gepubliceerd op 18 januari 2017
Besluit 2015/1488 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende de verschillende maatregelen ter uitvoering van de begroting en de algemene en begrotingsboekhouding van de Diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie en van de administratieve Diensten met autonome boekhouding van de Franse Gemeenschapscommissie
17 DECEMBER 2015. - Besluit 2015/1488 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende de verschillende maatregelen ter uitvoering van de begroting en de algemene en begrotingsboekhouding van de Diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie en van de administratieve Diensten met autonome boekhouding van de Franse Gemeenschapscommissie
Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 juni 2013 houdende de integratie van de genderdimensie binnen de politieke beleidslijnen van de Franse Gemeenschapscommissie;
Gelet op het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 24 april 2014 houdende de bepalingen van toepassing op de begroting, de boekhouding en de controle van de administratieve diensten van de Franse Gemeenschapscommissie en de Administratieve Openbare Instellingen die hiervan afhangen;
Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 23 juli 1996 met betrekking tot de administratieve en budgettaire controle;
Gelet op het advies van de Inspectie der Financiën van 08 oktober 2015 Gelet op het akkoord van de Voorzitster van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met de begroting, op [datum];
Gelet op het advies nr. 58.407/2 van de Raad van State van 30 november 2015 in toepassing van het artikel 84, § 1ste, alinea 1ste, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Voorzitster van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met de begroting;
Na beraadslaging, Besluit : TITEL I - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.De bepalingen van onderhavig besluit zijn van toepassing op de Diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie en op de Administratieve Diensten met autonome boekhouding van de Franse Gemeenschapscommissie.
Art. 2.Voor de toepassing van onderhavig besluit verstaat men onder 1° Decreet van 24 april 2014 : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 24 april 2014 houdende de bepalingen van toepassing op de begroting, de boekhouding en de controle van de administratieve diensten van de Franse Gemeenschapscommissie en de Administratieve Openbare Instellingen die hiervan afhangen;2° Het Koninklijk Besluit tot vaststelling van het boekhoudplan : Koninklijk Besluit van 10 november 2009 tot vaststelling van het boekhoudplan van toepassing op de Federale Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten en de gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;3° Organiek begrotingsfonds : begrotingsfonds in het leven geroepen bij organiek decreet bij toepassing van het artikel 8 van het decreet van 24 april 2014;4° Personeelslid: lid van het personeel van de administratieve diensten van de Franse Gemeenschapscommissie, welke ook de juridische aard is van de werkrelatie die deze met voornoemde diensten verbindt;5° Kassier : kredietinstelling die instaat voor het beheer van de dagelijkse situatie van de financiën van de Diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie en van de administratieve Diensten met autonome boekhouding van de Franse Gemeenschapscommissie;6° Hoofdgroep qua aard : het onderdeel van de economische classificatie dat overeenstemt met het eerste cijfer van de economische code;7° Oorspronkelijke schuldeiser : houder van de juridische verbintenis op de Franse Gemeenschapscommissie of elke andere persoon die een betaling kan bekomen op grond van afgeleide rechten op deze houder zonder dat hij meer rechten dan hij al bezit kan verwerven;8° Algemeen Directeur : algemeen Directeur van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie zoals beoogd door het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 6 juni 2013 tot vaststelling van de structuur van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie. TITEL II. - DE ACTOREN HOOFDSTUK 1. - Bij de splitsing van de functies
Art. 3.De functies van ordonnateur en rekenplichtige worden uitgeoefend door verschillende personeelsleden.
Art. 4.Als het functioneel niet mogelijk is om de functies van gewone en buitengewone rekenplichtige te scheiden, dan kunnen deze worden uitgeoefend door één en hetzelfde personeelslid. De kassa van de uitgaven en deze van de ontvangsten moeten echter fysiek en overzichtelijk van elkaar worden gescheiden. Het is verboden om rechtstreeks fondsen van de ene rekening naar de andere over te brengen. HOOFDSTUK 2. - De ordonnateurs
Art. 5.§ 1. De functie van afgevaardigde ordonnateur wordt waargenomen door ambtenaren van de Diensten van het College die onder het statuut vallen met minstens de graad van administratief directeur, volgens de bepalingen vastgelegd door het College en overeenkomstig het artikel 7 van onderhavig besluit. § 2. De functie van gesubdelegeerde ordonnateur wordt waargenomen door ambtenaren van de Diensten van het College onderworpen aan het statuut volgens de bepalingen vastgelegd door het College en overeenkomstig het artikel 7 van onderhavig besluit.
Art. 6.Het College kan maar één gedelegeerde ordonnateur per kabinet en één gesubdelegeerde ordonnateur per kabinet aanstellen.
Art. 7.Het besluit van delegatie of subdelegatie, vastgesteld door het College, bepaalt minstens voor elke delegatie : - haar toepassingsgebied; - haar aard; - haar grenzen.
Onder toepassingsgebied worden de ambtenaren, functies, besturen, diensten en directies, onderworpen aan het besluit van delegatie of subdelegatie, verstaan.
Onder aard wordt verstaan het voorwerp van de in termen van volmachten en handtekening verleende delegatie.
Onder grenzen wordt verstaan de opsomming van de drempels die per uitgavencategorie dienen te worden gerespecteerd.
Art. 8.De secundaire, gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateurs mogen enkel handelen binnen de grenzen vastgesteld door de delegatie- of subdelegatiebesluiten.
Art. 9.De gedelegeerde ordonnateur staat, samen met de andere gedelegeerde ordonnateurs in het kader van de Directieraad, in voor de organisatorische structuur evenals voor de systemen en procedures van beheer en interne controle aangepast aan de uitvoering van zijn taken.
Art. 10.Als een gedelegeerd of gesubdelegeerde ordonnateur van mening is dat een beslissing die hem wordt voorgelegd indruist tegen de wettelijke of reglementaire bepalingen of als hij of de diensten die van hem afhangen niet over de nodige informatie beschikken, dan verwijst hij deze terug naar het College.
Er mag geen enkele sanctie worden genomen tegen de gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateurs die in die hoedanigheid handelen zonder voorafgaandelijk advies van de Inspectie der Financiën. Dit advies wordt verstrekt binnen de acht dagen na voorlegging van het dossier aan de Inspectie der Financiën.
Art. 11.De gedelegeerde en gesubdelegeerde ordonnateurs kunnen, te allen tijde, tijdelijk worden geschorst door het met de begroting belast lid van het College in geval van fraude of herhaalde nalatigheid.
De beslissing wordt aan de betrokkene, aan de delegerende overheid, aan de controleur van vastleggingen en vereffeningen en aan de bevoegde rekenplichtige(n) betekend.
Het College spreekt zich binnen een termijn van 15 werkdagen uit over deze schorsing.
Art. 12.Het met de begroting belast lid van het College stelt een overzicht op van de personeelsleden belast met een functie van gedelegeerd ordonnateur en actualiseert deze. HOOFDSTUK 3. - De rekenplichtigen Afdeling 1. - Aanstelling
Art. 13.De rekenplichtigen worden aangesteld in functie van hun ervaring en hun vakbekwaamheid overeenkomstig het artikel 44, § 1, alinea 2 van het decreet van 24 april 2014.
Art. 14.§ 1. De vanuit functioneel oogpunt bevoegde diensten stellen een ontwerpdecreet van aanstelling op voor de rekenplichtigen die ze benoemd willen zien. Dit ontwerp wordt ter goedkeuring naar het kabinet van het met de begroting belast lid van het College gestuurd die dit daarna voorlegt aan het College. § 2. Voor elke titelvoerende rekenplichtige kunnen er gelijktijdig twee plaatsvervangende rekenplichtigen worden aangesteld, op voorstel van het lid of de leden van het College dat/die vanuit functioneel oogpunt bevoegd is/zijn.
Art. 15.§ 1. Het aanstellingsbesluit van het College dat de rekenplichtigen, de titelvoerende of de plaatsvervangende, aanstelt, omschrijft de specifieke taken van de rekenplichtige en vermeldt de datum vanaf wanneer deze het beheer op zich zal nemen. § 2. Een kopie van het besluit van het College zal, ter informatie, onverwijld worden meegedeeld aan de Dienst voor Begroting, Boekhouding en Financiën, aan de Inspectie van Financiën, aan het Rekenhof en aan de Controleur voor vastleggingen en vereffeningen. Afdeling 2. - Vervanging
Art. 16.In geval van een voorziene afwezigheid van korte duur van de titelvoerende rekenplichtige worden zijn functies waargenomen door de plaatsvervangende rekenplichtige tot wanneer de titelvoerende rekenplichtige het beheer terug uitoefent.
De titelvoerende rekenplichtige stelt de richtlijnen op voor de uitoefening van de vervanging.
Art. 17.In geval van een voorziene afwezigheid van meer dan 60 kalenderdagen van de rekenplichtige, titelvoerende of plaatsvervangende, zal deze tijdelijk of definitief door het college van zijn beheer worden ontheven.
Een titelvoerende rekenplichtige of een plaatsvervangende wordt door het College aangesteld ter vervanging van de afwezige rekenplichtige.
Art. 18.Als de titelvoerende en plaatsvervangende rekenplichtigen onverwachts in de onmogelijkheid verkeren hun functie uit te oefenen, stelt het Collegelid dat vanuit functioneel oogpunt bevoegd is onmiddellijk een tijdelijke titelvoerende rekenplichtige aan.
Art. 19.In geval van wanprestaties van een rekenplichtige, behoorlijk vastgesteld door de leidinggevende Ambtenaar, voorziet het College, als voorzorgsmaatregel, in zijn vervanging volgens de in artikel 17 van onderhavig besluit voorziene modaliteiten. Afdeling 3. - Rechten en plichten van de rekenplichtige
Art. 20.Het met de begroting belast lid van het College stelt de richtlijnen op die door de rekenplichtige moeten worden nageleefd in verband met het beheer en het behoud van de fondsen die hem worden toevertrouwd. Hij bepaalt ook de maatregelen die de rekenkundige moet naleven ter beveiliging van de documenten en de, eventuele geautomatiseerde, bestanden waarmee hij werkt.
Art. 21.§ 1. Bij zijn aanstelling wordt elke rekenplichtige door de administratief directeur van de Dienst voor Begroting, Boekhouding en Financiën of door iemand van zijn dienst ingelicht over zijn opdracht, zijn taken en de verantwoordelijkheid die hij op zich neemt evenals over de rechten en plichten die hieruit voortvloeien.
Hij ontvangt daarenboven alle nuttige informatie tot uitvoering van zijn functie, meer bepaald in verband met het beheer van de uittredende rekenplichtige. § 2. De administratief directeur van de Dienst voor Begroting, Boekhouding en Financiën of een persoon van zijn dienst die hij daartoe aanstelt stelt een verslag op van de mededeling van deze informatie.
Art. 22.De rekenplichtige maakt in een schriftelijk verslag aan de Directeur-generaal melding van elk feit of elke situatie die mogelijk het beheer van de fondsen, die hem werden toevertrouwd, in gevaar kan brengen. De Directeur-generaal meldt ontvangst van dit verslag binnen een termijn van vijftien werkdagen en stelt een uitgebreid verslag op voor de administratief directeur die vanuit functioneel oogpunt bevoegd is en die corrigerende maatregelen neemt teneinde de veiligheid van het behoud van de fondsen te herstellen. Afdeling 4. - Opdrachten
Onderafdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 23.De rekenplichtige wordt, naargelang het geval, belast met de betaling van de onkosten, de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen, de invordering, de inning en de teruggave van vastgestelde rechten, de terugbetaling van ten onrechte geïnde ontvangsten, de inning van contante rechten, het behoud van de fondsen evenals met elke andere verrichting met andere rekenplichtigen.
Art. 24.De rekenplichtige verricht zijn ontvangsten en uitgaven vanaf één of meerdere financiële rekeningen geopend op naam van de boekhoudkundige eenheid bij de kassier, overeenkomstig de bepalingen die de opdracht van de kassier regelen.
Art. 25.De rekenplichtige registreert in het boekhoudsysteem alle financiële verrichtingen die hij uitvoert, zoals omschreven in het artikel 44, § 1, alinea 3 van het decreet van 24 april 2014.
Onderafdeling 2. - De centraliserende rekenplichtige van de uitgaven
Art. 26.§ 1. De centraliserende rekenplichtige van de uitgaven dient de kassier, binnen de mogelijkheden van de beschikbare liquiditeiten, en overeenkomstig de bevelen gegeven door de bevoegde ordonnateurs het volgende voor te leggen : 1° ten laste van de centrale rekening van de uitgaven : - de betalingsbevelen die, hetzij rechtstreeks toekomen aan de schuldeisers en andere crediteuren, hetzij aan andere rekenplichtigen van de Diensten van het College; - de opdrachten tot het intern overschrijven van fondsen die nodig zijn voor het beheer van de globale financiële staat bij de kassier; - de opdrachten tot externe overschrijvingen die voortvloeien uit begrotingsverrichtingen waarvoor bedragen tijdelijk op bij de kassier geopende rekeningen werden geplaatst. 2° ten laste van de rekeningen geopend voor verrichtingen in verband met de begrotingsfondsen, de betalingsbevelen die rechtstreeks ten gunste zijn van de schuldeisers en andere crediteuren. Hij wordt ook belast met de termijnverrichtingen en beheert de rekeningen die nodig zijn voor de inschrijving van transacties in verband met de opbrengsten van leningen of het beleggen van overschotten evenals de rekeningen die werden geopend voor het boeken van de interesten. § 2. Deze rekenplichtige kan de centraliserende rekenplichtige van de ontvangsten zijn.
Onderafdeling 3. - De centraliserende rekenplichtige van de ontvangsten
Art. 27.§ 1. De centraliserende rekenplichtige van de ontvangsten is belast met de inning en de registratie van de bedragen die verschuldigd zijn aan de boekhoudkundige eenheid waarvoor er geen invorderingsbevel werd gericht aan een gewone rekenplichtige en die, zonder het voorwerp te hebben uitgemaakt van een voorafgaandelijk vastgesteld recht, werden gestort op de centrale ontvangstenrekening.
Hij is er ook mee belast om de bedragen, gestort op rekeningen geopend voor verrichtingen met betrekking tot de begrotingsfondsen, te innen en te boeken. § 2. Deze rekenplichtige kan de centraliserende rekenplichtige van de uitgaven zijn.
Onderafdeling 4. - De rekenplichtige van de geschillen
Art. 28.§ 1ste. De rekenplichtige van de geschillen is belast met het beheer van de betalingsbevelen waarbij aan de voorwaarde inzake de identiteit van de schuldeiser voor de bepaling van het vastgestelde recht niet langer voldaan wordt bij de betaling of van de betwiste betalingsbevelen, voornamelijk in geval van arrest, beslag, verzet, endossement of afstand. § 2. De betalingsbevelen, onderwerp van een geschil, worden hem overgemaakt door de centraliserende rekenplichtige van de uitgaven die, via zijn boekhoudkundige lopende rekening, de boekhoudkundige lopende rekening van de rekenplichtige van de geschillen voor het overeenkomstige bedrag crediteert. Deze laatste rekening wordt dan ook gedebiteerd bij de effectieve betaling aan de rechthebbenden. § 3. Deze rekenplichtige kan de rekenplichtige van liggende fondsen zijn of de centraliserende rekenplichtige.
Onderafdeling 5 - De rekenplichtige van de liggende fondsen
Art. 29.§ 1. De rekenplichtige van de liggende fondsen is belast met het beheer van de betalingsbevelen die niet werden uitgevoerd, meer bepaald omdat de crediteur of de begunstigde onbekend zijn, omwille van een overlijden, bij adreswijziging of onbekend bankrekeningnummer.
Voornoemde betalingsbevelen worden aan hem overgemaakt door de centraliserende rekenplichtige van de uitgaven die, via zijn lopende rekening, de lopende rekening van de rekenplichtige van de liggende fondsen crediteert met het overeenkomstige bedrag. Deze laatste rekening wordt dan ook gedebiteerd bij effectieve betaling van de schuldeisers. § 2. Deze rekenplichtige kan de rekenplichtige van de geschillen zijn of de centraliserende rekenplichtige.
Onderafdeling 6. - De gewone rekenplichtige
Art. 30.De gewone rekenplichtige beheert zonder uitstel de vastgestelde rechten opgenomen in de boekhoudkundige bescheiden. Hij neemt de nodige maatregelen voor de invordering en de inning van de vastgestelde rechten overeenkomstig de opdracht tot invordering van de ordonnateur. Hij ziet daarenboven toe op het behoud van de vastgestelde rechten.
Art. 31.De gewone rekenplichtige schrijft de opbrengst van zijn ontvangsten, verminderd met de uitgaven als beoogd in het artikel 44, § 6, alinea 2 van het decreet van 24 april 2014, over naar de centrale Ontvangstenrekening.
Art. 32.De gewone rekenplichtige bezorgt de ordonnateur op regelmatige basis de boekhouding met betrekking tot de invordering van de vastgestelde rechten die hij beheert, meer bepaald de geactualiseerde balans van de debiteurenrekeningen van deze vastgestelde rechten.
Art. 33.Behoudens afwijkende bepalingen maakt de gewone rekenplichtige, als hij het vastgestelde recht niet heeft kunnen invorderen, het desbetreffende dossier over aan de juridische dienst teneinde via alle mogelijke rechtsmiddelen over te laten gaan tot invordering.
Van zodra de juridische dienst ontvangst van het dossier heeft gemeld, wordt het vastgestelde recht geboekt als een dubieuze vordering en vormt deze tegelijkertijd een waardevermindering ten laste van de resultaten van het boekjaar.
Art. 34.§ 1. Als de procedure als voorzien in het artikel 33 alinea 1 van onderhavig besluit niet tot invordering heeft geleid, dan vraagt de gewone rekenplichtige, met gemotiveerde beslissing, de bevoegde ordonnateur om opschorting of annulering van de opdracht tot invordering. § 2. Het vastgestelde recht waarvoor de opdracht tot invordering werd opgeschort wordt overgeheveld van de rekening `dubieuze schuldvorderingen' naar de rekening ` onbeperkt uitstel van invordering'.
Indien zich later een mogelijkheid tot invordering voordoet, dan start de gewone rekenplichtige opnieuw alle reglementaire procedures van invordering en vraagt, à rato van het bedrag van het vastgestelde recht, de terugname van de waardevermindering. § 3. Het vastgestelde recht waarvoor de invorderingsopdracht werd geannuleerd wordt geboekt als oninbare vordering, op basis van het dossier dat werd opgesteld door de gewone rekenplichtige. Vóór afsluiting van het boekjaar wordt de oninbare vordering afgeboekt door de waardevermindering.
Onderafdeling 7 - De buitengewone rekenplichtige
Art. 35.§ 1. De buitengewone rekenplichtige van de Diensten van het College voert, op basis van een voorschot dat hem wordt toegekend door de centraliserende rekenplichtige van de uitgaven, de betalingen in contanten of via de elektronische uitgavenportefeuille uit voor een bedrag dat, behoudens toegestane afwijking door het met de begroting belast Collegelid, niet meer bedraagt dan 2500 Euro inclusief btw en die diverse functionele en patrimoniale uitgaven zijn.
De voorschotten die hij ontvangt mogen niet meer bedragen dan 8500 Euro per allocatie. § 2. Het met de begroting belast lid van het College bepaalt de modaliteiten volgens de welke de voorschotten die de centraliserende rekenplichtige voor de uitgaven toestaat aan een buitengewone rekenplichtige begrotingsverrichtingen zijn in de zin van het artikel 5 van het decreet van 24 april 2014. § 3. Het boekhoudsysteem verwerkt de rekeninguittreksels die door de kassier van de financiële verrichtingen, uitgevoerd door deze buitengewone rekenplichtige, worden bezorgd.
Art. 36.De buitengewone rekenplichtigen van de kabinetten geven de betalingsbevelen voor werkingsuitgaven die niet meer bedragen dan het bedrag van de uitgaven, voorgelegd aan het visum van de controleur van de vastleggingen en vereffeningen, aan de kassier.
De door hen geïnde voorschotten mogen niet meer bedragen dan 31.500 Euro.
Art. 37.§ 1. Het maximum bedrag van de voorschotten die de buitengewone rekenplichtige gelijktijdig in zijn bezit mag hebben én op een welbepaald moment op de rekening(en) die op zijn naam bij de kassier werd(en) geopend, bedraagt behoudens afwijking toegestaan door de met de begroting belast lid van het College: - voor de buitengewone rekenplichtigen van de Diensten van het College 15.000 Euro; - voor de buitengewone rekenplichtigen van de kabinetten 50.000 Euro. § 2. Het saldo van het voorschot dat op het einde van het begrotingsjaar niet werd opgebruikt wordt door de buitengewone rekenplichtige teruggegeven aan de centrale ontvangstenrekening waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen het patrimoniaal bedrag en het werkingsbedrag. Afdeling 5. - Rekening en verantwoording door de titelvoerende
rekenplichtigen Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 38.§ 1. Het met de begroting belast lid van het College bepaalt de vorm, de inhoud en de periodiciteit van de rekeningen die moeten worden neergelegd door de titelvoerende rekenplichtigen. § 2. Het met de begroting belast lid van het College bepaalt de bewijskrachtige stukken die moeten worden bijgevoegd ter staving van de rekeningen die aan het Rekenhof worden voorgelegd en stelt de termijn vast binnen dewelke de rekening van de titelvoerende rekenplichtige moet worden overgemaakt aan de Dienst voor Begroting, Boekhouding en Financiën, die ermee belast is deze binnen de maand na opstelling ervan te bezorgen aan het Rekenhof.
Zonder afbreuk te doen aan de vorige alinea registreert de titelvoerende rekenplichtige, overeenkomstig het artikel 25 van onderhavig besluit, zijn verrichtingen in het boekhoudsysteem en voegt hij bij zijn rekeningen de volgende documenten met betrekking tot de boekhoudperiode: 1° een balans van de rekeningen die de in de derdenrekeningen van het boekhoudsysteem vastgestelde rechten opneemt;2° het (de) financiële dagboek(en) gehaald uit het boekhoudsysteem met de gedane verrichtingen;3° de rekeninguittreksels bezorgd door de kassier;4° het proces-verbaal van de kastoestand. Deze documenten geven de situatie weer op het einde van het beheer waarover de titelvoerende rekenplichtige verantwoording aflegt. § 3. Indien een titelvoerende rekenplichtige niet binnen de termijn, als beoogd in § 2 alinea 1, zijn rekening voorlegt, dan wordt deze ambtshalve opgesteld door de plaatsvervangende rekenplichtigen, de tijdelijke titelvoerende rekenplichtige of de hiërarchische meerdere als deze niet de ordonnateur is. Een kopie van dit verslag wordt aangetekend naar de rekenplichtige verstuurd. § 4. Het lid van het College dat vanuit functioneel oogpunt bevoegd is ontvangt een kopie van de rekeningen.
Onderafdeling 2. - De jaarrekening van het beheer
Art. 39.§ 1ste. Overeenkomstig het artikel 44, § 1, alinea's 5 en 6 van het decreet van 24 april 2014 legt de titelvoerende rekenplichtige jaarlijks zijn rekening bij het Rekenhof neer. § 2. De buitengewone rekenplichtige kan uitzonderlijk de rekening van zijn driemaandelijks beheer voorleggen aan het Rekenhof volgens dezelfde modaliteiten als deze voor de jaarrekening.
Onderafdeling 3. - De tekortrekening
Art. 40.§ 1. Wanneer er in de verrichtingen van een titelvoerende rekenplichtige een tekort voorkomt, hetzij ingevolge een correctie van de verrichtingen ten bedrage van de in kas geïnde en niet-geboekte ontvangsten of van niet-ingevorderde vastgestelde rechten, hetzij ingevolge de verwerping van als onregelmatig beschouwde uitgaven, hetzij nog ingevolge diefstal of verlies van fondsen waarbij de aansprakelijkheid van de rekenplichtige is betrokken, dan wordt hij gehoord door het intern administratief adviesorgaan. § 2. Tijdens zijn verhoor kan de titelvoerende rekenplichtige zich laten vertegenwoordigen of vergezellen van een persoon van zijn keuze. § 3. Het intern administratief adviesorgaan stelt een proces-verbaal op van het verhoor van de titelvoerende rekenplichtige. Dit proces-verbaal wordt ondertekend door de titelvoerende rekenplichtige en door alle leden van het intern administratief adviesorgaan die zijn overgegaan tot het verhoor. § 4. Na te zijn overgegaan tot het verhoor van de titelvoerende rekenplichtige stelt het intern administratief adviesorgaan een advies op met betrekking tot de tekortrekening.
Art. 41.§ 1. Na het proces-verbaal van verhoor en het advies van het intern administratief adviesorgaan te hebben ontvangen, verzoekt de directeur-generaal de rekenplichtige om het tekort aan te zuiveren.
Bij ontstentenis wordt de rekening in gebreke gesteld ten bedrage van het genoemde tekort. § 2. De ingebrekestelling maakt het voorwerp uit van een door de hiërarchische meerdere opgesteld proces-verbaal met de noodzakelijke vermelding van het bedrag en de datum van het ontstaan van het tekort en de omstandigheden waarin het tekort is ontstaan. § 3. Op basis van dit proces-verbaal moet de rekenplichtige, onverwijld, een beheerrekening opstellen genaamd `bijzondere tekortrekening'.
Art. 42.De tekortrekening moet worden overgemaakt aan het Rekenhof vóór afloop van de derde maand volgend op de vaststelling van het tekort.
Art. 43.Het proces-verbaal van verhoor evenals het advies, uitgebracht door het intern administratief adviesorgaan, worden meegedeeld aan de leden van het College na afsluiting met een tekort door het Rekenhof.
Art. 44.Nadat de beheerrekening door het Rekenhof met een tekort werd afgesloten kan het met de begroting belast lid van het College, op grond van het artikel 8 van de wet van 29 oktober 1846 houdende de organisatie van het Rekenhof, besluiten deze voor het Rekenhof te dagen of hiervan af te zien.
Art. 45.§ 1. Het intern administratief adviesorgaan waarnaar wordt verwezen in het artikel 39 van onderhavig besluit bestaat uit twee leden van de Directie voor Begroting, Boekhouding en Financiën, twee leden van de Administratie betrokken door de tekortrekening en een lid van de juridische dienst van de Franse Gemeenschapscommissie. § 2. De leden van het intern administratief adviesorgaan worden aangesteld door de Directeur-generaal. § 3. Het intern administratief adviesorgaan bepaalt zijn werkingsmodaliteiten.
Onderafdeling 4. - De rekening einde beheer
Art. 46.§ 1. In het geval van de tijdelijke of definitieve beëindiging van zijn functie, maakt de titelvoerende rekenplichtige een rekening einde beheer op.
De rekening einde beheer moet aan het Rekenhof worden overgemaakt vóór het einde van de derde maand die volgt op het beëindigen van de functie. § 2. Indien het beheer wordt overgenomen door een andere rekenplichtige, overeenkomstig de artikelen 17, 18 en 19 van onderhavig besluit, dan wordt een proces-verbaal van overgave-overname van het beheer opgesteld en toegevoegd aan de rekening einde beheer.
Dit proces-verbaal wordt ondertekend door de uittredende rekenplichtige, door de intredende rekenplichtige, door de hiërarchische meerdere en door de plaatsvervangende of tijdelijke rekenplichtige.
Art. 47.§ 1. In geval van onvoorzien en totaal, tijdelijk of definitief onvermogen van een titelvoerende rekenplichtige, stelt de plaatsvervangende rekenplichtige, de tijdelijke titelvoerende rekenplichtige of de hiërarchische meerdere een rekening einde beheer op op de datum van onvermogen van de titelvoerende rekenplichtige.
Indien de rekenplichtige is overleden, dan wordt er een kopie van deze rekening per aangetekend schrijven naar de erfgenamen verstuurd. § 2. In geval van onvoorzien en totaal, tijdelijk of definitief onvermogen van de titelvoerende rekenplichtige, wordt het proces-verbaal van overgave-overname ondertekend door de ordonnateur en door de plaatsvervangende rekenplichtige, de tijdelijke rekenplichtige of de hiërarchische meerdere als hij niet de ordonnateur is. Hij zal in het kort het geval van overmacht toelichten. Afdeling 6. - Verantwoordelijkheden
Art. 48.De rekenplichtige kan op elk moment, tijdelijk of definitief, door het College worden ontheven van zijn functies. HOOFDSTUK 4. - Controle van de rekeningen
Art. 49.§ 1. Vooraleer de rekeningen als voorzien in het artikel 44, § 1, alinea's 5 en 6 van het decreet van 24 april 2014 voor te leggen, voegt de rekenplichtige bij zijn beheerrekening een overzicht van de op die rekening uitgevoerde controles. Dit overzicht wordt medeondertekend door de ordonnateur, die instaat voor een controle met betrekking tot de wettelijkheid en de regelmatigheid van de beheerrekening evenals voor een controle met betrekking tot de naleving van de interne bepalingen. § 2. Het met de begroting belast lid van het College bepaalt het model van het overzicht van de controle.
Art. 50.De dienst voor Begroting, Boekhouding en Financiën gaat over tot verificatie van de beheerrekeningen vooraleer deze aan het Rekenhof over te maken teneinde zich te vergewissen van de juistheid en betrouwbaarheid van de registraties op de rekeningen en in de andere boekhoudkundige documenten.
TITEL II.I - DE OPSTELLING VAN DE BEGROTING HOOFDSTUK 1. - Algemeenheden
Art. 51.De Directie voor Begroting, Boekhouding en Financiën van de Franse Gemeenschapscommissie ziet toe op de formele toepassing van de economische en functionele classificaties op de basisallocaties.
Art. 52.§ 1. De in het beschikkende gedeelte van de rijksmiddelenbegroting en van de algemene uitgavenbegroting opgenomen bedragen worden weergegeven in Euro. § 2. De bedragen opgenomen in de begrotingstabellen worden weergegeven in duizenden Euro. De uitgavenramingen worden afgerond naar het hogere duizendtal. De ontvangstenramingen worden afgerond naar het lagere duizendtal.
Art. 53.Overeenkomstig het artikel 5 van het decreet van 24 april 2014 voorziet de begroting, wat betreft de uitgaven, twee soorten van krediet : het vastleggingskrediet en het vereffeningskrediet.
Wat betreft de ontvangsten voorziet de begroting ontvangstenkredieten.
Art. 54.Het met de begroting belast lid van het College werkt de voorontwerpen van het begrotingsdecreet uit. HOOFDSTUK 2. - Begrotingscyclus
Art. 55.§ 1. De begrotingscyclus bestaat achtereenvolgens uit : - de opmaak van de begroting; - de uitvoering en de analyse van de begroting; - de periodieke opvolging van de begroting; - de evaluatie van de begroting. § 2. Het College is, op voorstel van het met de begroting belast lid van het College, bevoegd om de praktische modaliteiten voor de begrotingscyclus, van toepassing op de Diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie en de Administratieve diensten met autonome boekhouding van de Franse Gemeenschapscommissie vast te leggen. HOOFDSTUK 3. - Bepalingen in verband met het ontwerp van het begrotingsdecreet Afdeling 1. - Bepalingen in verband met de rijksmiddelenbegroting
Onderafdeling 1. - Bepalingen in verband met het beschikkende gedeelte van de rijksmiddelenbegroting
Art. 56.Het beschikkende gedeelte van de rijksmiddelenbegroting omvat minstens : 1° een bepaling die alle algemene totalen van de rijksmiddelenbegroting weergeeft door een onderscheid te maken tussen de algemene ontvangstenkredieten en de specifieke ontvangstenkredieten;2° een bepaling die het afsluiten van leningen, binnen de grenzen en voorwaarden die hij bepaalt, toelaat. Onderafdeling 2. - Bepalingen inzake de begrotingstabel van de rijksmiddelenbegroting a) Bepalingen in verband met de horizontale structuur van de begrotingstabel Art.57. De begrotingstabel is opgedeeld in opdrachten. Iedere opdracht stemt overeen met een welomschreven financieringswijze die toegepast wordt in het kader van de verschillende bevoegdheden van de Franse Gemeenschapscommissie. De opdrachten worden oplopend genummerd en ieder opdrachtnummer telt twee posities.
Art. 58.§ 1. Iedere opdracht is opgedeeld in één of meerdere programma's. Ieder programma stemt overeen met een bijzondere doelstelling die voorop gesteld wordt teneinde de opdracht, waaronder het programma ressorteert, te realiseren. De programma's worden oplopend genummerd en ieder programmanummer telt drie posities. § 2. Ieder programma kan ontvangsten bevatten die nog niet verdeeld werden volgens de economische classificatie.
Niettemin mag de aanrekening van de ontvangsten slechts gebeuren op de basisallocaties die een economische code dragen die aangeeft dat het om een ontvangst gaat die verdeeld werd volgens de economische classificatie. Hiertoe mogen, in de loop van het begrotingsjaar, de nodige nieuwe basisallocaties gecreëerd worden binnen de rijksmiddelenbegroting met toestemming van het met de Begroting belast lid van het College.
Art. 59.Ieder programma is opgedeeld in één of meerdere activiteiten.
Iedere activiteit stemt overeen met een welbepaalde concrete actie die gevoerd wordt om de doelstelling van het programma te realiseren. De activiteiten worden oplopend genummerd en ieder activiteitnummer telt twee posities.
Art. 60.§ 1. Iedere activiteit is opgedeeld in één of meerdere basisallocaties op basis van de economische en functionele classificatie. § 2. Het basisallocatienummer bevat de nummers van de opdracht, van het programma en van de activiteit, het volgnummer, de economische code en de functionele code.
De basisallocaties worden op het niveau van iedere activiteit oplopend genummerd. Het volgnummer telt twee posities.
De benaming van de basisallocaties dient steeds de oorsprong van de ontvangst te bevatten evenals de aard van de ontvangst.
Indien een basisallocatie verbonden is met een organiek begrotingsfonds, dan worden de code BFB en de benaming van het fonds in kwestie vermeld. § 3. De Directie voor de Begroting, Boekhouding en Financiën van de Franse Gemeenschapscommissie ziet toe op de formele toepassing van onderhavig artikel.
Art. 61.§ 1. De totalen van de ontvangstenkredieten worden berekend per activiteit, per programma en per opdracht, alsook globaal voor de begroting. § 2. Op het niveau van de opdrachten en de globale begroting, worden de totalen van de ontvangstenkredieten vermeld per hoofdgroep, qua ontvangstenaard, van de economische classificatie. b) Bepalingen in verband met de verticale structuur van de begrotingstabel Art.62. § 1. De begrotingstabel bestaat uit de volgende kolommen : 1° een kolom met de benaming van de opdrachten, programma's, activiteiten en basisallocaties;2° een kolom die achtereenvolgens het nummer van de opdracht, van het programma en van de activiteit bevat;3° een kolom die achtereenvolgens het volgnummer en de economische code van de basisallocatie bevat;4° een kolom die de functionele code van de basisallocatie bevat;5° een kolom die de code van de aard bevat;6° een kolom die de organieke of facultatieve aard van de subsidies bevat;7° een kolom die, in voorkomend geval, de fondscode BF bevat. § 2. In geval van een initiële begroting voor een welbepaald jaar worden de volgende kolommen toegevoegd : 1° een kolom die de ontvangstenkredieten van de initiële begroting bevat van het jaar dat aan het beschouwde begrotingsjaar voorafgaat;2° een kolom die de ontvangstenkredieten van de initiële begroting bevat van het beschouwde begrotingsjaar. § 3. In geval van een aangepaste begroting voor een welbepaald jaar worden de volgende kolommen toegevoegd : 1° een kolom die de ontvangstenkredieten van de initiële begroting van het beschouwde begrotingsjaar bevat;2° een kolom die de aanpassingen van de ontvangstenkredieten van het beschouwde begrotingsjaar bevat.Bij elke nieuwe begrotingsaanpassing wordt er een extra kolom bijgevoegd; 3° een kolom die de aangepaste ontvangstenkredieten van het beschouwde begrotingsjaar bevat.Deze aangepaste kredieten zijn de som van de initiële kredieten en de kredietaanpassingen. Afdeling 2. - Bepalingen in verband met de algemene uitgavenbegroting
Onderafdeling 1. - Bepalingen in verband met het beschikkende gedeelte van de algemene uitgavenbegroting
Art. 63.Het beschikkende gedeelte van de algemene uitgavenbegroting wordt onderverdeeld in vier afdelingen : 1° afdeling I : algemene bepalingen;2° afdeling II : bijzondere bepalingen in verband met de Diensten van het College met inbegrip van deze in verband met de organieke begrotingsfondsen;4° afdeling III : bijzondere bepalingen in verband met de Administratieve Diensten met Autonome Boekhouding;5° afdeling IV : bijzondere bepalingen in verband met de andere verbintenissen van de Diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie en van de administratieve Diensten met autonome boekhouding van de Franse Gemeenschapscommissie.
Art. 64.Afdeling I bevat minimaal een artikel dat, voor het begrotingsjaar, de kredieten opent ten bedrage waarvan de uitgaven per programma worden gemachtigd. Dit artikel bevat de algemene totalen van de op de programma's ingeschreven vastleggings- en vereffeningskredieten.
Art. 65.Afdeling II bevat minimaal een bijzondere bepaling die machtiging verleent aan het College om facultatieve subsidies toe te kennen ten laste van de kredieten van basisallocaties die hiertoe speciaal in de begrotingstabel werden opgenomen en waarvan de economische code overeenstemt met een overdracht van inkomsten of van kapitaal in de vorm van een subsidie en dit overeenkomstig artikel 19 van het decreet van 24 april 2014.
Deze bevat, in voorkomend geval, een bijzondere bepaling die de aan de uitgaven verbonden voorwaarden bepaalt en dit overeenkomstig artikel 19 van het decreet van 24 april 2014.
Art. 66.§ 1. Afdeling III bevat een bijzondere bepaling die machtiging verleent aan de beheersorganen van de Administratieve Diensten met Autonome Boekhouding om facultatieve subsidies toe te kennen ten laste van de kredieten van basisallocaties die hiertoe speciaal in de begrotingstabel werden opgenomen en waarvan de economische code overeenstemt met een overdracht van inkomsten of van kapitaal in de vorm van een subsidie en dit overeenkomstig artikel 19 van het decreet van 24 april 2014. § 2. Deze bevat in voorkomend geval : 1° een bijzondere bepaling die de voorwaarden bepaalt voor de uitgaven van de Administratieve Diensten met Autonome Boekhouding en dit overeenkomstig artikel 19 van het decreet van 24 april 2014;2° een bijzondere bepaling die het College machtigt om de waarborg van de Franse Gemeenschapscommissie te verlenen voor de tijdens het betrokken begrotingsjaar door de Administratieve Diensten met Autonome Boekhouding aangegane leningen.
Art. 67.Afdeling IV hergroepeert de bepalingen die niet voorkomen in de andere afdelingen.
Onderafdeling 2. - Bepalingen in verband met de begrotingstabel van de algemene uitgavenbegroting a) Algemeenheden Art.68. § 1. De begrotingstabel bevat de uitgaven van de Diensten van het College. § 2. De begroting van elke Administratieve Dienst met Autonome Boekhouding wordt in bijlage bij de algemene begroting van de Franse Gemeenschapscommissie gevoegd.
Art. 69.§ 1. De begrotingstabel van de Administratieve Diensten met Autonome Boekhouding wordt opgedeeld in een gedeelte ontvangsten en een gedeelte uitgaven.
De begrotingen van deze Diensten worden opgesteld volgens de horizontale en verticale structuren vastgelegd in de artikelen 57 tot en met 61 en tot en met 62 van onderhavig besluit. § 2. De opdrachten die de Administratieve Dienst met Autonome Boekhouding in zijn begrotingstabel moet opnemen zijn deze die voortvloeien uit de wettelijke, reglementaire en statutaire bepalingen en uit de beheerscontracten die op deze van toepassing zijn. § 3. De aangepaste begrotingen van de Administratieve Diensten met Autonome Boekhouding bevatten een kolom die naast de nieuwe toegestane herverdelingen van kredieten tussen basisallocaties, ook de toegestane overschrijdingen van de limitatieve kredieten, uitgetrokken op de begroting, bevat. § 4. Op het einde van de begrotingstabel van elke Dienst worden de types van begrotingssaldi vermeld die door het met de Begroting belast lid van de Commissie worden voorgesteld. b) Bepalingen in verband met de horizontale structuur van de begrotingstabel Art.70. De begrotingstabel is opgedeeld in meerdere opdrachten.
Iedere opdracht stemt overeen met een welbepaald overheidsbeleid dat gevoerd wordt in uitoefening van de verschillende bevoegdheden van de Franse Gemeenschapscommissie.
De opdrachten worden oplopend genummerd en ieder opdrachtnummer telt twee posities.
Art. 71.§ 1. Iedere opdracht is opgedeeld in één of meerdere programma's. Ieder programma stemt overeen met een bijzondere doelstelling die voorop gesteld wordt om de opdracht waaronder het programma valt te realiseren. De programma's worden oplopend genummerd en ieder programmanummer telt drie posities. § 2. Ieder programma kan uitgaven bevatten die nog niet verdeeld werden volgens de economische classificatie.
Deze kredieten moeten eerst overgedragen worden naar basisallocaties die een economische code dragen die aangeeft dat het om een uitgave gaat die wel verdeeld werd volgens de economische classificatie, alvorens te kunnen worden benut. § 3. Iedere opdracht bevat een programma dat de ondersteuning van het algemeen beleid betreft, verbonden met de beschouwde opdracht.
Dit programma bevat de specifieke werkings- en vermogensuitgaven van de Diensten van het College belast met de uitvoering van de beschouwde opdracht, waaronder in het bijzonder de overheidsopdrachten voor studies verbonden met de opdracht.
Art. 72.Ieder programma is opgedeeld in één of meerdere activiteiten.
Iedere activiteit stemt overeen met een welbepaalde concrete actie die gevoerd wordt om de doelstelling van het programma waaronder de activiteit valt te realiseren. De activiteiten worden oplopend genummerd en ieder activiteitnummer telt twee posities.
Art. 73.§ 1. Iedere activiteit is opgedeeld in één of meerdere basisallocaties op basis van de economische en functionele classificaties. Het basisallocatienummer bevat de nummers van de opdracht, van het programma en van de activiteit, het volgnummer, de economische code en de functionele code. § 2. De basisallocaties worden op het niveau van iedere activiteit oplopend genummerd. Het volgnummer telt twee posities.
De benaming van de basisallocaties dient steeds de bestemming, d.w.z. de begunstigde of de categorie van begunstigden, van de kredieten evenals de aard van de uitgave te bevatten.
Indien een basisallocatie een economische code draagt die aangeeft dat deze basisallocatie de toekenning van subsidies betreft die bovendien van facultatieve aard zijn, dan wordt de code FSF vermeld.
Indien een basisallocatie verbonden is met een organiek begrotingsfonds, dan worden de code BFB en de benaming van het fonds in kwestie vermeld. § 3. De Directie voor Begroting, Boekhouding en Financiën van de Franse Gemeenschapscommissie ziet toe op de formele toepassing van onderhavig artikel.
Art. 74.§ 1. Zowel op het vlak van de vastleggingskredieten als op het vlak van de vereffeningskredieten, worden de totalen berekend per activiteit, programma en opdracht, evenals globaal voor de begroting. § 2. Op het vlak van de opdrachten en de globale begroting, worden de totalen van de vastleggings- en vereffeningskredieten vermeld, per hoofdgroep qua uitgavenaard, van de economische classificatie. § 3. Op het einde van de begrotingstabel worden de types van begrotingssaldi vermeld die de met de begroting belast lid van het College bepaalt. c) Bepalingen betreffende de verticale structuur van de begrotingstabel Art.75. § 1. De begrotingstabel bestaat uit de volgende kolommen : 1° een kolom met de benaming van de opdrachten, programma's, activiteiten en basisallocaties;2° een kolom die achtereenvolgens het nummer van de opdracht, van het programma en van de activiteit bevat;3° een kolom die achtereenvolgens het volgnummer en de economische code van de basisallocatie bevat;4° een kolom die de functionele code van de basisallocatie bevat;5° een kolom die de aanduiding van het krediettype bevat : de vastleggingskredieten worden aangeduid door de letter « E » en de vereffeningskredieten worden aangeduid door de letter « L », de vastleggingskredieten en de vereffeningskredieten die verbonden zijn aan de organieke begrotingsfondsen worden respectievelijk aangeduid met de letters « FE » en « FL ». § 2. In het geval van een initiële begroting voor een beschouwd begrotingsjaar worden de volgende kolommen toegevoegd : 1° een kolom die de vastleggings- en vereffeningskredieten van de initiële begroting bevat van het jaar dat voorafgaat aan het beschouwde begrotingsjaar;2° een kolom die de vastleggings- en vereffeningskredieten van de initiële begroting bevat van het beschouwde begrotingsjaar. § 3. In het geval van een aangepaste begroting voor een beschouwd begrotingsjaar worden de volgende kolommen toegevoegd : 1° een kolom die de vastleggings- en vereffeningskredieten van de initiële begroting van het beschouwde begrotingsjaar bevat;2° een kolom die de door het College of de bevoegde leden van het College goedgekeurde herverdelingen van kredieten tussen basisallocaties van het beschouwde begrotingsjaar bevat;3° een kolom die de aanpassingen van de vastleggings- en vereffeningskredieten van het beschouwde begrotingsjaar bevat.Bij iedere nieuwe begrotingsaanpassing wordt een extra kolom toegevoegd; 4° een kolom die de aangepaste vastleggings- en vereffeningskredieten van het beschouwde begrotingsjaar bevat.Deze aangepaste kredieten zijn de som van de initiële kredieten, de herverdelingen van kredieten tussen basisallocaties en de kredietaanpassingen. Afdeling 3. - Bepalingen in verband met de genderdimensie
Art. 76.§ 1. Overeenkomstig het artikel 62 van onderhavig besluit wordt er een kolom gender, die toelaat een gendercode in te geven, opgenomen in de begrotingstabellen. § 2. De gendercodes zijn de volgende : a) code 1 : neutrale kredieten in termen van gender;b) code 2 : bijzondere genderkredieten;c) code 3 : volgens gender in te delen kredieten. § 3. Onder een neutraal krediet in termen van gender verstaat men een krediet dat geen enkele impact heeft op de respectieve situatie van vrouwen en mannen.
Onder een bijzonder genderkrediet verstaat men een krediet dat er specifiek op gericht is om de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen.
Onder een volgens gender in te delen krediet verstaat men een krediet dat betrekking heeft op een overheidsbeleid en dat een impact heeft of kan hebben op de respectieve situatie van mannen en vrouwen. § 4. Bij de begrotingsdocumenten wordt een gendernota gevoegd. De praktische modaliteiten van deze gendernota worden vastgelegd door het met de begroting belast lid van het College. Afdeling 4. - Bepalingen betreffende de algemene toelichting bij de
begroting
Art. 77.De algemene toelichting bij de begroting bevat de geconsolideerde begroting van de Diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie en van de Administratieve diensten met autonome boekhouding van de Franse Gemeenschapscommissie.
Het met de Begroting belast lid van het College bepaalt het model en de modaliteiten van de consolidatie. Afdeling 5. - Bepalingen betreffende de verantwoordingen bij de
begroting
Art. 78.§ 1. Voor de opdrachten, programma's en activiteiten, wordt er per individuele basisallocatie een verantwoordingsfiche opgesteld.
Wat betreft de uitgaven bevat elke allocatie een luik "vastleggingskredieten" en een luik "vereffeningskredieten". § 2. Elke verantwoordingsfiche voor de initiële begroting wordt opgesteld volgens het model dat wordt uitgewerkt door het met de begroting belast lid van het College. § 3. Elke verantwoordingsfiche voor een aangepaste begroting wordt opgesteld volgens het model dat wordt uitgewerkt door het met de begroting belast lid van het College. § 4. De verantwoordingsfiches van de uitgaven in termen van vastlegging die tot hoofdgroep 7 van de economische classificatie behoren, bevatten meerjarige fysieke programma's in toepassing van het artikel 11 van het decreet van 24 april 2014.
De verantwoordingsfiches van de uitgaven in termen van vereffeningen bevatten meerjarige vereffeningsplannen in toepassing van het artikel 11 van het decreet van 24 april 2014. § 5. De verantwoordingsfiches worden gegroepeerd per activiteit. Elke activiteit wordt voorzien van een gedetailleerde toelichting over het gebruik van de actie in het kader van de door het programma beoogde doelstelling.
De activiteiten worden gegroepeerd per programma. Elk programma wordt voorzien van een gedetailleerde toelichting over de realisatie van het door de door het programma beoogde doelstelling.
De programma's worden gegroepeerd per opdracht. Elk programma wordt voorzien van een gedetailleerde toelichting over de realisatie ervan. § 6. Alle verantwoordingsfiches samen vormen, naargelang het geval, de verantwoording voor de rijksmiddelenbegroting of de algemene uitgavenbegroting als bedoeld in het artikel 11 van het decreet van 24 april 2014. § 7. Het met de begroting belast lid van het College bepaalt, in overleg met de functioneel bevoegde leden van het College, het standaardmodel en de modaliteiten voor de verantwoordingsfiches, de meerjarige vereffeningsplannen en de meerjarige fysieke programma's.
TITEL IV. - UITVOERING VAN DE BEGROTING HOOFDSTUK 1. - De regels voor aanrekening van ontvangsten en uitgaven Afdeling 1. - Algemeenheden
Art. 79.De aanrekening van elk bedrag op de begroting gebeurt op basis van een verantwoordingsdocument.
Art. 80.Het met de begroting belast lid van het College bepaalt het model van de documenten die moeten worden gebruikt voor de controle van de vastleggingen en de vereffeningen evenals de modaliteiten voor deze controle, overeenkomstig de bepalingen van onderhavig besluit. Afdeling 2. - De boekhoudkundige vastlegging
Art. 81.§ 1. De boekhoudkundige vastlegging is een gewone vastlegging indien de boekhoudkundige vastlegging de vereffening voorafgaat.
Vallen onder de gewone vastlegging: a) de contracten en overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen of diensten, behoudens deze die zijn voorzien in § 3, a) van onderhavig artikel;b) de besluiten die subsidies toekennen;c) de andere handelingen die een juridische vastlegging tegenover derden tot gevolg hebben, behalve deze die zijn voorzien in het artikel 109 van onderhavig besluit;d) de uitgaven die onderworpen zijn aan een organieke reglementering die er het onderwerp van vastlegt, de begunstigde, de voorwaarden van toekenning en het bedrag of de berekeningswijze ervan, behoudens afwijking toegestaan door de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen. § 2. De boekhoudkundige vastlegging is een provisionele vastlegging indien de boekhoudkundige vastlegging gebeurt op basis van ramingsstaten en de vereffening voorafgaat.
Overeenkomstig het artikel 60, § 1, alinea 2 van het decreet van 24 april 2014 kunnen het voorwerp uitmaken van een provisionele vastlegging : a) de salarissen, pensioenen, reiskostenvergoedingen, schadeloosstellingen, diverse allocaties, onverschuldigde terugbetalingen, enz.; b) schulden;c) uitgaven als gevolg van huurcontracten voor goederen of diensten en abonnementskosten;d) de uitgaven omschreven door het decreet houdende de uitgavenbegroting waarvoor er een provisionele vastlegging is voorzien. § 3. De boekhoudkundige vastlegging is een gelijktijdige vastlegging indien de boekhoudkundige vastlegging voortvloeit uit een voorafgaande juridische verbintenis die aanleiding geeft tot een aanrekening ten laste van de vereffeningskredieten. De gelijktijdige vastlegging is de vastlegging die gelijktijdig met de vereffening plaatsvindt en dit voor het bedrag van die vereffening.
Maken het voorwerp uit van een gelijktijdige vastlegging : a) de uitgaven waarvan het bedrag niet hoger ligt dan het bedrag als voorzien in het artikel 105, § 1, 4° van het Koninklijk Besluit van 15 juli 2011 houdende de plaatsing van overheidsopdrachten binnen de klassieke sectoren en die niet het voorwerp uitmaken van een bestelbon als voorzien in het artikel 83 van onderhavig besluit;b) de voorschotten aan de buitengewone rekenplichtigen;c) de uitgaven in verband met de belastingontheffingen en - terugbetalingen.
Art. 82.§ 1. Overeenkomstig het artikel 61 van het decreet van 24 april 2014 voert de bevoegde ordonnateur in het boekhoudsysteem de boekhoudkundige vastlegging uit van iedere uitgave die ten laste van de begroting valt.
De boekhoudkundige vastlegging gebeurt in euro, tot op de eurocent. § 2. Met uitzondering van de gelijktijdige vastlegging voorzien in het artikel 81, § 3 van onderhavig besluit gaat de bevoegde ordonnateur over tot de boekhoudkundige vastlegging vooraleer ten overstaan van derden de juridische vastlegging aan te gaan. § 3. Wat betreft de uitgaven als voorzien in het artikel 61, § 2 van het decreet van 24 april 2014 gaat de bevoegde ordonnateur over tot een provisionele vastlegging.
De provisionele vastlegging laat toe om, van bij het begin van het begrotingsjaar, de kredieten, nodig voor de vereffening van voornoemde uitgaven, te voorzien.
Art. 83.§ 1. De bestelbon is het document dat eenzijdig wordt opgesteld door de boekhoudkundige entiteit, en wordt afgeleverd door het boekhoudsysteem met het oog op de uitvoering van een overheidsopdracht voor de aanneming van werken, leveringen of diensten met een derde.
De bestelbon wordt door de bevoegde ordonnateur onverwijld overgemaakt aan de controleur van de vastleggingen en vereffeningen. § 2. Voor elke overheidsopdracht waarvan het bedrag niet hoger ligt dan het bedrag voorzien in het artikel 105, § 1, 4° van het Koninklijk Besluit van 15 juli 2011 houdende de gunning van overheidsopdrachten binnen de klassieke sectoren en die niet het voorwerp uitmaakt van een gewone of geraamde vastlegging is de bestelbon verplicht en is deze, als deze in het boekhoudsysteem wordt geregistreerd, een gewone vastlegging in de zin van het artikel 81, § 1 van onderhavig besluit. § 3. Overeenkomstig het artikel 114, a) van onderhavig besluit worden de dossiers van vereffening met betrekking tot de uitgaven die voortvloeien uit deze gewone vastlegging, onverwijld voorgelegd aan het visum zowel in vastlegging als in vereffening.
Art. 84.§ 1. Op het moment van de juridische vastlegging gaat de ordonnateur na of de juridische vastlegging overeenstemt met de begrotingsvastlegging.
In geval van een onvoldoende begrotingsvastlegging moet hij een aanvullende vastlegging vragen ten laste van de kredieten van het jaar.
In geval van een overschot aan begrotingsvastlegging kan hij de teruggave vragen op het betrokken vastleggingskrediet. Deze mogelijkheid is enkel van toepassing als de begrotingsvastleggingen en juridische vastleggingen betrekking hebben op hetzelfde begrotingsjaar. § 2. De ordonnateur legt aan de controleur van de vastleggingen en vereffeningen de stukken voor tot staving van het bestaan van de juridische vastlegging in onderling verband met de begrotingsvastlegging.
Art. 85.§ 1. Elke verhoging, vermindering of annulering van een boekhoudkundige vastlegging krijgt van de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen onverwijld een visum middels een vastleggingsbulletin tot wijziging, gestaafd door een verantwoordingsdossier dat door de bevoegde ordonnateur wordt overgemaakt. § 2. Het boekhoudsysteem laat de identificatie toe van het bedrag van verhoging, vermindering of annulering.
Art. 86.§ 1. Als de vermindering of de annulering van een boekhoudkundige vastlegging een initiële boekhoudkundige vastlegging betreft die in de loop van een vorig begrotingsjaar van een visum werd voorzien ten laste van de vastleggingskredieten, dan moet die door de bevoegde ordonnateur onverwijld worden voorgelegd aan de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen middels een vastleggingsbulletin tot wijziging, gestaafd door een verantwoordingsdossier.
De vermindering of de annulering van bovenstaande boekhoudkundige vastlegging leidt niet tot een verhoging van het beschikbare bedrag aan vastleggingskredieten voor het lopende begrotingsjaar. § 2. Als de vermindering of de annulering van de boekhoudkundige vastlegging een initiële boekhoudkundige vastlegging betreft die in hetzelfde begrotingsjaar van een visum werd voorzien, dan zet deze het vastleggingskrediet terug voor hetzelfde bedrag.
Art. 87.§ 1. In toepassing van het artikel 53, 2°, a) van het decreet van 24 april 2014 worden als uitgevoerd in termen van vastleggingen binnen de begrotingsboekhouding van een welbepaald jaar beschouwd, de tijdens dat jaar door de bevoegde ordonnateur in het boekhoudsysteem geregistreerde boekhoudkundige vastleggingen.
Het boekhoudsysteem maakt het onderscheid tussen de boekhoudkundige vastleggingen die het visum kregen van de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen en deze die dit visum niet kregen. § 2. In toepassing van artikel 53, 2°, b), van het decreet van 24 april 2014, worden beschouwd als uitgevoerd in termen van vereffeningen binnen de begrotingsboekhouding van een welbepaald begrotingsjaar : de facturen, schuldvorderingen en andere gelijksoortige stukken die tijdens dat jaar in het boekhoudsysteem worden vooraf geregistreerd en tot uiterlijk 31 januari van het jaar dat volgt op dat jaar door de bevoegde ordonnateur worden vereffend in toepassing van artikel 35, alinea 3 van het decreet van 24 april 2014.
Deze registraties komen dan in de plaats van de overeenkomstige vooraf registraties. Het boekhoudsysteem maakt het onderscheid tussen de vereffeningen die het visum kregen van de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen en deze die dit visum niet kregen.
Art. 88.§ 1. Het in artikel 61, § 4, alinea 2 van het decreet van 24 april 2014 bedoelde uitstaande bedrag van de boekhoudkundige vastleggingen wordt gevormd door het verschil tussen, enerzijds, de boekhoudkundige vastleggingen in de zin van artikel 87, § 1 van onderhavig besluit die het visum van de controleur van de vastleggingen en vereffeningen kregen tijdens het begrotingsjaar, en, anderzijds, uit de in de zin van artikel 87, § 2, van onderhavig besluit ten laste van deze boekhoudkundige vastleggingen uitgevoerde vereffeningen. § 2. De boekhoudkundige vastleggingen die tegen het afsluiten van het begrotingsjaar het visum van de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen niet hebben verkregen, moeten door de bevoegde ordonnateur onverwijld in het boekhoudsysteem worden geannuleerd. § 3. Na afsluiting van het begrotingsjaar keurt de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen de lijst van de nog te vereffenen bestelbonnen goed die deel zullen uitmaken van het naar het volgende jaar over te dragen bedrag als bedoeld in artikel 61, § 4, alinea 2 van het decreet van 24 april 2014.
Art. 89.De controleur van de vastleggingen en de vereffeningen bezorgt vóór de 10de van iedere maand aan het met de Begroting belast lid van het College, aan het Rekenhof, aan de Directie voor Begroting, Boekhouding en Financiën van de Franse Gemeenschapscommissie en aan de Inspectie van Financiën, een overzicht dat enerzijds melding maakt van het bedrag van de vastleggingen waarvoor in de voorbije maand ten laste van de vastleggingskredieten een visum werd verleend en, anderzijds, van het bedrag van de vastleggingen waarvoor vanaf het begin van het jaar ten laste van de vastleggingskredieten een visum werd verleend.
Hij geeft het met de Begroting belast lid van het College onmiddellijk kennis van de abnormale vastleggingsritmen die een overschrijding of onderconsumptie van de begrotingskredieten kunnen teweegbrengen. Afdeling 3. - De vereffening
Art. 90.§ 1. De betaalde ontvangsten en uitgaven worden aangerekend op het budget van een welbepaald jaar als de rechten zijn vastgesteld. § 2. De verplichting om te betalen bestaat als en op het moment dat er, op grond van toepasbare wettelijke of reglementaire bepalingen, een schuld bestaat ten laste van de entiteit of als er in zijn voordeel een vordering bestaat, los van de vervaldatum van deze schuld of deze vordering.
Zonder afbreuk te doen aan de toepasbare wettelijke en reglementaire bepalingen wordt de verplichting tot betalen geacht te bestaan voor : 1° de salarissen, pensioenen, occasionele premies en andere bijzondere allocaties : op het moment van de prestatie en voor de hierop betrekking hebbende achterstallen : op elk moment, welke ook het jaar is waarop deze betrekking hebben;2° de werken, leveringen en diensten, met uitzondering van de huurgelden en abonnementen : op het moment waarop het contract voor uitvoering van werken, leveringen en diensten werd uitgevoerd en aanvaard;3° de verwerving en verkoop van onroerende goederen : op het moment waarop de verkoop is afgesloten tussen de partijen;4° de subsidies waarvan de toekenning wordt geregeld door organieke bepalingen: op het moment waarop deze zijn verschuldigd volgens de organieke bepalingen;5° de subsidies waarvan de toekenning niet wordt geregeld door organieke bepalingen: op de datum waarop het besluit of de akte van allocatie werd ondertekend;6° de bijdragen die worden betaald aan internationale instellingen ter uitvoering van verdragen : op de datum waarop deze zijn verschuldigd op grond van de contractuele verplichting;7° de vrijwillige bijdragen aan de internationale instellingen : op de datum waarop het besluit of de akte van allocatie werd ondertekend;8° het toekennen van kredieten en participaties : op de datum waarop het besluit of de akte van allocatie van kracht wordt;9° de vonnissen en arresten of andere akten die een einde stellen aan geschillen : op de datum waarop deze vonnissen of akten in kracht van gewijsde gaan.
Art. 91.In toepassing van het artikel 53, 2°, b) van het decreet van 24 april 2014 worden beschouwd als uitgevoerd in termen van vereffeningen binnen de begrotingsboekhouding van een welbepaald begrotingsjaar : de facturen, schuldvorderingen en andere gelijksoortige stukken die tijdens dat jaar in het boekhoudsysteem worden vooraf geregistreerd en tot uiterlijk 31 januari van het jaar dat volgt op dat jaar door de bevoegde ordonnateur worden vereffend in toepassing van artikel 35, alinea 3 van het decreet van 24 april 2014.
Deze registraties komen dan in de plaats van de overeenkomstige vooraf registraties.
Het boekhoudsysteem maakt het onderscheid tussen de vereffeningen die het visum kregen van de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen en deze die dit visum niet kregen.
Art. 92.De controleur van de vastleggingen en vereffeningen geeft onmiddellijk aan het met de begroting belast lid van het College kennis van de abnormale vereffeningsritmen die een overschrijding of onderconsumptie van de begrotingskredieten kunnen teweegbrengen. Afdeling 4. - De controle van de vastleggingen en vereffeningen
Art. 93.Het visum van de controleur van vastleggingen en vereffeningen wordt op drievoudige wijze toegekend : 1° het vastleggingsvisum;2° het betekeningsvisum;3° het vereffeningsvisum.
Art. 94.De controleur van de vastleggingen en de vereffeningen verifieert de correcte toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen, in het bijzonder van de begrotingsbeginselen, van de regels inzake de overheidsopdrachten en ook van deze inzake de toekenning van subsidies.
Art. 95.De controleurs van de vastleggingen worden aangesteld door het College en worden onder het toezicht van het met de Begroting belast lid van het College geplaatst.
Onderafdeling 1. - Aanvraag van het visum
Art. 96.Vooraleer een gewone of provisionele rekenplichtige aan te stellen richt de bevoegde ordonnateur een visumaanvraag voor deze aanwerving aan de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen.
Voor de ordonnancering richt de bevoegde ordonnateur aan de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen een visumaanvraag voor vereffening.
Art. 97.Teneinde het visum tot gewone vastlegging te bekomen, legt de bevoegde ordonnateur voor een uitgave in het kader van een overheidsopdracht de volgende elementen voor : 1° de betekeningsbrief;2° de beslissing van het College of in voorkomend geval van de bevoegde ordonnateur;3° in voorkomend geval het advies van de bevoegde Inspecteur van Financiën;4° in voorkomend geval het akkoord van het met de Begroting belast lid van het College;5° het bijzonder bestek of, in voorkomend geval, de lijst van de geraadpleegde firma's in geval van een beperkte procedure of onderhandelingsprocedure;6° de offerte, de inschrijving of het voorstel van bestelbon;7° indien de keuze van de firma bij de aanbesteding werd voorzien, het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen, van de niet weerhouden offertes, van de analyse van de ontvangen offertes en van de gemotiveerde beslissing van de bevoegde overheid;8° de tabel met de vereffeningsramingen;9° de basisallocatie waarop hij de aanrekening heeft gemaakt. De bevoegde ordonnateur legt de volgende elementen voor in het kader van een subsidie : 1° de betekeningsbrief;2° het desbetreffende besluit;3° in voorkomend geval het advies van de bevoegde Inspecteur van Financiën;4° in voorkomend geval het akkoord van het met de Begroting belast lid van het College;5° in voorkomend geval, de overeenkomst die bij het besluit is gevoegd;6° de tabel met de vereffeningsramingen;7° de basisallocatie waarop hij de aanrekening heeft gemaakt. De bevoegde ordonnateur legt de juridische akte tot machtiging van de uitgave voor met betrekking tot de uitgaven bepaald in het artikel 102, § 1, c) en d) van onderhavig besluit.
Art. 98.Teneinde het provisionele visum tot vastlegging te verkrijgen, legt de bevoegde ordonnateur de volgende elementen voor : 1° de op 1 januari van het begrotingsjaar bestaande juridische verbintenis waaruit de betrokken uitgave voortvloeit;2° de coördinaten van de begunstigde;3° de ramingsstaat van de op oprechte wijze gestaafde uitgave op jaarbasis;4° de tabel van de vereffeningsramingen;5° de basisallocatie waarop hij de aanrekening heeft gemaakt.
Art. 99.Teneinde het vereffeningsvisum te bekomen legt de bevoegde ordonnateur de volgende elementen voor : 1° het verantwoordingsstuk dat volgens de modaliteiten, vastgelegd door het met de begroting belast lid van het College, werd goedgekeurd en dat de verstrekte en aanvaarde dienst staaft;2° het nummer van het vastleggingsvisum of, bij ontstentenis, het nummer van zijn aanvraag;3° het jaar, de opdracht, het programma en de basisallocatie;4° het te betalen bedrag;5° de betrokken partij;6° het nummer van de financiële rekening geopend op naam van de begunstigde;7° de vervaldatum van de betaling;8° de al dan niet gestructureerde mededeling;9° in voorkomend geval de patrimoniale kenmerken van de uitgave.
Art. 100.Om het visum voor zowel de vastlegging als de vereffening te bekomen, legt de bevoegde ordonnateur de volgende elementen voor : 1° de factuur;2° in voorkomend geval de schuldvordering in verband met de uitgave, of elk ander document aan de hand waarvan het verschuldigde bedrag en de begunstigde kunnen worden bepaald;3° in voorkomend geval de bestelbon waarop de vereffening betrekking heeft;4° de basisallocatie waarop hij de aanrekening heeft gemaakt.
Art. 101.De documenten, bedoeld in de voorgaande paragrafen, moeten naar behoren ondertekend zijn door de daartoe gemachtigde personen.
Die documenten worden, in voorkomend geval, aan de bevoegde Inspecteur van Financiën en aan het met de begroting belast lid van het College gestuurd.
Onderafdeling 2. - Het vastleggingsvisum
Art. 102.§ 1. Worden onderworpen aan de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen teneinde een visum tot gewone vastlegging te bekomen : a) de overeenkomsten en de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen of diensten, met uitzondering van de uitgaven waarvan het bedrag niet hoger ligt dan het bedrag bepaald in artikel 105, § 1, 4°, van het Koninklijk Besluit van 15 juli 2011 betreffende de plaatsing van overheidsopdrachten binnen de klassieke sectoren;b) de besluiten tot toekenning van een subsidie;c) alle andere handelingen die een juridische verbintenis ten overstaan van derden veroorzaken, uitgezonderd deze bedoeld in artikel 114 van onderhavig besluit;d) de uitgaven die onderworpen zijn aan een organieke reglementering die er het onderwerp van vastlegt, de begunstigde, de voorwaarden van toekenning en het bedrag of de berekeningswijze ervan, behoudens afwijking toegestaan door de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen; § 2. Worden onderworpen aan de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen, teneinde een visum tot provisionele vastlegging te bekomen: a) de salarissen, pensioenen, reiskostenvergoedingen, schadeloosstellingen, diverse allocaties, onverschuldigde terugbetalingen, enz.; b) schulden;c) uitgaven als gevolg van huurcontracten van goederen of diensten en abonnementskosten;d) de uitgaven omschreven door het decreet houdende de uitgavenbegroting waarvoor er een provisionele vastlegging is voorzien. § 3. De controleur van de vastleggingen en de vereffeningen kan aan de boekhoudkundige vastleggingen van het begrotingsjaar zijn visum verlenen van 1 januari tot uiterlijk 31 december van het begrotingsjaar.
Art. 103.Er wordt een vastleggingsvisum toegekend per individueel beschouwde uitgave.
Dit visum kan evenwel meerdere uitgaven omvatten indien ofwel : 1° de aard ervan dit verantwoordt;2° de aard ervan dezelfde is en de begunstigden ervan in één enkel document vernoemd worden;3° de identiteit van de begunstigden niet met zekerheid kan worden achterhaald;4° het individueel bedrag van elke uitgave niet met zekerheid kan worden bepaald;5° de identiteit van de begunstigden en het individueel bedrag van elke uitgave niet juist kunnen worden bepaald.
Art. 104.De controleur van de vastleggingen en de vereffeningen onderzoekt meer bepaald: 1° de juistheid van de gegevens voor aanrekening op de begroting;2° in voorkomend geval de overeenstemming van de vastlegging met de begrotingsmachtigingen;3° in voorkomend geval de begunstigde en het bedrag;4° de beschikbaarheid van de vastleggingskredieten;5° de overeenstemming van de uitgave met de wetten, decreten, besluiten, omzendbrieven, reglementen, vonnissen en contracten;6° de inachtneming van de procedures inzake de administratieve controle en begrotingscontrole;7° de regelmatigheid van de voorgelegde verantwoordingsstukken.
Art. 105.Na afloop van zijn onderzoek stelt de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen zijn beslissing ter beschikking van de ordonnateur.
In het geval dat het aangevraagde vastleggingsvisum toegekend wordt, vermeldt de beslissing minstens het visumnummer, de datum ervan en de aanrekening van de uitgave op de begroting ten laste van de vastleggingskredieten.
In het geval dat het aangevraagde vastleggingsvisum niet toegekend kan worden wegens de onvolledigheid van de aanvraag, wordt de ordonnateur verzocht de ontbrekende elementen voor te leggen.
In het geval dat het aangevraagde vastleggingsvisum geweigerd wordt wegens onregelmatigheden in de aanvraag, wordt de ordonnateur ingelicht over de gemotiveerde beslissing.
Art. 106.Het boekhoudsysteem registreert gedurende éénzelfde begrotingsjaar en zonder onderbreking : 1° de toegekende visumnummers, waarbij er een onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende soorten vastleggingen;2° afzonderlijk, de visumweigeringen.
Art. 107.Elke aanvraag van een vastleggingsvisum ten laste van de kredieten van een welbepaald begrotingsjaar wordt uiterlijk tegen 31 december van datzelfde jaar behandeld.
Op voorstel van het met de Begroting belast lid van het College bepaalt het College de datum waarop de aanvragen bij de Diensten voor Begroting, Boekhouding en Financiën moeten toekomen.
Onderafdeling 3. - Het betekeningsvisum
Art. 108.Overeenkomstig het artikel 76, 3°, van het decreet van 24 april 2014, verleent de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen een visum aan de betekening van de goedkeuring van de contracten en de overheidsopdrachten voor werken en leveringen van goederen of diensten evenals aan de besluiten tot toekenning van subsidies vóór deze betekend worden.
Onderafdeling 4. - Het vereffeningsvisum
Art. 109.De facturen, schuldvorderingen of elk ander gelijkwaardig document in verband met de in artikel 102 van onderhavig besluit bepaalde uitgaven, worden onverwijld voorgelegd aan de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen teneinde een visum tot vereffening te bekomen
Art. 110.De bevoegde ordonnateur maakt het vereffeningsdossier over aan de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen.
Dit dossier bevat het verantwoordingsstuk van het vastgestelde recht, bedoeld in artikel 36 van het decreet van 24 april 2014, dat behoorlijk bekrachtigd werd door de bevoegde ordonnateur en waaraan alle nodige documenten, die de gegrondheid van de betaling en het bedrag van de betaling verantwoorden, werden toegevoegd.
De vereffening gebeurt in Euro, tot op de eurocent.
Art. 111.§ 1. De controleur van de vastleggingen en de vereffeningen controleert meer bepaald : 1° de voorafgaandelijke vastlegging van de uitgave;2° de correcte toewijzing van de vastgestelde rechten op het begrotingsjaar;3° de juistheid van de ingebrachte begrotingsgegevens;4° de beschikbaarheid van het vereffeningskrediet;5° de regelmatigheid van de verantwoordingsstukken;6° de naam en de hoedanigheid van de ordonnateur;7° de juistheid van de gegevens noodzakelijk voor de bevrijdende betaling;8° het al dan niet bestaan van geschillen;9° het gebrek aan enige betaling van hetzelfde bedrag op basis van hetzelfde verantwoordingsstuk aan dezelfde begunstigde en met dezelfde mededeling. § 2. De correcte toewijzing beoogd in § 1, 2°, betekent dat het verantwoordingsstuk, verplicht voor het bekomen van de betaling, uiterlijk de datum van 31 december moet dragen, overgemaakt aan de ordonnateur en toegekomen bij de dienst voor Begroting, Boekhouding en Financiën vóór diezelfde datum, en bekrachtigd door de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen.
Art. 112.De bekrachtiging van de vereffening wordt gedagtekend en in de boekhouding verbonden met het vastleggingsvisum waarvan zij de verplichting opheft.
Wanneer de bekrachtiging van de vereffening geweigerd wordt wegens onregelmatigheden, wordt de ordonnateur daarover ingelicht.
Art. 113.De controleur van de vastleggingen en de vereffeningen kan de vereffeningen van het begrotingsjaar van 01 januari van het begrotingsjaar tot uiterlijk 31 januari van het jaar volgend op het begrotingsjaar van een visum voorzien, in toepassing van het artikel 35, alinea 3 van het decreet van 24 april 2014.
Onderafdeling 5. - Het gelijktijdig visum van de vastlegging en de vereffening
Art. 114.Worden voorgelegd aan de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen teneinde een gelijktijdig visum tot vastlegging en tot vereffening te bekomen, de vereffeningsdossiers in verband met : a) de uitgaven waarvan het bedrag niet hoger ligt dan het bedrag bepaald in artikel 105, § 1, 4°, van het Koninklijk Besluit van 15 juli 2011 betreffende de plaatsing van overheidsopdrachten binnen de klassieke sectoren en die niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een bestelbon als voorzien in het artikel 83 van onderhavig besluit;b) de voorschotten aan de buitengewone rekenplichtigen;c) de uitgaven in verband met de belastingontheffingen en - terugbetalingen; Onderafdeling 6. - De gevolgen van de visa
Art. 115.Geen enkele vereffening kan worden aangerekend ten laste van een boekhoudkundige vastlegging waarvoor door de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen geen visum werd verleend.
Geen enkele ordonnancering kan worden uitgevoerd indien aan de vereffening van de uitgave in kwestie door de controleur van de vastleggingen en de vereffeningen geen visum werd verleend. HOOFDSTUK 2. - De nieuwe verdelingen en overschrijdingen van de kredieten Afdeling 1. - Algemeenheden
Art. 116.§ 1. Elke aanvraag voor een nieuwe verdeling of overschrijding van het krediet wordt bepaald door de primaire ordonnateur. § 2. De aanvragen : 1° moeten gemotiveerd zijn;2° mogen enkel worden ingediend tijdens het lopende boekjaar en moeten uiterlijk 31 december van dat boekjaar worden bekrachtigd;3° moeten voorafgaan aan het gebruik van de kredieten, behalve als deze betrekking hebben op de niet beperkende vereffeningskredieten, in welk geval ze a posteriori op een overschrijding van de kredieten kunnen worden aangewend.
Art. 117.De aanvragen voor nieuwe verdelingen en overschrijdingen van de kredieten kunnen elk jaar worden ingediend bij de Dienst voor Begroting, Boekhouding en Financiën binnen de termijnen en volgens de technische modaliteiten als bepaald door het met de Begroting belast lid van het College.
Art. 118.§ 1. De Diensten voor Begroting, Boekhouding en Financiën van de Franse Gemeenschapscommissie centraliseren de behoorlijk gemotiveerde aanvragen voor nieuwe verdelingen en overschrijdingen van de kredieten en staan in voor het opstellen en opvolgen van de desbetreffende documenten. Voornoemde Directie wint vooraf de vereiste adviezen in. § 2. De Diensten voor Begroting, Boekhouding en Financiën van de Franse Gemeenschapscommissie staan in voor de opvolging van de aanvragen voor nieuwe verdelingen en overschrijdingen van de kredieten tot de ondertekening ervan door het met de Begroting belast lid van het College en actualiseren de gegevensbanken van de begrotingsboekhouding waaruit de gecompenseerde verrichtingen tussen de begrotingsartikelen blijken.
Art. 119.§ 1. Er is geen enkele nieuwe verdeling van de kredieten mogelijk tussen de kredieten van verschillende types (vastleggingskrediet en vereffeningskrediet). § 2. Er is geen enkele nieuwe verdeling van de kredieten mogelijk tussen de kredieten verbonden aan organieke begrotingsfondsen en andere kredieten. § 3. Er is geen enkele nieuwe verdeling van de kredieten mogelijk tussen kredieten die behoren tot de hoofdgroepen van aard 8, 9 en 21 van de economische classificatie en kredieten die tot de andere groepen van deze classificatie horen.
Art. 120.Er kunnen nieuwe basisallocaties worden gecreëerd via een nieuwe verdeling van de kredieten. Afdeling 2. - De Diensten van het College
Art. 121.§ 1. De bevoegde secondaire ordonnateur kan, tijdens het begrotingsjaar en mits toestemming van het met de begroting belast lid van het College, overgaan tot een nieuwe verdeling van de kredieten tussen de basisallocaties binnen de grenzen van de vastleggingskredieten of de vereffeningskredieten die beschikbaar zijn voor elk programma van de algemene uitgavenbegroting. § 2. De secondaire ordonnateur kan de bevoegdheid om over te gaan tot een nieuwe verdeling van de kredieten overdragen aan de gedelegeerde ordonnateur volgens de door hem bepaalde modaliteiten. § 3. Het voorafgaand advies van de Inspectie der Financiën is voor elke nieuwe verdeling van de kredieten vereist.
TITEL V. - HET VOEREN VAN DE BOEKHOUDING HOOFDSTUK 1. - Algemeenheden
Art. 122.In de algemene boekhouding moet een verrichting worden geregistreerd bij het ontstaan, de omvorming of de verdwijning van een economische waarde, van een vastgesteld recht of van een verplichting.
De aanrekeningen in de begrotingsboekhouding van de vastgestelde rechten die voortvloeien uit de relaties met derden geven aanleiding tot een gelijktijdige registratie in de algemene boekhouding.
De verrichtingen die niet voortvloeien uit de relatie met derden vormen interne bewegingen.
Als de entiteit optreedt als een tussenpersoon bij het beheer van fondsen van derden, dan wordt deze in de algemene boekhouding door middel van specifieke rekeningen weergegeven.
Art. 123.Het boekhoudplan dat van toepassing is op de algemene boekhouding is het genormaliseerde boekhoudplan dat bij het Koninklijk Besluit van 10 november 2009 tot vaststelling van het boekhoudplan, van toepassing op de Federale Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten en de gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, is gevoegd.
De onderverdeling in categorieën, subcategorieën en rubrieken in dit plan moet verplicht worden gebruikt. In het informaticasysteem moeten er bijkomende posities worden voorzien om tegemoet te komen aan de noden van de aanvullende statistische of analytische informatie.
Art. 124.De regels die aan de basis liggen voor de ramingen in de inventaris, evenals voor de vorming en de aanpassing van de afschrijvingen, de waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's, evenals voor de herwaarderingen, worden bepaald door het met de begroting belast lid van het College met naleving van de bepalingen van het besluit dat het boekhoudplan vastlegt.
Art. 125.De algemene boekhouding en de begrotingsboekhouding worden geïntegreerd in een informaticasysteem van boeken en rekeningen.
Art. 126.De administratief directeur van de Diensten voor Begroting, Boekhouding en Financiën of elk ander door hem aangesteld personeelslid van niveau 1, 2 of 3 gaat daartoe over tot: 1° het beheer van de toegang tot het informaticasysteem, coderen of raadplegen, ook ten gunste van het Rekenhof;2° de verwerking of bekrachtiging van de boekhoudkundige bescheiden;3° het opstellen van de tussentijdse boekhoudkundige verslagen en de algemene jaarrekening die door het met de begroting belast lid van het College uiterlijk op 31 maart van het daaropvolgende jaar ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan het College.
Art. 127.Elk door de administratief directeur in toepassing van het artikel 126 aangesteld personeelslid van niveau 1, 2 of 3 kan geen ordonnateur zijn. HOOFDSTUK 2. - Analytische componenten
Art. 128.§ 1. De analytische boekhouding is een hulpboekhoudsysteem bij de algemene boekhouding, waarbinnen de bescheiden van de opbrengsten en de kosten van de algemene boekhouding worden herwerkt teneinde specifieke aspecten van de activiteiten van de boekhoudkundige eenheid te kunnen analyseren, de samenstelling van zijn globale resultatenrekening te kunnen bepalen en de bijdrage van de verschillende activiteiten tot deze resultaten te kunnen onderscheiden. § 2. In functie van de mogelijkheden die door het geautomatiseerd boekhoudprogramma worden geboden, kunnen er andere boekhoudkundige elementen in de analytische boekhouding worden ingevoerd.
Art. 129.De analytische boekhouding wordt gelijktijdig met de algemene boekhouding gevoerd.
Art. 130.§ 1. De analytische boekhouding bestaat uit drie assen : 1° de kostenplaatsas;2° de projectas;3° de sectoriële as. De kostenplaatsas wordt opgesteld op basis van een analytische structuur die de boekhoudkundige eenheid opdeelt in administratieve eenheden volgens hun hiërarchische structuur. Deze as is verplicht voor de Diensten van het College en facultatief voor de andere boekhoudkundige entiteiten.
De projectas wordt opgesteld op basis van een analytische structuur die de boekhoudkundige eenheid opdeelt in projecten om de opvolging van specifieke projecten mogelijk te maken. Deze as is facultatief.
De sectoriële as wordt opgesteld op basis van een analytische structuur die de boekhoudkundige eenheid opdeelt in geografische of functionele sectoren. Deze as is facultatief. § 2. Het met de begroting belast lid van het College bepaalt, voor de diensten van het College, en na advies van de directieraad, de omslagmethodes volgens dewelke de indirecte elementen voor de bepaling van de analytische resultaten omgeslagen dienen te worden naar de operationele elementen.
TITEL VI. - DE VERANTWOORDINGSSTUKKEN EN DE BEWARING ERVAN
Art. 131.§ 1. In naleving van de wettelijke en reglementaire bepalingen dienen de verantwoordingsstukken van de uitgaven, die aanleiding geven tot een financiële afwikkeling door het met de begroting belast lid van het College, in functie van hun aard te worden geïnventariseerd. Zo wordt er meer bepaald onderscheiden: 1° de salarissen en de sociale lasten;2° de verhuur van goederen en de huur van gebouwen;3° de verzekeringen;4° de abonnementen bij de leveranciers of dienstverleners;5° de belastingen;6° de overheidsopdrachten voor de aanneming van werken, leveringen en diensten;7° de aankoop van terreinen en constructies;8° de erelonen;9° de schuldaflossing;10° de deelnemingen en het toestaan van kredieten evenals de terugvorderbare voorschotten;11° de subsidies;12° de dotaties. § 2. Elk verantwoordingsstuk moet worden gedateerd en geïdentificeerd door een vermelding die verplicht de begrotingskenmerken van de uitgave en het nummer van het vastleggingsvisum bevat evenals elk ander gegeven dat moet toelaten de audit van de vastlegging van de uitgave tot de betaling ervan te volgen. § 3. In voorkomend geval moeten de verantwoordingsstukken worden aangevuld met controledocumenten, opgelegd door de reglementering met het oog op de vastlegging of vereffening van de uitgave. § 4. De verantwoordingsstukken die noodzakelijk zijn voor de betalingen zijn originele stukken. De kopieën worden enkel toegelaten in behoorlijk gemotiveerde situaties.
Art. 132.§ 1. De verantwoordingsstukken die ter beschikking van de rekenplichtige van de geschillen moeten worden gesteld zijn de officiële documenten zoals deze zijn voorzien door de wettelijke en reglementaire bepalingen die melding maken van de juridische belemmeringen voor de betaling van een initiële schuldeiser.
De stukken beoogd in alinea 1 worden bij de in artikel 131 vermelde verantwoordingsstukken gevoegd ter staving van de betalingen aan begunstigden, gevolmachtigden of rechthebbenden.
In afwijking op het artikel 2 blijven deze stukken, als ze niet volledig werden aangezuiverd, geldig. In dit geval worden hun refertes aangebracht op de stukken ter staving van elke betaling. § 2. De verantwoordingsstukken die ter beschikking moeten worden gesteld van de rekenplichtige van de geschillen zijn de bewijskrachtige stukken die melding maken van een administratieve belemmering die de storting van de aan de initiële schuldeiser verschuldigde bedragen heeft belet of die melding maken van een overdracht van een betaald bedrag naar de financiële rekeningen.
Art. 133.De verantwoordingsstukken van de ontvangsten zijn de aangiften van schuldvorderingen gericht aan de debiteuren of elke andere wettelijk of reglementair voorziene titel.
Elk verantwoordingsstuk moet worden gedateerd en geïdentificeerd door een vermelding die verplicht de begrotingskenmerken van de ontvangst bevat evenals elk ander gegeven dat moet toelaten de audit van de vaststelling van het recht tot de inning ervan te volgen.
Art. 134.De algemene boekhoudkundige bescheiden en begrotingsbescheiden worden gestaafd door de in de artikelen 131 tot 133 beoogde verantwoordingsstukken en verwijzen hiernaar.
In de algemene boekhouding worden de stukken tot staving van de interne bewegingen, de verschillende verrichtingen en de afsluiting van het boekjaar de boekhoudkundige bescheiden genoemd. Deze bevatten de instructies die worden gegeven door de administratief directeur van de Diensten voor Begroting, Boekhouding en Financiën of elk daartoe door hem aangesteld personeelslid van niveau 1 of 2, meer bepaald in uitvoering van de bepalingen van het decreet van 24 april 2014, van het besluit dat het boekhoudplan vaststelt en van onderhavig besluit.
De bescheiden verwijzen hier uitdrukkelijk naar.
Art. 135.§ 1. Deze moeten zodanig worden bewaard dat hun onveranderlijkheid en toegankelijkheid worden gewaarborgd : 1° de computerbestanden die de boeken bevatten evenals de programma's en systemen om deze te lezen, gedurende een periode van zeven jaar vanaf 1 januari van het jaar volgend op de definitieve afsluiting van het begrotingsjaar en boekjaar zoals bepaald in het artikel 73 van het decreet van 24 april 2014;2° op papier of in elektronische vorm, de verantwoordingsstukken van de uitgaven voortvloeiende uit een relatie met derden en beoogd in het artikel 131, gedurende dezelfde periode als opgenomen in 1°, zonder afbreuk te doen aan enige andere termijn vastgelegd in toepassing van het artikel 112 van het decreet van 24 april 2014 wat betreft de verjaring;3° op papier of in elektronische vorm, de verantwoordingsstukken beoogd in het artikel 132, §§ 1 en 2, respectievelijk gedurende een termijn van tien en van zeven jaar vanaf 1 januari van het jaar volgend op de definitieve afsluiting van het begrotings- en boekjaar zoals bepaald in het artikel 73 van het decreet van 24 april 2014, zonder afbreuk te doen aan een andere termijn vastgelegd door de terzake specifieke wettelijke en reglementaire bepalingen;4° in kopie op papier of elektronisch, de verantwoordingsstukken van de ontvangsten beoogd in het artikel 133, gedurende dezelfde periode als deze opgenomen onder 1° ;5° op papier of in elektronische vorm, de boekhoudkundige stukken beoogd in het artikel 134, alinea 2 gedurende dezelfde periode als deze opgenomen onder 1° ;6° een origineel exemplaar van de jaarrekeningen van de centraliserende rekenplichtigen van de ontvangsten, de centraliserende rekenplichtigen van de uitgaven, de gewone en de buitengewone rekenplichtigen evenals de uittreksels van hun financiële rekeningen, gedurende dezelfde periode als deze opgenomen onder 1° ;7° een origineel exemplaar van elke algemene jaarrekening, gedurende tien jaar vanaf 1 januari van het jaar volgend op de definitieve afsluiting van het begrotings- en boekjaar zoals bepaald in het artikel 73 van het decreet van 24 april 2014. § 2. De verantwoordingsstukken worden bewaard op de plaats aangeduid door de overheid die instaat voor de archivering. Deze mogen worden gedigitaliseerd.
TITEL VII. - DE INVORDERING VAN SCHULDVORDERINGEN EN NALATIGHEIDSINTERESTEN HOOFDSTUK 1. - De invordering van schuldvorderingen
Art. 136.De gewone rekenplichtige gaat, binnen een termijn van maximum 12 maanden, over tot het versturen, via de gewone post, van een uitnodiging tot betaling in de vorm van een herinnering, gevolgd door een aanmaning en tenslotte, indien de in gebreke gebleven debiteur niet reageert, tot een aangetekende ingebrekestelling met bevel tot betaling.
Art. 137.Zonder afbreuk te doen aan de in vorig artikel voorziene procedure is de gewone rekenplichtige gemachtigd om zich te wenden tot de Hoven en Rechtbanken. HOOFDSTUK 2. - De door derden te betalen interesten
Art. 138.§ 1. Als het ontstaan van de interesten is voorzien door wettelijke, reglementaire of conventionele bepalingen en als de gewone rekenplichtige vaststelt dat de op de vervaldag verschuldigde bedragen onbetaald blijven, dan is er een interest, rechtens en zonder ingebrekestelling, opeisbaar waarvan het tarief gelijk is aan het wettelijk tarief. § 2. De in paragraaf 1 beoogde interest wordt berekend per burgerlijke maand vanaf de eerste dag van de maand volgend op deze van de vervaldag tot de laatste dag van de maand tijdens dewelke de betaling werd uitgevoerd. De nalatigheidsinterest is niet verschuldigd indien het bedrag ervan minder dan 10 Euro bedraagt.
Art. 139.§ 1. Als de derde debiteur een financiële situatie inroept die een laattijdige betaling van de verschuldigde schuldvordering rechtvaardigt, dan kan de gewone rekenplichtige maatregelen nemen om betalingsmodaliteiten toe te staan. § 2. De gewone rekenplichtige kan, in het kader van onderhandelingen met de derde debiteur, deze betalingsfaciliteiten en uitstel van betaling toestaan op voorwaarde dat de derde debiteur : 1° de rechten die ten gunste van de entiteit werden vastgesteld niet betwist;2° de financiële problemen waarin hij zich bevindt aantoont, meer bepaald door het voorleggen van verantwoordingsstukken van financiële, juridische of administratieve aard;3° zich ertoe verbindt om de betalingstermijnen en - faciliteiten, hem toegestaan door de gewone rekenplichtige, na te leven. § 3. De ordonnateur kan, tijdens deze onderhandelingen met de derde debiteur, overeenkomen dat de interesten niet van toepassing zullen zijn indien deze laatste de toegestane betalingstermijnen en - faciliteiten naleeft.
TITEL VIII. - DE VERVREEMDING VAN GOEDEREN HOOFDSTUK 1. - Vaststelling van buitengebruik gestelde goederen
Art. 140.Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van andere wetgevingen terzake is de Franse Gemeenschapscommissie ertoe gehouden afstand te doen van de tot zijn privédomein behorende roerende en onroerende goederen die buiten gebruik worden gesteld.
De beoogde goederen zijn goederen die : 1° nog een zekere handelswaarde bezitten;2° mogelijk zullen worden vervreemd;3° hun eerste bestemming hebben verloren;4° niet meer in aanmerking komen om opnieuw te worden gebruikt binnen de Franse Gemeenschapscommissie, de diensten die rechtstreeks onder het College, de kabinetten van de leden van het College of de voor hun werking hiermee gelijkgestelde diensten vallen. De onroerende goederen, de administratieve en technische gebouwen die werden gebruikt door de Franse Gemeenschapscommissie worden niet geviseerd door onderhavige Titel.
Art. 141.§ 1. Elk jaar, en zonder afbreuk te doen aan de toepassing van de reglementering inzake de kabinetten van de leden van het College, stelt de Overheid, verantwoordelijk voor de algemene administratieve diensten van de Franse Gemeenschapscommissie, een overzicht op van de buiten gebruik te stellen roerende en onroerende goederen. § 2. Naargelang het geval draagt de dienst, verantwoordelijk voor de algemene administratie van de Franse Gemeenschapscommissie, de goederen, die voor buitengebruikstelling in aanmerking komen, over aan voornoemde verantwoordelijken teneinde deze te beheren. § 3. De inventaris, als beoogd in het artikel 40 van het decreet van 24 april 2014, wordt geactualiseerd teneinde de buitengebruikstelling van de in paragraaf 1 vermelde goederen duidelijk te stellen. HOOFDSTUK 2. - De realisatie van buitengebruik gestelde goederen Afdeling 1. - De modaliteiten
Art. 142.§ 1. De goederen die buiten gebruik moeten worden gesteld moeten onder bezwarende titel worden vervreemd volgens de volgende modaliteiten: 1° de openbare verkoop;2° de onderhandse verkoop. § 2. De in paragraaf 1 beoogde vervreemdingen moeten worden aangekondigd door middel van publicaties : 1° op de sites van Internet en Intranet van de Franse Gemeenschapscommissie;2° in de geschreven pers. § 3. In het geval van onderhandse verkoop en voor het instellen van de minimumprijs bij een openbare verkoop wordt de waarde van de goederen vastgelegd aan de hand van de volgende gegevens : 1° de aankoopwaarde of de waarde van het goed in nieuwe staat;2° de marktwaarde of de vervangwaarde van hetzelfde goed;3° de boekhoudkundige waarde van het goed;4° bij ontstentenis de door het comité van aanwerving goedgekeurde waarde. Het in 4° genoemde comité van aanwerving bepaalt de prijs beneden dewelke het goed niet mag worden verkocht. § 4. Er moet een minimumtermijn van dertig dagen in acht worden genomen tussen de publicatie van de aankondiging van de verkoop en de eigenlijke verkoop.
Art. 143.In afwijking op de bepalingen van het artikel 142 is de voor de algemene administratie van de Franse Gemeenschapscommissie bevoegde dienst gemachtigd om buiten gebruik gestelde roerende goederen gratis te schenken aan verenigingen van sociale of humanitaire strekking.
Art. 144.In afwijking op de bepalingen van de artikelen 142 en 143 is de leidinggevende Ambtenaar van de algemene administratie van de Franse Gemeenschapscommissie gemachtigd om de buitengebruik gestelde roerende goederen, die niet meer in aanmerking komen om te worden overgelaten en door iemand te worden hergebruikt, af te danken. In de mate van het mogelijke ziet de administratie toe op de herwaardering en recyclage van het afval. Afdeling 2. - Het opmaken van de balans en de actualisering van de
inventaris
Art. 145.§ 1. De niet volledig afgeschreven goederen die buiten gebruik worden gesteld maken het voorwerp uit van een reclassering in de rekeningen van klasse 2 van de algemene boekhouding overeenkomstig het opgelegde van het door het besluit vastgelegde boekhoudplan.
Indien deze : 1° onder bezwarende titel vervreemd worden, moet er gelijktijdig een aanrekening gebeuren in de algemene en begrotingsboekhoudingen van het ten gunste van de entiteit vastgestelde recht als tegenprestatie voor de evenwaardige vermindering van de residuwaarde van deze goederen in klasse 2.Indien de vervreemding een meerwaarde of minderwaarde tot gevolg heeft, dan wordt deze opgenomen in de resultatenrekening; 2° om niet te worden overgelaten of zonder financiële herwaardering te worden afgedankt, dan moet de minderwaarde worden opgenomen in de resultatenrekening als tegenprestatie voor de evenwaardige vermindering van de residuwaarde van deze goederen in klasse 2. § 2. De verkoop van volledig afgeschreven buiten gebruik gestelde goederen, in de vorm van afval, geeft aanleiding tot een gelijktijdige aanrekening in de algemene en begrotingsboekhoudingen van het ten gunste van de entiteit vastgestelde recht als tegenprestatie voor de winst aan kapitaal die in de resultatenrekening wordt geregistreerd. § 3. Alle vervreemde, overgelaten of afgedankte buiten gebruik gestelde goederen moeten onverwijld uit de inventaris, beoogd in het artikel 40 van het decreet van 24 april 2014, worden geboekt.
TITEL IX. - EINDVERSLAGEN EN TUSSENTIJDSE VERSLAGEN
Art. 146.§ 1. Voor het opstellen van de algemene rekening neemt de administratief directeur van de Diensten voor Begroting, Boekhouding en Financiën of elk door hem daartoe aangesteld personeelslid van niveau 1 of 2 binnen de termijnen, als omschreven in de procedures opgenomen in het decreet van 24 april 2014, de nodige schikkingen om het definitieve karakter van de registraties op het moment van afsluiting van het boekjaar te waarborgen waarbij elke latere wijziging of schrapping van enige registratie is verboden. § 2. Voorafgaandelijk aan het opstellen van de balans en de resultatenrekening herneemt een balans alle rekeningen van de algemene boekhouding met voor elk ervan : 1° de identificatie van de rekening en de benaming ervan;2° het totaal van het debet;3° het totaal van het credit;4° het saldo.
Art. 147.§ 1ste. Behalve de jaarverslagen als beoogd in het artikel 69, alinea 2, 1° en 2° van het decreet van 24 april 2014 moet het boekhoudsysteem in de volgende gevallen ook tussentijdse verslagen voorleggen : 1° minstens één keer per jaar, en als het met de begroting belast lid van het College dit vraagt, om te voldoen aan de vraag om inlichtingen door het College;2° ambtshalve om te voldoen aan het voorleggen van statistieken vereist door de Europese overheden volgens de door dezelfde overheden opgelegde planning;3° bij de aantreding van een nieuw College als gevolg van een integrale hernieuwing van de Vergadering of bij de aantreding van een nieuwe lid van het College tijdens de legislatuur.De aantredende leden van het College en de gedelegeerde ordonnateurs moeten onverwijld beschikken over de boekhoudkundige gegevens en begrotingsgegevens in verband met de materies die binnen hun bevoegdheid vallen om met name de continuïteit van de openbare dienst te waarborgen. § 2. Het met de begroting belast lid van het College bepaalt de inhoud en de vorm van de tussentijdse verslagen. In de gevallen als beoogd in de paragraaf 1°, 3° kan hij, evenals elk lid van het aantredende College, een detail eisen van de uitstaande juridische vastleggingen en de lopende vereffeningen.
TITEL X. - WIJZIGINGEN AAN HET BESLUIT VAN 23 JULI 1996
Art. 148.De artikelen 2, 3, 4 en 6 van het besluit van 23 juli 1996 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie in verband met de administratieve en begrotingscontrole worden ingetrokken.
Art. 149.In het artikel 8 van het besluit van 23 juli 1996 worden de woorden « in de artikelen 5 tot 7 » vervangen door de woorden « in de artikelen 5 en 7 ».
Art. 150.In het artikel 14, b) van het besluit van 23 juli 1996 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie in verband met de administratieve controle en de begrotingscontrole worden de woorden « in toepassing van de artikelen 5 tot 7 » vervangen door de woorden « in toepassing van de artikelen 5 en 7 ».
Art. 151.In het artikel 15, 1, alinea 3, c) van het besluit van 23 juli 1996 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie in verband met de administratieve controle en de begrotingscontrole worden de woorden « voor de onderhandse procedure en » geschrapt.
Art. 152.In het artikel 15, § 1, alinea 2, eerste streepje van het besluit van 23 juli 1996 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie in verband met de administratieve en begrotingscontrole worden de woorden « onderhandse aanbesteding » vervangen door « onderhandelde procedures ».
TITTEL XI. - SLOTBEPALINGEN
Art. 153.De bepalingen van onderhavig besluit worden van kracht op 1 januari 2016 behoudens voor de administratieve diensten met autonome boekhouding van de Franse Gemeenschapscommissie voor dewelke de bepalingen van onderhavig besluit van kracht worden op de door het College vastgestelde datum.
Art. 154.Het met de begroting belast lid van het College staat in voor de uitvoering van onderhavig besluit.
Brussel, 17 december 2015.
De voorzitster van het College belast met de Begroting, het Onderwijs, het Schoolvervoer, de Kinderopvang, Sport en Cultuur