gepubliceerd op 16 oktober 2002
Besluit 99/262/E2 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra voor schoolgaande kinderen
18 JULI 2002. - Besluit 99/262/E2 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra voor schoolgaande kinderen
Het College, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 83, § 3, gewijzigd bij de speciale wet van 16 juli 1993;
Gelet op het decreet II van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 tot toekenning van de uitvoering van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid artikel 4, 1°;
Gelet op het decreet III van de Franse Gemeenschapscommissie van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitvoering van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid artikel 4, 1°;
Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces, inzonderheid de artikelen 36, 37 en 38;
Gelet op de adviezen van de afdeling « Gehandicapten » van de Franstalige Brusselse Adviesraad voor Bijstand aan Personen en Volksgezondheid, gegeven op 5 maart 1999 en op 5 juli 2002;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 juli 2002;
Gelet op het akkoord van het lid van het College belast met het Budget, gegeven op 18 juli 2002;
Gelet op de beraadslaging van het College van 27 mei 1999 over de aanvraag om advies die de Raad van State moet geven binnen een termijn die een maand niet overschrijdt;
Gelet op het advies van de Raad van State, bij toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van het lid van het College belast met het gehandicaptenbeleid, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet krachtens de artikelen 138 en 178 van de Grondwet. Afdeling 1. - Definities
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : « decreet » : decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 maart 1999 betreffende de sociale integratie van de gehandicapten en hun inschakeling in het arbeidsproces; « centrum » : dagcentrum voor schoolgaande kinderen; « administratie » : de Franstalige Brusselse dienst voor gehandicapten, opgericht bij decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1998; « pluridisciplinaire equipe » : orgaan ingesteld krachtens artikel 10 van het decreet; « lid van het College » : het lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met het gehandicaptenbeleid; « besluit van het College van 18 oktober 2001 » : besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 oktober 2001 betreffende de toepassing van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetgevingen betreffende de toelagen toegekend in de sector van het beleid inzake en volksgezondheid en bijstand aan personen en betreffende de wijziging van diverse toepassingsbesluiten aangaande de sectoren van de bijstand aan personen, de volksgezondheid, de gehandicapten en de socio-professionele inschakeling; « afdeling « gehandicapten » van de Adviesraad » : afdeling « gehandicapten » van de Franstalige Brusselse Adviesraad voor Bijstand aan Personen en Volksgezondheid.
Art. 3.§ 1. Een verblijfscentrum wordt opgericht overeenkomstig de bepalingen van artikel 60 van het decreet om de onder het artikel 61 van het decreet omschreven opdrachten te vervullen. Het is bestemd voor schoolgaande kinderen.
Het verzekert het ganse jaar de verzorging van de schoolgaande gehandicapten. Het is minstens tien uur per dag open en staat in voor educatieve en reëducatieve activiteiten waarbij het middageten met de educatieve activiteiten wordt gelijkgesteld. Het centrum is gesloten tijdens de weekends en op feestdagen, behoudens de door het collectief project onder artikel 5, 10, bedoelde uitzondering. Daarenboven kan het collectief project sluitingsperiodes bepalen, voorzover er door het dagcentrum een andere oplossing wordt geboden voor de opvang van de opgevangen personen die hierom vragen.
In samenwerking met de gehandicapte en zijn familie streeft het centrum een optimale sociale en schoolmaatschappelijke integratie na in het gewone en in het buitengewone onderwijs en in de leefomgeving, door het valoriseren van zijn kundigheden en het versterken van zijn mogelijkheden. Het centrum biedt een ondersteuning op maat aan evenals een ondersteuning via collectieve activiteiten en dit, zowel tijdens als buiten de schoolperiode en zowel binnen als buiten de bezochte school. § 2. Het College bepaalt, voor elk centrum, een erkende capaciteit die overeenstemt met het aantal gehandicapten dat het ten laste moet nemen, evenals met het aantal gehandicapten dat het ten laste mag nemen. § 3. Onder een door het centrum ten laste genomen gehandicapte dient te worden verstaan de persoon waarvoor een op maat gemaakte prestatieovereenkomst, waarin een gecoördineerde pluridisciplinaire taak staat opgenomen, ondertekend werd.
Deze pluridisciplinaire taak is bedoeld voor gehandicapten die : - school lopen in de instelling waarmee het centrum bevoorrechte banden onderhoudt; - in andere scholen zijn ingeschreven; - de school verzuimen.
De pluridisciplinaire taak vult de educatieve, psychosociale en reëducatieve functie van de scholen aan.
De al dan niet naar een kinderdagverblijf gaande voorschoolse kleuters worden hiermee gelijkgeschakeld.
Art. 4.§ 1. De som van de erkende capaciteiten van de dagcentra, vastgesteld per 1 januari 2003, vertegenwoordigt de maximum erkende capaciteit voor het Brussels Hoofdstedelijk Grondgebied. Zij omvat de capaciteiten die toegekend werden door principebeslissingen die betrekking hebben op de aankoop, de constructie of de inrichting van gebouwen. § 2. Elke wijziging van de maximum erkende capaciteiten moet het voorwerp zijn van een beslissing van het College op advies van de afdeling « gehandicapten » van de Adviesraad. HOOFDSTUK II. - Erkenning Deel 1. - De voorwaarden en de procedure
Art. 5.Om te worden erkend, moet een centrum aan de volgende voorwaarden voldoen : 1. de zetel van zijn activiteiten op het Brussels Hoofdstedelijk Grondgebied vestigen;2. zich richten naar de verplichtingen die inherent zijn aan de wettelijke en verordenende bepalingen die erop rusten;3. er zich toe verbinden de opname in het centrum niet afhankelijk te maken van een tegenprestatie in speciën of in natura vanwege de gehandicapte, zijn wettelijke vertegenwoordiger of zijn familie;4. beschikken over lokalen die beantwoorden aan de onder de artikelen 20 tot 27 voorziene normen en instaan voor de aanpassingswerken aan de gebouwen rekening houdend met de verzorgde personen;5. de onder deel drie van dit artikel voorziene omkaderingsnormen naleven;6. instaan voor de opvang van minstens 20 gehandicapten per erkend centrum;7. een individueel dossier samenstellen voor elke opgevangen gehandicapte, zoals voorzien onder artikel 19;8. met elke opgevangen gehandicapte, of met zijn wettelijke vertegenwoordiger, een op maat gemaakte prestatieovereenkomst afsluiten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 18;9. in overleg met het personeel ter plekke, een collectief project opmaken opgevat op basis van bijlage 1 en waarin het model is opgenomen van de op maat gemaakte prestatieovereenkomst die met elke opgevangen gehandicapte of met zijn wettelijke vertegenwoordiger moet worden afgesloten;10. in een pluridisciplinaire geest, de psychologische, educatieve, reëducatieve en sociale omkadering verzekeren die rekening houdt met elk individueel project in het kader van het collectief project;11. een huishoudelijk reglement opmaken overeenkomstig de bepalingen van artikel 18;12. een register met de aanwezigheid van de opgevangen gehandicapten, conform het door het bestuur bepaald model, ter beschikking houden van dit laatste;13. de voortgezette opleiding van het personeel verzekeren in functie van zijn activiteiten;14. jaarlijks een activiteitenverslag aan het bestuur overmaken met betrekking tot : - de statistische gegevens over de opgevangen gehandicapten, op basis van door het bestuur bepaalde parameters; - de tenuitvoerlegging van het collectief project en van de activiteiten; - de verwezenlijkingen in termen van integratie van de opgevangen gehandicapten; - de evaluatie van de onder artikel 6, punt 16, voorziene samenwerkingsovereenkomsten; - de voortgezette opleiding van het personeel; 15. zich onderwerpen aan de door het bestuur uitgevoerde evaluaties, bezoeken en gecoördineerde controles en het bestuur elk justificatoir bescheid bezorgen dat het nodig heeft voor de uitoefening van zijn controle;16. een boekhouding per kalenderjaar voeren volgens het door het bestuur bepaalde model, zoals voorzien onder artikel 16;17. binnen de vijftien dagen het bestuur op de hoogte brengen van elke wijziging aangaande de erkenningsvoorwaarden en de betoelaging van het centrum en, in het bijzonder, van elke wijziging aangaande het personeel.18. Voor elk personeelslid dat tijdens de erkenningsperiode in dienst is genomen, maakt het centrum een kopie van zijn arbeidscontract over aan het bestuur, evenals elk bewijs dat hij voldoet aan de reglementaire voorwaarden aangaande zijn beroep en zijn anciënniteit. Vóór de indienstneming eist het centrum een bewijs van goed zedelijk gedrag, waarvan de datum van afgifte die van het opnemen van de functie met niet meer dan drie maanden mag voorafgaan. Dit document maakt deel uit van pet persoonlijk dossier van elk personeelslid.
Art. 6.De aanvraag om erkenning van een centrum moet per aangetekend schrijven bij het bestuur worden ingediend, volgens het model dat dit laatste in dat opzicht heeft opgemaakt.
Het bestuur bevestigt de ontvangst van de aanvraag binnen de tien dagen.
Bij de aanvraag moeten de volgende documenten en inlichtingen worden bijgevoegd : 1. een kopie van de statuten van de v.z.w. zoals ze werden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad , samen met de eventuele wijzigingen, evenals de lijst van de leden van de Raad van Bestuur; 2. de naam van het centrum, het adres van zijn maatschappelijke zetel en van zijn activiteitenzetels;3. de specificiteiten, de aantallen en de leeftijdscategorie van de personen waarvoor het centrum een erkenning vragen;4. de beschrijving van de huidige of de geplande activiteiten, het collectief project en de datum van aanvang van de gevraagde erkenning;5. het model van op maat gemaakte prestatieovereenkomst;6. de naam van de verantwoordelijke belast met het dagelijks beheer en door de inrichtende macht gemachtigd om het centrum te vertegenwoordigen;7. een kopie van de plannen van de verschillende niveaus van de ingenomen verdiepingen met vermelding van de bestemming en de netto-oppervlakte van de lokalen;deze plannen worden opgemakt door een architect of een meetkundig schatter; 8. het verslag van de gewestelijke brandweerdienst dat minder dan drie maanden oud is;9. de lijst van het personeel van het centrum met, voor elk personeelslid, de kwalificaties, de functie, het dagelijks prestatievolume of, bij ontstentenis, het personeelsaanwervingsplan;10. voor elk personeelslid, de kopie van van arbeidscontract evenals elk bewijs dat hij voldoet aan de reglementaire voorwaarden aangaande zijn beroep en zijn anciënniteit;11. een kopie van het contract inzake verzekering en burgerlijke aansprakelijkheid voor deze personeelsleden en voor de opgevangen gehandicapten;12. de lijst van de opgevangen en gehuisveste gehandicapten en van de kandidaturen, met vermelding van hun aantal en leeftijd;13. de lijst van de specifieke voorzieningen;14. het arbeidsreglement;15. het huishoudelijk reglement;16. de met derden afgesloten overeenkomsten voor de realisatie van het collectief project.
Art. 7.Als de aanvraag van het centrum niet volledig is, brengt het bestuur de aanvrager hiervan op de hoogte en deze laatste beschikt dan over een termijn van drie maand om zijn aanvraag te vervolledigen. Bij ontstentenis wordt de aanvraag als zijnde van nul en gener waarde.
Art. 8.Wanneer de aanvraag volledig is, onderzoekt het bestuur de aanvraag om erkenning en organiseert het een bezoek om na te gaan of het centrum aan de erkenningsvoorwaarden beantwoordt.
Het bestuur maakt de aanvraag over aan het College. Het voegt er een voorstel tot erkenning bij. Het lid van het College legt het voorstel voor aan de afdeling « gehandicapten » van de Adviesraad. Het preciseert de termijn die voor het advies is voorzien.
Binnen de dertig dagen volgend op het uitbrengen van dit advies, maakt het bestuur het over aan het lid van het College, samen met een voorstel van beslissing.
De beslissing wordt genomen door het College en door het bestuur aan de aanvrager betekend.
Art. 9.Het College verleent de erkenning voor een duur van vijf jaar, erkenning die niet van kracht mag worden op een vroegere datum dan deze van de ontvangst van de aanvraag.
Deze duur is hernieuwbaar overeenkomstig de bepalingen van artikel 11.
Art. 10.De erkenningsbeslissing preciseert de specificiteiten van de opgevangen personen, de erkende capaciteit met verwijzing naar het collectief project, evenals het maximumaantal gehandicapten dat mag worden opgevangen.
Het College kan, op voorstel van het bestuur en volgens de modaliteiten die het vastlegt, de erkende capaciteit verminderen als het aantal opgevangen gehandicapten lager ligt tijdens een schooljaar.
Art. 11.De aanvraag om hernieuwing van de erkenning van een centrum wordt ten laatste zes maanden na het verstrijken van de periode die door de voorgaande erkenningsbeslissing gedekt wordt, bij het bestuur ingediend.
Het centrum blijft erkend tot wanneer het College over de aanvraag om hernieuwing heeft beslist.
De documenten die in het oorspronkelijk dossier voorkomen moeten niet bij de aanvraag om hernieuwing worden bijgevoegd, voorzover ze nog steeds conform de oorspronkelijke situatie zijn.
Het bestuur onderzoekt de aanvraag om hernieuwing van de erkenning en organiseert een bezoek om na te gaan of het centrum nog steeds beantwoordt aan de voorwaarden voor erkenning.
Art. 12.De aanvraag om wijziging van de erkenning wordt door een centrum bij het bestuur ingediend. Deze aanvraag preciseert en motiveert het voorwerp van de wijziging.
Het bestuur informeert het centrum over de elementen die nodig zijn voor het onderzoek van de aanvraag. Deze aanvraag wordt onderzocht volgens de regels die van toepassing zijn op de aanvraag om erkenning.
Art. 13.Het centrum dat niet meer voldoet aan één van de voorwaarden voor erkenning wordt hiervan op de hoogte gebracht door het bestuur dat het centrum verzoekt om zich in orde te stellen.
Art. 14.Wanneer aan deze voorwaarde nog steeds niet is voldaan binnen een termijn van twee maand te rekenen vanaf de onder artikel 13 bedoelde verwittiging, richt het bestuur, per aangetekend schrijven, een met redenen omklede ingebrekestelling aan het centrum.
Wanneer het bestuur, na een nieuwe termijn van een maand, vaststelt dat nog steeds niet is voldaan aan de voorwaarden tot erkenning, maakt het een voorstel tot opening van de procedure tot opschorting of tot intrekking van de erkenning over aan het lid van het College. Dit voorstel houdt rekening met de situatie van het personeel en van de gehandicapten.
Wanneer het lid van het College dit voorstel goedkeurt geeft het bestuur hiervan per aangetekend schrijven kennis aan het centrum. Het centrum beschikt over dertig dagen om een memorie in te dienen en om zich, op zijn verzoek, te laten horen bij het bestuur dat de dag en het uur van de hoorzitting bepaalt.
Binnen de dertig dagen volgend op de hoorzitting, maakt het bestuur een voorstel van behoud, van opschorting of van intrekking van de erkenning over aan de afdeling « gehandicapten » van de Adviesraad die zijn advies geeft binnen de dertig dagen na de aanhangigmaking.
Het bestuur legt, binnen de dertig dagen die volgen op het advies van de afdeling « gehandicapten » van de Adviesraad, dit voorstel, samen met dit advies, voor aan het lid van het College. Het College doet een uitspraak binnen de twee maand na de ontvangst van dit advies.
De beslissing van het College wordt door het bestuur per aangetekend schrijven betekend.
Art. 15.De beslissing tot opschorting of tot intrekking van de erkenning houdt de stopzetting van de toelagen aan het centrum in op het door het College bepaalde datum. Daarenboven, in geval van intrekking, wordt overgegaan tot de terugvordering van het niet-afgeschreven deel van de eventueel inzake infrastructuur toegekende toelagen.
Het bestuur deelt de beslissing tot opschorting of tot intrekking van de erkenning onverwijld mede aan het personeel van het centrum en aan hun syndicale vertegenwoordigers.
Het centrum deelt de beslissing tot opschorting of tot intrekking van de erkenning onverwijld mede aan de opgevangen of gehuisveste gehandicapten of aan hun wettelijke vertegenwoordigers. Ingeval het centrum hierin tekort schiet, vervult het bestuur deze verplichting.
Art. 16.Elk erkend centrum moet zijn boekhouding voeren overeenkomstig de door het College goedgekeurde plannen, rekeningen en balansen.
Het boekjaar stemt overeen met het kalenderjaar. Een analytische boekhouding per erkenning en de balans van de v.z.w. worden, samen met de verslagen, hetzij van de bedrijfsrevisoren, hetzij van de commissarissen-revisoren, uiterlijk op 30 juni van het jaar dat volgt op het boekjaar, aan het bestuur overgemaakt.
Art. 17.Het huishoudelijk reglement bepaalt de respectieve rechten en plichten van de gehandicapte en van het centrum.
Het vermeldt : 1. de rechten en plichten van de gehandicapte;2. de rechten en plichten van het centrum;3. de beschrijving van het centrum en van zijn werking;4. de maatregelen die in werking treden wanneer een gehandicapte de leef- en werkingsregels overtreedt;5. de modaliteiten voor het indienen van bezwaren en de wijze waarop deze worden behandeld; 6. de naam van de directeur en van de voorzitter van de Raad van Bestuur, evenals van de maatschappelijke zetel van de v.z.w.; 7. de gegevens van het bestuur.
Art. 18.De door het centrum en de gehandicapte ondertekende op maat gemaakte overeenkomst bevat minstens de volgende bepalingen : 1. de identiteit van de partijen;in voorkomend geval wordt de identiteit van de wettelijke vertegenwoordiger aan die van de gehandicapte toegevoegd; 2. de datum van het begin van de opvang en de duur van de overeenkomst;3. het zorgplan dat meer bepaald de modaliteiten voor de jaarlijkse evaluatie omvat, evenals de doelstellingen en de aangewende middelen om ze te bereiken;4. het onder afdeling 5 van hoofdstuk 3 bedoelde bedrag van de financiële bijdrage evenals;5. de natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor de betaling instaat;6. de krachtens de artikelen 49 en 50 gevraagde supplementen en de modaliteiten voor de bepaling van deze supplementen;7. de mogelijkheid van een oplossing voor de opvang tijdens de sluitingsperioden van het centrum zoals voorzien in het collectief project;8. de modaliteiten voor de ontbinding van de overeenkomst voor elk der partijen en voor de reoriëntatie van de gehandicapte;9. de verbintenis van het centrum om te antwoorden op de individuele aanvragen om informatie uitgaande van de gehandicapten of van hun wettelijke vertegenwoordigers;10. de wijze en de periodiciteit waarmee deze overeenkomst geëvalueerd wordt en waarmee ze gewijzigd of aangevuld kan worden. Een exemplaar van het collectief project en van het huishoudelijk reglement worden bij de overeenkomst bijgevoegd. Deze wordt aan elk der partijen overhandigd.
Art. 19.Binnenin het centrum omvat het individueel dossier van de gehandicapte : 1. een medisch luik;2. een psychologisch luik;3. een pedagogisch luik, met : a .de anamnese; b . de analyse van de behoeften; c . het zorgplan dat meer bepaald de modaliteiten voor de jaarlijkse evaluatie omvat, evenals de doelstellingen en de aangewende middelen om ze te bereiken; 4. de op maat gemaakte overeenkomst en haar wijzigingen. Het centrum waakt over de regelmatige updating van deze gegevens.
Wanneer de gehandicapte wordt opgevangen in een dagcentrum en een verblijfscentrum die onder dezelfde v.z.w. ressorteren en dezelfde lokalisatie hebben, mag een individueel dossier worden bijgehouden waarin het onderscheid gemaakt wordt tussen de specifieke behoeften van elk centrum.
Deel 2. - De architecturale normen
Art. 20.De vestiging van het centrum houdt rekening met de specifieke behoeften van de opgevangen gehandicapten evenals met de lokalen van de schoolinrichting waarin de gehandicapten zijn ingeschreven.
Art. 21.Het centrum neemt de nodige maatregelen ter voorkoming en bestrijding van brand en voor de evacuatie van de aanwezigen in geval van onheil.
De bouwprojecten en de beschrijving van de aangewende materialen worden aan het advies van de gewestelijke brandweerdienst voorgelegd.
Art. 22.De gebouwen van het centrum worden goed onderhouden en alle vochtigheid of waterinsijpeling wordt bestreden.
De verwarming moet in staat zijn te allen tijde een temperatuur van minstens 20 °C te bereiken in de activiteitenlokalen.
Er wordt gezorgd voor voldoende verluchting van en verlichting in de verblijfs- en activiteitenlokalen.
Het leidingwater is overal gemakkelijk toegankelijk in het centrum.
Art. 23.De voorzieningen van het centrum zijn aangepast aan de behoeften van de gehandicapten en de leefruimte aan de specifieke eisen die door de handicap worden opgelegd.
Art. 24.§ 1. Het sanitair is gemakkelijk toegankelijk. Er is gezorgd voor een doeltreffende ventilering in de lokalen. § 2. Elk centrum beschikt over minstens één wc voor het personeel en voor de bezoekers. § 3. Indien het dagverblijf op organisatorisch vlak samenloopt met een verblijfscentrum in dezelfde infrastructuur, wordt het sanitair van het verblijfscentrum in overweging genomen voor de naleving van de normen van het dagverblijf.
Art. 25.Het centrum beschikt over een voldoende aantal lokalen voor : - het beheer van het centrum; - de sociale dienst; - de educatieve en reeducatieve activiteiten; - de psychologische raadpleging; - de infirmerie en het medisch onderzoek; - bezoek.
Art. 26.De centra letten erop maatregelen te nemen om de gezondheid van de gehandicapten en van het personeel te beschermen tegen passief roken.
Art. 27.Wanneer opvang wordt georganiseerd buiten de infrastructuur van het centrum, moet dit laatste erop letten dat de plaats van de activiteit aangepast is aan de handicap van de personen waarvoor de activiteit wordt ingericht.
Deel 3. - De omkaderingsnormen
Art. 28.§ 1er. De omkaderingsnormen van de centra worden berekend op basis van een voltijds equivalent waarvan de wekelijkse werktijd op 37 uur is vastgesteld, behalve voor het medisch personeel waarvan de wekelijkse werktijd op 24 uur is vastgelegd. § 2. De controle van de naleving van de omkaderingsnormen gebeurt op maandelijkse basis.
Om deze controle uit te voeren wordt geen rekening gehouden met de individueel aan het personeel van de centra krachtens de bepalingen van titel IV van het besluit van het College van 18 oktober 2001 toegestane werktijdverkorting.
Art. 29.§ 1er. De algemene normen betreffende de directie, het boekhoudkundig personeel en de administratieve ploeg worden door het College vastgelegd. § 2. De omkaderingsnormen voor het medisch personeel, de psychologische, educatieve, reëducatieve en sociale ploeg alsook voor het technisch personeel worden door het College vastgelegd.
Zij houden rekening : 1) met de erkende capaciteit, 2) met de specifieke omkaderingsnormen van elke gehandicapte die in de erkende capaciteit is inbegrepen. § 3. Wanneer, bij toepassing van artikel 10, derde lid, het College de erkende capaciteit van een centrum vermindert, zal de gewijzigde omkaderingsnorm in werking treden : - hetzij de eerste dag die volgt op het einde van de vooropzeg van de betrokken werknemer(s), vooropzeg die gegeven wordt in de loop van de maand die volgt op de datum van de inwerkingtreding van de specifiek door het College vastgelegde wijziging van de erkenning; - hetzij de dag dat het aanhangsel van het arbeidscontract van de betrokken werknemer(s) in werking treedt, deze wordt medegedeeld in de loop van de maand die volgt op de datum van de inwerkingtreding van de specifiek door het College vastgelegde wijziging van de erkenning.
Art. 30.§ 1. De personeelsleden worden in vier onderscheiden categorieën ingedeeld : - het medisch personeel; - het psychologisch, educatief, reeducatief en sociaal personeel; - de administratieve ploeg; - het technisch personeel.
De verdeling van de functies, binnenin elke van deze categorieën, wordt door het centrum vastgelegd, rekening houdend met de specifieke behoeften van de opgevangen gehandicapten. § 2. Nochtans mag de verhouding van het aantal voltijds equivalente betrekkingen dat wordt ingenomen door leden van de psychologische, educatieve, reeducatieve en sociale ploeg die houder zijn van een licenciaatsdiploma dat beantwoordt aan functies waarvoor dit diploma vereist kan zijn, niet hoger liggen dan 8 %.
Op voorstel van het bestuur kan het lid van het College, rekening houdend met het collectief project van het centrum en met de specificiteit van de opgevangen of gehuisveste gehandicapten, een uitzonderlijke afwijking van dit percentage toestaan.
Art. 31.Wanneer de directie een personeelslid afvaardigt om haar te vertegenwoordigen, dan moet dit personeelslid houder zijn van een diploma hoger onderwijs.
Elke bezoldigde functie in het centrum is niet verenigbaar met een mandaat van beheerder binnen de v.z.w. HOOFDSTUK III. - Betoelaging Deel 1. - Algemene bepalingen
Art. 32.Een jaarlijkse toelage wordt aan de centra toegekend. Deze omvat : : 1) een werkingstoelage;2) een toelage voor het collectief vervoer van de gehandicapten : - die uitsluitend tijdens de schoolvakantieperiodes schoolgaand zijn; - die tijdens gans het jaar een aan de leerplicht voorafgaande leeftijd hebben; 3) een toelage voor de opvang van het personeel bedoeld onder deel 3 van hoofdstuk 2. Deze toelagen mogen niet worden gebruikt voor het dekken van andere kosten dan deze waarvoor ze zijn bestemd.
Art. 33.De toelagen die door de overheid worden toegekend, of door organisaties die de overheid betoelaagt, worden afgetrokken van de jaarlijkse toelage in de mate dat deze toelagen toegekend zijn voor uitgaven die gedekt worden door de bij toepassing van dit hoofdstuk toegekende subsidie, met uitzondering van de in het kader van het vormingsverlof toegekende bedragen en van de tussenkomsten ter compensatie van het rendementsverlies van de werknemer.
Art. 34.De jaarlijkse toelage wordt gestort in de vorm van maandelijkse voorschotten, uiterlijk op de laatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor het gevraagd wordt en de afsluiting gebeurt op basis van de in dit hoofdstuk voorziene bepalingen.
Het maandelijks voorschot houdt rekening met de toegekende erkenning, met de omkaderingsnormen waarop het centrum aanspraak kan maken, en met de evolutie van het personeel in termen van aantal, kwalificatie, barema en anciënniteit.
Uiterlijk drie weken vóór de verzending naar de bankinstelling voor betaling, maakt het bestuur de voorstellen betreffende de voorschotten aan elk centrum voor akkoord over aan het lid van het College.
Art. 35.§ 1. Vóór 30 juni volgend op het kalenderjaar waarvoor de toelage wordt aangevraagd, dient het centrum een justificatoir bescheid voor de berekening van de jaarlijkse toelage bij het bestuur in.
Behoudens behoorlijk door het centrum gemotiveerde overmacht, geeft de overschrijding van deze datum het bestuur de mogelijkheid om de voor de goedkeuring van de beslissing waarvan melding in paragraaf 3, vastgelegde termijn niet na te leven. § 2. Het dossier wordt opgemaakt overeenkomstig het door het bestuur vastgestelde model en bevat minstens de volgende bewijsstukken : wat betreft de werkingstoelage en de toelage voor persoonlijke kosten : - het grootboek der lasten; - de algemene balans; - de afschrijvingstabellen. wat betreft het collectief vervoer : de facturen samen met de bewijsstukken waarin op globale wijze de data van de gedane ritten, de namen en aantallen van de vervoerde personen, en het aantal afgelegde kilometers gepreciseerd staan; wat betreft de toelage voor de personeelskosten : - de individuele rekening van alle werknemers; - de driemaandelijkse RSZ-aangiften; - de samenvattende tabel van de lonen waarin alle werknmers opgenomen staan; - het C 450bis attest van de RSZ; - het overzicht 325 van het Ministerie van Financiën; - het document betreffende de vakantie van de handenarbeiders; - het samenvattend formulier van de vervoerskosten (woon-werk) van het personeel; - de eindafrekening van de wetsverzekering; - het attest van de verzekeringsmaatschappij met vermelding van : a . het bedrag en de aard van de aangegeven lonen, b . de lonen en vaste en variabele supplementen die in overweging genomen worden voor de berekening van de premie, c . de toegepaste percentages : beroepsgevaar, de weg naar en van het werk, d . de op de premie betaalde taksen, e . voor elk arbeidsongeval, een fotokopie van de door het centrum gedane aangifte, f . de afrekening van de gestorte vergoedingen bij schadeloosstelling naar aanleiding van een arbeidsongeval; - de eindafrekening van de arbeidsgeneeskunde evenals alle betalingsbewijzen; - de eindafrekening van de kosten voor de opdracht van preventieadvies evenals de betalingsbewijzen; - de lijst van zij die arbeidskledij krijgen, de functie die ze bekleden, een document waarop de aard en het aantal kledingstukken dat per personeelslid wordt uitgedeeld, vermeld staan evenals de betaalde facturen voor de aankoop en het onderhoud of voor het huren van arbeidskledij; - de lijst van de personen die vormingsverlof genieten met vermelding van het aantal uren; - de lijst van de personen die tussenkomsten genieten ter compensatie van hun rendementsverlies; - de lijst van de personen die de aanvullende prepensioensvergoeding genieten samen met de individuele rekening van elke geïnteresseerde; § 3. Na controle van het justificatoir bescheid, bepaalt het bestuur het verschil tussen de som van de onder artikel 34 bedoelde voorschotten en het bedrag van de jaarlijkse toelage. Het legt een voorstel van beslissing voor aan het centrum dat over een termijn van één maand beschikt om zijn bemerkingen over te maken. Eén enkele beslissing, voor het geheel van de dagcentra, en een andere voor het geheel van de verblijfscentra worden goedgekeurd uiterlijk op 30 september van het jaar dat volgt op het dienstjaar waarin de justificatoire bescheiden werden ingediend.
Art. 36.Wanneer het bestuur vaststelt dat, voor een welbepaald jaar, de aan een centrum gestorte voorschotten hoger zijn dan de verschuldigde jaarlijkse toelage, recupeert het het teveel geïnde bedrag via compensatie met de voor het lopend jaar te storten voorschotten.
Wanneer deze situatie veroorzaakt is door het niet naleven van punt 17 van artikel 5, wordt het teveel geïnde bedrag vermeerderd met interesten aan de bovenste interventievoet van de Nationale Bank die dat jaar van toepassing is.
Deze terugvordering kan uitzonderlijk, op aanvraag van het centrum, het voorwerp zijn van termen en termijnen. Het bestuur maakt dan een aanzuiveringsplan op van het teveel geïnde bedrag, en legt dit voor, ter goedkeuring, aan het lid van het College.
Art. 37.Wanneer het bestuur vaststelt dat het teveel door het centrum geïnde bedrag voortvloeit uit bewust verkeerde informatie of uit zware beheersfouten, maakt het een voorstel tot opening van de procedure tot intrekking van de erkenning over aan het lid van het College.
Overeenkomstig artikel 14 wordt over dit voorstel uitspraak gedaan.
Deel 2. - Werkingstoelage
Art. 38.§ 1. De jaarlijks aan de centra toegekende werkingstoelage dient voor het dekken van de persoonlijke kosten, de werkingskosten, de kosten voor de bezetting van gebouwen, voor het afschrijven van gebouwen waarvan het centrum eigenaar of erfpachter is, voor het afschrijven van het meubilair en van het medisch en niet-medisch materieel. § 2. Het maximumbedrag per jaar komt voor de centra overeen met euro 2.074 vermenigvuldigd met de erkende capaciteit.
Art. 39.De aanvaardbare kosten die het toekennen van toelagen kunnen rechtvaardigen staan gepreciseerd in bijlage 2.
Art. 40.§ 1. De toelage wordt vermeerderd met de kosten van de boekhouding op voorwaarde dat de boekhoudkundige norm die in overweging wordt genomen voor de toelage voor de personeelskosten niet volledig opgebruikt is.
In dat geval wordt het bedrag van de bijkomende toelage beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet- gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar van het barema van boekhouder, werkgeversbijdrage inbegrepen, rekening houdend met 1 924 werkuren per jaar. § 2. De toelage wordt vermeerderd met de kosten van het sociaal secretariaat op voorwaarde dat de norm van de administratieve ploeg die in overweging wordt genomen voor de toelage voor de personeelskosten niet volledig opgebruikt is.
In dat geval wordt het bedrag van de bijkomende toelage beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet- gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar van het barema van boekhouder, werkgeversbijdrage inbegrepen, rekening houdend met 1 924 werkuren per jaar. § 3. De toelage wordt vermeerderd met de wasserijkosten op voorwaarde dat de norm van het technisch personeel die in overweging wordt genomen voor de toelage voor de personeelskosten niet volledig opgebruikt is.
In dat geval wordt het bedrag van de bijkomende toelage beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar van het arbeidersbarema, werkgeversbijdrage inbegrepen, rekening houdend met 1 924 werkuren per jaar. § 4. De toelage wordt vermeerderd met de kosten voor het bereiden van de maaltijden op voorwaarde dat de norm van het technisch personeel die in overweging wordt genomen voor de toelage voor de personeelskosten niet volledig opgebruikt is.
In dat geval wordt het bedrag van de bijkomende toelage beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet- gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar van het arbeidersbarema, werkgeversbijdrage inbegrepen, rekening houdend met 1 924 werkuren per jaar. § 5. De toelage wordt vermeerderd met de kosten voor medische prestaties, op voorwaarde dat de norm van het medisch personeel die in overweging wordt genomen voor de toelage voor de personeelskosten niet volledig opgebruikt is.
In dat geval wordt het bedrag van de bijkomende toelage beperkt tot het bedrag dat overeenstemt met de niet- gebruikte norm vermenigvuldigd met een gemiddeld jaarloon gebaseerd op een anciënniteit van tien jaar van het barema van een huisarts of specialist, naar gelang het geval, werkgeversbijdrage inbegrepen, rekening houdend met 1.248 werkuren per jaar.
Art. 41.Indien, bij toepassing van artikel 14, derde lid, het College de erkende capaciteit van een centrum vermindert, worden de maximumbedragen van de toelagen aangepast op de datum van de door het College bepaalde wijziging van de erkenning.
Deel 5. - Toelage inzake vervoerskosten
Art. 42.Een jaarlijkse toelage voor openbare vervoerskosten, vastgesteld op euro 1,09 (BTW excl.) per kilometer of op maximum euro 3,07 (BTW excl.) per kilometer voor een aangepast voertuig, wordt aan de dagcentra toegekend.
De facturen zijn vergezeld van de bewijsstukken waarin, over het algemeen genomen, de data van de gedane ritten, de naam van de vervoerde personen, hun aantal en het aantal afgelegde kilometers vermeld staan.
Deel 6. - Financiële bijdrage
Art. 43.De financiële bijdrage van de gehandicapte vertegenwoordigt zijn deelname in zijn onder artikel 3 bedoelde opvang evenals in de globale werking van het centrum.
Art. 44.Het centrum ontvangt van de gehandicapte een maandelijkse financiële bijdrage van euro 70 voor de maanden september tot juni.
Voor de onvolledige maanden worden de in dit hoofdstuk voorziene bedragen verminderd naar rato van de duur van de opvang, rekening houdend met dertig dagen per maand.
Onder onvolledige maand dient te worden verstaan : - de maand dat het centrum gesloten is; - de maand waarin de op maat gemaakte prestatieovereenkomst aanvangt of ten einde loopt.
Art. 45.Voor de schoolvakantieperiode van juli en augustus is de financiële bijdrage vastgesteld op euro 4 per dag, zonder de euro 70 per maand te overschrijden.
Art. 46.De gehandicapte die zowel in dag- als in een verblijfscentrum wordt opgevangen, beiden erkend door de Franse Gemeenschapscommissie, draagt enkel bij voor zijn opvang in het verblijfscentrum.
Art. 47.De centra adresseren maandelijks aan de gehandicapte of aan zijn wettelijke vertegenwoordiger, de afrekening van zijn financiële bijdrage die overeenstemt met de opvang tijdens de voorgaande maand.
Art. 48.Wanneer de gehandicapte zijn financiële bijdrage niet kan storten, kan hij een aanvraag indienen bij het bestuur om een verlaagde berekeningsvoet te bekomen. Bij deze aanvraag moeten alle bewijzen gevoegd worden waaruit blijkt dat hij een van de voorziene berekeningsvoeten niet kan storten.
Op basis van deze elementen bepaalt de pluridisciplinaire equipe de financiële bijdrage van de gehandicapte die overeenstemt met zijn reële inkomens en familiale lasten.
Art. 49.§ 1. Bovenop de financiële bijdrage kan geen enkel supplement worden geëist voor het dekken van de kosten verbonden aan het personeel, de werking, het onthaal of de activiteiten van de begunstigde personen. § 2. In een centrum kan, bovenop de financiële bijdrage, en in de mate dat ze niet het voorwerp zijn van een wettelijke of reglementaire tussenkomst, een supplement gevraagd worden voor : a) het deel van de kosten voor verzorging en prothesen dat ten laste blijft van de gehandicapte;b) de specifieke kosten verbonden aan incontinentie;c) de kosten voor technische bijstand;d) het deel van de farmaceutische kosten dat niet gedekt wordt door een door de Franse Gemeenschapscommissie voorziene tussenkomst en na aftrek van de tussenkomst van de verzekeringsinstelling.
Art. 50.In een centrum kan, bovenop de financiële bijdrage, een supplement gevraagd worden voor de kosten om de opgevangen gehandicapte, op zijn eigen aanvraag, een comfort, ontplooiings- of vrijetijdsmogelijkheden te verzekeren die geen deel uitmaken van hun collectief project.
Art. 51.Binnen de drie maand die volgen op de datum van verzending van de onder artikel 47 bedoelde maandelijkse afrekening adresseert het centrum, aan de gehandicapte of aan zijn wettelijke vertegenwoordiger, twee schriftelijke herinneringen, waarvan de laatste per aangetekend schrijven met bewijs van ontvangst. Wanneer het centrum dit bedrag niet heeft ontvangen binnen de drie maanden die volgen op de verzending van het aangetekend schrijven, wordt het bedrag van de financiële bijdrage niet afgetrokken van de jaarlijkse toelage en wordt, de dag die volgt op deze termijn, de schuld ten laste van de Franse Gemeenschapscommissie gevorderd.
De ontvangst door het bestuur van een onder artikel 48 bedoelde aanvraag om vermindering van de bijdrage, schort deze termijnen op tot de datum van de beslissing van de pluridisciplinaire equipe.
Art. 52.De bewijsstukken aangaande de financiële bijdragen moeten bij het bestuur worden ingediend op jaarlijkse basis en uiterlijk op 31 juli van het volgend jaar. HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen
Art. 53.§ 1er. Aan de bepalingen van de punten 8, 9 en 11 van artikel 5 en van de punten 4 (collectief project), 5, 15 en 16 van artikel 6 wordt beantwoord tegen 1 april 2003. § 2. De centra worden voorlopig erkend voor de periode van 1 januari tot 31 december 2003, zonder dat de bepalingen van de artikelen 7 en 8 toegepast werden in 2002.
Daartoe houdt het College rekening met de uiterlijk op 15 oktober 2002 ingediende aanvragen om erkenning.
Art. 54.§ 1. Aan de bepalingen van de punten 9, 10 en 12 van artikel 5 en van de punten 4 (collectief project), 5, 15 en 16 van artikel 6 van het besluit 99/262/E1 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra en de verblijfscentra voor gehandicapten wordt beantwoord tegen 1 april 2003. § 2. In afwijking van artikel 9 van het besluit 99/262/E1 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra en de verblijfscentra voor gehandicapten worden de dagcentra en de verblijfscentra voorlopig erkend voor de periode van 1 januari tot 31 december 2003, zonder dat de bepalingen van de artikelen 7 en 8 toegepast werden in 2002.
Daartoe houdt het College rekening met de uiterlijk op 15 oktober 2002 ingediende aanvragen om erkenning.
Art. 55.Wanneer bij toepassing van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 9 december 1999 tot vaststelling van de wijze van subsidiëring van de dagcentra en de onthaalcentra voor gehandicapten het in het kader van de betoelaging van een lid van het arbeidend personeel weerhouden barema lager is dan het barema dat van toepassing was op 31 december 1998, wordt evenwel het barema dat op die datum van toepassing was, weerhouden voor de toelage. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 56.De in de artikelen 38, 42, 44 en 45 vermelde bedragen en herzienbaar en verbonden aan de referentiegezondheidsindex van december 2001.
Vanaf 1 januari 2003 worden ze jaarlijks aangepast, telkens op 1 januari, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen bedoeld onder hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 houdende uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's Lands concurrentievermogen, hieronder gezondheidsindex genoemd, volgens de formule : Basisbedrag op 31.12 van het jaar n-1 x gemiddelde gezondheidsindex van het jaar n-&/gemiddelde gezondheidsindex van het jaar n-2
Art. 57.Artikel 34, § 2, het besluit 99/262/E1 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra en de verblijfscentra voor gehandicapten worden de dagcentra en de verblijfscentra wordt aangevuld met de woorden : « of onder het technisch personeel ». - In artikel 46, § 7, van hetzelfde besluit, worden de woorden « voor de niet-schoolgaande gehandicapten; - 186 voor de schoolgaande gehandicapten » geschrapt.
Art. 58.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003, behalve artikel 42 dat van kracht wordt op 1 januari 2002 en van artikel 55 dat van kracht wordt op 1 januari 1999.
Het vervalt uiterlijk op 31 december 2004.
Art. 59.Het Lid van het College dat belast is met het Gehandicaptenbeleid wordt belast met de uitvoering van deze beslissing.
Brussel, 18 juli 2002.
Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : E. TOMAS, Voorzitter van het College W. DRAPS, Lid van het College belast met het Gehandicaptenbeleid A. HUTCHINSON, Lid van het College belast met de Begroting
Bijlage 1 bij het besluit van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra voor schoolgaande kinderen ELEMENTEN VAN HET COLLECTIEF PROJECT VAN DE DAGCENTRA VOOR SCHOOLGAANDE KINDEREN 1. Algemene doelstelingen van het centrum 2.Kenmerken van het project 2.1. Algemene voorstelling van het centrum - Type van erkenning van het centrum - Aan het centrum verwante eenheden (aanwezigheid van een school, kinderkribbe, enz.) - Finaliteiten van het collectief project - Filosofische opties van het centrum - Ethisch kader van de actie (handvest) - Theoretische referenties 2.2. Opgevangen bevolking - Kenmerken (medische, sociale, geografische, aangaande het aantal, de leeftijd, het geslacht, de graad van zelfstandigheid) 3. Aangewende middelen 3.1. Algemene organisatie 3.1.1. Opname - Opnamecriteria en -procedure - Criteria en maatregelen inzake reoriëntatie en uitsluiting 3.1.2. Telasteneming - Interdisciplinaire coördinatie van de telasteming (bestaan van een referent die de opvolging van het project verzekert, enz.) - Samenwerking, overleg, coördinatie en evaluatie binnen het centrum en met het netwerk of de externe partners - tussen en met de gehandicapten : voorziene wijze van overleg, ritme, beheer van de vergaderingen; - met de familie : wijze van samenwerken, doelstellingen, ritme, interveniënten die de contacten verzekeren, partnerships met de families (steun, familiale begeleiding of bemiddeling); - tussen werknemers : verschillende types van vergaderingen, ritme, doel, interveniënt; - met de school (scholen); - met de andere externe partners : partners, interveniënten die de contacten verzekeren. - Bepaling en organisatie van de individuele of collectieve telastenemingen : criteria, logica, procedure, evaluatie - Bepaling en organisatie van de telastenemingen buiten het centrum ( leefwereld, schoolomgeving, familiekring, kinderkribbe,...) - Specificiteiten tijdens de schoolvakanties 3.2. Uitwerking van het individueel project en evaluatie - Modaliteiten voor de evaluatie van de bevoegdheden en de behoeften van elke gehandicapte rekening houdend met zijn levensproject - Definitie van de doelstellingen, uitwerking en aanpassing van een op maat gemaakte overeenkomst - Modaliteiten voor de evaluatie van de gekozen strategieën en de gebruikte werktuigen - Modaliteiten voor de uitwerking van het individueel project (opvolging van de acties, partners, verantwoordelijkheden, termijnen, concreet voor de persoon en zijn familie gereserveerde plaats, prioritair betrokken interveniënten) 3.3. Comfortfactoren - Periode van eventuele sluiting (data, permanentie, alternatieve opvangoplossing) - Organisatie van de opvang van de gehandicapte en van zijn familie (teleonthaal, eerste contacten ter plaatse, middagperiode, aanverwante diensten, vervoer, enz.) - Beschikbaarheid op de verschillende leefomgevingen 3.4. Relationeel netwerk - Bij de actie van het centrum betrokken partners - Stille vennoten, prescriptoren, aanverwante organisaties - Wachttijden, wijzen van wederzijdse communicatie, enz. - Wijze van organisatie van de persoonlijke relaties van de gehandicapten met hun omgeving - Plaatsen waar de opgevangen personen hun autonomie uitoefenen (diverse handelszaken, gespecialiseerde diensten die in de lijn van het project wxerken, sportactiviteiten, culturele activiteiten, vrije tijd en vakanties) 3.5. Personeel - Functioneel en hiërarchisch organigram - Definitie van de verschillende categorieën interveniënten - Verdeling van de functies tussen de leden van het psychologisch, educatief, reëducatief en sociaal team - Vormingen : doelstellingen 3.6. Inplanting 3.6.1. Ligging van het centrum - Aanwezigheid van een park, van tuinen, van aanverwante infrastructuren (zwembad, sportzaal, diverse evenementenhallen, enz.) - Toegang tot het openbaar vervoer - Toegang tot een extern net van infrastructuren (sporthal, zwembad, enz.); omgekeerd, onthaal van personen die van buiten het centrum komen 3.6.2. Infrastructuur van het centrum - Coherentie tegenover de doelgroepen en evolutie ervan lokalen voor bijzondere activiteiten) 3.6.3. Andere opvangplaatsen 3.7. Gebruik van gespecialiseerd materiaal - Gebruik van het informaticawerktuig en beoogde doel - Gebruik van aangepast materieel, collectief of individueel - Gebruik van voertuigen (al dan niet aangepaste bus, enz.) _______ Nota De cursief gedrukte bepalingen zijn richtinggevend.
Gezien om te worden bijgevoegd bij het besluit van 18 juli 2002.
Door het College van de Franse Gemeenschap : E. TOMAS, Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie W. DRAPS, Lid van het College belast met het Gehandicaptenbeleid A. HUTCHINSON, Lid van het College belast met de begroting
Bijlage 2 bij het besluit van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van en de toelagen aan de dagcentra voor schoolgaande kinderen TOEGELATEN UITGAVEN VOOR DE VERANTWOORDING VAN DE WERKINGSTOELAGE VAN DE DAGCENTRA VOOR SCHOOLGAANDE KINDEREN 1.Zorgen Aankoop van farmaceutische goederen - courante producten Aankoop van klein verzorgingsmateriaal 2. Educatie, reëducatie en andere specifieke activiteiten Aankoop van goederen en diensten voor de educatie, de reeducatie en de andere specifieke activiteiten Aankoop van didactisch materiaal (terugbetaalbaar) Aankoop van didactisch materiaal (niet terugbetaalbaar) Aankoop van grondstoffen voor ambachtsactiviteiten 3.Vervoer en verplaatsingen Begeleiding van gehandicapten Niet-begeleide gehandicapten Brandstof voor dienstvoertuigen Huur dienstvoertuigen Opdrachten 4. Voeding Uitgaven voor het eten van de gehandicapte (vergoedingen of reële kosten) Aankoop van voedingsmiddelen Aankoop van diensten inzake voeding Aankoop van klein keukenmateriaal 5.Kledij Aankoop van klein materiaal en kleine benodigdheden voor kledij Aankoop van klein materiaal en kleine benodigdheden voor schoenen 6. Vakantie (d.w.z. residentieel verblijf buiten het centrum) Huur (met inbegrip van de servicekosten) Vervoer Vrije tijd Gekochte vakantie 7. Lingerie Aankoop van klein materiaal en beddengoed (lakens en hoeslakens) Aankoop van huislinnen Externe diensten voor herstel van beddengoed 8.Washok Aankoop van wasproducten Externe wasserijdiensten 9. Onderhoud en herstelling rolstoelen voor gehandicapten 10.Andere kosten Kantoorbenodigdheden Informaticabenodigdheden Telefoon, fax Portokosten Internet Vergaderingskosten Representatiekosten Externe informaticadiensten (andere dan onderhoud en herstellingen) Onderhoud en herstellingen informaticamateriaal Honoraria externe boekhouders Honoraria revisor Honoraria advocaten en notarissen Honoraria preventieadviseur Andere honoraria Publiciteit, advertenties en inlassingen Aansluitingskosten bij diverse organismen (beperkt tot euro 2.000) 11. Beheerskosten personeel Abonnementen op vakbladen en documentatie Recruteringskosten Sociaal secretariaat 12.Huur en servicekosten Huur gebouwen erfpachten Huurlasten gebouwen Huur materiaal en uitrustingen 13. Energie Stookolie Elektriciteit Gas Water 14.Onderhoud en herstellingen 14.1. Terreinen en gebouwen Reiniging Onderhoud en externe herstellingen aan de gebouwen Onderhoud en interne herstellingen aan de gebouwen Onderhoud tuinen 14.2. Installaties Onderhoud en herstellingen technische installaties Onderhoud en herstellingen keukeninstallaties en -uitrustingen Onderhoud en herstellingen washokinstallaties en -uitrustingen Onderhoud en herstellingen niet medische of paramedische uitrustingen Onderhoud en herstellingen medische en paramedische uitrustingen Onderhoud en herstellingen onderhoudsmaterieel en -gereedschap Verplichte controles door derden 14.3. Meubilair en rollend materieel Onderhoud en herstellingen meubilair Onderhoud en herstellingen bureaumaterieel Onderhoud en herstellingen informaticamaterieel Onderhoud en herstellingen rollend materieel 15. Verzekeringen Verzekeringen en burgerlijke aansprakelijkheid gehandicapten en personeel Diefstal-, brand- en schadeverzekeringen Verzekeringen auto's en voertuigen van de instelling All-riskverzekering opdrachten Andere verzekeringen 16.Afschrijvingen Afschrijvingen op kosten van eerste vestiging Dotatie aan de afschrijvingen op immateriële activa Dotatie aan de afschrijvingen op bouwwerken Dotatie aan de afschrijvingen op installaties Dotatie aan de afschrijvingen op meubilair en rollend materieel Dotatie aan de afschrijvingen op verhuurde vastleggingen, financieringen en aanverwante rechten Dotatie aan de afschrijvingen op andere materiële activa 17. Andere bedrijfslasten Onroerende voorheffing Belasting op het patrimonium van de v.z.w.'s Verkeersbelasting Gewestelijke en gemeentelijke taksen (huisvuil, rioleringen, enz.) 18. Financiële lasten Financiële lasten op huurkoopschulden en aanverwanten Financiële lasten op langetermijnschulden Interesten op wegens vertragingen in de betoelaging aangegane leningen Financiële lasten op kortetermijnschulden Bankkosten 19.Lasten op voorafgaande boekjaren Inhaling op voorgaande boekjaren Diverse diensten en goederen Vergoeding sociale lasten en pensioenen Afschrijvingen Andere bedrijfslasten Financiële lasten
Gezien om te worden bijgevoegd bij het besluit van 18 juli 2002.
Door het College van de Franse Gemeenschapscommissie : E. TOMAS, Voorzitter van het College W. DRAPS, Lid van het College belast met het Gehandicaptenbeleid A. HUTCHINSON, Lid van het College belast met de Begroting.