Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 22 mei 2008
gepubliceerd op 27 augustus 2008

Besluit 2007/1131 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor begeleiding en de diensten voor dovenvertolking

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2008031316
pub.
27/08/2008
prom.
22/05/2008
ELI
eli/besluit/2008/05/22/2008031316/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 MEI 2008. - Besluit 2007/1131 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor begeleiding en de diensten voor dovenvertolking


Het College, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces, inzonderheid op de artikelen 2, 24, 36, 37, 38, 49 en 53;

Gelet op het besluit 99/262/C van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 6 april 2000 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor begeleiding en de diensten voor dovenvertolking, gewijzigd door besluit 2003/68 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 10 juli 2003;

Gelet op het advies van de Afdeling « Gehandicapten » van de Franstalige Brusselse Adviesraad voor Bijstand aan personen en Gezondheid, gegeven op 19 september 2007;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 december 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van het Collegelid belast met Begroting, gegeven op 6 december 2007;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 22 februari 2008, in toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van het Collegelid belast met het Beleid inzake gehandicapte personen;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Het besluit regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet, krachtens artikel 138 van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° « Decreet » : decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces;2° « Bestuur » : de dienst met afzonderlijk beheer tot uitvoering van het beleid inzake de sociale integratie en inschakeling in het arbeidsproces van gehandicapten die werd opgericht bij decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1998, onder de naam « Franstalige Brusselse dienst voor gehandicapten';3° « Gehandicapte persoon » : iedere gehandicapte persoon die woonachtig is op het grondgebied van het tweetalig Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die hetzij voldoet aan de voorwaarden van artikel 6 van het decreet, hetzij mogelijk kan worden toegelaten uit hoofde van de bepalingen van het decreet, overeenkomstig de artikelen 46 tot 48 van het decreet;niettemin kunnen uit hoofde van artikel 2 van het decreet de door het College erkende diensten ook personen opvangen die woonachtig zijn op het grondgebied van een ander gewest; 4° « Collegelid » : het Collegelid van de Franse Gemeenschapscommissie dat belast is met het Beleid inzake gehandicapten;5° « Besluit NM » : besluit 2001/549 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 oktober 2001 betreffende de toepassing van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetten betreffende de subsidies toegekend in de gezondheids- en de welzijnssector en betreffende de wijziging van diverse toepassingsbesluiten betreffende de welzijns-, de gezondheids- en de gehandicaptensector en de sector van de socio-professionele inschakeling;6° « Adviesraad » : de Franstalige Brusselse Adviesraad voor Bijstand aan personen en Gezondheid, afdeling Gehandicapten. HOOFDSTUK II. - Diensten voor begeleiding

Art. 3.Voor de toepassing van dit hoofdstuk moet worden verstaan onder : « diensten » : de diensten voor begeleiding; « aanvullende opdrachten » : de bijbehorende opdrachten voorzien in artikel 49, lid 3 van het decreet.

Sectie 1. - Erkenning

Art. 4.Om erkend te worden, moet een dienst die de opdrachten vervult zoals gedefinieerd in artikel 45 van het decreet en die samengesteld is overeenkomstig de bepalingen van artikel 44 van het decreet, aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° zijn activiteitenzetel vestigen op het grondgebied van het tweetalig Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° zich richten naar de verplichtingen die voortvloeien uit de wettelijke en reglementaire bepalingen die op hem van toepassing zijn;3° de toegankelijkheid van de gebouwen met het oog op de handicap van de opgevangen personen waarborgen;4° beschikken over : a) ruimten die zowel de algemene opvang van de begunstigden als individuele gesprekken mogelijk maken;b) een permanentie die voor de gehandicapte personen bereikbaar is gedurende : - minimaal 4 uur/week voor de diensten van categorie 1; - minimaal 8 uur/week voor de diensten van categorie 2; - minimaal 10 uur/week voor de overige diensten.

De dienst moet daarenboven op afspraak een dag per week tussen 18 uur en 20 uur of op zaterdagmorgen toegankelijk zijn; c) een automatische telefoonbeantwoorder evenals een e-mailadres of een fax zodat de begeleide personen buiten de openingsuren van de dienst een boodschap kunnen nalaten;5° een gepersonaliseerde begeleiding garanderen die erop gericht is de persoon in zijn levensproject te ondersteunen, onder meer in termen van integratie, autonomie, levenskwaliteit en uitoefening van rechten en plichten;6° een dossier per begunstigde bijhouden;7° beschikken over een pluridisciplinair begeleidingsteam;8° zich bereid verklaren samen te werken met de bevoegde privé- en openbare diensten naargelang het persoonlijke begeleidingssprogramma van elke gehandicapte persoon;9° zich onderwerpen aan de door het Bestuur georganiseerde beoordelingen, bezoeken en controles en het Bestuur alle bewijsstukken overleggen die vereist zijn voor de uitoefening van diens controle;10° vóór 31 mei van het jaar dat volgt op het betrokken jaar, aan het Bestuur een activiteitenverslag voorleggen dat ten minste het volgende bevat : a) het aantal begeleide gehandicapte personen, met voor elk van hen vermelding van de begin- en einddatum van de begeleiding, de leeftijd en de gemeente van verblijfplaats;b) de aard van de aanvragen, de domeinen waarop de begeleiding betrekking heeft;c) een beoordeling in verband met de uitvoering van het dienstproject, in functie van de elementen die in punt b) hierboven vermeld worden;d) een verslag van de door het personeel gevolgde opleidingen;11° per kalenderjaar een boekhouding bijhouden volgens het door het Collegelid bepaald model, met de verplichting om een derdenrekening op naam van de begeleide gehandicapte persoon te hebben;12° zich ertoe verbinden het Bestuur binnen vijftien dagen op de hoogte te zullen brengen van elke wijziging met betrekking tot de voorwaarden voor erkenning en betoelaging van de dienst en, in het bijzonder, van elke wijziging met betrekking tot het personeel. Voor elk tijdens de erkenningsperiode in dienst genomen personeelslid, maakt de dienst een kopie van de arbeidsovereenkomst over aan het Bestuur, evenals alle bewijzen dat hij alle reglementaire voorwaarden betreffende de functie en de anciënniteit vervult. Vóór de indienstneming moet de dienst uittreksels uit het strafregister ontvangen waarvan de afgiftedatum niet meer dan drie maanden aan de datum van indiensttreding mag voorafgaan. Dit document maakt deel uit van het persoonlijk dossier van elk personeelslid.

Art. 5.Tussen de dienst en de gehandicapte persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger wordt een geschreven overeenkomst afgesloten binnen de drie maanden te rekenen vanaf het eerste contact met de gehandicapte persoon. Deze overeenkomst wordt op alle mogelijke manieren voor de gehandicapte persoon begrijpelijk gemaakt.

De overeenkomst vermeldt : 1. De identiteit van de partijen;desgevallend, de identiteit van de gehandicapte persoon samen met die van zijn of haar wettelijke vertegenwoordiger; 2. het bedrag van de financiële bijdrage dat door de gehandicapte persoon verschuldigd is;3. de modaliteiten waarnaar deze overeenkomst gewijzigd, aangevuld of ontbonden kan worden;4. het feit dat het individuele begeleidingsproject bedoeld bij artikel 6, 4° ten minste eenmaal per jaar aan een evaluatie onderworpen zal worden. Er wordt een exemplaar van de overeenkomst aan elke partij overhandigd. Bovendien wordt desgevallend de overeenkomst voor de woning of de overeenkomst voor de opvang in de halte-bewaarplaats in bijlage toegevoegd. Een exemplaar van het reglement van orde van de dienst zoals bepaald in artikel 12 en het individueel begeleidingsproject worden aan de overeenkomst toegevoegd.

Art. 6.Het dossier van de begunstigde omvat : 1° de aanvraag of het verslag van het/de gesprek(ken) betreffende de analyse van de aanvraag;2° de overeenkomst;3° de medische, sociale, psychologische en pedagogische gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van de overeenkomst;4° het persoonlijk begeleidingsprogramma dat rekening houdt met de leeftijd, de mogelijkheden en de aanvraag van de gehandicapte persoon. Het wordt opgesteld door de dienst in samenwerking met de gehandicapte persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger en bevat onder meer de voorziene persoonlijke steun, de evaluatiemodaliteiten, de doelstellingen en de gebruikte middelen om die te bereiken; 5° de evaluaties van het persoonlijk begeleidingsprogramma die een jaarlijkse balans moeten omvatten, opgesteld in samenwerking met de gehandicapte persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger;6° de aard en de inhoud van de eigenlijke tussenkomingen.

Art. 7.§ 1 Het pluridisciplinaire begeleidingsteam bestaat uit de functies vermeld in bijvoegsel III, punt 12 van het besluit NM, met uitzondering van de functies vermeld in § 3 van dit artikel. Het bestaat ten minste uit twee personen met een diploma van het hoger pedagogisch, psychologisch, sociaal of paramedisch onderwijs met een verschillende opleiding. § 2 Wanneer de dienst instaat voor de plaatsing in een gezin, moet het pluridisciplinaire begeleidingsteam worden aangevuld door : a) een maatschappelijk assistent of een maatschappelijk verpleger;b) een psycholoog of een assistent in de psychologie of een psychopedagoog of een licentiaat in de gezins- en seksuologische wetenschappen of een licentiaat in medico-sociale en ziekenhuiswetenschappen;c) eventueel een dokter-specialist. Wanneer de dienst binnen het pluridisciplinaire begeleidingsteam beschikt over een maatschappelijk assistent of een maatschappelijk verpleger of een psycholoog of een psychopedagoog of een licentiaat in de gezins- en seksuologische wetenschappen of een licentiaat in de medico-sociale en ziekenhuiswetenschappen, gebeurt de samenstelling van de teamaanvulling vrij tussen deze functies zodanig dat de onder a) en b) vermelde functies altijd vertegenwoordigd zijn. § 3 Aan dit pluridisciplinaire begeleidingsteam kunnen de volgende personeelsleden toegevoegd worden : a) administratief personeel op het niveau van het secretariaat;b) arbeiders voor de aanvullende opdracht van begeleide huisvesting;c) kinderverzorgsters voor de in art.45, 1° van het decreet omschreven opdrachten. § 4 Elke bezoldigde functie binnen de dienst is onverenigbaar met een mandaat van Bestuurder binnen de v.z.w.

Art. 8.Elke dienst kan worden erkend in één van de volgende categorieën : 1° categorie 1 : de dienst vervult één of twee van de in artikel 45, 1° tot 3°, van het decreet omschreven opdrachten voor ten minste 12 gehandicapte personen.Deze categorie omvat de voor de eerste keer erkende dienst; 2° categorie 2 : de dienst vervult één of meerdere van de in artikel 45, 1° tot 3°, van het decreet omschreven opdrachten voor ten minste 20 gehandicapte personen;3° categorie 3 : de dienst vervult ten minste twee van de in artikel 45, 1° tot 3°, van het decreet omschreven opdrachten voor ten minste 40 gehandicapte personen;4° categorie 4 : de dienst vervult ten minste twee van de in artikel 45, 1° tot 3°, van het decreet omschreven opdrachten voor ten minste 60 gehandicapte personen, met minimaal 12 begeleide personen per opdracht;5° categorie 5 : de dienst uit één van de categorieën 1 tot 4 vervult bovendien de in artikel 45, 4°, van het decreet omschreven opdracht. Hiertoe selecteert hij de gastgezinnen, hierbij bijzonder rekening houdend met hun vermogen om een opvang te ontwikkelen die in overeenstemming is met de behoeften van de gehandicapte persoon.

Art. 9.Om de aantallen van de in artikel 8 vermelde gehandicapte personen te bepalen, omvat een begeleiding ten minste twee maandelijkse tussenkomsten door één van de leden van het pluridisciplinaire begeleidingsteam.

Het Collegelid definieert de inhoud van de tussenkomsten die in dat kader overwogen moeten worden.

Vóór het einde van de maand volgend op de maand in kwestie, dient de dienst aan het Bestuur het overzicht van de tussenkomsten te overhandigen zoals gedefinieerd door het Collegelid.

Het College kan, op voorstel van het Bestuur en in naleving van de bepalingen van de artikelen 18, 19 en 20, de categorie waarvoor de begeleidingsdienst erkend is wijzigen wanneer het aantal begeleide personen gedurende zes opeenvolgende maanden lager ligt dan het voor de categorie vereiste aantal.

De gehandicapte personen die hun verzoek tot erkenning nog niet ingediend hebben, worden in deze aantallen eveneens in aanmerking genomen.

Art. 10.§ 1. Elke dienst kan erkend worden voor één of meerdere van de volgende aanvullende opdrachten : 1° begeleide huisvesting : het betreft een woning die door de dienst ter beschikking van een begeleide gehandicapte persoon wordt gesteld voor een welbepaalde en hernieuwbare termijn, met de bedoeling zijn autonomie te vergroten.De begeleiding die hieruit voortvloeit, is hoofdzakelijk individueel en heeft betrekking op de domeinen van het dagelijkse leven. De dienst is eigenaar of huurder van de woningen die hij ter beschikking stelt van ten minste 3 gehandicapte personen. In het kader van de verdeling van de gemeenschappelijke ruimten, telt een woning maximaal 7 personen in één- of tweepersoonskamers. De begeleide huisvesting blijft een aanvullende opdracht tegenover de hoofdopdracht van de begeleiding; 2° halte-bewaarplaats : plaats van occasionele dagopvang voor gehandicapte kinderen onder de 12 jaar in naleving van het decreet van 17 juli 2002 houdende hervorming van de « Office de la Naissance et de l'Enfance, O.N.E. », en van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 17 december 2003 tot vaststelling van de kwaliteitsopvangcode; 3° de organisatie van vrijetijdsbesteding voor kinderen, ook voor tieners : organisatie van regelmatige activiteiten of verblijven voor gehandicapte personen, à raison van ten minste 50 activiteitenperiodes per jaar waarvan er ten minste 25 buiten de zomervakantieperiodes plaatsvinden. De activiteitenperiodes worden als volgt berekend : een halve dag of een avond vrijetijdsactiviteit stemt overeen met 1 periode een hele dag vrijetijdsactiviteit stemt overeen met 2 periodes een dag en een nacht tijdens een residentieel verblijf stemmen overeen met 4 activiteitsperiodes. 4° de organisatie van vrijetijdsbesteding voor volwassenen, ook voor tieners : de organisatie van regelmatige activiteiten of verblijven voor gehandicapte personen à raison van ten minste 50 activiteitenperiodes per jaar waarvan er ten minste 25 buiten de zomervakantieperiodes plaatsvinden. De activiteitenperiodes worden op dezelfde manier berekend als de activiteiten voorzien bij § 1, 3° van dit artikel. 5° bijstand bij schoolintegratie voor gehandicapte personen uit het kleuter-, lager of gewoon secundair onderwijs wanneer ze er ingeschreven zijn. Deze hulp omvat de ondersteuning van de gehandicapte persoon en van zijn omgeving in de verschillende dimensies van het schoolintegratieproces, de hulp bij het gebruik van het specifiek materieel, de coördinatie of de bemiddeling tussen de verschillende interveniënten die kunnen tussenbeide komen in het integratieproces, met uitzondering van elke therapeutische tussenkomst. § 2. De diensten van categorie 1 mogen ten hoogste één aanvullende opdracht vervullen die verband houdt met de opdracht waarvoor ze erkend zijn. § 3. De gehandicapte personen die beoogd worden door de aanvullende opdrachten van halte-bewaarplaats en organisatie van de vrijetijdsbesteding zijn niet onderworpen aan de vereisten van de artikelen 5 en 6.

Art. 11.De erkenningsaanvraag moet bij een ter post aangetekende brief bij het Bestuur worden ingediend volgens het daartoe bestemde model. Het Bestuur bericht hiervan ontvangst binnen de tien dagen.

De aanvraag moet de volgende documenten en inlichtingen bevatten : 1° een kopie van de statuten van de vzw zoals ze zijn verschenen in het Belgisch Staatsblad, samen met de eventuele wijzigingen ervan, alsook de lijst met de leden van de raad van Bestuur;2° de naam van de dienst, de adressen van zijn maatschappelijke zetel en van zijn activiteitenzetels;3° de opdracht(en) die de dienst denkt te vervullen, de categorie waaronder de dienst wenst te vallen en de datum van inwerkingtreding van de gewenste erkenning;4° de beschrijving van de huidige of geplande activiteiten, het project van de begeleidingsdienst, opgesteld in overleg met het multidisciplinaire begeleidingsteam, op basis van een door het Collegelid opgesteld stramien;5° het model van de individuele overeenkomst(en);6° de naam van de verantwoordelijke voor het dagelijks beheer van de dienst en die van de persoon die door de organiserende overheid of door de raad van Bestuur gemachtigd is om de dienst te vertegenwoordigen;7° een kopie van de plannen van de bezette gebouwen met vermelding van de bestemming en oppervlakte van de lokalen evenals de aanduiding van het feit dat de dienst huurder of eigenaar is van de bezette goederen;8° het rapport van de gewestelijke brandweerdienst daterend van minder dan drie jaar geleden;9° de lijst van het personeel van de dienst, met diens opleiding, functie, arbeidsstelsel of, in voorkomend geval, het aanwervingsplan van het personeel;10° voor elk lid van dit personeel, een kopie van de overeenkomst die het lid bindt aan de dienst, en elk bewijs dat hij voldoet aan de reglementaire voorwaarden betreffende zijn functie en zijn anciënniteit;11° een kopie van het contract inzake burgerlijke aansprakelijkheid tegenover de opgevangen gehandicapte personen;12° de lijst van de begeleide personen en van de kandidaturen, met vermelding van hun initialen en hun geboortedatum;13° de lijst van de specifieke apparatuur waarover de dienst beschikt of die hij denkt te zullen aanschaffen;14° het arbeidsreglement;15° het huishoudelijk reglement van de dienst;16° de eventuele partnershipovereenkomsten met derde instellingen met het oog op de uitvoering van de taken van de dienst.

Art. 12.Het huishoudelijk reglement van de dienst verduidelijkt : 1° de verplichtingen van de dienst jegens de opgevangen gehandicapte personen;2° de rechten en plichten van de gehandicapte persoon;3° de beschrijving van de dienst en van zijn werking;4° de vermelding waaruit blijkt dat een personeelslid of een beheerder van de dienst het geld of de goederen van de gehandicapte persoon niet kan beheren of bewaren, behalve in bijzondere gevallen ofwel in overleg met de beheerder van de goederen ofwel, voor kleine bedragen, op verzoek van de gehandicapte persoon in kwestie;5° de modaliteiten voor de indiening van klachten en de wijze waarop ze worden verwerkt;6° de namen van de verantwoordelijke voor het dagelijks beheer van de dienst, van de voorzitter van de raad van Bestuur en van de maatschappelijke zetel van de vereniging zonder winstoogmerk;7° de gegevens van het Bestuur.

Art. 13.Indien de erkenningsaanvraag niet volledig is, licht het Bestuur de aanvrager daarover in. Deze laatste heeft drie maanden de tijd om zijn aanvraag volledig te maken. Zo niet, wordt de aanvraag als nietig beschouwd.

Art. 14.Wanneer de erkenningsaanvraag volledig is, onderzoekt het Bestuur de aanvraag en organiseert het een bezoek om na te gaan of de dienst aan de erkenningsvoorwaarden voldoet.

Na het advies van de Adviesraad, gegeven binnen de termijn die door het Collegelid toegestaan wordt, neemt het College een beslissing, die aan de aanvrager betekend wordt.

Art. 15.Het College kent de erkenning toe voor een duur van vijf jaar die niet eerder kan aanvangen dan op de datum van ontvangst van de aanvraag.

Deze duur kan worden hernieuwd overeenkomstig de bepalingen van artikel 16.

In afwijking kan het College uitzonderlijk een erkenning voor een kortere periode toekennen wanneer het wenst dat de naleving van de erkenningsvoorwaarden door een dienst binnen een kortere termijn door het Bestuur gecontroleerd wordt.

De erkenningsbeslissing plaatst de dienst in een van de in artikel 8 bepaalde categorieën en bepaalt desgevallend de aanvullende opdrachten waarvoor de erkenning toegekend wordt.

Art. 16.De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning van de dienst wordt bij het Bestuur ingediend uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de periode waarvoor de vorige erkenning geldt.

De dienst blijft erkend tot het College een beslissing genomen heeft over de hernieuwingsaanvraag.

De documenten in het oorspronkelijke dossier hoeven niet bij de hernieuwingsaanvraag gevoegd te worden voor zover zij nog altijd conform de situatie op het ogenblik van de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning zijn.

Het Bestuur onderzoekt de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning en organiseert een bezoek om na te gaan of de dienst nog altijd aan de erkenningsvoorwaarden voldoet.

Art. 17.Elke aanvraag om wijziging van de erkenning door de dienst wordt bij het Bestuur ingediend. Deze aanvraag preciseert en motiveert het doel van de wijziging.

Het Bestuur informeert de dienst over de elementen die nodig zijn voor het onderzoeken van de aanvraag. Deze aanvraag wordt onderzocht en er wordt een beslissing genomen overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op de aanvraag tot erkenning.

Art. 18.De dienst die niet langer voldoet aan één van de erkenningsvoorwaarden wordt hiervan op de hoogte gebracht door het Bestuur en verzocht dit in orde te brengen.

Art. 19.Wanneer binnen de twee maanden nog altijd niet aan die voorwaarde voldaan is, geeft het Bestuur de dienst bij een ter post aangetekende brief kennis van een met redenen omklede ingebrekestelling.

Indien het Bestuur na één maand vaststelt dat de erkenningsvoorwaarden nog altijd niet vervuld zijn, bezorgt het aan het Collegelid een voorstel tot opening van de procedure tot wijziging, opschorting of intrekking van de erkenning. In dit voorstel wordt rekening gehouden met de toestand van het personeel en de gehandicapte personen.

Indien het Collegelid zijn goedkeuring hecht aan dit voorstel, geeft het Bestuur hiervan bij een ter post aangetekende brief kennis aan de dienst. De dienst heeft dertig dagen om een toelichting in te dienen en, op zijn verzoek, gehoord te worden door het Bestuur, dat de dag en het uur van de hoorzitting vaststelt.

Het Bestuur bezorgt binnen de dertig dagen die volgen op de hoorzitting een voorstel tot behoud, tot wijziging, tot opschorting of tot intrekking van de erkenning aan het Collegelid. Het Collegelid legt dat voorstel voor aan de Adviesraad, die binnen de drie maanden na de aanhangigmaking advies uitbrengt.

Het Bestuur dient binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van de Adviesraad het voorstel en het voornoemde advies in bij het Collegelid. Het College beslist binnen de twee maanden na ontvangst van het advies.

Van de beslissing van het College wordt door het Bestuur bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven.

Art. 20.De beslissing tot opschorting of intrekking van de erkenning leidt tot de stopzetting van de tegemoetkomingen aan de dienst op de door het College vastgestelde datum.

Het Bestuur deelt de beslissing tot opschorting of intrekking van de erkenning onverwijld mee aan het personeel van de dienst alsook aan hun vakbondsafgevaardigden.

De dienst deelt de beslissing tot intrekking van de erkenning onverwijld mee aan de opgevangen gehandicapte personen of aan hun wettelijke vertegenwoordigers. Indien de dienst hieromtrent in gebreke blijft, vervult het Bestuur deze verplichting ten aanzien van de opgevangen gehandicapte personen.

Sectie 2. - Financiële bijdrage

Art. 21.De gehandicapte persoon draagt bij in de werkingskosten van de dienst waarmee hij een overeenkomst heeft afgesloten en betaalt hem hiertoe een maandelijkse financiële bijdrage.

Deze bijdrage ligt tussen 1,46 en 14,55 euro, in functie van de criteria die door de dienst opgesteld zijn en rekening houdende met de middelen van de geïnteresseerde.

Voor de aanvullende opdracht van begeleide huisvesting neemt de gehandicapte persoon bovendien de huur en de huurlasten op zich.

Voor de aanvullende opdracht van halte-bewaarplaats betaalt de gehandicapte persoon een maandelijkse financiële bijdrage die niet hoger mag zijn dan de door de « Office de la Naissance et de l'Enfance » toegepaste barema's.

De gehandicapte persoon draagt eveneens de verblijf- en vervoerkosten en de kosten van activiteiten in verband met de aanvullende opdracht van organisatie van vrijetijdsbesteding.

Art. 22.In afwijking van artikel 21, tweede lid, wordt de financiële bijdrage die gedragen wordt door de gehandicapte persoon die in een gastgezin verblijft, vastgesteld als volgt : 1° voor de gehandicapte persoon die ouder is dan 21 jaar en die geen school bezoekt, wordt de financiële bijdrage maximaal vastgesteld op het dagelijks forfait dat aan het gastgezin wordt gestort.De persoon die meer dan 21 jaar oud is en opgevangen wordt in een gastgezin beschikt over een minimaal bedrag van 145,63 euro per maand en, indien de persoon de hoedanigheid van werknemer heeft, over een bedrag dat gelijk is aan een derde van zijn of haar netto maandelijkse salaris; dit bedrag mag niet lager zijn dan 189,35 euro. 2° in de gevallen die niet bedoeld zijn in § 1° van dit artikel, wordt de financiële bijdrage vastgesteld op 1 tot 5 euro per aangevangen dag.Dit bedrag wordt wordt door de dienst bepaald rekening houdend met de bronnen van inkomsten van de geïnteresseerde en zal in de individuele overeenkomst worden gepreciseerd. In het geval dat een plaatsingsoverheid (Jeugdrechter of Dienst Hulpverlening aan Jongeren) vragende partij is voor een oplossing via een gastgezin dat de kinderbijslag ontvangt, dan wordt er geen bijdrage gevraagd.

Art. 23.Wanneer de volwassen, niet-schoolgaande gehandicapte persoon zowel in een gastgezin als in een dagcentrum geplaatst is, wordt de financiële bijdrage met betrekking tot het dagcentrum afgetrokken van die voor de plaatsing in het gezin.

Art. 24.In geval van niet-betaling van de financiële bijdrage voor de gehandicapte persoon die gezinsopvang geniet, stuur de dienst, binnen de drie maanden volgend op de datum van verzending van de maandelijkse afrekening die de dienst opstelt, aan de gehandicapte persoon of aan zijn wettelijke vertegenwoordiger, twee geschreven herinneringsbrieven. Van de laatste brief wordt een kopie naar het Bestuur gestuurd.

Sectie 3. - Betoelaging

Art. 25.§ 1. De referentienormen die maandelijks gebruikt worden voor de berekening van de betoelaging van de personeelskosten voor de eerste vier categoriën bedoeld in artikel 8 zijn : 1° categorie 1 : 1,5 voltijds;2° categorie 2 : 2,5 voltijds;3° categorie 3 : 3,5 voltijds;4° categorie 4 : 4,5 voltijds. § 2. Binnen de perken van de normen die in § 1 van dit artikel vermeld worden, kan de functie van directeur overwogen worden volgens de volgende modaliteiten : 1° categorie 1 : 0,25 voltijds;2° categorie 2 : 0,50 voltijds;3° categorie 3 : 0,75 voltijds;4° categorie 4 : 1 voltijds. § 3 Voor de erkende diensten in categorie 5, wordt de norm die gehanteerd wordt voor de berekening van de betoelaging van de personeelskosten als volgt berekend : a) 0,5 voltijds equivalent houder van een diploma van het hoger niet universitair onderwijs voor het opsporen en de selectie van de gastgezinnen;b) psycholoog of assistent in de psychologie of een psychopedagoog of een licentiaat in de gezins- en seksuologische wetenschappen of een licentiaat in de medico-sociale of ziekenhuiswetenschappen of maatschappelijk assistent of maatschappelijk verpleger : 1/32 voltijds equivalent per gehandicapte persoon die in het kader van een gezinsonthaalproces opgevangen wordt.Het aantal in beschouwing genomen gehandicapte personen wordt voor het jaar n opgesteld door het aantal gehandicapte personen die elk jaar opgevangen worden door 12 te delen, voor de periode van januari tot december van het jaar n-1; c) geneesheer-specialist : 1/60 voltijds equivalent per gehandicapte persoon die in het kader van een gezinsonthaalproces opgevangen wordt. Het aantal in beschouwing genomen gehandicapte personen wordt voor het jaar n opgesteld door het aantal gehandicapte personen die elk jaar opgevangen worden door 12 te delen, voor de periode van januari tot december van het jaar n-1; § 4. Binnen de perken van de normen die in dit artikel vastgesteld worden, wordt de toelage voor personeelskosten berekend op basis van de in bijlage I NM van het besluit NM vastgestelde barema's en omvat de toelage de in bijlage V NM van het besluit NM vastgestelde patronale lasten en andere voordelen op basis van de in bijlage IV NM van het besluit NM vastgestelde anciënniteit. De baremaschalen die overeenstemmen met elke functie worden bepaald in bijlage II NM van het besluit NM. De betoelaagde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden tot die functies zijn bepaald in bijlage III NM van het besluit NM. § 5 Het aantal betoelaagde voltijds equavalente betrekkingen voor werknemers die houder zijn van een titel van licenciaat of master mag niet hoger zijn dan : 1° 0,5 in categorie 1 2° 1 in categorie 2 3° 1,5 in categorie 3 4° 2 in categorie 4 Op voorstel van het Bestuur, rekening houdend met het project van de dienst en met de specificiteit van de opgevangen gehandicapte personen, kan het Collegelid voor dit aantal een uitzonderlijke afwijking toekennen. Als overgangsbepaling, behouden de diensten die, op de datum van het van kracht worden van dit besluit, het aantal voltijds equivalente betrekkingen zoals bedoeld in het eerste lid van deze paragraaf, hun toelage als betrokken personen die nog steeds tot het personeel behoren.

Art. 26.Een toelage die gelijkstaat met maximaal één procent van de toelage voor personeelskosten wordt toegekend om de kosten te dekken die verantwoord zijn voor personeelsopleiding, waarin begrepen de supervisie van het multidisciplinaire begeleidingsteam bedoeld in artikel 7, § 1 en § 2. Indien de totaliteit van dit bedrag niet voor een dienstjaar wordt gebruikt, dan kan het saldo éénmaal naar het volgende dienstjaar worden overgedragen.

Art. 27.§ 1. De jaarlijkse betoelaging voor de werkingskosten, de verplaatsingskosten en de prestatiekosten van de diensten wordt beperkt tot : 1° 12 146,40 euro voor de diensten van categorie 1;2° 21 132,50 euro voor de diensten van categorie 2;3° 27 205,79 euro voor de diensten van categorie 3;4° 34 735,52 euro voor de diensten van categorie 4. § 2. De werkingskosten met betrekking tot de specifieke opdrachten van gezinsplaatsing zijn beperkt tot : a) een forfaitair bedrag van 419,36 euro, vermenigvuldigd met het gemiddelde aantal gehandicapte personen dat in het kader van gezinsplaatsing opgevangen wordt.Het aantal in beschouwing genomen gehandicapte personen wordt voor het jaar n opgesteld door het aantal gehandicapte personen die elk jaar opgevangen worden door 12 te delen, voor de periode van januari tot december van het jaar n-1; b) een bedrag van 2,50 euro, vermenigvuldigd met het aantal nachten opvang;c) kosten voor medische activiteiten van een gespecialiseerde arts, met uitsluiting van elke prestatie die opgenomen is in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen opgesteld op basis van de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, voor zover de norm van het medisch personeel die in de betoelaging voor personeelskosten wordt gehanteerd niet volledig gebruikt is.In dat geval, dekt de toelage deze medische activiteiten binnen de perken van deze niet gebruikte norm en volgens het maximaal uurbedrag van 45,79 euro voor de gespecialiseerde arts.

Art. 28.Overeenkomstig artikel 49, lid 3 van het decreet, wordt er aan de dienst ook een toelage toegekend om de personeels- en werkingskosten te dekken die gemaakt zijn om de aanvullende begeleidingsopdrachten te verrichten warvoor hij erkenning heeft gekregen.

Deze toelage wordt toegekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 25 § 4 voor wat de personeelskosten betreft Voor de aanvullende opdracht van begeleide huisvesting, wordt deze toelage als volgt toegekend : 13 108,49 euro voor de huisvesting van 3 tot 6 gehandicapte personen; 26 216,99 euro voor de huisvesting van 7 of meer gehandicapte personen.

Voor de aanvullende opdracht van organisatie van vrijetijdsbesteding, bedraagt deze toelage maximaal 26.216,99 euro. Wanneer een dienst beide opdrachten van vrijetijdsorganisatie vervult zoals voorzien in § 1, 3° en 4° van artikel 10, dan bereikt de toelage een maximum van 45.879,73 euro.

Voor de bijbehorende opdracht van halte-bewaarplaats bedraagt deze toelage 13.704,72 euro.

Voor de aanvullende opdracht van hulp bij schoolintegratie bedraagt deze toelage maximaal 20.968,37 euro.

De financiële bijdragen van de gehandicapte personen met betrekking tot de aanvullende opdrachten worden afgetrokken van de aanvaardbare werkingskosten.

Art. 29.Overeenkomstig artikel 49, lid 2 van het decreet, is het door de dienst aan de gastgezinnen gestort dagforfait vastgelegd op 19,57 euro per nacht opvang.

Art. 30.De jaartoelage wordt uitbetaald in de vorm van maandelijkse voorschotten, uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor de toelage wordt toegekend. De toelage wordt vereffend op basis van de bepalingen van deze sectie.

Art. 31.Het maandelijks voorschot houdt rekening met de erkende categorie, de evolutie van het personeel in termen van kwalificatie, aantal en anciënniteit alsook, desgevallend, met het aantal van de in een gastgezin opgevangen gehandicapte personen.

Bij niet-naleving van de termijn van vijftien dagen waarbinnen de dienst het Bestuur op de hoogte moet brengen van elke wijziging betreffende de voorwaarden van zijn erkenning en betoelaging, zal in de berekening van de maandelijkse voorschotten met deze wijzigingen geen rekening gehouden worden.

Art. 32.§ 1 De dienst moet een dossier met bewijsstukken voor de berekening van de jaartoelage indienen bij het Bestuur vóór 30 juni van het boekjaar dat volgt op het kalenderjaar waarvoor de toelage gevraagd wordt. § 2 Het dossier bevat minstens de volgende bewijsstukken : a) betreffende de toelage voor de personeelskosten die de in de artikel 25 gedefinieerde loonmassa omslaan : de individuele rekeningen van alle werknemers opgesplitst volgens de voornaamste opdracht, bijkomende opdracht en gezinsopvang;bij gebrek, de individuele rekeningen, samen met de samenvattende tabel van de bezoldigingen waarin de werknemers zijn opgenomen, opgesplitst per voornaamste opdracht, bijkomende opdracht en gezinsopvang; het getuigschrift C 450bis uitgaande van de RSZ; het overzicht 325 uitgaande van de FOD Financiën; de definitieve afrekening van de wetsverzekering; de definitieve afrekening van de arbeidsgeneeskunde; - de lijst van de begunstigden van bijkomende vergoedingen voor brugpensioen samen met de individuele rekening van elke geïnteresseerde. b) Betreffende de in bijlage vermelde werkingskosten, inclusief de verplaatsingskosten van het personeel in het kader van zijn functies en de verrichtingen van de dienst in verband met de uitvoering van administratieve, boekhoudkundige, medische, paramedische taken en het onderhoud van de gebouwen : de algemene balans; de tabel van de afschrijvingen van de vastliggende activa en van de giften en kapitaaltoelagen; het groot boek of overzicht van de algemene rekeningen.

De vastlegging van de uitgaven of van de inkomsten bij de hoofdopdracht, bij elke bijkomende opdracht of bij gezinsopvang moet duidelijk blijken. c) Betreffende de kosten voor personeelsopleiding : een samenvattende tabel van het personeel in kwestie, van de aard van de gevolgde opleidingen en de kosten ervan.d) Betreffende de financiële bijdrage van de gehandicapte personen en het aan de gastgezinnen in het kader van de gezinsplaatsing te storten dagforfait : een samenvattende tabel opgesplitst per maand en per begunstigde indien het Bestuur hierom verzoekt. § 3 Het Bestuur controleert de bewijsstukken en stelt het verschil vast tussen het in artikel 30 bedoeld voorschot en het bedrag van de jaartoelage. Het Bestuur legt een voorstel tot beslissing voor aan de dienst die over een termijn van 6 weken beschikt om zijn opmerkingen mee te delen. Het Bestuur overhandigt het resultaat van de definitieve berekening in een termijn van 6 weken.

Art. 33.Wanneer het Bestuur vaststelt dat de maandelijks aan de dienst uitbetaalde voorschotten hoger zijn dan de verschuldigde jaartoelage, recupereert het het te veel geïnde bedrag door het te compenseren met de maandelijkse voorschotten die voor het huidige jaar te storten zijn.

Wanneer deze situatie veroorzaakt is door het niet-naleven door de dienst van de bepalingen van artikel 4, 12°, wordt het te veel geïnde bedrag verhoogd met intersten aan de voor dat jaar geldende hogere interventievoet van de Nationale Bank. De moratoire interesten zijn van rechtswege verschuldigd vanaf de datum van de mededeling aan de dienst van de instelling van de rekening voor de toelage.

Deze invordering kan uitzonderlijk, op verzoek van de dienst, het voorwerp uitmaken van termijnen. Het Bestuur maakt dan een aanzuiveringsplan op van het te veel geïnde bedrag en legt het ter goedkeuring voor aan het Collegelid.

Art. 34.Wanneer het Bestuur vaststelt dat het door de dienst te veel geïnde bedrag het resultaat is van de door hem verstrekte opzettelijk foutieve inlichtingen of van zware beheersfouten, recupereert het het ten onrechte betaalde bedrag in één keer en zijn de moratoire interesten van rechtswege verschuldigd vanaf de datum van de instelling van de rekening voor de toelage.

In deze vooronderstelling, maakt de administratie een voorstel tot opening van de procedure tot intrekking van de erkenning over aan het Collegelid. Over dit voorstel wordt beslist overeenkomstig artikel 19. HOOFDSTUK III. - Diensten voor dovenvertolking

Art. 35.Voor de toepassing van dit hoofdstuk moet worden verstaan onder : « diensten » : de diensten voor dovenvertolking; « tolken » : tolken in doventaal; transliterators » : de « tolken voor alle hulp bij communicatie » zoals bedoeld in artikel 52, 1° van het decreet. De transliterator is de vakman/vakvrouw die informatie overbrengt via visuele communicatiemiddelen (tekens, visuele codes waarmee een onderscheid kan worden gemaakt tussen labiale dubbelgangers, orale herformulering of elke andere techniek met hetzelfde doel).

Sectie 1. - Erkenning

Art. 36.Om erkend te worden, moet een dienst die de opdrachten vervult zoals gedefinieerd in artikel 52 van het decreet en die samengesteld is overeenkomstig de bepalingen van artikel 51 van het decreet, aan de volgende reglementaire voorwaarden voldoen : 1° zijn activiteitenzetel vestigen op het grondgebied van het tweetalig Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° zich richten naar de verplichtingen die voortvloeien uit de wettelijke en reglementaire bepalingen die op hem van toepassing zijn;3° beschikken over : a) ruimten die de opvang van de begunstigden mogelijk maken;b) een permanentie die voor het publiek en voor doven of slechthorenden toegankelijk is gedurende minimaal 9 uur per week.De dienst moet daarenboven op afspraak toegankelijk zijn en dat onder meer een dag per week tussen 17 uur en 19 uur; c) een automatische telefoonbeantwoorder evenals een e-mailadres, een fax en een mobiele telefoon, zodat de doven of slechthorenden of hun omgeving buiten de openingsuren van de dienst een boodschap kunnen nalaten;4° tolk- of transliteratieuurprestaties, gevraagd door doven of slechthorenden, op basis van een individuele beslissing genomen door het Bestuur, organiseren en plannen en de tolken en transliteratoren hun prestaties en verplaatsingskosten betalen volgens de modaliteiten vastgesteld in bijlage 1 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 25 februari 2000 betreffende de individuele bepalingen van de Franstalige Brusselse dienst voor gehandicapten voor de sociale integratie van gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces, zoals gewijzigd;5° beschikken over een team bestaande uit ten minste één persoon met een diploma van het hoger onderwijs, die ten minste 28 uur per week effectief aanwezig is, en één persoon met een diploma van het hoger secundair onderwijs, die het secretariaat verzorgt;6° de bijscholing van zijn personeel waarborgen;7° zich bereid verklaren samen te werken met de bevoegde privé- en openbare diensten in het kader van de opdrachten die hem toevertrouwd zijn;8° zich onderwerpen aan de door het Bestuur georganiseerde beoordelingen, bezoeken en controles en het Bestuur alle bewijsstukken overleggen die vereist zijn voor de uitoefening van diens controle;9° jaarlijks aan het Bestuur een activiteitenverslag voorleggen dat ten minste het volgende bevat : a) het aantal dove of slechthorende personen die een verzoek hebben ingediend, en hun leeftijd;b) het aantal gevraagde prestaties en hun aard, de aangedragen oplossingen en de redenen waarom aan bepaalde verzoeken geen bevredigend antwoord kon worden gegeven;c) het aantal tolken in doventaal van wie de bevoegdheden werden erkend, en de evolutie ervan in de loop van het jaar;d) het aantal transliteratoren waarvan de bevoegdheden werden erkend, en de evolutie ervan in de loop van het jaar;e) het overzicht en de analyse van de voortgezette opleidingen van de tolken en transliteratoren in de loop van het jaar;f) een synthese van de bemiddelingsopdrachten die volbracht werden tussen tolken of transliteratoren en dove personen;g) een synthese van de inhoud van de evaluaties van samenwerking met de tolken of transliteratoren, voorzien in artikel 38, 5°;10° per kalenderjaar een boekhouding bijhouden volgens het door het Collegelid bepaald model;11° zich ertoe verbinden het Bestuur binnen vijftien dagen op de hoogte te zullen brengen van elke wijziging met betrekking tot de voorwaarden voor erkenning en betoelaging van de dienst en, in het bijzonder, van elke wijziging met betrekking tot het personeel. Voor elk tijdens de erkenningsperiode in dienst genomen personeelslid, maakt de dienst een kopie van de arbeidsovereenkomst over aan het Bestuur, evenals alle bewijzen dat hij alle reglementaire voorwaarden betreffende de functie en de anciënniteit vervult. Vóór de indienstneming moet de dienst uittreksels uit het strafregister ontvangen waarvan de afgiftedatum niet meer dan drie maanden aan de datum van indiensttreding mag voorafgaan. Dit document maakt deel uit van het persoonlijk dossier van elk personeelslid.

Art. 37.De erkenningsaanvraag moet bij een ter post aangetekende brief bij het Bestuur worden ingediend volgens het daartoe bestemde model. Het Bestuur bericht hiervan ontvangst binnen de tien dagen.

De aanvraag moet de volgende documenten en inlichtingen bevatten : 1° een kopie van de statuten van de vzw zoals ze zijn verschenen in het Belgisch Staatsblad, samen met de eventuele wijzigingen ervan, alsook de lijst met de leden van de raad van Bestuur;2° de naam van de dienst, de adressen van zijn maatschappelijke zetel en van zijn activiteitenzetels;3° de beschrijving van de huidige of geplande activiteiten, de beschrijving van de middelen die zullen worden ingezet en de datum van het verzoek om inwerkingtreding van de gewenste erkenning; 4°de met de tolken en transliteratoren op te stellen basisovereenkomst; 5° een kopie van de plannen van de bezette gebouwen met vermelding van de bestemming en oppervlakte van de lokalen;6° het rapport van de gewestelijke brandweerdienst daterend van minder dan drie jaar geleden;7° de lijst van het personeel van de dienst, met diens opleiding, functie, arbeidsstelsel of, in voorkomend geval, het aanwervingsplan van het personeel;8° voor elk lid van dit personeel, een kopie van de overeenkomst die het lid bindt aan de dienst, en elk bewijs dat hij voldoet aan de reglementaire voorwaarden betreffende zijn functie en zijn anciënniteit;9° een kopie van het contract inzake burgerlijke aansprakelijkheid tegenover de opgevangen gehandicapte personen;10° de lijst van de apparatuur waarover de dienst beschikt of die hij denkt te zullen aanschaffen;11° het arbeidsreglement;12° het huishoudelijk reglement van de dienst;13° de eventuele partnershipovereenkomsten met derde instellingen met het oog op de uitvoering van de taken van de dienst.

Art. 38.De met de tolken en transliteratoren op te stellen basisovereenkomst omvat : 1° de verplichte naleving van de code voor deontologie die het beroep van tolk in doventaal beheerst en de regels voor deontologie die aan de transliteratoren worden opgelegd;2° het verbod voor de tolken en transliteratoren aan de dove personen een hoger bedrag te vragen dan dat van de door het Bestuur terugbetaalde uurprestaties en verplaatsingskosten;3° de uurperiodes die door de tolk of de transliterator worden aangeboden;4° de bepalingen op het gebied van het maken van een afspraak, het beheren van de agenda en de organisatie van de doorlopende vorming;5° de modaliteiten op het gebied van evaluatie van de samenwerking;6° de bepalingen op het gebied van bemiddeling tussen de tolk of de transliterator en de dove personen;7° de gegevens van het Bestuur.

Art. 39.Het huishoudelijk reglement van de dienst verduidelijkt : 1° de rechten en plichten van de gehandicapte persoon;2° de verplichtingen van de dienst jegens de gehandicapte personen;3° de beschrijving van de dienst en van zijn werking;4° de modaliteiten voor de indiening van klachten en de wijze waarop ze worden verwerkt;5° de namen van de verantwoordelijke voor het dagelijks beheer van de dienst, van de voorzitter van de raad van Bestuur en van de maatschappelijke zetel van de vereniging zonder winstoogmerk;6° de gegevens van het Bestuur.

Art. 40.Indien de erkenningsaanvraag niet volledig is, licht het Bestuur de aanvrager daarover in. Deze laatste heeft drie maanden de tijd om zijn aanvraag volledig te maken. Zo niet, wordt de aanvraag als nietig beschouwd.

Art. 41.Wanneer de erkenningsaanvraag volledig is, onderzoekt het Bestuur de aanvraag en organiseert het een bezoek om na te gaan of de dienst aan de erkenningsvoorwaarden voldoet.

Na het advies van de Adviesraad, gegeven binnen de termijn die door het Collegelid toegestaan wordt, neemt het College een beslissing, die aan de aanvrager betekend wordt.

Art. 42.Het College kent de erkenning toe voor een duur van vijf jaar die niet eerder kan aanvangen dan op de datum van ontvangst van de aanvraag.

Deze duur kan worden hernieuwd.

In afwijking kan het College uitzonderlijk een erkenning voor een kortere periode toekennen wanneer het wenst dat de naleving van de erkenningsvoorwaarden door een dienst binnen een kortere termijn door het Bestuur gecontroleerd wordt.

Art. 43.De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning van de dienst wordt bij het Bestuur ingediend uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de periode waarvoor de vorige erkenning geldt.

De dienst blijft erkend tot het College een beslissing genomen heeft over de hernieuwingsaanvraag.

De documenten in het oorspronkelijke dossier hoeven niet bij de hernieuwingsaanvraag gevoegd te worden voor zover zij nog altijd conform de situatie op het ogenblik van de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning zijn.

Art. 44.Elke aanvraag om wijziging van de erkenning wordt door de dienst bij het Bestuur ingediend. Deze aanvraag preciseert en motiveert het doel van de wijziging.

Het Bestuur informeert de dienst over de elementen die nodig zijn voor het onderzoeken van de aanvraag. Deze aanvraag wordt onderzocht en er wordt een beslissing genomen overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op de aanvraag tot erkenning.

Art. 45.De dienst die niet langer voldoet aan één van de erkenningsvoorwaarden wordt hiervan op de hoogte gebracht door het Bestuur en verzocht dit in orde te brengen.

Art. 46.Wanneer binnen de twee maanden nog altijd niet aan die voorwaarde voldaan is, geeft het Bestuur de dienst bij een ter post aangetekende brief kennis van een met redenen omklede ingebrekestelling.

Indien het Bestuur na één maand vaststelt dat de erkenningsvoorwaarden nog altijd niet vervuld zijn, bezorgt het aan het Collegelid een voorstel tot opening van de procedure tot opschorting of intrekking van de erkenning. In dit voorstel wordt rekening gehouden met de toestand van het personeel en de gehandicapte personen.

Indien het Collegelid zijn goedkeuring hecht aan dit voorstel, geeft het Bestuur hiervan bij een ter post aangetekende brief kennis aan de dienst. De dienst heeft dertig dagen om een toelichting in te dienen en, op zijn verzoek, gehoord te worden door het Bestuur, dat de dag en het uur van de hoorzitting vaststelt.

Het Bestuur bezorgt binnen de dertig dagen die volgen op de hoorzitting een voorstel tot behoud, tot opschorting of tot intrekking van de erkenning aan het Collegelid. Het Collegelid legt dat voorstel voor aan de Adviesraad, die binnen de drie maanden na de aanhangigmaking advies uitbrengt.

Het Bestuur dient binnen dertig dagen na ontvangst van het advies van de Adviesraad het voorstel en het voornoemde advies in bij het Collegelid. Het College beslist binnen de twee maanden na ontvangst van het advies.

Van de beslissing van het College wordt door het Bestuur bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven.

Art. 47.De beslissing tot opschorting of intrekking van de erkenning leidt tot de stopzetting van de tegemoetkomingen aan de dienst op de door het College vastgestelde datum.

Het Bestuur deelt de beslissing tot opschorting of intrekking van de erkenning onverwijld mee aan het personeel van de dienst alsook aan hun vakbondsafgevaardigden.

Art. 48.De dienst stelt de lijst op van de tolken in doventaal en van de transliteratoren, overeenkomstig artikel 52, 1° van het decreet.

Kunnen op de eerste lijst staan, de tolken in doventaal die een door de Franse Gemeenschap erkend diploma kunnen voorleggen of een getuigschrift dat ze geslaagd zijn voor een door de dienst georganiseerde proef in samenwerking met bevoegde verenigingen in interpretatie van doventaal.

Kunnen op de tweede lijst staan, de transliteratoren die een door de Franse Gemeenschap erkend diploma kunnen voorleggen of een getuigschrift dat ze geslaagd zijn voor een door de dienst georganiseerde proef in samenwerking met bevoegde verenigingen op het gebied van transliteratie.

Van tevoren maakt de dienst aan het Bestuur de modaliteiten van de organisatie en de samenstelling van de jury van beide proeven bekend.

Art. 49.De lijst van de tolken en die van de transliteratoren worden doorlopend geactualiseerd en bij elke wijziging aan het Bestuur medegedeeld, die ze om de drie maanden voor goedkeuring aan het College voorlegt. Ze omvatten de naam van de tolken en de transliteratoren met vermelding van de communicatietechnieken die ze toepassen en de domeinen waarin ze gespecialiseerd zijn. Mogen enkel een financiële tegemoetkoming genieten die door het Bestuur wordt terugbetaald, de prestaties van tolkwerk of transliteratie van personen welke op de door het College goedgekeurde lijsten staan.

Art. 50.De dienst legt de projecten van doorlopende vorming van de reeds erkende tolken en transliteratoren aan het Bestuur voor overeenkomstig artikel 48.

Art. 51.Bij de eerste aanvraag, ontvangt de dove of slechthorende persoon een exemplaar van het reglement van orde.

Om de drie maanden stuurt de dienst aan elke dove of slechthorende persoon per post, fax of elektronische weg een overzicht van de prestaties die de persoon genoten heeft evenals het saldo van de uurprestaties waarop de persoon nog aanspraak kan maken.

Sectie 2. - Betoelaging

Art. 52.De toelage voor de personeelskosten beslaat de loonmassa van het personeel zoals vastgesteld in artikel 36, 5°, te weten : 1° een voltijds equivalent voor het personeel met een diploma van het hoger onderwijs;2° een deeltijd equivalent (3/4) voor het administratief personeel. De toelage bedoeld in lid 1 wordt berekend op basis van de in bijlage I NM van het besluit NM vastgestelde barema's en omvat de in bijlage V NM van het besluit NM vastgestelde patronale lasten en andere voordelen op basis van de in bijlage IV NM van het besluit NM vastgestelde anciënniteit. De baremaschalen die overeenstemmen met elke functie worden bepaald in bijlage II NM van het besluit NM. De betoelaagde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden tot die functies zijn bepaald in bijlage III NM van het besluit NM. Deze toelage wordt verhoogd met maximaal één procent van de toelage voor personeelskosten om de kosten voor personeelsopleiding te dekken.

Indien de totaliteit van dit bedrag niet voor een dienstjaar wordt gebruikt, dan kan het saldo éénmaal naar het volgende dienstjaar worden overgedragen.

Art. 53.De toelage voor de werkingskosten van de dienst wordt beperkt tot 11 069,43 euro. Deze toelage wordt verhoogd met 2.913,01 euro om de kosten van de voortgezette opleiding te dekken die voor de tolken en de transliteratoren gemaakt worden. Indien de totaliteit van dit laatste bedrag niet voor een dienstjaar wordt gebruikt, dan kan het saldo éénmaal naar het volgende dienstjaar worden overgedragen.

Art. 54.De jaartoelage wordt uitbetaald in de vorm van maandelijkse voorschotten, uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor de toelage wordt toegekend. De toelage wordt vereffend op basis van de bepalingen van deze sectie.

Het maandelijkse voorschot houdt rekening met de evolutie van het personeel in termen van kwalificatie, aantal en anciënniteit.

Bij niet-naleving van de termijn van vijftien dagen waarbinnen de dienst het Bestuur op de hoogte moet brengen van elke wijziging betreffende de voorwaarden van zijn erkenning en betoelaging, zal in de berekening van de maandelijkse voorschotten met deze wijzigingen geen rekening gehouden worden.

Art. 55.§ 1 De dienst moet een dossier met bewijsstukken voor de berekening van de jaartoelage indienen bij het Bestuur vóór 30 juni van het boekjaar dat volgt op het kalenderjaar waarvoor de toelage gevraagd wordt. § 2 Het dossier bevat minstens de volgende bewijsstukken : a) betreffende de toelage voor de personeelskosten die de loonmassa omslaan : de individuele rekeningen van alle werknemers; het getuigschrift C 450 bis uitgaande van de RSZ; het overzicht 325 uitgaande van de FOD Financiën; de definitieve afrekening van de wetsverzekering; de definitieve afrekening van de arbeidsgeneeskunde; de lijst van de begunstigden van bijkomende vergoedingen voor brugpensioen samen met de individuele rekening van elke geïnteresseerde; betreffende de personeelsopleiding : een samenvattende tabel van het betroffen personeel, van de aard van de gevolgde vormingen en de daarbij horende kosten. b) Betreffende de in bijlage I vermelde werkingskosten, inclusief de verplaatsingskosten van het personeel in het kader van zijn functies en de verrichtingen van de dienst in verband met de uitvoering van administratieve, boekhoudkundige, medische, paramedische taken en het onderhoud van de gebouwen : de algemene balans; de tabel van de afschrijvingen van de vastliggende activa en van de giften en kapitaaltoelagen; het groot boek of overzicht van de algemene rekeningen; betreffende de kosten voor vorming van tolken en transliteratoren : een samenvattende tabel van de betroffen personen, van de aard van de gevolgde vormingen en de daarbij horende kosten. § 3 Het Bestuur controleert de bewijsstukken en stelt het verschil vast tussen het bedrag van het voorschot en het bedrag van de jaartoelage. Het Bestuur legt een voorstel tot beslissing voor aan de dienst die over een termijn van 6 weken beschikt om zijn opmerkingen mee te delen. Het Bestuur overhandigt het resultaat van de definitieve berekening binnen een termijn van 6 weken.

Art. 56.Wanneer het Bestuur vaststelt dat de maandelijks aan de dienst uitbetaalde voorschotten hoger zijn dan de verschuldigde jaartoelage, recupereert het het te veel geïnde bedrag door het te compenseren met de maandelijkse voorschotten die voor het huidige jaar te storten zijn.

Wanneer deze situatie veroorzaakt is door het niet-naleven door de dienst van de bepalingen van artikel 36, 11°, wordt het te veel geïnde bedrag verhoogd met intersten aan de voor dat jaar geldende hogere interventievoet van de Nationale Bank. De moratoire interesten zijn van rechtswege verschuldigd vanaf de datum van de mededeling aan de dienst van de instelling van de rekening voor de toelage.

Deze invordering kan, op verzoek van de dienst, het voorwerp uitmaken van termijnen. Het Bestuur maakt dan een aanzuiveringsplan op van het te veel geïnde bedrag en legt het ter goedkeuring voor aan het Collegelid.

Art. 57.Wanneer het Bestuur vaststelt dat het door de dienst te veel geïnde bedrag het resultaat is van de door hem verstrekte opzettelijk foutieve inlichtingen of van zware beheersfouten, recupereert het het ten onrechte betaalde bedrag in één keer en zijn de moratoire interesten van rechtswege verschuldigd vanaf de datum van de instelling van de rekening voor de toelage.

In deze vooronderstelling, maakt de administratie een voorstel tot opening van de procedure tot intrekking van de erkenning over aan het Collegelid. Over dit voorstel wordt beslist overeenkomstig artikel 46.

Sectie 3. - De terugbetaling van de prestaties van de tolken en de transliteratoren

Art. 58.Het Bestuur zorgt voor de terugbetaling aan de diensten van de uurprestaties van tolk- of transliteratiewerk evenals van de verplaatsingskosten die zij aan de tolken en aan de transliteratoren betalen krachtens de bepalingen van bijlage 1 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 25 februari 2000 betreffende de individuele bepalingen van de Franstalige Brusselse dienst voor gehandicapten voor de sociale integratie van gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces, zoals gewijzigd.

Art. 59.Een maandelijks voorschot wordt uiterlijk gestort op de laatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor het bedrag wordt toegekend en het saldo wordt verrekend op basis van de bepalingen voorzien in deze sectie.

Het voorschot stemt overeen met 1/12e van de geraamde kosten voor het dienstjaar in kwestie, voor de uurprestaties en de verplaatsingskosten van de tolken en de transliteratoren.

Art. 60.§ 1 De dienst moet een dossier met bewijsstukken voor de berekening van de jaartoelage indienen bij het Bestuur vóór 30 juni van het boekjaar dat volgt op het kalenderjaar waarvoor de toelage gevraagd wordt. § 2 Het dossier bevat minstens de volgende bewijsstukken : een gedetailleerde tabel, per prestatieverstrekker en per maand, met de kosten van het tolkwerk of van de transliteratie evenals de verplaatsingskosten die aan deze vakmensen werden gestort. De bewijsstukken die aan deze tabel worden toegevoegd moeten medeondertekend zijn door de dove of slechthorende persoon die de prestatie heeft genoten. § 3 Het Bestuur controleert de bewijsstukken en stelt het verschil vast tussen het bedrag van het voorschot en het bedrag dat werkelijk aan de tolken en transliteratoren werd gestort. Het Bestuur legt een voorstel tot beslissing voor aan de dienst die over een termijn van 6 weken beschikt om zijn opmerkingen mee te delen. Het Bestuur overhandigt het resultaat van de definitieve berekening binnen een termijn van 6 weken.

Art. 61.Wanneer het Bestuur vaststelt dat de maandelijks aan de dienst uitbetaalde voorschotten hoger zijn dan de werkelijke jaaruitgave, recupereert het het te veel geïnde bedrag door het te compenseren met de maandelijkse voorschotten die voor het huidige jaar te storten zijn. Deze invordering kan, op verzoek van de dienst het voorwerp uitmaken van termijnen. Het Bestuur maakt dan een aanzuiveringsplan op van het te veel geïnde bedrag en legt het ter goedkeuring voor aan het Collegelid.

Art. 62.Wanneer het Bestuur bovendien vaststelt dat het door de dienst te veel geïnde bedrag het resultaat is van de door hem verstrekte opzettelijk foutieve inlichtingen of van onvergeeflijke fouten van zijnentwege, recupereert het het ten onrechte betaalde bedrag in één keer en zijn de moratoire interesten van rechtswege verschuldigd vanaf de datum van de instelling van de rekening voor de toelage. In deze vooronderstelling, maakt de administratie een voorstel tot opening van de procedure tot intrekking van de erkenning over aan het Collegelid. Over dit voorstel wordt beslist overeenkomstig artikel 46. HOOFDSTUK IV. - Opheffende bepalingen

Art. 63.Besluit 99/262/C van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 6 april 2000 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor begeleiding en de diensten voor dovenvertolking, gewijzigd door besluit 2003/68 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 10 juli 2003, wordt opgeheven. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 64.De bedragen die in dit besluit opgenomen zijn, zijn gekoppeld aan de refertegezondheidsindex van december 2007.

Vanaf 1 januari 2009 worden zij jaarlijks aangepast op 1 januari rekening houdend met de index van de consumptieprijzen bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 houdende uitvoering van de wet van 6 januari 1989 ter bescherming van het concurrentievermogen van het land, gezondheidsindex genaamd, volgens de formule : Basisbedrag x gezondheidsindex van december van het voorgaande jaar/gezondheidsindex van december 2007

Art. 65.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2008.

Art. 66.Het Collegelid bevoegd voor het Beleid inzake Bijstand aan gehandicapte personen wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, op 22 mei 2008.

Namens het College van de Franse Gemeenschapscommissie : B. CEREXHE, Mevr. E. HUYTEBROECK, Voorzitter van het College Collegelid belast met het Beleid inzake Bijstand aan Gehandicapte Personen

Bijlage bij het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor begeleiding en de diensten voor dovenvertolking TOEGESTANE UITGAVEN VOOR DE RECHTVAARDIGING VAN DE WERKINGSKOSTEN EN DE KOSTEN VAN DE DIENSTVERRICHTINGEN VAN DE DIENSTEN VOOR BEGELEIDING (DB) EN VAN DE DIENSTEN VOOR DOVENVERTOLKING (DD) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (X) in het kader van de toelage bedoeld in artikel 27 (Y) in het kader van de toelage bedoeld in artikel 53 (1) Uitsluitend in het geval van de aanvullende opdracht « begeleide huisvesting » zoals voorzien in artikel 10.(2) Uitsluitend in het geval van de aanvullende opdracht « halte-bewaarplaats » zoals voorzien in artikel 10.(3) Uitsluitend in het geval van de aanvullende opdracht « organisatie van vrijetijdsbesteding » zoals voorzien in artikel 10. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit 2007/1131 van 22 mei 2008.

Namens het College van de Franse Gemeenschapscommissie, B. CEREXHE, E. HUYTEBROECK, Voorzitter van het College Collegelid belast met het Beleid inzake Bijstand aan gehandicapte personen

^