Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 21 september 2006
gepubliceerd op 20 november 2006

Besluit 2006/554 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra voor gehandicapte personen

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2006031523
pub.
20/11/2006
prom.
21/09/2006
ELI
eli/besluit/2006/09/21/2006031523/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 SEPTEMBER 2006. - Besluit 2006/554 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra voor gehandicapte personen


Het College, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 83, § 3, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het decreet II van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 tot toekenning van de uitvoering van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid artikel 4, 1°;

Gelet op het decreet III van de Franse Gemeenschapscommissie van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitvoering van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid artikel 4, 1°;

Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de sociale integratie van gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces, zoals gewijzigd, inzonderheid artikelen 36, 37, 38, 64 en 70;

Gelet op het advies van de afdeling « Gehandicapte personen » van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor Bijstand aan Personen en Gezondheid (Conseil consultatif bruxellois francophone de l'Aide aux personnes et de la Santé), gegeven op 8 juni 2006;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 juli 2006;

Gelet op het akkoord van het lid van het College belast met de begroting, gegeven op 13 juli 2006;

Gelet op het advies nr. 40.916/2/V van de Raad van State, gegeven op 10 augustus 2006, in toepassing van artikel 84, lid 1, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voordracht van het lid van het College belast met het gehandicaptenbeleid, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet krachtens artikelen 138 en 178 van de Grondwet. Afdeling 1. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : « decreet » : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de sociale integratie van gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces, zoals gewijzigd; « centrum » : dagcentrum of verblijfscentrum; « Administratie » : de Brusselse Franstalige dienst voor gehandicapte personen (Service bruxellois francophone des Personnes handicapées), opgericht bij decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1998; « multidisciplinair team » : het orgaan ingesteld door artikel 10 van het decreet; « lid van het College » : het lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met het gehandicaptenbeleid; - « VTE » : voltijds equivalent zoals bepaald in artikel 32, § 1 van dit besluit; - « besluit van het College van 18 oktober 2001 » : het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 oktober 2001 betreffende de toepassing van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetten betreffende de subsidies toegekend in de gezondheids- en de welzijnssector en betreffende de wijziging van diverse toepassingsbesluiten betreffende de welzijns-, de gezondheids- en de gehandicaptensector en de sector van de socio-professionele inschakeling.

Art. 3.§ 1. Een dagcentrum wordt opgericht overeenkomstig de bepalingen van artikel 60 van het decreet om de onder artikel 61 van het decreet omschreven opdrachten te vervullen. Het is bestemd voor hetzij volwassenen, hetzij niet-schoolgaande kinderen.

Het dagcentrum belast zich het hele jaar met de zorg voor de opgevangen gehandicapte personen. Het centrum is minstens acht uur per dag open en verstrekt minstens zes uur educatieve en re-educatieve activiteiten voor de opgevangen personen, het middageten incluis. Het centrum is tijdens het weekend en op feestdagen gesloten, behoudens uitzonderingen bepaald in het collectief project zoals bedoeld in artikel 5, punt 10 van dit besluit. § 2. Een verblijfscentrum wordt opgericht overeenkomstig de bepalingen van artikel 65 van het decreet om de onder artikelen 66 en 67 van het decreet omschreven opdrachten te vervullen.

Het verblijfscentrum belast zich het hele jaar met de zorg van de gehandicapte personen die er verblijven. Het centrum belast zich eveneens met : 1. het verstrekken van een maaltijd 's morgens en 's avonds;2. het verstrekken van een maaltijd 's middags voor de personen die in het centrum verblijven en er ook overdag aanwezig zijn;3. in voorkomend geval het onderhoud van de kleding overeenkomstig de door het lid van het College goedgekeurde bepalingen;4. het verstrekken en het onderhoud van het linnengoed. Uitgezonderd tijdens het weekend en op feestdagen, belast het verblijfscentrum zich minstens tijdens de werkdagen met deze opdracht en dit vanaf uiterlijk 17 tot minstens 9 uur 's morgens. Bovendien kan het in artikel 5, punt 10 van dit besluit bedoelde collectief project sluitingsperiodes bepalen, voor zover het verblijfscentrum een andere oplossing biedt voor de gehuisveste personen die erom verzoeken. § 3. De erkende basiscapaciteit van een dagcentrum is het wekelijks gemiddeld maximumaantal gehandicapte personen dat het centrum mag opvangen.

De erkende basiscapaciteit van een verblijfscentrum is het maximumaantal gehandicapte personen dat het centrum gelijktijdig mag herbergen.

Niettemin kan de erkende basiscapaciteit van het centrum met maximaal 10 % worden overschreden mits inachtneming van de bepalingen van artikelen 21 tot 31 van dit besluit. § 4. Buiten de erkende basiscapaciteit kan een centrum verzoeken om een bepaald aantal plaatsen te reserveren voor de opvang of het verblijf van gehandicapte personen voor een korte verblijfsopvang of respijtopvang mits inachtneming van de bepalingen van artikelen 21 tot 31 van dit besluit.

Overeenkomstig artikel 67 paragraaf 3 van het decreet moet het centrum een voorstel opstellen en aan het advies van de Adviesraad voorleggen.

Een korte verblijfsopvang of respijtopvang beoogt het tijdelijk verblijf of opvang van een gehandicapte persoon voor een maximale periode van 90 nachten of 90 dagen per kalenderjaar gespreid over één of meerdere periodes. § 5. De maximumcapaciteit van een centrum is de vastgestelde maximumcapaciteit met uitsluitende inachtneming van de architecturale normen bedoeld in artikelen 21 tot 31 van dit besluit, en op basis van het verslag van de gewestelijke brandweerdienst bedoeld in artikel 6 punt 8 van dit besluit, dat inzonderheid beoogt de maximumcapaciteit vast te stellen die het gebouw waar het centrum gevestigd is kan opvangen of herbergen. § 6. Binnen zijn erkende basiscapaciteit kan een verblijfscentrum verzoeken om een gedeelte van zijn capaciteit te reserveren voor het verblijf van gehandicapte personen waarvoor een crisisopvang vereist is.

Overeenkomstig artikel 67 paragraaf 3 van het decreet moet het centrum een voorstel opstellen en aan het advies van de Adviesraad voorleggen.

De crisisopvang wordt genoodzaakt door een verslechtering van een hoofd- of geassocieerde deficiëntie van een gehandicapte persoon die rechtstreeks met de psychosociale toestand of de gezondheidstoestand van deze persoon verband houdt. § 7. Binnen zijn erkende basiscapaciteit kan een dagcentrum voor volwassenen verzoeken om een gedeelte van zijn capaciteit te reserveren voor gehandicapte personen die een lichte opvang vereisen, te weten een opvang die een optimale autonomie en integratie van de gehandicapte persoon beoogt. Deze opvang zet hoofdzakelijk sociale netwerken en bestaande diensten in die zich niet specifiek op gehandicapte personen toespitsen. § 8. Binnen zijn erkende basiscapaciteit kan een dagcentrum voor volwassenen verzoeken om een gedeelte van zijn capaciteit te reserveren voor gehandicapte personen die een lichte opvang vereisen.

Hieronder wordt verstaan een opvang die een optimale autonomie en integratie van de gehandicapte persoon beoogt waarbij deze laatste met behulp van een psychosociale en educatieve begeleiding toegespitst op sociale integratie en « leren », zijn dagelijks leven en zijn vrije tijd zelf moet leren beheren. Deze lichtere opvang wordt binnen « autonome leefruimten » verleend en zet hoofdzakelijk sociale netwerken en bestaande diensten in die zich niet specifiek op gehandicapte personen toespitsen.

Een autonome leefruimte is een huis, een appartement of een gemeenschappelijke woning waarvan het centrum de eigenaar of huurder is en waar 1 tot 6 gehandicapte personen van minstens 16 jaar in een aangepast kader een autonoom levensproject ontwikkelen. § 9. Mits het akkoord van de Administratie en met inachtneming van de architecturale normen bedoeld in artikelen 21 tot 31 van dit besluit, kan het multidisciplinair team de opvang in een dagcentrum toestaan, buiten de erkende basiscapaciteit maar binnen de maximale opvangcapaciteit, van een gehandicapte persoon die in een verblijfscentrum verblijft waarmee het dagcentrum de infrastructuur deelt.

Deze maatregel is gerechtvaardigd door de wijziging van de dagactiviteit van de gehandicapte persoon.

Het akkoord betreft uitsluitend de voornoemde persoon die prioriteit krijgt indien binnen de erkende capaciteit van het dagcentrum een plaats vrijkomt. § 10. Onder opgevangen of gehuisveste gehandicapte personen moet worden verstaan de gehandicapte persoon die door een dagcentrum of een verblijfscentrum wordt opgevangen op basis van een gunstige beslissing tot tussenkomst vanwege het multidisciplinair team en met inachtneming van de bepalingen van deze beslissing.

De volgende afwezigheidperiodes zijn met een opvang gelijkgesteld : elke afwezigheid van maximaal 6 opeenvolgende weken waarvoor een afwezigheidsattest in het persoonlijk dossier wordt bewaard; elke afwezigheid van meer dan 6 opeenvolgende weken waarvoor bovendien een afwezigheidsattest door het centrum aan de Administratie wordt overgemaakt; elke afwezigheid van meer dan 3 opeenvolgende maanden waarvoor een medisch of een hospitalisatieverslag door het centrum aan de Administratie wordt overgemaakt en voor zover het multidisciplinair team de continuïteit van de tussenkomst ten gunste van de opgevangen of gehuisveste gehandicapte persoon heeft bevestigd.

Art. 4.§ 1. De som van de erkende basiscapaciteiten van de dagcentra vastgesteld per 1 januari 2004, vertegenwoordigt de totaal maximale erkende basiscapaciteit en vertegenwoordigt eveneens de capaciteiten toegekend per principebeslissing die betrekking hebben op de aankoop, de bouw en de inrichting van gebouwen. § 2. De som van de erkende basiscapaciteiten van de verblijfscentra vastgesteld per 1 januari 2004, vertegenwoordigt de totaal maximale erkende basiscapaciteit en vertegenwoordigt eveneens de capaciteiten toegekend per principebeslissing die betrekking hebben op de aankoop, de bouw en de inrichting van gebouwen. § 3. Elke wijziging van de maximale erkende basiscapaciteiten is het voorwerp van een beslissing van het College op advies van de afdeling « Gehandicapte personen » van de Adviesraad.

In afwijking, wanneer overeenkomstig artikel 12, paragraaf 2 van dit besluit een centrum een gedeelte van zin oorspronkelijk erkende basiscapaciteit omzet in de som van lichte opvang en gewone opvang, dan corrigeert zin nieuwe basiscapaciteit automatisch de totaal maximale erkende basiscapaciteit. HOOFDSTUK II. - Erkenning Afdeling 1. - De voorwaarden en de procedure

Art. 5.Om erkend te worden moet een dagcentrum of een verblijfscentrum aan de volgende voorwaarden voldoen : 1. de zetel van zijn activiteiten op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vestigen;2. zich richten naar de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen;3. zich ertoe verplichten de opname in het centrum niet afhankelijk te maken van een tegenprestatie in contanten of in natura vanwege de gehandicapte persoon, zijn wettelijke vertegenwoordiger of zijn familie;4. beschikken over lokalen die voldoen aan de architecturale normen bepaald in artikelen 21 tot 31 van dit besluit, en de toegang tot de gebouwen waarborgen rekening houdend met de opgevangen of gehuisveste personen;5. voldoen aan de begeleidingsnormen bepaald in deel 3 van dit hoofdstuk;6. de opvang of het verblijf waarborgen van minstens 15 gehandicapte personen in voltijds equivalent per erkend centrum.Indien dezelfde vzw twee centra telt wordt het minimumaantal gehandicapte personen in voltijds equivalent op 20 vastgesteld. In dergelijk geval mag de minimumcapaciteit van elk centra niet minder dan 10 bedragen; 7. een Raad van gebruikers oprichten zoals bepaald in artikel 17 van dit besluit;8. voor elke opgevangen of gehuisveste gehandicapte persoon een persoonlijk dossier samenstellen zoals bepaald in artikel 20 van dit besluit;9. met elke opgevangen of gehuisveste gehandicapte persoon een gepersonaliseerde prestatieovereenkomst sluiten overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 van dit besluit;10. in overleg met het plaatselijk personeel een collectief project opstellen waarvan het ontwerp op bijlage I van dit besluit steunt en het model opneemt van de gepersonaliseerde prestatieovereenkomst overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 van dit besluit. Telkens wanneer nodig zal het collectief project de specifieke bepalingen onderscheiden met betrekking tot de plaatsen gereserveerd voor de korte verblijfsopvang en resp topvang evenals voor de lichte opvang en crisisopvang; 11. binnen de beperkingen van artikel 67, lid 2 van het decreet de psychologische, educatieve, re-educatieve en sociale begeleiding in een multidisciplinaire geest waarborgen die rekening houdt met het collectief project;12. een huishoudelijk reglement opstellen overeenkomstig de bepalingen van artikel 18 van dit besluit.De Raad van gebruikers moet over dit huishoudelijk reglement evenals over elke wijziging ervan een advies uitbrengen; 13. de berichten van opname en ontslag van de opgevangen en gehuisveste gehandicapte personen binnen 5 dagen volgens het door de Administratie bepaald model aan de Administratie overmaken en haar in kennis stellen van de binnen een gekende termijn voorziene ontslagen;14. een aanwezigheidsregister van de opgevangen en gehuisveste gehandicapte personen volgens het door de Administratie bepaald model ter beschikking van de Administratie houden;15. zorgen voor de voortgezette opleiding van het personeel in functie van zijn activiteiten;16. de Administratie jaarlijks op 30 juni van het volgend jaar een activiteitenverslag overmaken betreffende : - de statistische elementen betreffende de opgevangen of gehuisveste gehandicapte personen op basis van de door de Administratie bepaalde parameters; - de tenuitvoerlegging van het collectief project en van de activiteiten; - de verwezenlijkingen op niveau van de sociale integratie en inschakeling in het arbeidsproces van de opgevangen en gehuisveste gehandicapte personen; - de evaluatie van de samenwerkingsovereenkomsten bepaald in artikel 6 punt 16 van dit besluit; - de voortgezette opleidingen van het personeel - de adviezen van de Raad van de gebruikers bepaald in dit artikel; 17. zich onderwerpen aan de door de Administratie gecoordineerde evaluaties, inspecties en controles en haar elk bewijsdocument overmaken vereist voor de uitoefening van haar controle;18. per kalenderjaar een boekhouding bijhouden volgens het door de Administratie bepaald model zoals bepaald in artikel 16 van dit besluit;19. de Administratie binnen vijftien dagen in kennis stellen van elke wijziging betreffende de erkennings- en subsidievoorwaarden van het centrum, inzonderheid van elke wijziging met betrekking tot het personeel. Voor elk tijdens de erkenningsperiode geworven personeelslid maakt het centrum aan de Administratie een kopie van zijn arbeidsovereenkomst over en enig bewijsdocument waaruit blijkt dat het personeelslid qua functie en anciënniteit aan de reglementaire voorwaarden voldoet. Vóór de indienstneming moet het centrum een bewijs van goed zedelijk gedrag eisen waarvan de datum van afgifte in verhouding tot de datum van indiensttreding niet ouder dan drie maanden mag zijn. Dit document wordt in het persoonlijk dossier van elk personeelslid bewaard.

Art. 6.De aanvraag tot erkenning van een centrum moet per aangetekende brief aan de Administratie worden gezonden volgens het hiertoe door haar opgesteld model. De erkenning als dagcentrum of als verblijfscentrum worden apart aangevraagd. De administratie bevestigt de ontvangst van de aanvraag binnen tien dagen.

De aanvraag moet de volgende documenten en inlichtingen bevatten : 1. een kopie van de statuten van de vzw zoals in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt samen met hun eventuele wijzigingen, evenals de lijst van de leden van de Raad van bestuur;2. de naam van het centrum, het adres van zijn maatschappelijke zetel en van zijn activiteitenzetels;3. de specificiteiten en leeftijdscategorieën van de personen, de opvang- of verblijfscapaciteiten zoals bedoeld in artikel 10 van dit besluit, waarvoor het centrum een erkenning aanvraagt;4. de beschrijving van de huidige of geplande activiteiten, het collectief project en de begindatum van de aangevraagde erkenning;5. het model van de gepersonaliseerde prestatieovereenkomst;6. de naam van de verantwoordelijke belast met het dagelijks beheer en door de inrichtende macht gemachtigd om het centrum te vertegenwoordigen;7. een kopie van de plannen van de verschillende bezette verdiepingen van de gebouwen met vermelding van de bestemming en van de netto-oppervlakte van de lokalen;deze plannen zijn door een architect of een landmeter-expert opgemaakt; 8. het verslag van de gewestelijke brandweerdienst dat minder dan drie jaar oud is en dat zowel met de aangevraagde erkende capaciteit als met de aangevraagde maximale opvang- of verblijfscapaciteit rekening houdt;9. de personeelslijst van het centrum met voor elk personeelslid zijn kwalificatie, zijn functie, en zijn wekelijks prestatievolume, of bij ontstentenis het personeelswervingsplan;10. voor elk personeelslid een kopie van zijn arbeidsovereenkomst en elk bewijsdocument waaruit blijkt dat het personeelslid qua functie en anciënniteit aan de reglementaire voorwaarden voldoet;11. een kopie van het verzekeringscontract en de aansprakelijkheidsverzekering voor deze personeelsleden, met inbegrip van de vrijwilligers, evenals voor de opgevangen of gehuisveste gehandicapte personen;12. de lijst van de opgevangen of gehuisveste gehandicapte personen en van de kandidaturen, met vermelding van hun aantal en leeftijd;13. de lijst van de specifieke voorzieningen;14. het arbeidsreglement;15. het huishoudelijk reglement;16. de overeenkomsten met derden voor de uitvoering van het collectief project.

Art. 7.Indien de aanvraag van het centrum niet volledig is, brengt de Administratie het centrum hiervan op de hoogte dat over een termijn van drie maanden beschikt om zijn aanvraag te vervolledigen. Bij ontstentenis wordt de aanvraag van nul en gener waarde beschouwd.

Art. 8.Wanneer de aanvraag volledig is, onderzoekt de Administratie de aanvraag tot erkenning en organiseert een inspectie om te controleren of het centrum aan de erkenningsvoorwaarden voldoet.

De Administratie maakt de aanvraag met een voorstel tot erkenning aan het lid van het College over. Het lid van het College legt het voorstel aan de afdeling « Gehandicapte personen » van de Adviesraad voor. Hij vermeldt de termijn die voor het advies is voorzien.

Binnen dertig dagen na het uitbrengen van het advies, maakt de Administratie dit advies samen met een voorstel van beslissing aan het lid van het College over.

Het College neemt een beslissing die de Administratie aan de aanvrager betekent.

Art. 9.Het College kent de erkenning voor een periode van vijf jaar toe. De datum van inwerkingtreding van de erkenning kan niet vroeger zijn dat de datum van ontvangst van de aanvraag.

Deze periode is verlengbaar overeenkomstig de bepalingen van artikel 11 van dit besluit.

In afwijking kan het College uitzonderlijk een erkenning voor een kortere periode toekennen wanneer het wenst dat de naleving van de erkenningsvoorwaarden door de Administratie binnen een kortere termijn wordt gecontroleerd.

Art. 10.§ 1. De beslissing tot erkenning van een centrum vermeldt de specificiteiten van de opgevangen of gehuisveste personen, hun leeftijd, de erkende basiscapaciteit, de maximumcapaciteit van het centrum zoals bepaald in artikel 3, paragraaf S van dit besluit, en in voorkomend geval : het gedeelte van de erkende basiscapaciteit gereserveerd voor lichte opvang, het gedeelte van de erkende basiscapaciteit van een verblijfscentrum gereserveerd voor het verblijf van personen in crisissituatie of voor de opvang overdag van ouder wordende personen, het aantal opvang- of verblijfsplaatsen buiten de erkende basiscapaciteit gereserveerd voor de korte verblijfsopvang of respijtopvang, met verwijzing naar het collectief project § 2. In voorkomend geval kent de beslissing tot erkenning van een centrum dat voor een eerste maal wordt erkend, verschillende intermediaire erkende basiscapaciteiten toe om het centrum toe te laten de opvang van de opgevangen of gehuisveste gehandicapte personen geleidelijk aan te organiseren. § 3. Indien het semestrieel gemiddelde vastgesteld van januari tot juni en van september tot december, uitgedrukt in voltijds equivalenten van het aantal opgevangen of gehuisveste personen, buiten de erkende capaciteit gereserveerd voor het verblijf in crisisopvang, korte verblijfsopvang of respijtopvang, twee eenheden minder bedraagt dan de erkende basiscapaciteit voor een centrum waarvan de erkende basiscapaciteit 50 eenheden niet overschrijdt, of vier eenheden wanneer deze erkende basiscapaciteit wordt overschreden, kan het College, op voorstel van de Administratie, de erkende capaciteit verminderen.

Indien tijdens een jaar de gemiddelde jaarlijkse bezettingsgraad van de plaatsen voor korte verblijfsopvang of respijtopvang lager ligt dan 60 %, dan kan het College, op voorstel van de Administratie, dit aantal plaatsen verminderen.

Art. 11.De aanvraag tot verlenging van de erkenning van een centrum wordt minstens zes maanden vóór het verstrijken van de geldigheidsperiode van de vorige beslissing tot erkenning bij de Administratie ingediend.

Het centrum blijft erkend zolang het College niet over de verlenging heeft beslist.

De documenten die bij de oorspronkelijke aanvraag werden gevoegd, moeten niet bij de verlengingsaanvraag worden gevoegd voor zover zij nog steeds conform de oorspronkelijke situatie zijn.

De Administratie onderzoekt de aanvraag tot verlenging van de erkenning en organiseert een inspectie om te controleren of het centrum nog steeds aan de erkenningsvoorwaarden voldoet.

Art. 12.§ 1. De aanvraag tot wijziging van de erkenning van een centrum wordt bij de Administratie ingediend. Deze aanvraag vermeldt en motiveert het voorwerp van de wijziging. De Administratie licht het centrum in over de elementen die vereist zijn voor het onderzoek van de aanvraag. De aanvraag wordt onderzocht volgens de regels die op de aanvraag tot erkenning van toepassing zijn. 2. Wanneer de wijziging van de bestaande erkende opvangcapaciteiten binnen een centrum capaciteit schept voor lichte opvang zoals bepaald in artikel 3, paragraaf 7 van dit besluit, dan kan deze wijziging van de opvangcapaciteiten geen globale verhoging tot gevolg hebben van de toegekende subsidie voor de som van alle opvangcapaciteiten van het centrum. De procedure voor de aanvraag, het onderzoek en de beslissing van dergelijke wijziging van de opvangcapaciteiten is dezelfde als de procedure voor de wijziging van de erkenning van een centrum zoals bepaald in paragraaf 1 van dit artikel.

Art. 13.Het centrum dat niet langer aan de erkenningsvoorwaarden voldoet wordt hiervan door de Administratie in kennis gesteld die het centrum verzoekt zich in orde te stellen.

Art. 14.Wanneer het centrum binnen een termijn van twee maanden nog steeds niet aan deze voorwaarde voldoet, zendt de Administratie het centrum, per aangetekende brief, een met redenen omklede ingebrekestelling.

Indien de Administratie na een termijn van een maand vaststelt dat het centrum nog steeds niet aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, maakt zij aan het lid van het College een voorstel over tot instelling van de procedure voor de opschorting of intrekking van de erkenning. Dit voorstel houdt rekening met de situatie van het personeel en van de gehandicapte personen.

Indien het lid van het College dit voorstel goedkeurt, stelt de Administratie het centrum hiervan per aangetekende brief in kennis en licht de Raad van de gebruikers in. Het centrum beschikt over dertig dagen om een memorie in te dienen en, op eigen verzoek, door de Administratie te worden gehoord die de dag en het uur van de hoorzitting bepaalt.

Binnen dertig dagen na de hoorzitting maakt de Administratie een voorstel voor het behoud, de opschorting of de intrekking van de erkenning aan de afdeling « Gehandicapte personen » van de Adviesraad over die binnen drie maanden na de aanhangigmaking zijn advies uitbrengt.

Binnen dertig dagen na het advies van de afdeling « Gehandicapte personen » van de Adviesraad, maakt de Administratie dit voorstel samen met dit advies aan het lid van het College over. Het College neemt een beslissing binnen twee maanden na ontvangst van dit advies.

Het centrum wordt door de Administratie per aangetekende brief van de beslissing van het College in kennis gesteld.

Art. 15.De beslissing tot opschorting of intrekking van de erkenning heeft de stopzetting van de subsidies aan het centrum op de door het College vastgestelde datum tot gevolg. Ingeval van intrekking van de erkenning wordt bovendien overgegaan tot de terugvordering van het nietafgeschreven gedeelte van de eventueel toegekende infrastructuursubsidies.

De Administratie deelt de beslissing tot intrekking van de erkenning onmiddellijk aan het personeel van het centrum en aan hun vakbondsafgevaardigden mee.

Het centrum deelt de beslissing tot intrekking van de erkenning onmiddellijk aan de opgevangen of gehuisveste gehandicapte personen of aan hun wettelijke vertegenwoordigers mee. Ingeval het centrum nalaat dit te doen neemt de Administratie deze verplichting op zich.

Art. 16.Elk erkend centrum moet zijn boekhouding voeren overeenkomstig de door het College aangenomen rekeningstelsels, rekeningen en balansen.

Het boekjaar stemt overeen met het kalenderjaar. Een analytische boekhouding per erkenning en de balans van de vzw worden samen met de verslagen van een bedrijfsrevisor, uiterlijk op 30 juni van het jaar dat op het boekjaar volgt, aan de Administratie overgemaakt.

Art. 17.De Raad van gebruikers van een centrum is samengesteld uit de opgevangen of gehuisveste gehandicapte personen of, bij ontstentenis, uit hun wettelijke vertegenwoordigers. Elke gehandicapte persoon kan zich door een vertrouwenspersoon van zin keuze laten vergezellen. Een afgevaardigde van de directie en een personeelslid wonen de Raad van gebruikers bij. Dit personeelslid verzorgt het secretariaat ervan. De directeur van het centrum zorgt voor de regelmatige werking van de Raad van gebruikers en dit minstens tweemaal per jaar.

De opdracht van de Raad van gebruikers bestaat erin alle voorstellen te formuleren betreffende de levenskwaliteit en de praktische organisatie van, afhankelijk van het centrum, de opvang of het verblijf van de gehandicapte personen. In dit opzicht verstrekt de directeur van het centrum de Raad van gebruikers alle nuttige informatie voor de uitvoering zijn opdracht.

De Raad bepaalt zijn manier van werken en kiest een voorzitter onder zijn leden. De notulen van de vergaderingen worden in een hiertoe bestemd register opgenomen dat voor alle leden van de Raad van gebruikers, voor de personeelsleden van het centrum en voor de afgevaardigden van de Administratie toegankelijk is.

Art. 18.Het huishoudelijk reglement bepaalt de respectieve rechten en verplichtingen van de gehandicapte persoon en van het centrum.

Het vermeldt : 1. de rechten en verplichtingen van de gehandicapte persoon;2. de rechten en verplichtingen van het centrum;3. de verbintenis van het centrum, met inachtneming van het collectief project, van het persoonlijk project van de persoon en van de rechterlijke beslissingen, de gehandicapte persoon de vrijheid te laten om deeltijds in het dagcentrum en, naar eigen keuze, tijdens het weekend en de vakantieperiodes in het verblijfscentrum te verblijven;4. de verbintenis van het centrum aan de persoonlijke vragen voor informatie vanwege de gehandicapte persoon of vanwege zijn wettelijke vertegenwoordigers tegemoet te komen;5. de beschrijving van het centrum en van zijn werking;6. het bestaan van de Raad van gebruikers, de naam van zijn voorzitter en zijn contactgegevens;7. de maatregelen die worden getroffen indien een gehandicapte persoon de leef- en werkingsregels overtreedt;8. de modaliteiten voor het indienen van bezwaren en de wijze waarop deze worden behandeld;9. uitgezonderd in geval van overmacht, de verplichting van voorafgaand overleg tussen het centrum en de gehandicapte persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger betreffende de beëindiging van de opvangovereenkomst wanneer deze beëindiging vóór de afloop van de oorspronkelijk in de overeenkomst bepaalde termijn voorzien is;10. het bestaan van de mogelijkheid van bemiddeling door de Administratie ingeval van een blijvende onenigheid tussen de parten die de uitvoering van de gepersonaliseerde overeenkomst niet langer toelaat;11. de namen van de directeur of onderdirecteur en van de voorzitter van de Raad van bestuur, evenals de maatschappelijke zetel van de vzw;12. de gegevens van de Administratie.

Art. 19.De tussen het centrum en de gehandicapte persoon ondertekende gepersonaliseerde overeenkomst bevat minstens de volgende bepalingen : l. de identiteit van de partijen;in voorkomend geval wordt de identiteit van de gehandicapte persoon vergezeld van die van zijn wettelijke vertegenwoordiger; 2. de datum van opvang, de duur van de overeenkomst en, in voorkomend geval, de deeltijdse opvangfrequentie.Ingeval van een korte verblijfsopvang of respijtopvang zal de tussen de parten ondertekende overeenkomst geleidelijk aan worden aangevuld met vermelding van de opvangperiodes tijdens het jaar; 3. het zorgplan dat onder meer de modaliteiten voor de jaarlijkse evaluatie bevat, de doelstellingen en de aangewende middelen om ze te bereiken;4. het bedrag van de financiële bijdrage bedoeld in hoofdstuk 3, deel 7 van dit besluit evenals, in voorkomend geval, het minimumbedrag dat ter beschikking van de volwassen gehandicapte persoon moet worden gesteld;5. de identiteit van de natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de betaling;6. de identificatie van de gevraagde supplementen krachtens artikelen 65 en 66 van dit besluit en de modaliteiten voor het bepalen van deze supplementen;7. het soort oplossing voor de opvang of het verblijf tijdens de sluitingsperiodes van het centrum zoals bepaald in het collectief project;8. de wijze en de periodiciteit op basis waarvan deze overeenkomst wordt geëvalueerd en kan worden gewijzigd of aangevuld;9. de maatregelen die wegens het verloop van de lichamelijke of geestelijke toestand van de gehandicapte persoon moeten worden genomen, uitgezonderd in geval van overmacht of uiterste spoed, in welk geval het overleg binnen drie werkdagen na het nemen van deze maatregelen moet plaatsvinden;10. de modaliteiten voor de beëindiging van de overeenkomst door elk van de partijen zoals bepaald in artikel 18, punt 9 van dit besluit;11. de modaliteiten voor de heroriëntatie van de gehandicapte persoon in geval van beëindiging van de overeenkomst;12. in geval van een lichte opvang in een autonome leefruimte of van een korte verblijfsopvang of respijtopvang, deze specifieke opvangmodaliteit en de dienstelementen die aan deze bijzondere opvang verbonden zijn, toegekend aan de gehandicapte persoon in afwijking van de bepalingen van artikel 3, paragraaf 2 van dit besluit Ingeval van een korte verblijfsopvang of respijtopvang moeten de punten 3, 7, 8, 9 en 11 niet worden ingevoegd. Elke partij ontvangt een exemplaar van de overeenkomst waarbij een exemplaar van het collectief project en het huishoudelijk reglement worden gevoegd.

Art. 20.Binnen het centrum bevat het persoonlijk dossier van de gehandicapte persoon : 1. een medisch luik, 2.een psychologisch luik, 3. een sociaal-educatief luik : a) de anamnese b) de behoefteanalyse c) het zorgplan dat onder meer de jaarlijkse evaluaties bevat, de doelstellingen en de aangewende middelen om ze te bereiken.4. de gepersonaliseerde overeenkomst en haar wijzigingen.Het centrum zorgt ervoor dat deze gegevens regelmatig worden geupdatet.

Indien een dagcentrum en een verblijfscentrum onder dezelfde vzw ressorteren en zich op dezelfde site bevinden, kan één enkel persoonlijk dossier worden bijgehouden waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de specifieke doelstellingen van elk centrum. 5. de behaalde resultaten in het door het College vastgestelde evaluatieschema waarmee zijn specifieke begeleidingsbehoeften kunnen worden bepaald, uitgezonderd voor de personen in lichte opvang in een autonome leefruimte, in korte verblijfsopvang of respijtopvang, in crisissituatie of in voorrangsovereenkomst, zoals bepaald in hoofdstuk V van dit besluit.6. een luik voor de financiële bijdragen. Voor de personen in korte verblijfsopvang of respijtopvang kunnen de punten 1., 2. en 3. vervangen worden door een samenvatting van de strikt noodzakelijke gegevens voor de begeleiding van de gehandicapte persoon. Afdeling 2. - De architecturale normen

Art. 21.§ 1. Zonder de vestigingen van de op 1 januari 2007 erkende centra in vraag te stellen, houdt het centrum rekening met de specifieke behoeften van de opgevangen of gehuisveste personen en met een oordeelkundige geografische spreiding ten opzichte van de andere centra voor gehandicapte personen. § 2. De plaatsen die buiten de erkende basiscapaciteit gereserveerd zijn voor korte verblijfsopvang of respijtopvang en voor voorrangsovereenkomsten zoals bepaald in hoofdstuk V van dit besluit, worden in aanmerking genomen en aan de erkende basiscapaciteit van elk centrum toegevoegd met het oog op de inachtneming van de in dit deel vermelde architecturale normen § 3. Wanneer de maximumcapaciteit van een centrum groter is dan de erkende basiscapaciteit, dan wordt de maximumcapaciteit in aanmerking genomen met het oog op de inachtneming van de in dit deel vermelde architecturale normen.

Art. 22.Het centrum neemt de nodige maatregelen voor brandpreventie en brandbestrijding, evenals voor de evacuatie van de bewoners in geval van brand.

De bouwplannen en de beschrijving van de aangewende materialen worden aan het advies van de gewestelijke brandweerdienst voorgelegd.

Art. 23.De gebouwen van het centrum worden regelmatig onderhouden en alle vochtigheid of waterinsijpeling worden behandeld.

In de woon- en activiteitenruimten moet de verwarming een temperatuur van 20 °C en in de kamers een temperatuur van minstens 16 °C kunnen handhaven.

De woon- en activiteitenruimten moeten voldoende ventilatie en natuurlijke verlichting bieden.

Het drinkbare leidingwater is overal in het centrum gemakkelijk toegankelijk.

Art. 24.De voorzieningen van het centrum zijn aan de behoeften van de gehandicapte personen en de leefruimte aan de specifieke vereisten van de handicap aangepast.

Art. 25.§ 1. De sanitaire installaties van het centrum zijn gemakkelijk toegankelijk en zijn met een doeltreffend ventilatiesysteem uitgerust. § 2. Het dagcentrum beschikt over minstens : a) een aangepaste badkamer met een bad of douche en een kleedruimte;b) een wc per zeven gehandicapte personen;c) aangepaste wc's voor kinderen jonger dan drie jaar;d) een wastafel met stromend water per zes gehandicapte personen verdeeld over het hele dagcentrum. § 3. Het verblijfscentrum beschikt over minstens : a) een aangepaste badkamer met bad of douche en kleedhoek per vijf gehandicapte personen;b) een wc per vijf gehandicapte personen;c) aangepaste wc's voor kinderen jonger dan drie jaar;d) in elke kamer een wastafel met stromend water voor zover de installatie niet strijdig is met het collectief project van het verblijfscentrum. § 4. Bovendien beschikt elk centrum over minstens één wc voor het personeel en de bezoekers. § 5. Indien het dagcentrum samen met een verblijfscentrum in dezelfde infrastructuur gevestigd is, worden de sanitaire installaties van het verblijfscentrum in aanmerking genomen voor de naleving van de normen van het dagcentrum.

Art. 26.Het centrum beschikt over voldoende huishoudelijke voorzieningen. De keuken wordt zodanig ingericht dat er geen geurhinder wordt veroorzaakt en mag niet aan de infirmerie grenzen.

Indien een centrum over een waslokaal of linnenkamer beschikt wordt dit lokaal zodanig ingericht dat het geen geur- of damphinder veroorzaakt en dat de gewassen en ongewassen circuits van elkaar worden gescheiden. Overigens mag het niet aan de infirmerie of de keuken grenzen.

Art. 27.Het centrum beschikt over een voldoende aantal lokalen voor : - het beheer van het centrum, de sociale dienst, de re-educatie, de psychologische begeleiding, de infirmerie en medische onderzoeken - en, afhankelijk van het geval, voor de bezoeken en het nachtpersoneel.

Indien een dagcentrum en verblijfscentrum in dezelfde infrastructuur gevestigd zijn, mogen zij de lokalen delen bestemd voor het beheer van het centrum, de sociale dienst, de psychologische begeleiding, de infirmerie en de re-educatie.

Art. 28.§ 1. In een dagcentrum bedraagt de oppervlakte van de educatieve en re-educatieve activiteitenruimten minstens 4 m2 per gehandicapte persoon.

De oppervlakte van de woonruimten (zitkamer, eetkamer, speelkamer) mag niet kleiner zijn dan 2 m2 per gehandicapte persoon.

De totale oppervlakte mag niet minder dan 8 m2 per gehandicapte persoon bedragen. 2. Indien het dagcentrum samen met een verblijfscentrum in dezelfde infrastructuur gevestigd is, worden de oppervlakten van de woonruimten van het verblijfscentrum in aanmerking genomen voor de naleving van deze normen.

Art. 29.§ 1. In een verblijfscentrum zijn de kamers uitgerust met ramen met buitenzicht. In de gangen wordt nachtverlichting voorzien.

In de gemeenschappelijke kamers mag een maximum van 4 kinderen of 2 volwassenen niet worden overschreden.

In de gemeenschappelijke kamers bedraagt de minimumoppervlakte 6 m2 per persoon. De minimumoppervlakte voor een eenpersoonskamer bedraagt 8 m2.

Onverminderd de bepalingen van artikel 24, beschikt elke persoon over een bed, een nachtkastje, een stoel en een kast.

Elk koppel beschikt over hetzij een tweepersoonsbed van minstens 140 cm, hetzij over twee eenpersoonsbedden, twee nachttafeltjes en een kast. 2. De oppervlakte van de woonruimten (keuken, zitkamer, eetkamer) mag niet minder dan 4 m2 per gehandicapte persoon bedragen. § 3. De bepalingen van artikel 25, paragrafen 3 en 4, en artikel 29, paragraaf 2 van dit besluit zijn niet toepasselijk op de autonome leefruimten van het verblijfscentrum.

De autonome leefruimten bevinden zich buiten de verblijfsruimten bestemd voor gehandicapte personen waarvoor geen lichte opvang voorzien is, evenals buiten elk ander lokaal van het verblijfscentrum.

De lokalen van de autonome leefruimten en de plaatsen gereserveerd voor een lichte opvang binnen het centrum, worden niet in aanmerking genomen voor de berekeningen van het aantal en de oppervlakte bepaald in artikel 29 van dit besluit.

In afwijking van artikel 29 van dit besluit, mogen in de kamers van de autonome leefruimten slechts één persoon of een koppel verblijven. Met het oog op het behoud van de gezinsband mogen zij van hun kinderen vergezeld zijn.

De autonome leefruimten moeten voldoen aan de bepalingen van het Besluit van 9 november 1993 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering met betrekking tot de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor de verhuring van gemeubelde woningen.

Art. 30.De centra zorgen ervoor maatregelen te nemen ter bescherming van de gezondheid van de gehandicapte personen en van het personeel tegen passief roken.

Art. 31.Wanneer activiteiten buiten de infrastructuur van het centrum worden georganiseerd moet het centrum erop letten dat de plaats waar deze activiteiten plaatsvinden aangepast is aan de handicap van de personen waarvoor ze bestemd zijn. Afdeling 3. - Begeleidingsnormen

Art. 32.§ 1 De begeleidingsnormen van de centra worden berekend op basis van een voltijds equivalent waarvan de wekelijkse arbeidsduur op 37 uur is vastgesteld.

Voor het medisch personeel echter dat vóór 1 januari 2003 in dienst is getreden, is de wekelijkse arbeidsduur op 24 uur vastgesteld. § 2. De controle van de voldoening aan de begeleidingsnormen wordt op enig moment van het jaar uitgevoerd.

Om deze controle uit te voeren wordt geen rekening gehouden met de arbeidsduurvermindering die krachtens de bepalingen van titel IV van het besluit van het College van 18 oktober 2001, individueel aan het personeel van de centra werd toegekend. § 3. De personeelsleden worden over de volgende vijf categorieën verdeeld : het psychologisch, educatief, re-educatief en sociaal team; het technisch personeel; het medisch personeel; het directiepersoneel; het administratief en boekhoudkundig personeel. § 4. Elke loontrekkende functie van het centrum is niet verenigbaar met een bestuurdersmandaat binnen de VZW

Art. 33.De begeleidingsnormen voor het personeel van het psychologisch, educatief, re-educatief en sociaal team houden rekening : 1) met de erkende basiscapaciteit;2) met de specifieke begeleidingsnormen van elke gehandicapte persoon, vastgesteld door het multidisciplinair team in samenwerking en overleg met het centrum aan de hand van het evaluatieschema opgenomen in bijlage 7 van dit besluit, uitgezonderd voor de personen in lichte opvang en in korte verblijfsopvang of respijtopvang. Met elke gehandicapte persoon stemt een individuele begeleidingsnorm overeen. Deze individuele normen worden opgeteld om de begeleidingsnorm van het centrum te bepalen.

Art. 34.§ 1. De begeleidingsnormen voor het personeel van het psychologisch, educatief, re-educatief en sociaal team worden overeenkomstig bijlage 3 van dit besluit bepaald. § 2. Ze omvatten : a) De individuele basisnorm (IBN) De individuele basisnorm waarborgt de leefbare werking van het centrum in het kader van zijn opdrachten, door de concretisering van de persoonlijke projecten van de gehandicapte personen voorzien in de gepersonaliseerde overeenkomsten bedoeld in artikel 19 van dit besluit.In de verblijfscentra omvat de norm eveneens een eventuele permanentie overdag en de opvang overdag tijdens de vakanties.

De individuele basisnorm wordt vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit van het centrum.

De norm verschilt voor de plaatsen gereserveerd voor lichte opvang. De toekenning van deze specifieke norm sluit de toekenning uit van elke andere norm vermeld in de punten b) tot g) van deze paragraaf.

De individuele basisnorm voor de plaatsen gereserveerd voor lichte opvang omvat niet de verplichting van een doorlopende aanwezigheid ter plaatse van een lid van het educatief team. b) De supplementaire individuele norm (SIN) De supplementaire individuele norm wordt toegekend aan een verblijfscentrum voor de kinderen die overdag niet worden opgevangen door een dagcentrum, een dagcentrum voor schoolgaande kinderen of een centrum voor functionele revalidatie. De norm wordt toegekend wanneer de gepersonaliseerde overeenkomst de toegekende paramedische prestaties vermeldt. c) De individuele vakantienorm (IVN) De individuele vakantienorm wordt toegekend aan een verblijfscentrum in functie van de aanwezigheidsgraad van de gehandicapte personen tijdens de weekends, vakanties en wettelijke feestdagen berekend op het voorvoorlaatstejaar. Naargelang het resultaat van de verhouding tussen de som van de dagen van effectieve aanwezigheid van de gehandicapte personen tijdens deze periodes en de erkende capaciteit, met aftrek van het gedeelte gereserveerd voor lichte opvang en vermenigvuldigd met 180 voor een verblijfscentrum voor kinderen of met 138 voor een verblijfscentrum voor volwassenen, een percentage bereikt dat begrepen is tussen hetzij 20 en 29 %, hetzij 30 en 49 %, hetzij 50 en 69 %, hetzij gelijk is aan of hoger ligt dan 70 %, dan geniet het centrum voor het lopend jaar een verhoging zoals bepaald in bijlage 3 van dit besluit.

Voor de toepassing van dit lid loopt het weekend van vrijdag 19 tot maandag 7 uur en de feestdag van de avond ervoor 19 uur tot de ochtend erna 7 uur. Een afwezigheidsdag vertegenwoordigt elke afwezigheid van 24 opeenvolgende uren.

Een verblijfscentrum dat het voorafgaande jaar niet was erkend geniet een verhoging van zijn normen volgens een percentage begrepen tussen 20 en 29 %. d) De individuele verouderingsnorm (IVRN) In de verblijfscentra voor volwassenen wordt de individuele verouderingsnorm eventueel toegekend aan personen die lijden aan een vroegtijdige veroudering en ouderdomsziekten of aan gepensioneerde personen of personen met brugpensioen.De individuele evaluatie waarvan sprake in bijlage 7 van dit besluit, bevestigt deze toestand.

De norm wordt toegekend wanneer de gepersonaliseerde overeenkomst van deze personen hun opvang overdag in een verblijfscentrum voorziet.

Deze norm wordt per tiende toegekend naar rata van het aantal halve dagen aanwezigheid in het verblijfscentrum e) De complementaire individuele norm (CIN) De complementaire individuele norm wordt uitsluitend toegekend voor de opgevangen of gehuisveste personen naar rata van de in de gepersonaliseerde overeenkomst voorziene opvangfrequentie en wordt vastgesteld in functie van de door elke gehandicapte persoon behaalde resultaten in het evaluatieschema bijgevoegd in bijlage 7 van dit besluit. Indien de gehandicapte persoon een resultaat van meer dan 66 punten op 100 behaalt, dan wordt hij in categorie A opgenomen en wordt geen enkele complementaire individuele norm toegekend.

Indien de gehandicapte persoon een resultaat behaalt begrepen tussen 48 en 66 punten, dan wordt hij in categorie B opgenomen en zijn complementaire individuele norm is gelijk aan 30 % van de maximale complementaire individuele norm berekend op de som van zijn individuele basisnorm (IBN), supplementaire individuele norm (SIN) en individuele vakantienorm (IVN).

Indien de gehandicapte persoon een resultaat van minder dan 48 punten behaalt, dan wordt hij in categorie C opgenomen en zijn complementaire individuele norm is gelijk aan 100 % van de maximale complementaire individuele norm berekend op de som van zijn individuele basisnorm (IBN), supplementaire individuele norm (SIN) en individuele vakantienorm (IVN).

In afwijking is de complementaire individuele norm van een gehandicapte persoon in crisissituatie gelijk aan die van een gehandicapte persoon opgenomen in categorie C zoals bepaald in bijlage 7 van dit besluit. f) De individuele motorische norm (IMN) In de centra voor volwassenen wordt de individuele motorische norm toegekend aan gehandicapte personen waarvan het resultaat in rubriek D van het evaluatieschema in bijlage 7 van dit besluit, lager ligt dan 10 punten.g) De complementaire individuele norm van vitale behoeften (INVB) Aan een gehandicapte persoon die in een verblijfscentrum wordt opgevangen kan een complementaire individuele norm van vitale behoeften worden toegekend wanneer deze gehandicapte persoon dagelijks in een bijzondere medische toestand verkeert waarbij de afwezigheid van een snelle paramedische of verpleegkundige zorg een verhoogd risico voor zijn gezondheid inhoudt.h) De individuele norm van kort verblijf of respijt (INR) In functie van het aantal plaatsen gereserveerd voor de opvang of het verblijf van gehandicapte personen in korte verblijfsopvang of respijtopvang, wordt de aldus berekende begeleidingsnorm evenredig aangevuld op basis van de verhouding tussen de som van de erkende basiscapaciteit en van het aantal extra plaatsen gereserveerd voor dit soort opvang en de erkende capaciteit. Indien tijdens een jaar de gemiddelde jaarlijkse bezettingsgraad van deze plaatsen lager ligt dan 80 %, dan wordt de nieuwe begeleidingsnorm van deze plaatsen binnen het betrokken centrum voor het volgend jaar naar rata van deze bezettingsgraad berekend, zonder dat deze bepaling evenwel gelijktijdig met artikel 10, § 3, lid 2 van dit besluit wordt toegepast. § 3. Indien het resultaat van de som van de individuele basisnormen (IBN) van een dagcentrum lager ligt dan 4,25 VTE, dan wordt dit laatste cijfer aan het dagcentrum toegekend, behalve indien de vzw waarvan dit centrum afhangt minstens een dagcentrum en een verblijfscentrum telt.

Voor een verblijfscentrum opgericht binnen een vzw die eveneens een dagcentrum telt : indien het resultaat van de som van de individuele basisnormen (IBN), de supplementaire individuele normen (SIN), de individuele vakantienormen (IVN), de individuele verouderingsnormen (IVRN), de complementaire individuele normen (CIN), de individuele motorische normen (MIN) en de individuele normen van vitale behoeften (INVB) van een verblijfscentrum lager ligt dan 9 VTE, dan is de toegekende norm gelijk aan de som van 8 VTE en van de complementaire individuele normen (CIN) en de individuele motorische normen (IMN) Voor een verblijfscentrum opgericht binnen een vzw die geen dagcentrum telt : - hetzij, indien het resultaat van de som van de individuele basisnormen (IBN), de supplementaire individuele normen (SIN), de individuele vakantienormen (IVN), de individuele verouderingsnormen (IVRN), de complementaire individuele normen (CIN), de individuele motorische normen (IMN) en de individuele normen van vitale behoeften (INVB) van een verblijfscentrum lager ligt dan 9 VTE, en indien de som van 8 VTE en van de complementaire individuele normen (CIN) en de individuele motorische normen (IMN) eveneens lager ligt dan 9 VTE, dan wordt de toegekende norm op 9 VTE gebracht; - hetzij, indien het resultaat van de som van de individuele basisnormen (IBN), de supplementaire individuele normen (SIN), de individuele vakantienormen (IVN), de individuele verouderingsnormen (IVRN), de complementaire individuele normen (CIN), de individuele motorische normen (MIN) en de individuele normen van vitale behoeften (INVB) van een verblijfscentrum lager ligt dan 9 VTE, en indien de som van 8 VTE en van de complementaire individuele normen (CIN) en de individuele motorische normen (IMN) gelijk is aan of hoger ligt dan 9 VTE, dan is de toegekende norm gelijk aan 9 VTE. Voor een verblijfscentrum waarvan de erkende capaciteit lager ligt dan 15 eenheden, worden in de voormelde leden de cijfers 8 en 9 respectievelijk vervangen door 7 en 8.

Art. 35.Binnen de personeelsnorm van het psychologisch, educatief, re-educatief en sociaal team, mag de verhouding van de functies in voltijds equivalent gereserveerd voor werknemers die houder zijn van een licentiaatsdiploma en overeenstemmend met functies waarvoor dit diploma vereist is, 8 % niet overschrijden.

Op voorstel van de Administratie, rekening houdend met het collectief project van het centrum en met de specificiteit van de opgevangen of gehuisveste gehandicapte personen, kan het lid van het College voor dit percentage een uitzonderlijke afwijking toekennen.

Art. 36.De personeelsnorm van het psychologisch, educatief, re-educatief en sociaal team neemt maximaal 0,067 VTE in aanmerking voor de functie van opvoeder-groepsleider per VTE.

Art. 37.§ 1. De begeleidingsnormen voor het technisch personeel houden rekening met de erkende basiscapaciteit en met de specifieke begeleidingsnormen van elke gehandicapte persoon zoals bepaald in artikel 33 van dit besluit. § 2. De begeleidingsnormen voor het personeel van het technisch team worden overeenkomstig bijlage 4 van dit besluit vastgesteld. § 3. Ze omvatten : a) De technisch individuele basisnorm (T IBN) Indien binnen eenzelfde vzw minstens een dagcentrum en een verblijfscentrum zijn erkend, dan wordt de technisch individuele basisnorm van het dagcentrum met 3/8° verminderd voor elke gehandicapte persoon die zowel in het dagcentrum als het verblijfscentrum wordt opgevangen. De individuele basisnorm wordt met de erkende basiscapaciteit van het centrum vermenigvuldigd.

De norm verschilt voor de plaatsen gereserveerd voor lichte opvang. De toekenning van deze specifieke norm sluit de toekenning uit van elke andere norm vermeld in de punten b) en c) van deze paragraaf. b) De technisch individuele vakantienorm (T IVN) De technisch individuele vakantienorm wordt toegekend aan een verblijfscentrum in functie van de aanwezigheidsgraad van gehandicapte personen tijdens de weekends, vakanties en wettelijke feestdagen berekend op het voorvoorlaatstejaar. Naargelang het resultaat van de verhouding tussen de som van de dagen van effectieve aanwezigheid van gehandicapte personen tijdens deze periodes en de erkende capaciteit, met aftrek van het gedeelte gereserveerd voor lichte opvang en vermenigvuldigd met 180 voor een verblijfscentrum voor kinderen of met 138 voor een verblijfscentrum voor volwassenen, een percentage bereikt dat begrepen is tussen hetzij 20 en 29 %, hetzij 30 en 49 %, hetzij 50 en 69 %, hetzij gelijk is aan of hoger ligt dan 70 %, dan geniet het centrum voor het lopend jaar een verhoging zoals bepaald in bijlage 3 van dit besluit.

Voor de toepassing van dit lid loopt het weekend van vrijdag 19 tot maandag 7 uur en de feestdag van de avond ervoor 19 uur tot de ochtend erna 7 uur. Een afwezigheidsdag vertegenwoordigt elke afwezigheid van 24 opeenvolgende uren. Een verblijfscentrum dat het voorafgaande jaar niet was erkend kan een verhoging van zijn normen genieten volgens een percentage begrepen tussen 20 en 29 %. c) De technisch complementaire individuele norm (T CIN) De technisch complementaire individuele norm wordt uitsluitend toegekend voor de opgevangen of gehuisveste personen naar rata van de in de gepersonaliseerde overeenkomst voorziene opvangfrequentie en wordt vastgesteld in functie van de door elke gehandicapte persoon behaalde resultaten in het evaluatieschema bijgevoegd in bijlage 7 van dit besluit. Enkel de gehandicapte personen in categorie C genieten deze norm.

In afwijking is de complementaire individuele norm van een gehandicapte persoon in crisissituatie is gelijk aan die van een gehandicapte persoon opgenomen in categorie C. d) De technisch individuele norm van kort verblijf of respijt (T INR) In functie van het aantal plaatsen gereserveerd voor de opvang of het verblijf van gehandicapte personen voor een korte verblijfsopvang of respijtopvang, wordt de aldus berekende begeleidingsnorm evenredig aangevuld op basis van de verhouding tussen de som van de erkende basiscapaciteit en van het aantal extra plaatsen gereserveerd voor dit soort opvang en de erkende capaciteit. Indien tijdens een jaar de gemiddelde jaarlijkse bezettingsgraad van deze plaatsen lager ligt dan 80 %, dan wordt de nieuwe begeleidingsnorm van deze plaatsen binnen het betrokken centrum voor het volgend jaar naar rata van deze bezettingsgraad verminderd, zonder dat deze bepaling evenwel gelijktijdig met artikel 10, § 3, lid 2 van dit besluit wordt toegepast. § 4. Binnen eenzelfde vzw wordt de verdeling van de betrekkingen van het technisch personeel tussen het dagcentrum en het verblijfscentrum door de VZW bepaald en houdt rekening met hun specifieke behoeften.

Art. 38.§ 1. De begeleidingsnormen voor het medisch personeel houden rekening met de erkende capaciteit en met de specifieke begeleidingsnormen van elke gehandicapte persoon zoals bepaald in artikel 33 van dit besluit. § 2. De begeleidingsnormen voor het medisch personeel worden overeenkomstig bijlage 5 van dit besluit vastgesteld.

Ze omvatten voor een dagcentrum : a) De medisch individuele basisnorm (M IBN) Alle opgevangen personen genieten dezelfde medisch individuele basisnorm. De individuele basisnorm wordt met de erkende basiscapaciteit van het centrum vermenigvuldigd. b) De medisch complementaire individuele norm (M CIN) De medisch complementaire individuele norm wordt uitsluitend toegekend voor de opgevangen of gehuisveste personen naar rata van de in de gepersonaliseerde overeenkomst voorziene opvangfrequentie en wordt vastgesteld in functie van de door elke opgevangen gehandicapte persoon behaalde resultaten in het evaluatieschema bijgevoegd in bijlage 7 van dit besluit. Enkel de gehandicapte personen in categorie C genieten deze norm.

Ze omvatten voor een verblijfscentrum : De medisch supplementaire individuele norm (M SIN) De norm wordt enkel toegekend voor personen die overdag niet worden opgevangen : - voor volwassenen : door een dagcentrum of een centrum voor functionele revalidatie, - voor kinderen : door een dagcentrum, een dagcentrum voor schoolgaande kinderen of een centrum voor functionele revalidatie.

Art. 39.§ 1. Een nieuwe evaluatie van de specifieke begeleidingsbehoeften van een gehandicapte persoon wordt voor de kinderen om de driejaar en voor de volwassenen om de vijfjaar uitgevoerd.

Deze evaluatie kan eveneens worden uitgevoerd, hetzij op initiatief van het multidisciplinair team hetzij op verzoek van het centrum indien de toestand van de gehandicapte persoon plots mocht wijzigen.

De beslissing van het multidisciplinair team wordt geregistreerd vanaf de maand die erop volgt. § 2. De resultaten van de evaluatieschema's van de gehandicapte personen, gevalideerd door het multidisciplinair team, worden tweemaal per jaar geregistreerd. Indien op de datum van deze registraties blijkt dat de evaluaties van bepaalde gehandicapte personen nog niet konden worden gevalideerd, dan wordt de som van de bestaande resultaten evenredig omgezet in het aantal door het centrum opgevangen of gehuisveste personen.

De wijziging van de specifieke begeleidingsbehoeften van de gehandicapte personen van een centrum wordt vastgesteld op basis van het resultaat van de voor het centrum meest gunstige begeleidingsbehoeften. Binnen de beperkingen van de beschikbare begroting, heeft ze de herziening tot gevolg van de betrokken begeleidingsnormen van het centrum vanaf ]januari van het volgend jaar. In dit opzicht kan op de normverhogingen een reductiecoëfficiënt worden toegepast.

Indien de begeleidingsnorm opwaarts wordt herzien, treedt deze in werking op de eerste dag van maand die volgt op de kennisgeving, door de Administratie, van de beslissing tot herziening.

Indien de begeleidingsnorm neerwaarts wordt herzien, treedt deze in werking : - hetzij op de eerste dag die volgt op de afloop van de opzeggingsperiode van de betrokken werknemer wiens opzegging werd gegeven in de maand die volgt op de maand van de kennisgeving door de Administratie van de beslissing tot herziening; - hetzij op de dag waarop het aanhangsel bij de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemer in werking treedt dat werd meegedeeld in de loop van de maand die volgt op de maand van de kennisgeving door de Administratie van de beslissing tot herziening; - hetzij, bij ontstentenis, onmiddellijk. § 3. Indien in een centrum de herziening van de begeleidingsnormen een vermindering van het werkgelegenheidsvolume tot gevolg heeft, moet het centrum de eventuele ontslagen paritair objectiveren en de Administratie erover inlichten. Met het akkoord van het betrokken personeelslid geeft de Administratie zijn gegevens door aan de centra waarvan de nieuwe begeleidingsnormen een stijging van het werkgelegenheidsvolume tot gevolg hebben. Deze centra verbinden zich ertoe de kandidatuur van deze personeelsleden prioritair te bestuderen.

Art. 40.§ 1. De begeleidingsnormen met betrekking tot de directie, het administratief en boekhoudkundig team van de centra worden overeenkomstig bijlage 6 van dit besluit vastgesteld. § 2. Enkel de eerste betrekking WE van de directienorm wordt als directeur beschouwd, de andere betrekkingen worden als onderdirecteur beschouwd. § 3. Binnen eenzelfde vzw wordt de verdeling van de betrekkingen van de directie en van het administratief en boekhoudkundig personeel tussen het dagcentrum en het verblijfscentrum door de vzw bepaald en houdt rekening met hun specifieke behoeften.

Indien de centra zich op verschillende sites bevinden moet evenwel aan elk centrum minstens een 1/2 voltijds equivalent directie worden toegewezen.

Wanneer de directie een personeelslid delegeert om haar te vervangen, dan moet dit personeelslid houder zijn van een diploma hoger onderwijs.

Art. 41.Indien, in toepassing van artikel 10, § 3 van dit besluit, het College de erkende capaciteit van een centrum vermindert, dan treden de gewijzigde begeleidingsnormen in werking : - hetzij op de eerste dag die volgt op de afloop van de opzeggingsperiode van de betrokken werknemer(s) wiens opzegging werd gegeven in de maand die volgt op de door het College vastgestelde datum van inwerkingtreding van de wijziging van de erkenning; - hetzij op de dag waarop het aanhangsel bij de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemer(s) in werking treedt dat werd meegedeeld in de maand die volgt op de door het College specifiek vastgestelde datum van inwerkingtreding van de wijziging van de erkenning - hetzij, bij ontstentenis, onmiddellijk. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 42.Er wordt een jaarlijkse subsidie aan de centra toegekend.

Deze omvat : 1) een subsidie voor algemene kosten;2) een subsidie voor persoonlijke kosten;3) een subsidie voor het collectief vervoer van de uitsluitend in het dagcentrum verblijvende gehandicapte personen;4) een subsidie voor de opvang van het personeel bedoeld onder deel 3 van hoofdstuk 2 van dit besluit. Deze subsidies mogen niet worden gebruikt om andere kosten te dekken, dan deze waarvoor ze zijn bestemd, uitgezonderd de bepalingen bepaald in artikel 51 van dit besluit.

Art. 43.De subsidies die door de overheid worden toegekend of door organisaties die de overheid subsidieert, worden afgetrokken van de jaarlijkse subsidie voor zover deze subsidies toegekend zijn voor uitgaven die worden gedekt door de overeenkomstig dit hoofdstuk toegekende subsidie, met uitzondering van de in het kader van het vormingsverlof toegekende bedragen en van de tussenkomsten ter compensatie van het rendementsverlies van de werknemer.

Art. 44.De jaarlijkse subsidie wordt aan de centra gestort in de vorm van maandelijkse voorschotten, uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor ze wordt toegekend en wordt vereffend op basis van de in dit hoofdstuk voorziene bepalingen.

Het maandelijks voorschot houdt rekening met de toegekende erkenning, met de begeleidingsnormen waarop het centrum aanspraak kan maken en met de evolutie van het personeel in termen van aantal, kwalificatie, barema en anciënniteit.

Art. 45.§ 1. Voor 30 juni volgend op het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, dient het centrum bij de Administratie een justificatoir dossier voor de berekening van de jaarlijkse subsidie in.

Behoudens behoorlijk door het centrum gemotiveerde overmacht geeft de overschrijding van deze datum de Administratie de mogelijkheid om de voor de goedkeuring van de beslissing vastgelegde termijn waarvan melding in paragraaf 3 niet na te leven. § 2. Het dossier wordt opgemaakt overeenkomstig het door de Administratie vastgelegde model en bevat minstens volgende bewijsstukken : Wat de subsidie voor algemene kosten en de subsidie voor persoonlijke kosten betreft : - het grootboek der lasten; - de algemene balans; - de afschrijvingstabellen van de vaste activa en de giften en subsidies in kapitaal; - het aantal personen dat wordt opgevangen of gehuisvest op gemiddelde jaarbasis.

Wat het collectief vervoer betreft : - de facturen met de bewijsstukken waarin de data waarop de ritten zijn uitgevoerd, het aantal vervoerde gehandicapte personen met naam en adres, en het aantal afgelegde kilometers op globale wijze staan gepreciseerd.

Wat de subsidie voor persoonlijke kosten betreft : - de individuele rekening van alle werknemers uitgesplitst per erkenning en per functie; bij gebreke daaraan de individuele rekeningen met de samenvattende tabel van de lonen van alle werknemers uitgesplitst per erkenning en per functie; - het C 450bis -attest van de R.S.Z.; - overzicht 325 van het ministerie van financiën; - alle documenten betreffende de vakantie van de handarbeiders; - de eindafrekening van de wetsverzekering; - het attest van de verzekeringsmaatschappij met vermelding van : a) het bedrag en de aard van de aangegeven lonen, b) de lonen en vast en variabele toeslagen waarmee rekening wordt gehouden bij de berekening van de premie;c) de toegepaste percentages : beroepsrisico, de weg naar en van het werk;d) de op de premie betaalde taksen, e) voor elk arbeidsongeval dat aanleiding heeft gegeven tot een schadevergoeding, een fotokopie van de door het centrum doorgegeven aangifte, f) de afrekening van de bij schadeloosstelling gestorte vergoedingen na een arbeidsongeval. - de eindafrekening van de arbeidsgeneeskunde; - de eindafrekening voor de kosten voor de opdracht van preventieadvies; - de lijst van de personen die werkkledij kragen, de functie die ze bekleden evenals de facturen met vermelding van de aard van en het aantal uitgedeelde kleren; - de lijst van de personen die vormingsverlof krijgen met vermelding van het aantal uren; - de lijst van de personen die tussenkomsten genieten ter compensatie van hun rendementsverlies; - de lijst van de personen die d aanvullende prepensioensvergoeding genieten met vermelding van de individuele rekening van elke betrokkene; - de staat van de werkelijke aanwezigheid van de gehandicapte personen die worden opgevangen of gehuisvest, inclusief tijdens het weekend, de vakantie en op wettelijke feestdagen.

Wat de financiële bijdragen van de gehandicapte personen betreft. de door de Administratie bepaalde bewijsstukken. § 3. Als het aantal personen dat wordt opgevangen of gehuisvest op gemiddelde jaarbasis de capaciteit van de erkende basis overschrijdt, worden de financiële bijdragen die van de aan het centrum toegekende subsidie worden afgetrokken krachtens artikel 64 en artikel 70 van het decreet, verhoudingsgewijs verminderd tot de erkende basiscapaciteit. § 4. Na controle van het justificatoir dossier bepaalt de Administratie het verschil tussen de onder artikel 44 bedoelde voorschotten en het bedrag van de jaarlijkse subsidie. Het legt een voorstel van beslissing voor aan het centrum dat 6 weken de tijd heeft om zijn opmerkingen over te maken. De Administratie maakt dan het resultaat van de eindberekening binnen 6 weken over.

Art. 46.Als de Administratie vaststelt dat voor een welbepaald jaar de aan een centrum gestorte voorschotten hoger zijn dan de verschuldigde jaarlijkse subsidie, recupereert het te veel geïnde bedrag via compensatie met de voor het lopend jaar te storten voorschotten.

Als deze toestand het gevolg is van niet-naleving door het centrum van de bepaling van punt 19 van artikel 5 van dit besluit, wordt het teveel geïnde bedrag vermeerderd met de hoogste interventierente van de Nationale Bank die dat jaar geldt. De moratoire interesten zijn van rechtswege verschuldigd vanaf de datum van kennisgeving aan het centrum van het opmaken van de subsidierekening.

Deze terugvordering kan uitzonderlijk, op aanvraag van het centrum, het voorwerp zijn van voorwaarden en termijnen. De Administratie stelt dan een aanzuiveringsplan op van het te veel geïnde bedrag en legt het ter goedkeuring aan het lid van het College voor.

Art. 47.Als de Administratie vaststelt dat het door het Centrum te veel geïnde bedrag voortvloeit uit bewust verkeerde informatie of uit zware beheersfouten, maakt ze een voorstel tot opening van de procedure tot intrekking van de erkenning over het aan het lid van het College. Er wordt uitspraak gedaan over dit voorstel overeenkomstig artikel 14 van dit besluit. Afdeling 2. - Subsidie voor algemene kosten

Art. 48.§ 1. De jaarlijkse aan de centra toegekende subsidie voor algemene kosten dient om de algemene kosten te dekken voor de bezetting van gebouwen, het afschrijven van gebouwen waarvan het centrum eigenaar of erfpachter is, het afschrijven van het meubilair en het medisch en niet medisch materieel. § 2. Het maximumbedrag per jaar bedraagt voor de dagcentra euro 1.314 vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit.

Het maximumbedrag per jaar voor de verblijfscentra bedraagt euro 3.248 vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit.

In het in artikel 10, § 2 van dit besluit bepaalde geval is de erkende capaciteit waarmee voor de berekening van dit maximumbedrag rekening wordt gehouden, de erkende basiscapaciteit die wordt beoogd aan het eind van de planning ingeschreven in de door het College goedgekeurde beslissing tot erkenning. § 3. In afwijzing van lid 2 van vorige paragraaf; is de jaarlijkse subsidie die wordt toegekend voor de plaatsen de in de erkende basiscapaciteit zijn voorbehouden voor lichte opvang, voor de plaatsen voor korte verblijfsopvang en voor respijtopvang buiten de erkende basiscapaciteit, gelijk aan het verblijfsforfait bepaald in deel 7 van dit hoofdstuk.

Art. 49.§ 1. De subsidie wordt vermeerderd met de kosten van de boekhouding op voorwaarde dat de boekhoudkundige norm waarmee rekening wordt gehouden voor de subsidie voor de personeelskosten, niet volledig is opgebruikt.

In dit geval wordt het bedrag van de aanvullende subsidie beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar van het barema van boekhouder, werkgeversbijdrage inbegrepen, rekening houdend met 1 924 werkuren per jaar. § 2. De subsidie wordt vermeerderd met de kosten van het sociaal secretariaat of de kosten van door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid erkende dienstverleners inzake beheer van de lonen en salarissen en op voorwaarde dat de norm van het administratief team waarmee rekening wordt gehouden voor de subsidie voor personeelskosten niet volledig is opgebruikt.

In dit geval wordt het bedrag van de subsidie beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar van het barema van boekhouder, werkgeversbijdragen inbegrepen, rekening houdend met 1 924 werkuren per jaar. Afdeling 3. - Subsidie voor persoonlijke kosten

Art. 50.§ 1. De jaarlijkse subsidie die voor persoonlijke kosten aan de centra wordt toegekend, dient om volgende uitgaven te dekken : -verzorging; - educatie, re-educatie en specifieke activiteiten; - voeding; - linnengoed en kleding; - al dan niet begeleid vervoer van gehandicapte personen. § 2. Het maximumbedrag per jaar bedraagt voor de dagcentra euro 1.041 vermenigvuldigd met de erkende basiscapaciteit, behalve lichte opvang.

Voor de dagcentra die kinderen opvangen wordt per jaar een aanvullend bedrag van maximum euro 645 toegekend voor elk van deze kinderen.

Het maximumbedrag per jaar bedraagt voor de verblijfscentra euro 1.140 vermenigvuldigd met de erkende capaciteit, behalve lichte opvang.

Voor de verblijfscentra waarvan de gehandicapte personen niet in een dagcentrum zijn ingeschreven, wordt per jaar een aanvullend bedrag van maximum euro 768 toegekend voor elk van deze personen.

In afwijking van de bepalingen in deze paragraaf bedraagt de,forfaitaire subsidie voor de gehandicapte personen in korte of respijtopvang euro 5 per halve dag opvang en euro 15 per nacht opvang. § 3. De subsidie wordt vermeerderd met de wasserijkosten, op voorwaarde dat de norm van het technisch personeel waarmee rekening wordt gehouden voor de subsidie voor personeelskosten, niet volledig is opgebruikt.

In dit geval wordt het bedrag van de aanvullende subsidie beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van 10 jaar van het barema van arbeider, werkgeversbijdragen inbegrepen, rekening houdend met 1 924 werkuren per jaar. § 4. De subsidie wordt vermeerderd met de kosten voor het bereiden van maaltijden, op voorwaarde dat de norm van het technisch personeel waarmee rekening wordt gehouden voor de subsidie voor personeelskosten, niet volledig is opgebruikt.

In dit geval wordt het bedrag van de aanvullende subsidie beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van 10 jaar van het barema van arbeider, werkgeversbijdragen inbegrepen, rekening houdend met 1924 werkuren per jaar. § 5. De subsidie wordt vermeerderd met de kosten voor medische activiteiten, met uitzondering van alle prestaties die voorkomen in de nomenclatuur van de gezondheidsprestaties opgesteld op basis van de wetgeving betreffende de verplichte gezondheidszorgverzekering, op voorwaarde dat de norm van het medisch personeel waarmee rekening wordt gehouden voor de subsidie voor personeelskosten, niet volledig is opgebruikt.

In dit geval dekt de subsidie deze medische activiteiten binnen de grenzen van deze niet gebruikte norm en volgens onderstaande maximumuurbedragen : - euro 30,85 voor de huisdokter; - euro 40,92 voor de specialist. § 6. Het maximumbedrag van de zo berekende subsidie wordt met 4 % of 2 % verminderd al naargelang de verhouding tussen het aantal opgevangen en gehuisveste gehandicapte personen op gemiddelde jaarbasis en de erkende capaciteit respectievelijk geen 90 % of 95 % bereikt. § 7. Al naargelang voor de verblijfscentra het resultaat van de verhouding, berekend op het voorvoorlaatste jaar, tussen de som van de dagen dat de gehandicapte personen werkelijk aanwezig waren tijdens de weekends, de vakanties en op de wettelijke feestdagen en de erkende capaciteit na aftrek van het gedeelte dat is voorbehouden voor lichte opvang en vermenigvuldigd met 180 in verblijfscentra voor kinderen of met 138 in verblijfscentra voor volwassenen, een percentage bereikt tussen 20 % en 29 %, tussen 30 % en 49 %, tussen 50 % en 69 %, hetzij gelijk of groter is dan 70 %, kunnen zij voor het lopend jaar een verhoging genieten die respectievelijk op 15 %, 25 %, 30 % of 40 % van de krachtens dit artikel berekende subsidie komt te liggen. Een verblijfscentrum dat het vorige jaar niet erkend was, kan een verhoging van 15 % op zijn subsidie genieten.

Voor de toepassing van dit lid loopt het weekend van vrijdag 19 uur tot maandag 7 uur en loopt een feestdag van 19 uur de vorige dag tot 's anderendaags 7 uur. Onder afwezigheidsdag verstaat men elke afwezigheid van 24 opeenvolgende uren. Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen voor deel 2 en 3

Art. 51.§ 1. De aanvaardbare kosten die de subsidies kunnen rechtvaardigen, worden vermeld in bijlage 2 van dit besluit. § 2. De aanvaardbare kosten wat de subsidies voor persoonlijke kosten en voor algemene kosten betreft, kunnen een of « andere subsidie rechtvaardigen, voor zover 25 % van het bedrag van deze subsidies persoonlijke kosten rechtvaardigen.

Art. 52.Als het College overeenkomstig artikel 10, lid 2 van dit besluit de erkende basiscapaciteit van een centrum vermindert, worden de maximumbedragen van de subsidies aangepast op de datum van de door het College bepaalde wijziging van de erkenning. Afdeling 5. - Subsidie inzake vervoerskosten

Art. 53.Er wordt een jaarlijkse subsidie inzake collectieve vervoerskosten, vastgesteld op maximum euro 1,09 (excl. BTW) per kilometer of maximum euro 3,07 (excl. BTW) per kilometer voor een aangepast voertuig aan de dagcentra toegekend. Afdeling 6. - Subsidie voor de opvang van het personeel

Art. 54.Elke subsidie voor personeelskosten dekt de kosten van die aard zonder dat deze ooit de begeleidingsnormen bepaald in deel 3 van hoofdstuk II van dit besluit kunnen overtreffen, ongeacht de omstandigheden.

Art. 55.De subsidie voor personeelskosten van het erkend team wordt berekend op basis van de in bijlage I NM van het besluit NM vastgelegde barema's en omvat in bijlage V NM van het besluit NM de vastgelegde werkgeversbijdragen en andere voordelen op basis van de in bijlage IV NM van het besluit NM vastgelegde anciënniteit. De baremaschalen die met elke functie overeenstemmen, worden bepaald in bijlage II NM van het besluit NM. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden tot deze functies zijn in bijlage III NM van het besluit NM bepaald.

Deze subsidie wordt met maximum één percent opgetrokken om de gerechtvaardigde kosten voor de opleiding en de supervisie van het gesubsidieerde personeel te dekken.

Art. 56.Als een centrum de in artikel 5, punt 19, lid 1 van dit besluit bepaalde termijn niet in acht neemt, krijgt het een aanmaning overeenkomstig artikel 13 van dit besluit.

Art. 57.§ 1. Wat het medisch personeel betreft, houdt de subsidie rekening met : - de activiteiten van de artsen die een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten met een vzw waarvan minstens één centrum afhangt;

De activiteiten van de artsen die zijn aangeworven met een arbeidsovereenkomst voor 1 januari 2003.

Het medische personeel dat in dienst treedt vanaf 1 januari 2003, wordt gesubsidieerd op basis van een VTE waarvan de wekelijkse arbeidstijd is vastgelegd op 37 uur. § 2. Wat de eventuele ontslagen betreft na toepassing van de bepalingen van artikel 39 van dit besluit, houdt de subsidie rekening met de kost ervan zonder een duur van zes maanden te overschrijden, behoudens afwijking toegekend door het Lid van het College en gerechtvaardigd door de naleving van de sociale wetgeving inzake de duur van de vooropzeg. Afdeling 7. - Financiële bijdrage

Art. 58.De financiële bijdrage van de opgevangen of gehuisveste gehandicapte persoon vertegenwoordigt zijn deelname in zijn educatieve en re-educatieve opvang evenals in de globale werking van het centrum.

Het centrum int het bedrag van de financiële bijdrage bij de gehandicapte persoon met inachtneming van de in dit deel bepaalde tarieven, kortingen en modaliteiten.

Art. 59.§ 1. Het dagcentrum int bij de gehandicapte persoon een maandelijkse financiële bijdrage die als volgt is vastgesteld : - voor zijn opvang door het centrum a) wanneer de persoon jonger is dan 21 jaar : euro 84;b) wanneer de persoon 21 jaar of ouder is : euro 164. - voor de vervoerskosten : Indien daar reden toe is een forfait, uitsluitend voor personen die ouder zijn dan 21 jaar, die als volgt is vastgesteld : a) binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : euro 42;b) buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : euro 60. § 2. De financiële bijdrage wordt volgens de in persoonlijke overeenkomst vermelde wekelijkse aanwezigheid, met een tiende verminderd naar rata van de voorzien halve afwezigheidsdagen.

Art. 60.§ 1. De in artikel 59 bepaalde bedragen worden verminderd om rekening te houden met het aantal werkdagen van afwezigheid in de volgende maand : a) afwezigheidsdagen gerechtvaardigd door de begunstigde of diens ouders naar rata van maximum 12 werkdagen per jaar, b) afwezigheidsdagen gerechtvaardigd door een medisch attest, c) afwezigheidsdagen gerechtvaardigd door een hospitalisatieattest, d) afwezigheidsdagen gerechtvaardigd door een rechterlijke beslissing tot plaatsing, e) afwezigheidsdagen gerechtvaardigd zoals opgesomd in artikel 29 en artikel 30 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidovereenkomsten zoals gewijzigd, met een maximum van 10 werkdagen, f) afwezigheidsdagen voor vakantie naar rata van 24 werkdagen per jaar voor volwassenen die niet naar school gaan en naar rata van de schoolvakanties voor de anderen, g) afwezigheidsdagen gerechtvaardigd door een collectief evenement waardoor het onmogelijk is om zich naar het centrum te begeven mits de instemming van de Administratie, h) afwezigheidsdagen in de maand waarin de overeenkomst voor persoonlijke prestaties begint of afloopt, i) sluitingsdagen van het centrum die het gevolg zijn van de overdracht van een wettelijke feestdag, j) pedagogische dagen voorzien in het collectief project van het centrum, volgens volgende formule : A - 90 % van(A x B)/C *waarin A = de in artikel 59 bepaalde financiële bijdrage, B = het aantal werkdagen van afwezigheid in de maand zoals gepreciseerd in dit artikel, C = het aantal werkdagen van de betrokken maand. § 2. De gehandicapte persoon die minder dan 21 jaar oud is, krijgt op het bedrag berekend in § 1 een korting van 50 % gedurende een bepaald jaar, als het globaal belastbaar inkomen van het gezin minus de vrijgestelde quotiteiten en vermeerderd met een eventueel belastbaar inkomen dat duidelijk is vermeld op het aanslagbiljet van zijn gezin met betrekking tot het voorvoorlaatste jaar, lager is dan euro 9.000.

De gehandicapte persoon heeft geen recht op een korting, als de titularis van de in beschouwing genomen inkomens eigenaar is van onroerende goederen die niet als persoonlijke woning worden gebruikt of enig ander onroerend goed dat voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt. § 3. De gehandicapte persoon van 21 jaar of ouder krijgt op het in § 1 verkregen bedrag een korting van 50 %, als zijn maandelijks inkomen lager is dan euro 750, na aftrek van eventuele alimentatie, medische, paramedische en apothekerskosten gerechtvaardigd door een medisch voorschrift en opgenomen in de federale nomenclatuur van de gezondheidszorg, voor zover deze betrekking hebben op prestaties die zijn verricht gedurende een periode dat de gehandicapte persoon werkelijk aanwezig was in het centrum, van kosten voor goederenbeheerders en van de huren of terugbetalingen van hypothecaire leningen. § 4. In afwijking van artikel 59 en artikel 60, paragraaf 1 t.e.m. van dit besluit ligt de financiële bijdrage van de gehandicapte personen in korte verblijfsopvang of respijtopvang vast op euro 5 per halve dag opvang.

Art. 61.Het verblijfscentrum int bij de gehandicapte persoon een financiële bijdrage die als volgt wordt vastgesteld : § 1. Voor een gehandicapte persoon die uitsluitend kinderbijslag of gegarandeerde gezinsprestaties ontvangt, is de financiële bijdrage per maand opvang verschuldigd en stemt deze overeen met 2/3 van de ontvangen toelagen vermeerderd met de leeftijdstoeslagen en eventueel uit hoofde van het bestaan van een handicap. Wordt gelijkgesteld, de gehandicapte persoon die door zijn status recht op kinderbijslag zou hebben, maar er geen niet krijgt.

Als het gaat om een wees, het kind van een invalide werknemer, het kind van een gepensioneerde of van een persoon die al meer dan 6 maanden werkloos is, dan is de financiële bijdrage dezelfde als de bijdrage die hij zou krijgen, als hij niet tot een van deze categorieën zou behoren. § 2. Voor een gehandicapte niet schoolgaande persoon vanaf 21 jaar wordt de financiële bijdrage op euro 800 per maand opvang vastgesteld.

Worden gelijkgesteld de gehandicapte persoon die jonger is dan 21 jaar die door zijn status geen recht heeft op kinderbijslag, evenals de gehandicapte schoolgaande persoon van 21 jaar of ouder, die over een extra inkomen beschikt.

Art. 62.§ 1. De in artikel 61 bepaalde bedragen worden verminderd om rekening te houden met het aantal afwezigheidsdagen van de volgende maand : a) afwezigheidsdagen gerechtvaardigd door de begunstigde of diens ouders naar rata van maximum 12 dagen per jaar, b) afwezigheidsdagen gerechtvaardigd door een medisch attest, c) afwezigheidsdagen gerechtvaardigd door een hospitalisatieattest, d) afwezigheidsdagen gerechtvaardigd door een rechterlijke beslissing tot plaatsing, e) afwezigheidsdagen gerechtvaardigd zoals opgesomd in artikel 29 en artikel 30 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidovereenkomsten zoals gewijzigd, met een maximum van 10 dagen, f) afwezigheidsdagen gerechtvaardigd door een collectief evenement waardoor het onmogelijk is om zich naar het centrum te begeven mits de instemming van de Administratie, g) afwezigheidsdagen in de maand waarin de overeenkomst voor persoonlijke prestaties begint of afloopt, h) afwezigheidsdagen tijdens de weekends en op feestdagen, het weekend loopt van vrijdag 19 uur tot maandag 7 uur en een feestdag loopt van 19 uur de vorige dag tot 's anderendaags 7 uur;i) afwezigheidsdagen tijdens de schoolvakanties voor de gehandicapte persoon die jonger is dan 21 jaar of ouder dan 21 jaar en schoolgaand;j) afwezigheidsdagen voor vakantie van de niet schoolgaande gehandicapte persoon vanaf 21 jaar naar rata van maximum 24 werkdagen per jaar;k) sluitingsdagen van het centrum die het gevolg zijn van de overdracht van een wettelijke feestdag, volgens volgende formule : A - 90 % de (A x B)/C waarin : A = de in artikel 61 bepaalde financiële bijdrage, B = het aantal afwezigheidsdagen van de maand zoals gepreciseerd in dit artikel, C = het aantal dagen van de betrokken maand. Onder afwezigheidsdag verstaat men elke afwezigheid van 24 opeenvolgende uren. § 2. De gehandicapte persoon die kinderbijslag ontvangt, krijgt op het bedrag berekend in § 1 een korting van 50 % gedurende een bepaald jaar, als het globaal belastbaar inkomen van het gezin minus de vrijgestelde quotiteiten en vermeerderd met een eventueel belastbaar inkomen dat duidelijk is vermeld op het aanslagbiljet van zijn gezin met betrekking tot het voorvoorlaatste jaar, lager is dan 9000 euro .

De gehandicapte persoon heeft geen recht op een korting, als de titularis van de in beschouwing genomen inkomens eigenaar is van onroerende goederen die niet als persoonlijke woning worden gebruikt of enig ander onroerend goed dat voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt. § 3. Voor de niet schoolgaande gehandicapte persoon van 21 jaar en ouder, wordt het in § 1 berekende bedrag verminderd tot het bedrag dat verkregen wordt door het verschil te maken tussen de maandelijkse inkomsten en de som van eventuele alimentatie, medische, paramedische en farmaceutische kosten gerechtvaardigd door een medisch voorschrift en opgenomen in de federale nomenclatuur van de gezondheidszorg, voor zover deze betrekking hebben op prestaties die zijn verricht gedurende een periode dat de gehandicapte persoon werkelijk aanwezig was in het centrum, van kosten voor goederenbeheerders en de financiële bijdragen die verschuldigd zijn omwille van zijn inschrijving in een ander centrum of bij een andere erkende dienst die door een overheid wordt gesubsidieerd in het kader van bijstand aan gehandicapte personen.

Er blijft een minimumbedrag van euro 146 per maand ter beschikking van de gehandicapte persoon. Voor werknemers wordt dit bedrag vastgelegd op een derde van het nettomaandloon, zonder evenwel lager dan euro 191 te zijn. § 4. In afwijking van artikel 61 en artikel 62, paragraaf t.e.m. 3 van dit besluit, stemt de financiële bijdrage van de gehandicapte personen in lichte opvang in een autonome leefruimte overeen met een verblijfsforfait waarin de huur en de lasten met betrekking tot het gebouw, de inrichting en de uitrusting ervan, waarvan het bedrag door het centrum wordt bepaald en wordt doorgegeven aan de Administratie, waaraan, indien daar reden toe is, persoonlijke kosten worden toegevoegd, overeenkomstig de persoonlijke overeenkomst zijn inbegrepen.

Dit verblijfsforfait kan niet hoger zin dan 150 % van de werkelijke kost die het centrum op zich neemt. Het kan niet meer dan de helft van de inkomens/inkomsten van de la gehandicapte persoon vertegenwoordigen. § 5. In afwijking van artikel 61 en 62 paragraaf 1 tot 3 van dit besluit ligt de financiële bijdrage van de gehandicapte personen in korte verblijfsopvang of respijtopvang vast op euro 5 per halve dag opvang en op euro 15 per nacht opvang. Deze bedragen worden respectievelijk verminderd met euro 1 en euro 3 voor gehandicapte personen jonger dan 21 jaar.

Art. 63.Voor de gehandicapte persoon die zowel wordt opgevangen in een dagcentrum als in verblijfscentrum die door de Franse Gemeenschapscommissie of door een andere overheid zijn erkend, is het forfait in een door de Franse Gemeenschapscommissie erkend dagcentrum vastgelegd op euro 0.

Art. 64.§ 1. Voor een in artikel 60, § 2 en 62, § 2 van dit besluit bedoelde gehandicapte persoon geldt dat als zijn gezin een nieuw aanslagbiljet ontvangt, dit onmiddellijk aan het centrum moet worden overgemaakt voor een eventuele herziening van de financiële bijdrage voor een volledig kalenderjaar. § 2. Bij wijze van uitzondering voor de in artikel 60, § 2 en 62, § 2 van dit besluit bedoelde gehandicapte personen en indien wordt vastgesteld dat de financiële bijdrage van een gehandicapte persoon niet kan worden bepaald ingevolge een wijziging van zijn fiscale toestand, zoals de beschikbare inkomsten van het gezin, geeft dit duidelijk recht op een vermindering van de financiële bijdrage en wordt deze laatste toegekend. Deze vermindering wordt niet meer toegekend, van zodra de reden die er aanleiding toe gaf, niet langer bestaat. § 3. Als er achterstallige inkomsten worden gestort, zal de financiële bijdrage van een gehandicapte persoon worden gecorrigeerd met terugwerkende kracht voor de betrokken periode en naar rata van de aanwezigheid in het centrum. § 4. De centra maken aan de gehandicapte persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger maandelijks een afrekening van zijn financiële bijdrage over, die overeenstemt met de opvang en de afwezigheden van de vorige maand.

Voor niet schoolgaande gehandicapte personen van 21 jaar en ouder die in een verblijfscentrum zijn opgenomen, bevat deze afrekening al naargelang de persoonlijke situatie bovendien : a) elke maand : de geïnde inkomsten, de verschuldigde alimentatie, de huren, de afbetalingen van hypothecaire leningen, de andere financiële bijdragen van de gehuisveste persoon en het zakgeld, b) eenmaal per kwartaal : de medische, paramedische en farmaceutische kosten;c) eenmaal per jaar : de kosten voor goederenbeheerders, overeenkomstig de bepalingen van artikel 60, § 3 en artikel 62, § 3 van dit besluit. § 5. De bewijsstukken van de afrekeningen worden in het centrum in het persoonlijk dossier van elke gehandicapte persoon bewaard.

Art. 65.§ 1. Er kan geen bijkomende financiële bijdrage worden gevraagd om de kosten voor personeel, werking en opvang of voor activiteiten van de begunstigden te dekken. § 2. In een verblijfscentrum kan een bijkomende financiële bijdrage worden gevraagd, voor zover deze niet het voorwerp is van een wettelijke of verordenende tussenkomst : a) het deel van de kosten voor gezondheidszorg en prothesen dat voor rekening blijft van de persoon;b) specifieke kosten die verband houden met incontinentie;c) kosten voor technische bijstand;d) het deel van de farmaceutische kosten die niet door een tussenkomst van de Franse Gemeenschapscommissie zijn gedekt en na aftrek van de tussenkomst van de verzekeringsinstelling;e) de kosten voor de aankoop van kleren en schoenen, inclusief de herstellingen;f) toiletbenodigdheden;g) externe toilet- en verzorgingskosten. § 3. In een dagcentrum kunnen kan een bijkomende financiële bijdrage worden gevraagd, voor zover deze niet het voorwerp is van een wettelijke of verordenende tussenkomst : a) het deel van de kosten voor gezondheidszorg en prothesen dat voor rekening blijft van de persoon;b) specifieke kosten die verband houden met incontinentie;c) kosten voor technische bijstand;d) het deel van de farmaceutische kosten die niet door een tussenkomst van de Franse Gemeenschapscommissie zijn gedekt en na aftrek van de tussenkomst van de verzekeringsinstelling.

Art. 66.In een centrum kunnen boven op de financiële bijdrage en overeenkomstig de modaliteiten voorzien in de overeenkomst voor gepersonaliseerde prestaties, de kosten worden gevorderd die voor en op vraag van de opgevangen of gehuisveste persoon zijn gemaakt voor comfort, ontplooiingsmogelijkheden en vrije tijd die geen deel uitmaken van hun collectief project. HOOFDSTUK IV. - Het beheer van de goederen van de gehandicapte persoon in een verblijfscentrum

Art. 67.Elke som geld waarover de gehandicapte persoon voor zijn lopende uitgaven en eventueel voor de onder artikel 65, § 2 en artikel 66 van dit besluit voorziene uitgaven beschikt, moet vermeld staan op een individuele boekhoudkundige fiche, waarvan het model door de Administratie wordt vastgelegd.

In voorkomend geval wordt een attest van opening van een individuele rekening bij en bankinstelling bij deze boekhoudkundige fiche gevoegd.

Elke verrichting in het kader van het beheer van de uitgaven bedoeld in lid 1 wordt binnen acht dagen op de boekhoudkundige fiche vermeld.

Als de gehandicapte persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger hierom verzoekt, wordt binnen acht dagen een overzicht van zijn persoonlijke boekhouding overgemaakt.

De jaarlijkse afrekening wordt automatisch aan het eind van het kalenderjaar of bij vertrek van de gehandicapte persoon aan de gehandicapte persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger overgemaakt.

Art. 68.Het is eenieder die rechtsreeks of onrechtstreeks een mandaat bekleedt of een functie uitoefent in een centrum, verboden om : - de goederen van de gehandicapte personen te beheren, behalve in naleving van de in artikel 65 en artikel 66 van dit besluit opgesomde bepalingen en onverminderd de wetgevingen inzake de bescherming van de goederen van gehandicapte personen; - over te gaan tot patrimoniumvermenging.

Art. 69.De individuele boekhoudkundige fiche evenals de documenten betreffende de door het centrum overeenkomstig artikel 67 geopende individuele rekeningen worden ter beschikking gehouden van de Administratie die ze te allen tijde kan controleren.

Art. 70.De met de controle belaste ambtenaar van de Administratie mag geen familie of warwant zijn tot in de vierde graad en evenmin van een beheerder, een personeelslid van deze centra of van een in een van deze centra opgevangen gehandicapte persoon. HOOFDSTUK V. - Voorrangsovereenkomsten

Art. 71.In het kader van de open plaatsen buiten de erkende basiscapaciteit van een centrum maar binnen de maximumcapaciteit van een centrum is de opvang van gehandicapte personen wier behoeften door het multidisciplinair team worden beoordeeld het voorwerp van een specifieke forfaitaire financiering die aan het centrum wordt toegekend en wordt gepreciseerd in een zogenaamde « voorrangsovereenkomst » waarvan model in bijlage 8 van dit besluit.

De voorrangsovereenkomst wordt gesloten tussen het centrum en de Franse Gemeenschapscommissie. Het bestaan ervan wijzigt de erkenning die door het College aan het centrum is toegekend, niet. Ze eindigt automatisch bij het vertrek van de gehandicapte persoon.

Art. 72.Om eventueel van een voorrangsovereenkomst te kunnen genieten, moet de aanvraag van de gehandicapte persoon voldoen aan volgende criteria : * de hoogdringendheid van de opvang of de huisvestiging gezien het belang van de follow-up en de zorgen die de lichamelijke, geestelijke en psychische toestand van de gehandicapte persoon vereist; * rechtvaardiging van een van volgende sociale redenen : - de voornaamste gezinsondersteuning is niet meer tegen zin taak opgewassen; - de huidige toestand vormt een gevaar voor de integriteit van de gehandicapte persoon of derden; - de opvang van de gehandicapte persoon is verscheidene malen uitgesloten of geweigerd.

Bij weigering van het voordeel van deze voorrangsovereenkomst vraagt de gehandicapte persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger binnen één maand nadat hij in kennis is gesteld van de betwiste beslissing per aangetekende brief bij de Administratie een nieuw onderzoek aan.

De aanvraag tot een nieuw onderzoek bevat nauwkeurig de beslissing die wordt beslist en de elementen op basis waarvan het nieuw onderzoek wordt aangevraagd. De Administratie zendt binnen tien werkdagen nadat zij de aanvraag tot een nieuw onderzoek heeft ontvangen, een ontvangstbewijs, en preciseert in voorkomend geval de ontbrekende elementen en verzoekt de verzoeker om zijn aanvraag binnen de maand te vervolledigen.

De aanvraag wordt binnen zes werkdagen ter beslissing aan een Heronderzoekscommissie voorgelegd. Deze commissie bestaat uit : 1° twee leden van het multidisciplinair team dat de betwiste beslissing heeft genomen;2° vier leden van de afdeling « gehandicapte personen » van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor bijstand aan personen en gezondheid (Conseil consultatif bruxellois francophone pour l'aide aux personnes et de la santé) door haar aangesteld;3° een voorzitter aangesteld door het lid van het College. Het huishoudelijk reglement van de Commissie wordt door het lid van het College goedgekeurd.

Op zijn verzoek wordt de gehandicapte persoon, diens wettelijke vertegenwoordiger of enige persoon die hij te dien einde aanstelt, gehoord door de Heronderzoekscommissie.

De Heronderzoekscommissie doet binnen zestig dagen na de aanhangigmaking uitspraak bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is de stem van de Voorzitter doorslaggevend.

De beslissing van de Commissie wordt door de Administratie aan de gehandicapte persoon bekendgemaakt.

Art. 73.De bepalingen van artikel 17 tot artikel 20 van dit besluit zijn van toepassing op de gehandicapte persoon die in het kader van een voorrangsovereenkomst wordt opgevangen.

Art. 74.De forfaitaire financiering die in het kader van een voorrangsovereenkomst aan een centrum wordt toegekend, is bedoeld om de extra kosten van welke aard ook te dekken, die te maken hebben met de opvang van de gehandicapte persoon, wiens gegevens in de voorrangsovereenkomst staan vermeld.

Op jaarbasis is deze financiering gelijk aan maximum de gemiddelde kost van een plaats in het betrokken centrum, zoals bepaald krachtens artikel 45, § 3 van dit besluit voor het laatste afgesloten jaar.

De financiële bijdrage van de gehandicapte persoon wordt bepaald krachtens de bepalingen van deel 7 van hoofdstuk 3 van dit besluit.

Art. 75.De voorrangsovereenkomsten zijn ten laste van een specifieke basistoelage die verschilt van die van de verblijfscentra en de dagcentra binnen het budget van de Brusselse Franstalige Dienst voor gehandicapte personen (Service bruxellois francophone des Personnes handicapées). HOOFDSTUK VI. - Opheffingsbepalingen

Art. 76.Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 25 april 2002 betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra en de verblijfscentra voor gehandicapten, zoals gewijzigd, wordt opgeheven.

Art. 77.Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 28 november 2002 betreffende de begeleidingsnormen in de dagcentra en de verblijfscentra voor gehandicapten, zoals gewijzigd, wordt opgeheven, met uitzondering van artikel 11 tot artikel 13. HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen

Art. 78.De op 31 december 2003 bestaande architecturale normen blijven van toepassing op elk centrum zolang er, na zijn subsidieaanvraag bij de infrastructuur, geen gunstige beslissing is genomen in zin voordeel om zich aan de bepalingen voorzien in artikel 21 tot artikel 30 van dit besluit aan te passen.

Art. 79.In afwijking van artikel 39, § 2 van dit besluit zijn de begeleidingsnormen van toepassing van 1 januari 2007 tot 31 december 2007 op het personeel van het psychologisch, educatief, reeducatief en sociaal team, het personeel van het technisch team en het medisch personeel in bijlage 9 van dit besluit toegevoegd.

Art. 80.In afwijking van artikel 6, punt 8 van dit besluit, is er slechts een nieuw verslag van de gewestelijke brandweerdienst dat voldoet aan deze bepaling vereist, als het centrum een wijziging of een verlening van de erkenning indient. HOOFDSTUK VIII. - Wijzigingsbepalingen

Art. 81.In paragraaf 3 van artikel 14 van het besluit van het College van 25 februari 2000 houdende de individuele bepalingen voor de sociale integratie van gehandicapte personen en hun inschakeling in het arbeidsproces, zoals gewijzigd, worden na de woorden « dagcentrum voor schoolgaande kinderen », volgende woorden toegevoegd : « met uitzondering van een aanvraag voor een kort verblijf of respijtverblijf in een dagcentrum of verblijfscentrum ».

Art. 82.Lid 2 van artikel 73 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met volgende worden : « behalve als het gaat om een aanvraag voor een kort verblijf of respijtverblijf in een dagcentrum of verblijfscentrum.

Art. 83.Lid 2 van artikel 78 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met volgende worden : « behalve als het gaat om een aanvraag voor een kort verblijf of respijtverblijf in een dagcentrum of verblijfscentrum »

Art. 84.Paragraaf 2 van artikel 38 van het besluit van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 2002 betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra voor schoolgaande kinderen, zoals gewijzigd, wordt vervangen dor volgende bepalingen : « Het maximumbedrag per jaar voor de centra is gelijk aan euro 1.820 vermenigvuldigd met de erkende capaciteit. In de centra die kinderen opvangen die niet in een verblijfscentrum zijn opgenomen, wordt een aanvullend bedrag van maximum euro 254 per jaar toegekend voor elk van hen ». HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen

Art. 85.De in artikelen 48, 50, 53, 59, 60, 61 en 62 vermelde bedragen zijn herzienbaar en gekoppeld aan de referentiegezondheidsindex van december 2001.

Vanaf 1 januari 2003 worden ze jaarlijks aangepast op 1 januari, rekening houdend met het indexcijfer der consumptieprijzen bedoeld in hoofdstuk 11 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 houdende uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna gezondheidsindex genoemd, volgens de formule : Basisbedrag x gezondheidsindex van december van het vorige jaar/Gezondheidsindex van december 2001

Art. 86.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007.

Art. 87.Het lid van het College belast met gehandicaptenbeleid wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 21 september 2006.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : De Voorzitter van het College, B. CEREXHE Het Lid van het College belast met Bijstand aan Gehandicapte personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

Bijlage 1 bij het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de subsidies aan de dagcentra en de verblijfscentra die erkend zijn door de Franse Gemeenschapscommissie ELEMENTEN VAN HET COLLECTIEF PROJECT VAN DE DAGCENTRA EN DE VERBLIJFSCENTRA 1. Algemene doelstellingen van het centrum 2.Kenmerken van het project 2.1. Algemene voorstelling van het centrum - Type van erkenning van het centrum - Met het centrum verbonden eenheden (aanwezigheid van een school, een kinderdagverblijf, enz.) - Finaliteiten van het collectief project - Filosofische opties van het centrum - Ethisch kader van de actie (handvest) - Theoretische referenties 2.2. Opgevangen populaties Kenmerken (met betrekking tot de handicap, medische, sociale, geografische, betreffende het aantal, de leeftijd, het geslacht) Niveau van autonomie 2.3. Algemene organisatie 2.3.1. Opname - Opnamecriteria en -procedure - Criteria en maatregelen inzake heroriëntatie of uitsluiting 2.3.2. Opvang Interdisciplinaire coordinatie van de opvang (bestaan van een referent die zorgt voor de follow-up van het project, enz.) - Samenwerking, overleg, coordinatie en evaluatie in het centrum : tussen en met de gehandicapte personen : voorziene overlegwijze, ritme, beheer van de vergaderingen; met de familie : samenwerkingswijze, doelstellingen, ritme, interveniënten die de contacten verzorgen, partnership met de families (ondersteuning, familiale begeleiding of bemiddeling); tussen werknemers : verschillende types van vergaderingen, ritme, doel, interveniënt; met de buitenwereld : partners, interveniënten die de contacten verzorgen.

Bepalen en organiseren van de paramedische opvang : criteria, logica, procedure, evaluatie.

Modaliteiten voor de spreiding van de gehandicapte personen over de groepen of leefeenheden (criteria, logica, procedure voor de herziening van de spreiding). 2.4. Uitwerking van het individueel project en evaluatie Modaliteiten voor de evaluatie van de bevoegdheden en de behoeften van elke gehandicapte persoon rekening houdend met zijn levensproject Bepalen van de doelstellingen, uitwerken en aanpassen van een gepersonaliseerde overeenkomst - Modaliteiten voor de evaluatie van de gekozen strategieën en de gebruikte instrumenten - Modaliteiten voor de uitwerking van het individueel project (follow-up van de acties, partners, verantwoordelijkheden, termijnen, concreet voor de persoon en zijn gezin voorbehouden plaats, prioritair betrokken interveniënten) 2.5. Comfortfactoren - Eventuele sluitingsperiode (datum/data, permanentie, alternatieve opvangoplossing) - Organiseren van de opvang van de gehandicapte persoon en diens gezin (telefonisch onthaal, onthaal ter plaatse, aantal en organiseren van de maaltijden, kwaliteit en kwantiteit van de maaltijden, afwisseling in de menu's, voedingswaarde en inachtneming van de diëten, aanverwante diensten, vervoerwijze, enz.) 2.6. Relatienetwerk - Bij de actie van het centrum betrokken partners - Stille vennoten, beleidsbepalers, aanverwante organisaties - Wachttijden, onderlinge communicatiewijzen, enz. - Wijze waarop de persoonlijke relaties van de gehandicapte personen met hun omgeving worden georganiseerd - Plaatsen waar de opgevangen personen hun autonomie uitoefenen (verscheidene winkels, gespecialiseerde diensten die in lijn met het project werken, sportactiviteiten, culturele activiteiten, vrije tijd en vakantie) 2.7. Personeel - Functioneel en hiërarchisch organigram - Bepaling van de rol van de verschillende categorieën interveniënten - Verdeling van de functies onder de leden van het psychologisch, educatief, reeducatief en sociaal team - Opleidingen : doelstellingen 2.8. Vestiging 2.8.1. Ligging van het centrum - Aanwezigheid van een park, tuinen, aanverwante infrastructuren (zwembad, gymnastiekzaal, verscheidene activiteitenhallen, enz.) - Toegang tot openbaar vervoer - Toegang tot een extern infrastructurennet (gymnastiekzaal, zwembad, enz.); omgekeerd, onthaal van personen die van buiten het centrum komen 2.8.2. Infrastructuur van het centrum - Samenhang ten opzichte van de doelgroep en zijn evolutie (lokalen voor bijzondere activiteiten) 2.9. Gebruik van gespecialiseerd materieel - Gebruik van informatica en nagestreefde doelstellingen - Gebruik van aangepast collectief of individueel materieel - Gebruik van voertuigen (bus al dan niet met aanpassing, enz.) Opmerking : De vetgedrukte bepalingen zijn verplicht.

Gezien om bij het besluit van 21 september 2006 te worden gevoegd.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : De Voorzitter van het College, B. CEREXHE Het Lid van het College belast met Bijstand aan Gehandicapte personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

Bijlage 2 bij het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra.

TOEGELATEN KOSTEN TER VERANTWOORDING VAN DE SUBSIDIE VOOR ALGEMENE KOSTEN EN DE SUBSIDIE VOOR PERSOONLIJKE KOSTEN VAN DE DAGCENTRA (DC) EN DE VERBLIJFSCENTRA (VC).)

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

SUBSIDIE VOOR ALGEMENE KOSTEN 1. Zorgen Aankoop van farmaceutische goederen - courante producten Aankoop van klein verzorgingsmateriaal 2.Voeding Aankoop van klein keukenmateriaal 3. Linnengoed Aankoop van linnengoed Externe diensten voor herstelling van beddengoed 4.Beheerskosten personeel Abonnementen op vakbladen en documentatie Wervingskosten Sociaal secretariaat 5. Huur en servicekosten Huur gebouwen Erfpacht Huurlasten gebouw Huur materieel en uitrusting 6.Energie Huisbrandolie Elektriciteit Gas Water 7. Onderhoud en herstellingen 7.1. Terreinen en bouwwerken Reiniging Onderhoud en externe herstellingen aan de gebouwen Onderhoud en herstellingen in de gebouwen Onderhoud tuinen 7.2. Installaties Onderhoud en herstellingen technische installaties Onderhoud en herstellingen keukeninstallaties en -uitrustingen Onderhoud en herstellingen washokinstallaties en -uitrustingen Onderhoud en herstellingen niet medische of paramedische uitrustingen Onderhoud en herstellingen medische en paramedische uitrustingen Onderhoud en herstellingen onderhoudsmaterieel en -gereedschap Verplichte controles door derden 7.3. Meubilair en rollend materieel Onderhoud en herstellingen meubilair Onderhoud en herstellingen kantoormateriaal Onderhoud en herstellingen computermateriaal Onderhoud en herstellingen rollend materieel 8. Verzekeringen Verzekeringen en burgerlijke aansprakelijkheid gehandicapte personen en personeel Diefstal-, brand- en schadeverzekering Verzekering auto's en voertuigen van de instelling Allriskverzekering opdrachten Andere verzekeringen 9.Vervoer, verplaatsingen Brandstof voor dienstvoertuigen Huur dienstvoertuigen Opdrachten 10. Andere algemene beheerskosten Kantoorbenodigdheden Computerbenodigdheden Telefoon, fax Postkosten Internet Vergaderkosten raden en zittingen Representatiekosten Externe computerdiensten (andere dan onderhoud en herstellingen) Erelonen externe boekhouders Erelonen revisor Erelonen advocaten en notarissen Erelonen Preventieadviseur Andere erelonen Reclame, advertenties en inlassingen Kosten om lid te worden van verschillende instellingen (beperkt tot 1.900,00 euro) 11. Afschrijvingen Afschrijvingen op kosten eerste vestiging Dotatie aan de afschrijvingen op immateriële activa Dotatie aan de afschrijvingen op bouwwerken Dotatie aan de afschrijvingen op installaties Dotatie aan de afschrijvingen op meubilair en rollend materieel Dotatie aan de afschrijvingen op verhuurde activa, financieringen en aanverwante rechten Dotatie aan de afschrijvingen op andere materiële activa 12.Andere exploitatiekosten Ontroerende voorheffing Belasting op het patrimonium van de VZW's Verkeersbelasting Kijk- en luistergeld Lokale belastingen (huisvuil, rioleringen, enz.) 13. Financiële lasten Financiële lasten op huurkoopschulden - financiering en aanverwanten Financiële lasten op langetermijnschulden Interesten op leningen wegens vertraging in de subsidiëring Financiële lasten op kortetermijnschulden Bankkosten 14.Lasten op vroegere boekjaren Inhaling op vroegere boekjaren Diverse diensten en goederen Vergoeding sociale lasten en pensioenen Afschrijvingen Andere exploitatiekosten Financiële lasten Gezien om bij het besluit van 21 september 2006 te worden gevoegd.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : De Voorzitter van het College, B. CEREXHE Het Lid van het College belast met Bijstand aan Gehandicapte Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

Bijlage 3 bij het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra.

BEGELEIDINGSNORMEN VOOR HET PERSONEEL VAN HET PSYCHOLOGISCH, EDUCATIEF,RE-EDUCATIEF EN SOCIAAL TEAM a) Individuele basisnorm (IBN)

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

De individuele basisnorm van een persoon in crisisopvang in een verblijfscentrum is gelijk aan de IBN in bovenstaande tabel vermenigvuldigd met 1, 3.b) Supplementaire individuele norm (SIN)

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

c) Individuele vakantienorm (IVN) in verblijfscentrum

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

d) Individuele verouderingsnorm (IVRN) Educatieve, psychologische en sociale prestaties in een verblijfscentrum voor volwassenen : 0,22 WE per gehandicapte persoon voor de eerste 3 gehandicapte personen die in een centrum de individuele verouderingsnorm genieten, 0,17 WE per gehandicapte persoon vanaf de 4 gehandicapte persoon die in een centrum de individuele verouderingsnorm geniet.e) Complementaire individuele norm - maximum (CIN)

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

f) Individuele motorische norm (IMN) 0,15 VTE in dagcentrum en in verblijfscentrum per volwassene gehandicapte persoon g) Individuele norm verbonden aan het welzijn en het behoud van de basisbehoeften (IN WB) Paramedische prestaties of verpleegkundige zorgen in verblijfscentrum : 0,06 VTE per gehandicapte persoon. Gezien om bij het besluit van 21 september 2006 te worden gevoegd.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : De Voorzitter van het College, B. CEREXHE Het Lid van het College belast met Bijstand aan Gehandicapte Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

Bijlage 4 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra BEGELEIDINGSNORMEN VOOR HET TEAM VAN TECHNISCH PERSONEEL a) Technisch individuele basisnorm (T IBN)

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

b) Technische individuele vakantienorm (T IVN)

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

c) Technische complementaire individuele norm (T CIN) : 0,03 VTE per gehandicapte persoon Gezien om bij het besluit van 21 september 2006 te worden gevoegd. Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : De Voorzitter van het College, B. CEREXHE Het Lid van het College belast met Bijstand aan Gehandicapte Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

Bijlage 5 bij het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra.

BEGELEIDINGSNORMEN VOOR HET MEDISCH PERSONEEL a) Medische individuele basisnorm in een dagcentrum (M IBN) : 0,00325 VTE per gehandicapte persoon b) Medisch complementaire individuele norm in een dagcentrum (M CIN) : 0,0065 VTE perr gehandicapte persoon c) Medisch supplementaire individuele norm in een verblijfscentrum (M SIN) : 0,00325 VTE per gehandicapte persoon Gezien om bij het besluit van 21 september 2006 te worden gevoegd. Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : De Voorzitter van het College, B. CEREXHE Het Lid van het College belast met Bijstand aan Gehandicapte Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

Bijlage 6 bij het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra.

BEGELEIDINGSNORMEN DE ADMINISTRATIEVE EN BOEKHOUDKUNDIGE DIRECTIE Bij de berekening van het aantal erkenningen per vzw is geen rekening gehouden met de erkenningen die krachtens andere besluiten zijn toegekend. a) Directienormen

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

b) Normen voor het administratief en boekhoudkundig team

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

In deze tabellen stemmen 3 plaatsen in lichte opvang in een verblijfscentrum overeen met één eenheid erkende basiscapaciteit en stemmen 2 plaatsen in lichte opvang in een dagcentricm overeen met één eenheid erkende basiscapaciteit. Gezien om bij het besluit van 21 september 2006 te worden gevoegd.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : De Voorzitter van het College, B. CEREXHE Het Lid van het College belast met Bijstand aan Gehandicapte Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

Bijlage 7 bij het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra.

EVALUATIESCHEMA VOOR GEHANDICAPTE PERSONEN IN DAGCENTRA EN IN VERBLIJFSCENTRA AAN DE HAND WAARVAN HUN SPECIFIEKE BEGELEIDINGSBEHOEFTEN KUNNEN WORDEN VASTGESTELD

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Individuele norm vitale behoeften (INVB) : ja/neen Individuele motorische norm (IMN) : ja/neen Ouder wordende persoon : ja/neen De items van elke rubriek, de evaluatiemodaliteiten en de weging worden bepaald door het Lid van het College belast met het Gehandicaptenbeleid, na advies van de Afdeling « Gehandicapte personen » van de Franstalige Adviesraad voor bijstand aan personen en gezondheid.

Gezien om bij het besluit van 21 september 2006 te worden gevoegd.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : B. CEREXHE, voorzitter van het College Het Lid van het College belast met Bijstand aan Gehandicapte Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

Bijlage 8 bij het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra MODEL VOORRANGSOVEREENKOMST Overeenkomst betreffende de toekenning van een aanvullende subsidie gerechtvaardigd door de prioritaire opvang van een gehandicapte persoon Tussen De Franse Gemeenschapscommissie Paleizenstraat 42 1030 Brussel Vertegenwoordigd door . . . . . hierna de Commissie genoemd, en de VZW « » voor het dagcentrum of het verblijfscentrum : « » gelegen te Brussel, vertegenwoordigd door : . . . . . hierna het centrum genoemd;

Gelet op hoofdstuk V van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 september 2006 betreffende de erkenning van en de subsidies aan de dagcentra en de verblijfscentra, Wordt het volgende overeengekomen.

Art. 1 De Commissie kent het centrum van tot 31 december een aanvullende subsidie toe die wordt gerechtvaardigd door de prioritaire opvang van de gehandicapte persoon met volgende gegevens.

Naam : Adres : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . te . . . . . Brussel Nr. SH : Ze eindigt automatisch bij het vertrek van de gehandicapte persoon.

Art. 2 De bepalingen van artikel 17 tot 20 en van deel 7 van hoofdstuk 3 van het besluit van het College van 21 september 2006 betreffende de erkenning van en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra zijn van toepassing op de gehandicapte persoon bedoeld in artikel 2.

Art. 3 De bepalingen van artikel 21 tot 31 betreffende de architecturale normen van het besluit van het College van 21 september 2006 de erkenning en de subsidies aan dagcentra en verblijfscentra zin van toepassing op het centrum.

Art. 4 De subsidie bedraagt euro ............ op jaarbasis.

Ze wordt toegekend in het kader van budgetartikel van het budget van de Brusselse Franstalige Dienst voor gehandicapte personen (Service bruxellois francophone des Personnes handicapées) voor het jaar 20.......

Art. 5 De in artikel 2 bedoelde subsidie wordt betaald met maandelijkse voorschotten uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor ze wordt toegekend.

Art. 6 Ze wordt gerechtvaardigd door de uitgaven voor algemene kosten, kosten voor de gehandicapte persoon en personeelskosten die betrekking hebben op de prioritaire opvang van de in artikel 2 bedoeld gehandicapte persoon.

Art. 7 Een justificatoir dossier met betrekking tot deze uitgaven moet uiterlijk op 30 juni volgend op het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt toegekend, op de Administratie toekomen. Het bevat de aftrek van de financiële bijdragen die zijn geind bij de gehandicapte persoon bedoeld in artikel 2.

Dit justificatoir dossier bestaat uit : de resultatenrekening met bijbehorend verslag van de revisor, het grootboek der lasten en producten, de individuele rekening(én)van de werknemers die zijn aangesteld voor deze prioritaire opvang.

Art. 8 De toegelaten uitgaven voor de algemene kosten en de kosten voor de gehandicapte persoon worden vastgelegd in bijlage 2 van het besluit van het College van 21 september 2006 betreffende de erkenning van en de subsidies aan de dagcentra en de verblijfscentra.

De toegelaten uitgaven voor de personeelskosten worden vastgelegd in artikel 55 van het besluit van het College van 21 september 2006 betrefffnde de erkenning van en de subsidies aan de dagcentra en de verblijfscentra.

Art. 9 Als uit de controle van het justificatoir dossier blijkt dat het gerechtvaardigd bedrag lager ligt dan dat van de toegekende subsidie, zal het verschil worden teruggevorderd volgens de door de Commissie bepaalde modaliteiten.

Opgemaakt te Brussel, op Voor de Franse Gemeenschapscommissie, Voor het centrum, (handtekeningen) Gezien om bij het besluit van 21 september 2006 te worden gevoegd.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : De Voorzitter van het College, B. CEREXHE Het Lid van het College belast met Bijstand aan Gehandicapte Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Gezien om bij het besluit van 21 september 2006 te worden gevoegd.

Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : De Voorzitter van het College, B. CEREXHE Het Lid van het College belast met Bijstand aan Gehandicapte Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

^