziekte."
Art. 66.In Boek II, Titel XIV, Hoofdstuk II, Afdeling 8, van hetzelfde besluit wordt een artikel 181/3 ingevoegd, luidende : "
Art. 181/3.- § 1. De ambtenaar die verminderde prestaties om medische redenen wenst te genieten, dient het advies verkregen te hebben van de arts van de medische controledienst ten minste vijf werkdagen voor de aanvang van de verminderde prestaties. "De ambtenaar bedoeld in artikel 181, eerste lid, 1°, dient een geneeskundig getuigschrift en een plan voor reïntegratie voor te leggen van zijn behandelende arts. In het plan voor reïntegratie vermeldt de behandelende arts de vermoedelijke datum van de volledige werkhervatting. " De ambtenaar bedoeld in artikel 181, eerste lid, 2°, dient een omstandig geneeskundig verslag voor te leggen van een geneesheer-specialist. " § 2. De arts van de medische controledienst bedoeld in artikel 221, eerste lid, spreekt zich uit over de medische geschiktheid van de ambtenaar om zijn ambt ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van de normale prestaties weer op te nemen. Hij overhandigt zo spoedig mogelijk, eventueel na de behandelende arts bedoeld in artikel 181, tweede lid, te hebben geraadpleegd, zijn bevindingen schriftelijk aan de ambtenaar. " § 3. Na de overhandiging van de bevindingen door de arts van de medische controledienst, in het kader van een aanvraag voor verminderde prestaties om medische redenen bedoeld in artikel 181, eerste lid, 1° en 2°, kan de ambtenaar, indien hij niet akkoord gaat met deze bevindingen, vragen dat in gemeen overleg een arts-scheidsrechter wordt aangewezen. "De arts-scheidsrechter voert het medisch onderzoek uit en beslist in het medisch geschil binnen drie werkdagen na zijn aanwijzing. Elke andere vaststelling blijft beschermd door het beroepsgeheim. "De kosten van deze procedure, alsmede de eventuele verplaatsingskosten van de ambtenaar, vallen ten laste van de in het ongelijk gestelde partij. " De arts-scheidsrechter brengt diegene die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd en de arts van de medische controledienst op de hoogte van zijn beslissing. De medische controledienst en de ambtenaar worden onmiddellijk bij een ter post aangetekende brief verwittigd door de arts-scheidsrechter."
Art. 67.In Boek II, Titel XIV, Hoofdstuk II, Afdeling 8, van hetzelfde besluit wordt een artikel 181/4 ingevoegd, luidende : "
Art. 181/4.- Indien de medische controledienst van oordeel is dat een ambtenaar geschikt is om zijn ambt terug op te nemen ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van zijn normale prestaties dan geeft hij daarvan kennis aan de leidend ambtenaar. "De leidend ambtenaar nodigt de ambtenaar uit het werk te hervatten en staat hem toe voornoemde verminderde prestaties te verrichten voor zover deze verenigbaar zijn met de vereisten van de goede werking van de dienst.
Indien de ambtenaar geen gevolg geeft aan deze vraag om het werk te hervatten, wordt hij in non-activiteit geplaatst."
Art. 68.Artikel 183 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 183.- Zoals voorzien in artikel 163, 8°, krijgt de ambtenaar, op zijn aanvraag, een vrijstelling van dienst van twee dagen per maand voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten : "1° gemeenteraadslid dat noch burgemeester, noch schepen, noch voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn is; "2° lid van een raad voor maatschappelijk welzijn, de voorzitter uitgezonderd; "3° lid van een districtsraad, in het Vlaamse Gewest, of van een sectorraad, in het Waalse Gewest, de bureauleden en de voorzitter uitgezonderd; "4° provincieraadslid, niet-lid van de deputatie, in het Vlaamse Gewest, of van het provinciaal college, in het Waalse Gewest. "De vrijstelling van dienst, wordt naar keuze van de betrokkene genomen in dagen of halve dagen. Zij mag niet van een maand naar een andere worden overgedragen tenzij zij is toegekend voor het uitoefenen van een mandaat van provincieraadslid."
Art. 69.Artikel 184 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 184.- De ambtenaar kan, binnen de hierna bepaalde grenzen en op zijn verzoek, een facultatief politiek verlof bekomen voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten : "1° gemeenteraadslid dat noch burgemeester, noch schepen, noch voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn is, lid van een raad voor maatschappelijk welzijn dat noch voorzitter, noch lid van het vast bureau is, of lid van een districtsraad, in het Vlaamse Gewest, of van een sectorraad, in het Waalse Gewest, dat noch voorzitter, noch lid van het bureau is, van een gemeente : "a) tot 80.000 inwoners : 2 dagen per maand; "b) meer dan 80.000 inwoners : 4 dagen per maand; "2° schepen, voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn of lid van het bureau van een districtsraad, van een gemeente : "a) tot 30.000 inwoners : 4 dagen per maand; "b) van 30.001 tot 50.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt; "c) van 50.001 tot 80.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt; "3° burgemeester van een gemeente of voorzitter van een districtsraad, in het Vlaamse Gewest, of van een sectorraad, in het Waalse Gewest, van een gemeente : "a) tot 30.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt; "b) van 30.001 tot 50.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt; "4° lid van het vast bureau van een raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente : "a) tot 10.000 inwoners : 1 of 2 dagen per maand; "b) van 10.001 tot 20.000 inwoners : 1, 2 of 3 dagen per maand; "c) meer dan 20.000 inwoners : 1, 2, 3, 4 of 5 dagen per maand; "5° provincieraadslid, niet-lid van de deputatie, in het Vlaamse Gewest, of van het provinciaal college, in het Waalse Gewest : 4 dagen per maand."
Art. 70.Artikel 185 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 185.- De ambtenaar is, binnen de hierna bepaalde grenzen, in politiek verlof van ambtswege voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten : "1° burgemeester van een gemeente : "a) tot 20.000 inwoners : 3 dagen per maand; "b) van 20.001 tot 30.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt; "c) van 30.001 tot 50.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt; "d) van meer dan 50.000 inwoners : voltijds; "2° de voorzitter van een districtsraad, in het Vlaamse Gewest, of van een sectorraad, in het Waalse Gewest,van een gemeente wordt, wat betreft het politiek verlof van ambtswege, gelijkgesteld met een burgemeester van een gemeente waarvan het bevolkingsaantal overeenstemt mat dat van het district, in het Vlaamse Gewest, of van de sector, in het Waalse Gewest, waarbij de duur van het ambtshalve politiek verlof beperkt wordt tot het percentage van de wedde van die burgemeester die hij ontvangt; "3° schepen of voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente : "a) tot 20.000 inwoners : 2 dagen per maand; "b) van 20.001 tot 30.000 inwoners : 4 dagen per maand; "c) van 30.001 tot 50.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt; "d) van 50.001 tot 80.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt; "e) meer dan 80.000 inwoners : voltijds; "4° het lid van het bureau van districtsraad, in het Vlaamse Gewest, of van een sectorraad, in het Waalse Gewest,van een gemeente wordt, wat betreft het politiek verlof van ambtswege, gelijkgesteld met een schepen van een gemeente waarvan het bevolkingsaantal overeenstemt mat dat van het district, in het Vlaamse Gewest, of van de sector, in het Waalse Gewest, waarbij de duur van het ambtshalve politiek verlof beperkt wordt tot het percentage van de wedde van die schepen die hij ontvangt; "5° het lid van een deputatie, in het Vlaamse Gewest, of van een provinciaal college, in het Waalse Gewest : voltijds."
Art. 71.Artikel 191, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "Hij mag evenwel slechts tweemaal dezelfde opleiding volgen. "Indien de opleidingen tijdens de diensturen worden gegeven, geniet de ambtenaar een dienstvrijstelling. "Op zijn verzoek, krijgt hij een studieverlof van ten hoogste vijf dagen voor de vergelijkende selectie voor overgang naar niveau A en B en van ten hoogste twee dagen voor de vergelijkende selectie voor overgang naar niveau C. Hij heeft recht op één dag studieverlof voor de eerste proef. "Wat betreft de vergelijkende selectie voor overgang naar niveau A heeft de ambtenaar recht op één dag studieverlof per proef of brevet."
Art. 72.In de Franse versie van artikel 203, derde lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « normale » geschrapt.
Art. 73.In artikel 210, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « mag evenwel niet meer bedragen » vervangen door de woorden « bedraagt evenwel niet meer ».
Art. 74.In artikel 213, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « tien werkdagen » vervangen door de woorden « vijftien dagen ».
Art. 75.In artikel 218 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Het wachtgeld wordt vastgesteld op grondslag van de laatste activiteitswedde. "In geval van cumulatie van betrekkingen wordt het wachtgeld slechts toegekend op grond van het hoofdambt." 2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « de sociaal-medische rijksdienst » vervangen door de woorden « het Bestuur van de medische expertise van de Staat ».
Art. 76.In artikel 223, eerste lid, 5°, van hetzelfde besluit worden de woorden « van ambtswege ontslagen of » ingevoegd tussen het woord « tuchtredenen » en het woord « afgezet ».
Art. 77.Artikel 224, 2°, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld als volgt : "Nochtans, indien de ambtenaar ermee akkoord gaat en indien de noodwendigheid van de dienst dit vereist, kan hij uitzonderlijk in dienst gehouden worden, na de wettelijke pensioenleeftijd bereikt te hebben en dit gedurende een periode van zes maanden. "Voor de ambtenaar bekleedt met een graad van rang A4 en A5, kan die periode van zes maanden drie maal vernieuwd worden. "De ambtenaar die na de wettelijke pensioenleeftijd in dienst gehouden wordt, behoudt tijdens deze periode zijn hoedanigheid van ambtenaar. "De beslissing wordt genomen door het Verenigd College, op de voordracht van zijn Leden, bevoegd voor het Openbaar ambt."
Art. 78.In artikel 225, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « vijftien werkdagen » vervangen door de woorden « twintig dagen ».
Art. 79.Artikel 231 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 231.- De ambtenaren die, op 18 februari 2014, respectievelijk titularis zijn van een betrekking van leidend ambtenaar in rang A5 en adjunct-leidend ambtenaar in rang A4 en die niet voor de vacant verklaarde mandaten zijn aangesteld of die zich niet voor de vacant verklaarde mandaten kandidaat hebben gesteld, worden door het Verenigd College met een opdracht belast. "De opdracht wordt door het Verenigd College vastgesteld en deze opdracht stemt overeen met hun titel. "Ze behouden het voordeel van de weddenschaal en van de rang waarvan ze genoten op het moment van de vacantverklaring."
Art. 80.In artikel 260 van hetzelfde besluit worden de woorden « en eigen aan de functie » ingevoegd tussen het woord « normaal » en het woord « kunnen ».
Art. 81.In artikel 269 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van het Verenigd College van 30 april 2009, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : "Deze schriftelijke en/of mondelinge kennis wordt bepaald bij het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, samengevat op 18 juli 1966." 2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Het jaarbedrag van de in § 1 bedoelde tweetaligheidspremie verschilt naargelang het aan de ambtenaar en stagiair afgeleverde taalgetuigschrift; het wordt vastgesteld op basis van de examens bedoeld in het voormeld koninklijk besluit van 8 maart 2001 : "- elementaire mondelinge kennis, namelijk de vaardigheid om een elementair gesprek te voeren over een onderwerp dat verband houdt met de functie : 600 euro; "- elementaire mondelinge en schriftelijke kennis, namelijk het begrijpen van elementaire mondelinge boodschappen, het verstaan van elementaire teksten en de vaardigheid om een elementair gesprek te voeren over een onderwerp dat verband houdt met de functie : 2.400 euro; "- voldoende mondelinge en schriftelijke kennis, namelijk het begrijpen van gebruikelijke mondelinge boodschappen, het begrijpen van gebruikelijke teksten, het opstellen van correcte schriftelijke teksten, met uitsluiting van vertalingen, de vaardigheid om een gesprek te voeren over een onderwerp dat verband houdt met de functie en de vaardigheid om zich mondeling vlot uit te drukken over een onderwerp dat verband houdt met de functie : 3.200 euro. "De verschillende premies kunnen niet worden gecumuleerd." 3° paragraaf 3 wordt opgeheven.
Art. 82.Artikel 270 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van het Verenigd College van 30 april 2009, wordt vervangen als volgt : "
Art. 270.- de ambtenaren en stagiairs die geslaagd zijn voor het in artikel 7 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, samengevat op 18 juli 1966, bedoelde examen, bekomen een tweetaligheidspremie volgens hun niveau. "Het jaarbedrag van deze premie wordt vastgesteld als volgt : "- niveau A, vanaf rang A3 : 3.200 euro; "- niveau A, rang A1 : 2.400 euro; "- niveau B : 1.600 euro; "- niveau C : 1.500 euro; "- niveau D : 1.000 euro."
Art. 83.In hetzelfde besluit wordt een artikel 270/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 270/1.- § 1. Enkel de vanaf 1 september 2009 georganiseerde taalexamens komen in aanmerking voor de toekenning van de in de artikelen 269 en 270 bedoelde tweetaligheidspremies. " § 2. De ambtenaren en stagiairs die vóór de datum van 1 september 2009 een tweetaligheidspremie genoten, behouden deze gedurende hun gehele loopbaan. "Zij kunnen niettemin deelnemen aan de vanaf 1 september 2009 georganiseerde taalexamens en, indien zij slagen, de in de artikelen 269 en 270 bedoelde premies genieten, voor zover zij hoger zijn dan deze die zij genoten voor deze datum."
Art. 84.In Boek III, Titel IV, van hetzelfde besluit, wordt een Hoofdstuk VII ingevoegd dat een artikel 272/1 bevat, luidende : "Hoofdstuk VII. - Toelage voor wachtdienst "
Art. 272/1.- Een wachttoelage wordt toegekend aan de ambtenaar die, in het kader van een georganiseerd wachtsysteem, buiten zijn gewone prestaties, oproepbaar dient te zijn met het oog op het vervullen van eventuele prestaties. "De toelage wordt toegekend aan de ambtenaar ten belope van 1/1850e van zijn totale jaarlijkse brutobezoldiging per uur bijkomende prestatie."
Art. 85.In Boek III, Titel IV, van hetzelfde besluit, wordt een Hoofdstuk VIII ingevoegd dat een artikel 272/2 bevat, luidende : "HOOFDSTUK VIII. - Toelagen voor geneesheren en ingenieurs "
Art. 272/2.- § 1. Er wordt aan de ambtenaren, titularis van de graden van geneesheer en ingenieur, alsook aan de ambtenaren van rang A4 en A5, die titularis zijn van een diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde of master in de geneeskunde (huisarts) en van burgerlijk bouwkundig ingenieur of master in de ingenieurswetenschappen (bouwkunde), een premie toegekend, voor zover zij de specifieke functie van geneesheer of ingenieur uitoefenen zoals voorzien in hun functiebeschrijving. § 2. Het jaarlijks forfaitair bedrag van deze premie wordt vastgesteld op 3.500 euro.
De premie wordt maandelijks en volgens dezelfde voorwaarden als de wedde uitbetaald. Ze wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
Art. 86.Artikel 275 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidende : "Het in het tweede lid bedoelde bedrag van de vergoeding wordt vastgesteld op 0,20 EUR per kilometer voor de periode van 1 januari 2010 tot 31 december 2010 en op 0,21 EUR per kilometer vanaf 1 januari 2011."
Art. 87.Volgende bepalingen worden bij wijze van overgangsmaatregel voorzien : 1° de vóór 18 februari 2014 toepasselijke bepalingen van de artikelen 94 en 95 van hetzelfde besluit blijven van toepassing voor de op dit ogenblik lopende vergelijkende selecties;2° twee vergelijkende selecties voor overgang naar het hogere niveau kunnen, in voorkomend geval, nog worden georganiseerd op basis van het vóór 18 februari 2014 van kracht zijnde stelsel ten gunste van ambtenaren die voor een of meerdere op basis van het genoemde systeem vergelijkende selectieproeven zijn geslaagd;artikelen 30 tot 32 zijn niettemin van toepassing op deze ambtenaren; de ambtenaren kunnen kiezen voor het afleggen van een vergelijkende selectie op basis van het hierboven bedoelde systeem; deze keuze is eenmalig; geen enkele vorming zal in het kader van deze vergelijkende selecties worden gegeven.
Art. 88.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 18 februari 2014, met uitzondering van : 1° de artikelen 68 tot 70 die uitwerking hebben met ingang 1 januari 2013;2° de artikelen 81 tot 83 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2009;3° artikel 86 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2010.
Art. 89.De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Openbaar Ambt, worden belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 21 mei 2015.
Voor het Verenigd College : De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor de Begroting en het Openbaar Ambt, G. VANHENGEL