Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 01 maart 2012
gepubliceerd op 14 mei 2012

Besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie

bron
college van de franse gemeenschapscommissie
numac
2012031241
pub.
14/05/2012
prom.
01/03/2012
ELI
eli/besluit/2012/03/01/2012031241/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 MAART 2012. - Besluit 2008/174 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie


Het College, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 87, § 3, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988 tot hervorming der instellingen;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen, artikel 79, § 1;

Gelet op het decreet II van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waals Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie, artikel 4,1° ;

Gelet op het decreet III van de Franse Gemeenschapscommissie van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waals Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie, artikel 4, 1° ;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie gewijzigd door de besluiten van 4 juli 1996, 11 december 1997, 4 maart 1999, 24 februari 2000, 18 januari 2001, 10 mei 2001, 23 mei en 10 oktober 2002 en 14 juni 2007;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 juni 2001 tot vaststelling van de modaliteiten voor de herverdeling van de arbeid van toepassing op de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 23 mei 2002 tot instelling van het verlof om politieke redenen of voor de uitoefening van een politiek mandaat voor de personeelsleden van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 10 oktober 2002 betreffende de verloven van korte duur van toepassing voor de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 januari 2007 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan;

Gelet op de protocollen nr. 2009/15 van 25 mei 2009 en nr. 2010/20 van 23 december 2010 van het Comité van sector XV van de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, verleend op 26 oktober 2010;

Gelet op het akkoord van het Collegelid belast met de Begroting, verleend op 12 november 2010;

Gelet op het akkoord van de federale Ministerraad, gegeven op 23 juni 2006;

Gelet op het akkoord van de federale Minister van Pensioenen, gegeven op 5 januari 2011;

Gelet op het advies 49.681 van de Raad van State verleend op 7 juni 2011 bij toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 1° van de gecoördineerde wetten over de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van het Collegelid belast met het Openbaar Ambt, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt een kwestie bedoeld in artikelen 127 en 128 van de Grondwet krachtens de artikelen 138 en 178 van de Grondwet.

Art. 2.Het artikel 3 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie wordt aangevuld door de volgende bepaling : "werkdag : elke dag van de week, uitgezonderd zaterdag, zondag, feestdagen en dagen bedoeld in artikel 176, § 1 van dit besluit".

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt er een deel III/3 toegevoegd, dat als volgt is opgesteld : "Deel III/3 - Beroepscommissie

Art. 16/13.Er wordt een Beroepscommissie opgericht die bevoegd is inzake de evaluatie, de verloven en de afwezigheden.

Art. 16/14.Deze commissie bestaat uit : 1° een effectieve voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter, magistraten of op pensioen gezonden magistraten, aangeduid door het College;2° drie ambtenaren van minstens rang 13, aangeduid door het College;3° drie leden aangeduid door de representatieve vakbondsorganisaties met 1 lid per organisatie. De plaatsvervangende leden worden op dezelfde wijze benoemd : drie ambtenaren van minstens rang 13 en drie vertegenwoordigers van vakbondsorganisaties.

Art. 16/15.Het College benoemt een secretaris en een plaatsvervangende secretaris onder de ambtenaren van de diensten van het College.

Art. 16/16.De Commissie stelt een huishoudelijk reglement op om de modaliteiten te bepalen van zijn werking. Deze wordt goedgekeurd door het College.

Art. 16/17.De commissie beraadslaagt slechts geldig indien de meerderheid van de leden aanwezig is.

Het aantal leden aangeduid door het College en door de vakbondsorganisaties moet gelijk zijn; in voorkomend geval, wordt de pariteit hersteld door uitschakeling van één of meerdere leden, na loting.

Indien bij de eerste vergadering, het merendeel van de leden niet aanwezig is, komt de Beroepscommissie een tweede keer geldig samen zolang er pariteit is tussen de leden aangeduid door de vakbondsorganisaties en die aangeduid door het College.

Art. 16/18.Elk lid van de commissie, met inbegrip van de voorzitter, is stemgerechtigd.

Art. 16/19.De uitkering toegekend aan de voorzitter of de plaatsvervangende voorzitter is vastgelegd op 125 € per zitting."

Art. 4.Artikel 31, § 2, 1° en 2° van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : "1° het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 167, alsook dat bedoeld in artikelen 169 en 170; 2° de feestdagen bedoeld in artikel 176;3° het omstandigheidsverlof bedoeld in artikel 179".

Art. 5.Artikel 83 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : "

Art. 83.§ 1. Indien de ambtenaar niet kan instemmen met de gemiddelde globale vermelding waarvan hem kennis is gegeven, heeft hij het recht beroep ten gronde in te dienen bij de Directieraad die uitspraak doet binnen de twee maanden nadat dit is voorgelegd.

De ambtenaar heeft het recht te worden gehoord en te worden bijgestaan door iemand naar zijn keuze.

De leden van de Directieraad mogen beraadslagen noch deelnemen aan de stemming indien ze op eender welke manier betrokken zijn geweest bij de evaluatieprocedure van de ambtenaar. De ambtenaar heeft eveneens het recht om binnen de 15 werkdagen na de kennisgeving beroep over de vorm in te dienen bij de Beroepscommissie. § 2. Indien de ambtenaar niet kan instemmen met de globale vermelding "met voorbehoud" of de ongunstige globale vermelding waarvan hem kennis is gegeven, kan hij binnen de 15 werkdagen die volgen op de kennisgeving zich wenden tot de Beroepscommissie.

De ambtenaar verschijnt in persoon en kan zijn bemerkingen kenbaar maken; hij kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze. Het beroep is opschortend.

De leden van de Beroepscommissie mogen beraadslagen noch deelnemen aan de stemming indien ze op eender welke manier betrokken zijn geweest bij de evaluatieprocedure van de ambtenaar. § 3. De Beroepscommissie doet uitspraak binnen een termijn van één maand die van start gaat op de dag dat het beroep werd ingediend door de ambtenaar, ofwel per post, of per fax, of per e-mail, zolang er een duidelijke datum op is en ze een vermelding van evaluatie voorstelt.

De beslissing om een vermelding van evaluatie toe te kennen, wordt genomen door de openbare instelling die de macht heeft om aan te stellen binnen de twee maanden na ontvangst door deze van het voorstel van evaluatie van de Beroepscommissie.

Indien de overheid geen beslissing heeft genomen binnen de opgelegde termijn, is het voorstel van evaluatie van de Beroepscommissie definitief ".

Art. 6.Het deel XVI van de administratieve bepalingen van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen : "DEEL XVI - ADMINISTRATIEVE STANDEN, AFWEZIGHEDEN EN VERLOVEN HOOFDSTUK I. - De administratieve standen Afdeling. - Algemene bepalingen.

Art. 141.De ambtenaar bevindt zich in een van de volgende administratieve standen : 1° dienstactiviteit;2° non-activiteit;3° disponibiliteit.

Art. 142.De ambtenaar wordt voor de vaststelling van zijn administratieve stand altijd geacht in dienstactiviteit te zijn behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem hetzij van rechtswege, hetzij bij beslissing van de bevoegde overheid in een andere administratieve stand plaatst. Afdeling 2. - Dienstactiviteit

Art. 143.De dienstactiviteit is de gewone administratieve stand van de ambtenaar.

Tenzij anders bepaald, heeft de ambtenaar in dienstactiviteit recht op wedde en op verhoging in zijn weddeschaal. Hij kan zijn aanspraken op bevordering of op toekenning van een mandaat doen gelden.

Art. 144.De ambtenaar blijft in de administratieve stand van dienstactiviteit, wanneer hij afwezig is om de volgende redenen : 1° halftijdse vervroegde uittreding;2° vrijwillige vierdagenweek;3° loopbaanonderbreking;4° het jaarlijks vakantieverlof en de feestdagen;5° uitzonderlijk verlof;6° Omstandigheidsverlof, verlof om dwingende redenen van familiale aard, ouderschapsverlof, opvangverlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij;7° zwangerschapsverlof en verlof ter vervanging van het moederschapsverlof;8° het verlof om medische of humanitaire redenen;9° verlof om hem toe te laten een stage of proefperiode te vervullen in een andere betrekking van een overheidsdienst;10° verlof voor een erkende opdracht van algemeen belang;11° verlof om ter beschikking van de Koning te worden gesteld;12° verlof voor het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd en van diensten in uitvoering van het koninklijk besluit van 20 februari 1980 tot coördinatie van de wetten betreffende het statuur van de gewetensbezwaarden;13° verlof wegens ziekte;14° verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte of gebrekkigheid;15° het verlof om politieke redenen;16° preventief verlof, bedoeld in artikel 192 van dit besluit;17° studieverlof of verlof om een proef af te leggen en opleidingsverlof.

Art. 145.De ambtenaar die verlof krijgt voor vakbondsactiviteiten en dienstvrijstellingen bij toepassing van het Koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheidsinstellingen en de vakbonden van de ambtenaren behorende tot de overheid, blijft in dienstactiviteit.

Art. 146.De ambtenaar die deelneemt aan een georganiseerde werkonderbreking is in dienstactiviteit. De deelneming van de ambtenaar aan een georganiseerde werkonderbreking kan voor deze ambtenaar enkel de onthouding van zijn loon met zich meebrengen.

Art. 147.De ambtenaar wiens ambt afgeschaft wordt en die wedertewerkgesteld moet worden, is in dienstactiviteit. Afdeling 3. - Non-activiteit

Art. 148.De ambtenaar kan van rechtswege in non-activiteit worden geplaatst.

Tenzij anders bepaald, heeft de ambtenaar in deze stand geen recht op zijn wedde, noch op een verhoging in zijn weddeschaal en kan hij zijn aanspraken op bevordering, op toekenning van een mandaat niet doen gelden.

Art. 149.De ambtenaar is in non-activiteit wanneer hij afwezig is om de volgende redenen : 1° het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd of van bepaalde diensten in uitvoering van de wetten op de gewetensbezwaarden bedoeld in artikel 230;2° de uitoefening van een opdracht die niet erkend is van algemeen belang te zijn;3° de uitoefening van verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid.

Art. 150.Tuchtschorsing plaatst de ambtenaar ambtshalve in de administratieve stand van non-activiteit.

Tijdens de periodes van tuchtschorsing kan de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering of op bevordering tot een hogere wedde niet doen gelden en kan hij aan een inhouding van wedde worden onderworpen.

Echter, de tuchtschorsing mag niet leiden tot een inhouding van wedde die hoger ligt dan die bedoeld in artikel 23, 2e lid van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.

Art. 151.De ambtenaar die zonder toestemming afwezig is of die zonder geldige reden de termijn van zijn verlof overschrijdt, bevindt zich van rechtswege in non-activiteit.

In deze stand behoudt hij zijn aanspraken op een voorschot op zijn wedde. Hij kan zijn aanspraken op bevordering en overplaatsing evenwel niet doen gelden tijdens de duur van zijn onregelmatige afwezigheid, noch een bevordering of een overplaatsing genieten.

Art. 152.Behalve in het geval bedoeld in artikel 149, 3° van dit besluit, kan niemand in non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de voorwaarden voldoet om te worden gepensioneerd. Afdeling 4. - Disponibiliteit

Onderafdeling 1. - Disponibiliteit wegens ziekte

Art. 153.De ambtenaar is ambtshalve in disponibiliteit gesteld in geval van ziekte of gebrekkigheid die niet de definitieve ongeschiktheid in dienst met zich meebrengt maar die afwezigheden veroorzaakt waarvan de duur de duur van de ziekteverloven overstijgt.

Art. 154.De ambtenaar kan niet in disponibiliteit gesteld of gehouden worden wanneer hij de voorwaarden vervult die vereist zijn om een pensioen te krijgen.

Art. 155.§ 1. Zonder afbreuk te doen aan artikel 236, is de ambtenaar die afwezig is wegens ziekte na het volgens artikel 233 toegekende aantal verlofdagen te hebben bereikt van rechtswege in disponibiliteit wegens ziekte.

Hij behoudt zijn recht op bevordering en op bevordering in zijn weddeschaal.

Het artikel 237 is van toepassing op de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte. § 2. De ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte ontvangt een wachtgeld dat gelijk is aan 60 % van zijn laatste maandelijkse activiteitswedde.

Het bedrag van dit wachtgeld mag echter in geen geval lager liggen dan : 1° de vergoedingen die de betrokkene in dezelfde toestand zou ontvangen indien de socialezekerheidsregeling op hem toepasselijk was geweest sinds het begin van zijn afwezigheid;2° het pensioen dat hij verkregen zou hebben indien hij, op het ogenblik dat hij in disponibiliteit wegens ziekte gesteld werd, tot de vervroegde oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid toegelaten zou zijn. § 3. De ambtenaar heeft recht op een maandelijks wachtgeld dat gelijk is aan het bedrag van zijn laatste activiteitswedde indien de kwaal waaraan hij lijdt door de Sociaal-medische rijksdienst aangeduid door het College als een ernstige en langdurige ziekte wordt erkend. Dit recht impliceert een herziening van de toestand van de ambtenaar met uitwerking op de dag dat zijn disponibiliteit wegens ziekte gestart is.

Art. 156.De ambtenaar die in disponibiliteit werd gesteld wegens ziekte, wordt ieder jaar medisch onderzocht door de medische controledienst bedoeld in artikel 242, in de loop van de maand overeenstemmend met die waarin hij in disponibiliteit werd gesteld.

Tenzij in geval van overmacht, verschijnt de ambtenaar niet voor de medische controledienst bedoeld in artikel 242 op het tijdstip bepaald in het eerste lid, dan wordt de uitkering van zijn wachtgeld vanaf dat tijdstip geschorst tot hij verschijnt.

De ambtenaar moet aan de administratie en aan de medische controledienst een adres binnen het Koninkrijk opgeven, waar de hem betreffende beslissingen hem kunnen betekend worden.

Art. 157.De ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte, die over de vereiste professionele en lichamelijke vaardigheden beschikt, komt terug naar de diensten van het College en zijn initiële job indien deze verenigbaar is met zijn gezondheidstoestand.

Indien hij, zonder geldige reden, weigert om de job uit te oefenen die hem werd toegewezen, wordt hij, na tien dagen afwezigheid, ambtshalve ontslagen.

Art. 158.De disponibiliteit wegens ziekte stelt geen einde aan de loopbaanonderbreking bedoeld in artikel 166, noch aan het verlof voor verminderde presentaties wegens persoonlijke aangelegenheden, noch aan het stelsel van halftijdse vervroegde uittreding en de vrijwillige vierdagenweek bedoeld in de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de publieke sector.

Onderafdeling 2. Disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden

Art. 159.§ 1. De ambtenaar dient bij de algemeen bestuurder via hiërarchische weg een aanvraag tot disponibiliteit wegens persoonlijke redenen.

De aanvraag wordt minstens drie maanden voor de aanvang van de periode waarin de ambtenaar in disponibiliteit is gesteld, ingediend. Deze termijn kan in onderlinge overeenstemming verminderd worden.

Indien de hiërarchische overste van minstens rang 13 van oordeel is dat het nodig is de ambtenaar voltijds te werk te houden omwille van zijn kennis, bekwaamheid of specifieke aanleg of omwille van het belang van de opdracht die hem werd toegewezen, kan hij voorstellen de opening van de disponibiliteit om persoonlijke redenen uit te stellen tot een latere datum dan de datum gekozen door de ambtenaar zonder dat de verlopen periode tussen de door hem gekozen datum en de datum die de hiërarchische overste erkent zes maanden mag overschrijden. § 2. De disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden wordt toegekend voor een periode van maximaal zes maanden. Deze periode kan verlengd worden met een periode van maximaal zes maanden zonder een ononderbroken duur van 24 maanden te overschrijden.

Elke verlenging is onderworpen aan een aanvraag van de ambtenaar ingediend minstens één maand voor het einde van de lopende periode van disponibiliteit.

Elke ambtenaar van wie de afwezigheid de periode waarvoor de disponibiliteit is toegekend, overschrijdt, wordt beschouwd als ontslagnemend.

Art. 160.De ambtenaar die in disponibiliteit is gesteld wegens persoonlijke aangelegenheden krijgt geen enkel wachtgeld.

Hij kan geen beroep doen op ziektes of kwalen opgelopen tijdens zijn periode van disponibiliteit.

Hij kan zijn aanspraken op bevordering of bevordering van zijn weddeschaal niet doen gelden.

Art. 161.De ambtenaar in disponibiliteit wegens persoonlijke redenen wordt opnieuw opgenomen in de diensten van het College en herneemt zijn job wanneer hij zijn activiteiten hervat. HOOFDSTUK II. - Afwezigheden.

Art. 162.De ambtenaar mag niet afwezig zijn zonder verlof of dienstvrijstelling te hebben gekregen.

Onder dienstvrijstelling wordt verstaan de toestemming gegeven aan een ambtenaar om gedurende de diensturen afwezig te zijn voor een bepaalde duur met het behoud van al zijn rechten. HOOFDSTUK III. - Verloven in het kader van de herverdeling van de arbeid Afdeling 1. - Halftijdse vervroegde uittreding

Art. 163.Krachtens de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de publieke sector en het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende uitvoering van de wet van 10 april 1995 betreffende de verdeling van de werktijd in de publieke sector alsook alle bepalingen die deze zouden veranderen of vervangen, heeft de ambtenaar het recht om gebruik te maken van het stelsel van halftijdse vervroegde uittreding.

De ambtenaar die graag gebruik wil maken van het recht op een halftijdse vervroegde uittreding, dient zijn aanvraag in aan de hand van een formulier waarvan een model in bijlage 1 bij dit besluit is gevoegd. Afdeling 2. - Het stelsel van de vrijwillige vierdagenweek

Art. 164.Krachtens de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de publieke sector en het Koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende uitvoering van de wet van 10 april 1995 betreffende de verdeling van de werktijd in de publieke sector alsook alle bepalingen die deze zouden veranderen of vervangen, heeft de ambtenaar die voltijds tewerkgesteld is, het recht om tijdens een ononderbroken periode van minstens één jaar, vier vijfde van de prestaties te verrichten die hem normaal zijn opgelegd. Deze prestaties worden verdeeld over vier dagen per week.

Art. 165.§ 1. De ambtenaar die houder is van een graad behorende tot rang 13 of tot een hogere rang mag geen aanspraak maken op het recht op de vrijwillige vierdagenweek.

Hij kan evenwel, mits de voorafgaande toestemming van het College, na een met redenen omkleed advies van de Directieraad, het recht genieten op de vrijwillige vierdagenweek in de gevallen waarbij de goede werking van de dienst niet in het gedrang komt. § 2. De ambtenaar die wenst gebruik te maken van het recht op de vrijwillige vierdagenweek dient een aanvraag in bij zijn hiërarchische overste van minstens rang 13 waarvan een model in bijlage 2 bij dit besluit werd gevoegd.

De aanvraag wordt ingediend minstens 3 maanden voor de aanvang van de periode waarin de ambtenaar zijn prestaties zal vervullen op basis van de vierdagenweek. De periode vangt aan op de eerste dag van een maand.

Deze termijn kan in onderling overleg verminderd worden.

Indien de hiërarchische overste van minstens rang 13 van oordeel is dat het nodig is het personeelslid voltijds te werk te houden omwille van zijn kennis, bekwaamheid of specifieke aanleg of omwille van het belang van de opdracht die hem werd toegewezen, kan hij voorstellen de opening van het recht op de vierdagenweek uit te stellen tot een latere datum dan de datum gekozen door de ambtenaar zonder dat de verlopen periode tussen de door hem gekozen datum en de datum die de hiërarchische overste erkent zes maanden mag overschrijden. § 3. De verdeling van de prestaties maakt het voorwerp uit van een overleg tussen de ambtenaar en zijn hiërarchische overste van minstens rang 13. Het werkschema voorgesteld door het personeelslid wordt onderzocht, rekening houdende met de werking van de dienst en de aanvragen tot deeltijds werken ingediend door de andere personeelsleden van de dienst.

Indien uit dit onderzoek blijkt dat het werkschema voorgesteld door de ambtenaar niet kan worden goedgekeurd, zal de hiërarchische overste van minstens rang 13 de betrokkene de redenen meedelen waarom het voorgestelde schema geweigerd is. Hij meldt terzelfder tijd aan de betrokkene de werkschema's die kunnen worden goedgekeurd.

Het werkschema kan in onderling overleg gewijzigd worden. § 4. De mededeling bedoeld in de vorige paragraaf is gericht tot de ambtenaar binnen de vijf werkdagen na de indiening van de aanvraag; na deze termijn wordt het werkschema voorgesteld door de ambtenaar als aanvaard beschouwd. § 5. De ambtenaar beschikt over vijf werkdagen vanaf de dag na ontvangst van de mededeling bedoeld in § 3 om af te zien van zijn aanvraag. Als hij binnen deze termijn niet reageert, is het werkschema in de eerste plaats voorgesteld door de hiërarchische overste van minstens rang 13 van toepassing. § 6. De hiërarchische overste van minstens rang 13 kan op elk ogenblik de ambtenaar die gekozen heeft voor de vierdagenweek vragen om het werkschema aan te passen. Zonder afbreuk te doen aan §§ 3 tot 5, kan het werkschema slechts aangepast worden middels het akkoord van de betroffen ambtenaar. § 7. De ambtenaar kan een einde stellen aan het stelsel van de vrijwillige vierdagenweek mits een opzeggingstermijn van drie maanden, behalve indien op verzoek van de betrokkene, de hiërarchische overste instemt met een kortere termijn. § 8. De ambtenaar die gebruik maakt van het recht op de vierdagenweek krijgt een bezoldiging gelijkgesteld met de verminderde prestaties.

Deze bezoldiging wordt verhoogd met een aanvullende maandelijkse bezoldiging van 70,15 euro. Dit bedrag is verbonden aan de te indexeren spilindex 138,01. De bezoldigingsaanvulling maakt integraal deel uit van de bezoldiging en is onderworpen aan de sociale zekerheidsbijdragen en aan de beroepsvoorheffing. § 9. Gedurende de periode waarin de ambtenaar geen prestaties te vervullen heeft in het kader van de vrijwillige vierdagenweek, mag hij geen enkele andere beroepsactiviteit uitoefenen. § 10. In de loop van de periode van de vrijwillige vierdagenweek, mag de ambtenaar geen verminderde prestaties vervullen, ongeacht de reden, behalve om gezondheidsredenen. Hij mag ook geen aanspraak maken op een halftijds onderbrekingsstelsel van de beroepsloopbaan.

De periode van de vrijwillige vierdagenweek wordt tijdelijk onderbroken als een ambtenaar een van de onderstaande afwezigheden geniet : 1° zwangerschapsverlof;2° ouderschapsverlof;3° verlof voor dringende familiale redenen;4° verlof om zijn kandidatuur over te leggen voor de verkiezingen van de federale wetgevende kamers, de gewest- en gemeenschapsraden of de provincieraden;5° onthaalverlof met het oog op de adoptie of de officieuze voogdij;6° verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan met het oog op het verlenen van palliatieve zorgen;7° verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan ter gelegenheid van de geboorte van zijn kind.8° verlof voor verzorging van een gezins- of familielid dat zwaar ziek is. Een ambtenaar dat afwezig is omwille van het in lid 2 vermelde verlof is, tijdens zijn afwezigheid, niet meer onderworpen aan de bepalingen van de vrijwillige vierdagenweek, maar is onderworpen aan de bepalingen houdende de regeling van het verlof dat hij geniet. HOOFDSTUK IV. - Verlof wegens loopbaanonderbreking

Art. 166.§ 1. Het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen en elke andere bepaling die dit besluit zouden wijzigen, zijn van toepassing op de ambtenaren. § 2. Wanneer de vraag uitgaat van een ambtenaar bekleed met de graad van adviseur-diensthoofd of van bestuursdirecteur, moet zij noodzakelijkerwijze betrekking hebben op een voltijdse loopbaanonderbreking. § 3. De in § 2 bedoelde ambtenaren moeten voorafgaandelijk een met redenen omklede aanvraag indienen bij de overheid waaronder zij ressorteren.

Die aanvraag wordt aan de directieraad voorgelegd die hierover een met redenen omkleed advies moet uitbrengen binnen een termijn van een maand waarbij in het bijzonder gelet wordt op de naleving van de goede werking van de diensten. Het College doet uitspraak binnen de termijn van één maand. § 4. Dit artikel niet van toepassing op de titularis van een mandaat. HOOFDSTUK V. - Verloven van korte duur Afdeling 1. - Jaarlijks vakantieverlof

Art. 167.De ambtenaar heeft recht op een jaarlijks vakantieverlof van 35 werkdagen.

Dit aantal van 35 werkdagen stijgt naar 36 na vijf dienstjaren en naar 37 dagen na 10 dienstjaren.

De ambtenaar geniet een bijkomend vakantieverlof waarvan de duur naargelang de leeftijd als volgt is bepaald : 1° op 60 jaar : één werkdag;2° op 61 jaar : twee werkdagen;3° op 62 jaar : drie werkdagen;4° op 63 jaar : vier werkdagen;5° op 64 jaar : vijf werkdagen.

Art. 168.Het vakantieverlof wordt genomen naar keuze van de ambtenaar en met inachtneming van de behoeften van de dienst. De ambtenaar heeft recht op een vakantieverlof van minstens 10 opeenvolgende werkdagen.

Art. 169.De ambtenaar heeft het recht om, binnen een periode van 35 werkdagen, vier werkdagen verlof te nemen om te zorgen voor een persoon die onder hetzelfde dak woont en die ziek is of die het slachtoffer is van een ongeval, zonder dat het belang van de dienst hiertegen kan worden ingeroepen.

Als persoon die onder hetzelfde dak woont dient te worden beschouwd : de echtgeno(o)t(e), de persoon met wie de ambtenaar samenleeft, een bloed- of aanverwant van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft, een persoon opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij. De ambtenaar moet een doktersattest voorleggen om het volgende te bewijzen : 1° de ziekte of het ongeval;2° de dringende noodzaak van de aanwezigheid van de ambtenaar;

Art. 170.Als de ambtenaar de vier werkdagen bedoeld in artikel 169, 1ste lid, of alle werkdagen bepaald in artikel 167, heeft opgenomen, heeft hij/zij recht op twee bijkomende werkdagen voor dezelfde redenen en onder dezelfde voorwaarden als in artikel 169.

Art. 171.De personeelsleden die een van de hieronder vermelde functies uitoefenen, krijgen zes bijkomende verlofdagen vergeleken met het aantal jaarlijkse vakantiedagen bedoeld in artikel 167 van dit besluit op voorwaarde dat ze hun functie op een onderwijscampus uitoefenen en blijven uitoefenen en dat het jaarlijks vakantieverlof volledig opgenomen wordt tijdens de schoolvakantieperiodes.

Van zodra één van de twee in het eerste lid opgesomde voorwaarden niet meer vervuld is, verliest het betroffen personeelslid definitief het voordeel van de zes bijkomende verlofdagen per jaar.

Echter, het personeelslid dat, wegens ziekte of een arbeidsongeval, met verlof is tijdens de schoolvakantieperiodes en dat hierdoor verhinderd wordt om in deze periode zijn jaarlijkse vakantie te nemen, verliest niet het voordeel van de zes bijkomende verlofdagen. § 2. Het personeel tewerkgesteld in de volgende sectoren of diensten in de scholen en waarvan het werk rechtstreeks betrekking heeft op het pedagogische instrument, geniet van zes bijkomende verlofdagen : 1° secretariaat-boekhouding;2° tuinbouw;3° keuken;4° economaat;5° personeel voor de was;6° chauffeurs;7° laboratorium;8° onderhoudspersoneel;9° PMS-centrum; Het personeel tewerkgesteld in de volgende diensten of sectoren op de campus van CERIA en waarvan het werk rechtstreeks verbonden is met het pedagogische instrument krijgt zes bijkomende verlofdagen; 1° free-flow;2° economaat;3° bodes;4° personeel voor de was.

Art. 172.Het jaarlijks verlof wordt opgenomen in het kalenderjaar, volgens de voorwaarden die door de algemene bestuurder of door de adjunct-algemene bestuurder zijn vastgelegd.

De modaliteiten voor de opschorting van niet-gebruikte vakantiedagen worden vastgelegd door de algemeen bestuurder of de adjunct-algemeen bestuurder na overleg met de representatieve vakbondsorganisaties.

Art. 173.§ 1. Behalve de bijkomende jaarlijkse vakantiedagen vermeld in artikel 167 waarvan de duur vastgelegd is volgens de leeftijd, worden de jaarlijkse verloven verminderd : 1. wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn/haar ambt neerlegt;2. wanneer de ambtenaar tijdens het jaar verloven heeft verkregen : a.voor een stage of een proefperiode bij een andere overheidsdienst; b. om een mandaat te vervullen in een Belgische overheidsdienst : c.om zich kandidaat te stellen voor wetgevende, procinciale, regionale, Europese en gemeentelijke verkiezingen; d. wegens de halftijdse vervroegde uittreding;e. voor de vrijwillige vierdagenweek;f. voor onderbreking van de beroepsloopbaan;g. wanneer de ambtenaar met verlof is voor een opdracht;h. wanneer de ambtenaar ter beschikking gesteld wordt van de Koning i.wanneer de ambtenaar met facultatief politiek verlof is of met politiek verlof § 2. De afwezigheden tijdens dewelke de ambtenaar in de administratieve stand van non-activiteit of disponibiliteit is geplaatst, leiden eveneens tot een evenredige vermindering van het vakantieverlof.

Het aantal dagen wordt altijd berekend per halve of volledige dag. Dit aantal wordt naar boven afgerond naar de halve of hele dag.

Art 174. De vakantieverlofdagen die in dit besluit zijn vastgelegd, worden opgeschort in het geval van ziekte voor zover de medische controle mogelijk is.

Art. 175.Het jaarlijks vakantieverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Hetzelfde geldt voor de twee bijkomende dagen bepaald in artikel 170 en de twee bijkomende dagen bepaald in artikel 171. Afdeling 2. - Feestdagen

Art. 176.§ 1. De ambtenaar heeft verlof tijdens de wettelijke feestdagen, alsook op 27 september, 2 en 15 november en 26 december.

Een halve dag verlof wordt ter compensatie toegekend ter vervanging van de verlofnamiddag van 22 juli.

De in het eerste lid bedoelde verlofdagen die samenvallen met een zaterdag of een zondag, worden opgenomen volgens de betamelijkheid van de ambtenaar, rekening houdend met de noodzaken van de dienst. § 2. De ambtenaar die krachtens de arbeidstijdregeling die op hem van toepassing is, of ten gevolge van de behoeften van de dienst, verplicht is te werken op één van de dagen bedoeld in § 1, verkrijgt vervangende verlofdagen die kunnen worden genomen onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof. § 3. De in dit artikel bedoelde verloven worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 3. - Uitzonderlijk verlof

Art. 177.Uitzonderlijk verlof wordt toegekend binnen de perken zoals hierna bepaald : 1° de verandering van standplaats opgelegd in het belang van de dienst : 2 werkdagen;2° om deel uit te maken van de jury van het hof van assisen en dit tijdens de duur van de zitting.

Art. 178.Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 4. - Verlof om familiale redenen

Onderafdeling 1. - Omstandigheidsverlof

Art. 179.De ambtenaar krijgt binnen de perken zoals hierna bepaald en ten laatste binnen de drie maanden na hun optreden, verlof naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen : 1. het huwelijk van de ambtenaar of viering van het wettelijk samenwonen : vier werkdagen;2. de bevalling van de echtgenote of van de persoon met wie de ambtenaar op het tijdstip van de gebeurtenis samenleeft : veertien werkdagen;3. het overlijden van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar samenleefde : vier werkdagen;4. het overlijden van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft : vier werkdagen;5. het huwelijk of viering van het wettelijk samenwonen van een kind van de ambtenaar of van de persoon met wie de ambtenaar samenleeft : twee werkdagen;6. het overlijden van een bloed- of aanverwant in om het even welke graad van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de persoon met wie de ambtenaar onder hetzelfde dak samenleeft : twee werkdagen;7. het overlijden van een familielid tot in de derde graad dat niet onder hetzelfde dak woont als de ambtenaar : een werkdag.8. het huwelijk van een broer, zus, schoonbroer, schoonzus, de vader, de moeder, schoonvader, tweede echtgenoot van de moeder, van de schoonmoeder, van de tweede echtgenote van de vader, van het kleinkind van de ambtenaar : een werkdag. De aanvraag moet steunen op een officieel document.

Als de gebeurtenis zich voordoet in de loop van een deeltijdse werkperiode, wordt het verlof verminderd.

Art. 180.Dit verlof kan per hele dag of per halve dag genomen worden.

Art. 181.Deze verloven worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Onderafdeling 2. - Verlof om dwingende redenen van familiale aard

Art. 182.Een ambtenaar heeft recht op maximaal 45 werkdagen verlof per kalenderjaar wegens : 1° de ziekenhuisopname van een persoon die bij de ambtenaar inwoont, of van een familielid of aanverwant in de eerste graad die bij de ambtenaar niet inwoont;2° bijstand aan een persoon die bedlegerig is en bij de ambtenaar inwoont, of van een bedlegerig familielid of aanverwant in de eerste graad die bij de ambtenaar niet inwoont, maar speciale zorgen nodig heeft omwille van zijn gezondheidstoestand;3. de kinderopvang voor kinderen jonger dan 15 jaar;4° de opvang van een gehandicapt kind zonder leeftijdslimiet. Als het verlof om dwingende redenen van familiale aard wordt opgenomen in een deeltijdse werkperiode, wordt het verlof ingekort.

De aanvraag voor een verlof als bepaald in 3° en 4° moet één maand voor het begin van dit verlof ingediend worden, deze termijn kan beperkt worden in onderling overleg.

Art. 183.Dit verlof kan per hele of per halve dag genomen worden.

Art. 184.Voor het overige wordt het gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Dit verlof wordt niet bezoldigd.

Onderafdeling 3. - Ouderschapsverlof

Art. 185.Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte of de adoptie van een kind, maximaal drie maanden ouderschapsverlof toegestaan. Dit verlof moet worden genomen vóór het kind de leeftijd van 10 jaar heeft bereikt. Het verlof moet worden gesplitst in maanden en moet worden genomen met volledige dagen. Op het einde van het ouderschapsverlof heeft de ambtenaar het recht om zijn functie terug te krijgen of, in geval van onmogelijkheid, een gelijkwaardige of gelijksoortige job.

Art. 186.Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het is echter niet bezoldigd.

Onderafdeling 4. - Opvangverlof met het oog op de adoptie of de pleegvoogdij

Art. 187.Een opvangverlof wordt toegestaan aan de ambtenaar die een kind beneden de tien jaar opneemt in zijn of haar familie met het oog op de adoptie of de pleegvoogdij.

De maximumduur van het opvangverlof bedraagt vier weken wanneer het opgenomen kind de leeftijd van drie jaar heeft bereikt en zes weken wanneer het kind deze leeftijd nog niet heeft bereikt.

De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind mindervalide is en aan de voorwaarden voldoet om kinderbijslag te genieten overeenkomstig artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag van de loonarbeiders of artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen.

Art. 187/1.De ambtenaar die van dit verlof wil genieten, deelt aan de leidend ambtenaar de datum mede waarop het verlof zal starten en de duur ervan. Deze mededeling gebeurt schriftelijk en minstens één maand voor de aanvang van het verlof tenzij een kortere termijn wordt goedgekeurd op vraag van de betrokkene.

De ambtenaar moet de volgende documenten voorleggen : 1° een attest, uitgereikt door de centrale overheid bevoegd voor de Gemeenschap, dat de toekenning van een kind aan een ambtenaar bevestigt om het verlof van maximaal drie weken te krijgen vooraleer het kind in het gezin wordt opgevangen;2° een attest dat de inschrijving van het kind bevestigt in het bevolkingsregister of het register van buitenlanders om het overige verlof op te kunnen nemen.

Art. 188.Dit verlof is bezoldigd en wordt gelijkgesteld aan een periode van dienstactiviteit. Afdeling 5. - Moederschapsbescherming

Art. 189.§ 1. Het moederschapsverlof bedoeld in artikel 39 van de wet van 16 maart 1971 betreffende het werk, wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. § 2. De bezoldiging voor de periode tijdens dewelke de vrouwelijke ambtenaar in moederschapsverlof is, mag slechts 15 weken duren of 19 weken in geval van een meerling.

De bezoldiging voor de verlenging van het postnatale verlof toegekend bij toepassing van artikel 189/2 mag 1 week niet overschrijden. De bezoldiging voor de verlenging van de postnatale rustperiode toegekend bij toepassing van artikel 189/8 mag 24 weken niet overschrijden. § 3. De periodes van afwezigheid wegens ziekte die te wijten zijn aan de zwangerschap gedurende de vijf weken die vallen voor de zevende dag welke de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat, worden voor het bepalen van de administratieve stand van de vrouwelijke ambtenaar veranderd in bevallingsverlof.

Deze paragraaf is eveneens van toepassing op de periodes van afwezigheid wegens ziekte die te wijten zijn aan de zwangerschap gedurende de zeven weken die, in geval van geboorte van een meerling, vallen vóór de zevende dag welke de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat. § 4. Wanneer de vrouwelijke ambtenaar het prenatale verlof heeft opgebruikt en de bevalling na de voorziene datum plaatsvindt, wordt het prenatale verlof verlengd tot de werkelijke datum van de bevalling. Tijdens deze periode bevindt de vrouwelijke ambtenaar zich in moederschapsverlof.

In afwijking van paragraaf 2 van dit artikel is de bezoldiging verschuldigd. § 5. Op vraag van de vrouwelijke ambtenaar, wordt het moederschapsverlof, bij toepassing van artikel 39 van de wet betreffende het werk van 16 maart 1971, na de negende week, verlengd met een periode waarvan de duur gelijk is met de duur van de periode tijd waarin ze is blijven werken vanaf de zesde week vóór de werkelijke datum van de bevalling of vanaf de achtste week wanneer er een meerling verwacht wordt. In geval van vroeggeboorte wordt deze periode verminderd met de dagen waarop arbeid verricht werd tijdens de periode van zeven dagen die de bevalling voorafgaat.

Art. 189/1.De volgende afwezigheden worden gelijkgesteld met werkdagen die mogelijk opgeschort mogen worden na het postnatale verlof, die tijdens de zes weken vallen waarin in geval van een meerling, gedurende de acht weken vóór de zevende dag voor de werkelijke datum van de bevalling : 1° jaarlijks vakantieverlof;2° feestdagen vastgelegd in artikel 176;3° verloven vastgelegd in artikelen 169, 170 en 179;4° verlof voor dwingende reden van familiale aard;5° afwezigheden wegens ziekte met uitzondering van de afwezigheden bedoeld in artikel 189, § 3.

Art. 189/2.Op vraag van de vrouwelijke ambtenaar wordt de periode van arbeidsonderbreking verlengd na de negende week, met een periode van één week, indien de vrouwelijke ambtenaar afwezig is geweest wegens ziekte tijdens de hele periode vanaf de zesde week voor de werkelijke datum van de bevalling of vanaf de achtste week wanneer er een meerling wordt verwacht.

In geval van een meerling, wordt de periode van de arbeidsonderbreking na de negende week op vraag van de vrouwelijke ambtenaar eventueel verlengd met maximaal twee weken.

Art. 189/3.Overeenkomstig artikel 39, 3e lid, van de wet van 16 maart 1971 betreffende het werk, kunnen de laatste twee weken van de postnatale rustperiode op haar aanvraag omgezet worden in dagen van postnataal rustverlof wanneer de vrouwelijke ambtenaar de periode van arbeidsonderbreking met minstens twee weken na de negende week kan verlengen.

Ten laatste vier weken voor het einde van de verplichte postnatale rustperiode, deelt de vrouwelijke ambtenaar aan de instantie waaronder ze valt, schriftelijk mede over de verandering en de planning bedoeld in artikel 39, 3de lid van de wet betreffende het werk van 16 maart 1971.

Overeenkomstig artikel 39, 3e lid, van de wet betreffende het werk van 16 maart 1971, moeten de verlofdagen van postnatale rust binnen acht weken vanaf het einde van de ononderbroken postnatale rustperiode genomen worden.

De verlofdagen van postnatale rust worden gelijkgesteld met een dienstactiviteit.

Art. 189/4.§ 1. Tijdens de zwangerschap of lactatie, mogen de vrouwelijke ambtenaren geen bijkomend werk verrichten. Onder bijkomend werk, bij toepassing van dit artikel, wordt verstaan, elke arbeid dat de 37,5 uur per week overschrijdt. § 2. De vrouwelijke ambtenaar die, bij toepassing van artikel 42 en 43 van de wet van 16 maart 1971 betreffende het werk en van artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vastlegging van bepaalde aspecten van de verdeling van de werktijd in de publieke sector, wordt vrijgesteld van het werk, krijgt gedurende de nodige tijd verlof. Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 189/5.Het artikel 189 is niet van toepassing in geval van een miskraam vóór de 181ste dag van de zwangerschap.

Art. 189/6.§ 1. Indien de moeder van het kind tijdens de bevalling of tijdens het moederschapsverlof overlijdt, of indien ze opnieuw in het ziekenhuis wordt opgenomen, krijgt de vader van het kind of de ambtenaar met wie de moeder op het moment van de geboorte van het kind samenleeft, op zijn verzoek, verlof ter vervanging van het moederschapsverlof met het oog op de verzekering van de opvang van het kind. § 2. In geval van overlijden van de moeder, wordt de duur van het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof maximaal gelijkgesteld met de duur van het moederschapsverlof dat door de moeder nog niet is opgebruikt. De ambtenaar die de vader van het kind is of de persoon met wie de moeder samenleeft op het ogenblik van de geboorte van het kind en die gebruik wil maken van het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof, deelt dit schriftelijk mede aan de instantie waaronder deze valt binnen zeven dagen te tellen vanaf het overlijden van de moeder. Dit schrijven vermeldt de datum van de aanvang van het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof en de waarschijnlijke duur ervan. Een uittreksel van de overlijdensakte wordt zo snel mogelijk opgesteld. § 3. In geval van ziekenhuisopname van de moeder kan de ambtenaar die de vader van het kind is of de persoon met wie de moeder samenleeft op het ogenblik dat het kind geboren wordt, gebruik maken van het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof mits de volgende voorwaarden : 1° het pasgeboren kind moet het ziekenhuis verlaten hebben;2° de hospitalisatie van de moeder moet langer dan 7 dagen duren; § 4. Het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof mag slechts aanvangen voor de zevende dag na de dag van de geboorte van het kind en komt ten einde op het ogenblik dat de hospitalisatie van de moeder ten einde komt en ten laatste op het einde van het deel van het moederschapsverlof dat door de moeder nog niet opgebruikt werd. § 5. De ambtenaar die de vader is van het kind of de persoon met wie de moeder samenleeft op het ogenblik dat het kind geboren wordt en die gebruik wil maken van het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof informeert de instantie waaronder hij ressorteert, hierover schriftelijk. Dit schrijven vermeldt de datum van de aanvang van het verlof en de waarschijnlijke duur ervan. De aanvraag tot verlof wordt gesteund door een attest die de duur van de hospitalisatie van de moeder voor echt verklaart bovenop de zeven dagen die volgen op de dag van de bevalling en de dag waarop de pasgeborene uit het ziekenhuis is gekomen.

Art. 189/7.Het verlof ter vervanging van het moederschapsverlof toegekend aan de vader van het kind of aan de persoon met wie de moeder samenleeft op het ogenblik dat het kind geboren wordt, is bezoldigd en wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 189/8.Indien, na de eerste zeven dagen vanaf zijn geboorte, de pasgeborene in het ziekenhuis moet blijven, kan het postnatale rustverlof, op vraag van de vrouwelijke ambtenaar, verlengd worden met een duur dat gelijk is aan de periode tijdens dewelke haar kind in het ziekenhuis opgenomen is na de eerste zeven dagen. De duur van deze verlenging mag vierentwintig weken niet overschrijden. Hiervoor moet de vrouwelijke ambtenaar aan de instantie waartoe ze behoort, het volgende afgeven : 1° op het einde van de postnatale rustperiode, een attest van het ziekenhuis dat bevestigt dat de pasgeborene in het ziekenhuis is gebleven na de eerste zeven dagen vanaf de geboorte en waarin de duur van de hospitalisatie vermeld wordt;2° indien nodig, op het einde van de verlengingsperiode die voortvloeit uit de bepalingen voorzien in dit lid, een nieuw attest van het ziekenhuis met de vermelding dat de pasgeborene het ziekenhuis nog niet heeft verlaten en met vermelding van de duur van de hospitalisatie.

Art. 189/9.De vrouwelijke ambtenaar kan op haar vraag, een dienstvrijstelling krijgen om prenatale medische testen te ondergaan die niet kunnen plaatsvinden buiten de diensturen.

De aanvraag moet vergezeld gaan van een medisch attest.

Art. 189/10.§ 1. De ambtenaar heeft recht op een dienstvrijstelling om haar kind borstvoeding te geven en/of melk af te kolven tot zeven maanden na de geboorte van het kind.

In uitzonderlijke omstandigheden die te maken hebben met de gezondheidstoestand van het kind, bevestigd door een medisch attest, kan de totale periode tijdens dewelke de ambtenaar het recht heeft om borstvoedingspauzes te nemen, verlengd worden met maximaal 2 maanden. § 2. De borstvoedingspauze duurt een half uur. Een ambtenaar die per dag vier uur of meer werkt, mag één pauze nemen gedurende die dag. De ambtenaar die minstens 7.30 uur werkt per werkdag, mag twee pauzes nemen diezelfde dag. Indien de ambtenaar recht heeft op twee pauzes gedurende de werkdag, mag ze deze in één of twee keer nemen op die dag.

De duur van de borstvoedingspauze(s) is inbegrepen in de duur van de prestaties van de werkdag.

De moment(en) van de dag waarop de ambtenaar haar borstvoedingspauze(s) kan nemen, is (zijn) overeen te komen tussen de ambtenaar en haar hiërarchische overste van minstens rang 13. De ambtenaar die gebruik wil maken van de borstvoedingspauzes waarschuwt haar hiërarchische overste van minstens rang 13 hierover schriftelijk en dit twee weken op voorhand, tenzij deze aanvaardt om dit termijn in te korten op vraag van de geïnteresseerde.

Het recht op borstvoedingspauzes wordt toegekend middels een bewijs van borstvoeding. Het bewijs is, vanaf het begin van de uitoefening van het recht op borstvoedingspauzes, in te dienen via een attest van een consultatiecentrum voor zuigelingen (O.N.E., Kind en Gezin of Dienst für Kind und Familie) of per medisch attest, naargelang wat de ambtenaar verkiest.

Vervolgens moet de ambtenaar maandelijks een medisch attest of certificaat voorleggen aan de instantie waaronder ze ressorteert, telkens op de verjaardag van de uitoefening van het recht op borstvoedingspauzes. Afdeling 6. - Verlof wegens ziekte of humanitaire reden

Art. 190.De ambtenaar krijgt verlof naar aanleiding van het geven van : 1° bloed : één dag;2° bloedplasma : één halve dag;3° bloedplaatjes : één dag. Dit verlof kan op de dag zelf of de dag nadien worden genomen. Per jaar kunnen maximaal vier werkdagen worden opgespaard.

De ambtenaar moet een bewijs kunnen voorleggen van het geven van bloed, plasma, of bloedplaatjes.

Art. 191.De ambtenaar verkrijgt een verlof voor het afstaan van beenmerg, organen of weefsels. Dit verlof wordt toegestaan voor een periode die met de duur van de hospitalisatie en van de herstelperiode overeenkomt. Met de duur die noodzakelijk is voor voorafgaande geneeskundige onderzoeken uit te voeren, kan eveneens rekening worden gehouden.

De aanvraag moet met een doktersattest worden gestaafd.

Art. 192.Wanneer de echtgeno(o)t(e) of de persoon met wie de ambtenaar samenleeft of een lid van het gezin, dat onder hetzelfde dak woont als de ambtenaar, wordt getroffen door een ziekte waarvan de ernst en de besmettelijkheid door de arts zijn vastgesteld, moet deze arts met de hoofdarts van het geneeskundig controlecentrum van de administratieve gezondheidsdienst, waaronder de ambtenaar ressorteert, contact opnemen, teneinde in onderlinge overeenstemming de meest geschikte preventieve maatregelen te bepalen met inbegrip van chimioprophylaxie en eventueel verlof.

Art. 193.De ambtenaar krijgt verlof naar aanleiding van : 1° het volgen van lessen aan de school bij het korps van de Civiele Bescherming;2° het verrichten van prestaties als vrijwillige dienstnemer bij dit korps in vredestijd.

Art. 194.Voor zover het niet onverenigbaar is met het belang van de dienst, kan de ambtenaar verlof krijgen van maximaal vijf werkdagen per jaar om mindervaliden en zieken te vergezellen of om andere humanitaire diensten te verrichten tijdens vakantiereizen en -verblijven in België of in het buitenland.

Deze reizen of verblijven worden georganiseerd door een openbare instelling of een vereniging waarvan de opdracht erin bestaat de zorg voor mindervaliden, zieken en humanitaire acties op zich te nemen. De vereniging of instelling moet erkend zijn door de Belgische Staat of door een van zijn federale entiteiten.

De verlofaanvraag moet worden gestaafd met een attest waarbij de vereniging of instelling verklaart dat de reis of het verblijf onder haar verantwoordelijkheid valt.

Art. 195.Deze verloven worden bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 7. - Studieverlof en verlof om een proef af te leggen

Onderafdeling 1. - Studieverlof

Art. 196.De algemeen bestuurder kan een studieverlof toekennen aan de ambtenaar zodat deze zich kan voorbereiden op een proef waarbij er leerstof is.

Art. 197.De ambtenaar die zich heeft ingeschreven voor een selectie georganiseerd door SELOR op vraag van de Franse Gemeenschapscommissie kan een studieverlof van maximum drie dagen krijgen.

De ambtenaar die zich ingeschreven heeft voor een selectie georganiseerd door SELOR op initiatief van de federale Staat of een andere federale entiteit dan de Franse Gemeenschapscommissie, kan een studieverlof van maximaal drie dagen krijgen, voor zover de Gemeenschapscommissie niet over een gelijkaardige wervingsreserve beschikt.

De ambtenaar die zich heeft ingeschreven voor een proef van een toelatingsexamen van niveaus 2, 2+ of 1, kan maximaal vijf dagen studieverlof krijgen, voor zover hij deelgenomen heeft aan minstens 80 % van de opleidingssessies met uitzondering van een geval van overmacht.

De ambtenaar die deelgenomen heeft aan de opleiding georganiseerd in het kader van de bevordering tot rangen 25 of 35 geniet van een studieverlof van een halve dag om de evaluatie van het verworvene voor te bereiden dat elke module afrondt.

De ambtenaar die deelgenomen heeft aan een erkende opleiding van 3e cyclus voor de bevordering tot rangen 13 en 15, kan genieten van een studieverlof van maximaal vijf dagen per semester om de examens voor te bereiden en de werkzaamheden die erbij horen. Het studieverlof mag niet meer dan twee keer toegekend worden voor hetzelfde examen.

De ambtenaar die een hogere beroepsopleiding volgt, kan genieten van een studieverlof van maximaal drie dagen om een examen voor te bereiden dat deze opleiding afrondt.

In afwijking van leden 1 en 5, wordt er geen enkel studieverlof toegekend om het volgende voor te bereiden : de complementaire testen van een selectie georganiseerd door de Franse Gemeenschapscommissie; de thesis die een erkende opleiding van 3e cyclus afrondt voor de bevordering tot rangen 13 en 15.

Art. 198.De duur van het studieverlof wordt vastgelegd door de algemeen bestuurder, op voorstel van de dienst belast met de Opleiding, in functie van de omvang en de moeilijkheid van de materie.

Voor de deeltijdse ambtenaar wordt het studieverlof prorata temporis ingekort.

Het studieverlof moet voor de proef worden opgenomen : deze wordt vastgelegd in onderlinge overeenstemming met de hiërarchische overste van minstens rang 13 van de werknemer rekening houdend met de behoeften van de dienst.

In de veronderstelling dat de ambtenaar de proef niet aflegt of geen bewijs afgeeft van zijn deelname binnen de tien dagen na de proef, zullen de eventuele afwezigheidsdagen omgezet worden in jaarlijkse vakantiedagen, uitgezonderd in geval van overmacht.

Onderafdeling 2. - Verlof om een proef af te leggen

Art. 199.§ 1. De ambtenaar krijgt een dienstvrijstelling om deel te nemen aan : - een selectieproef georganiseerd door SELOR op vraag van de Franse Gemeenschapscommissie; - een selectieproef georganiseerd op initiatief van een andere autoriteit dan de Franse Gemeenschapscommissie voor zover de Franse Gemeenschapscommissie niet beschikt over een gelijkaardige wervingsreserve.; - een proef georganiseerd in het kader van een toelatingsexamen voor de niveaus 2, 2+ of 1; - een evaluatie van het verworvene georganiseerd in het kader van de bevordering tot rangen 25 en 35; - een proef of mondelinge verdediging van de thesis georganiseerd in het kader van een erkende opleiding van derde cyclus voor de bevordering tot rangen 13 en 15; - de proef ter afronding van de hogere beroepsopleiding. § 2. De ambtenaar geniet van een recuperatieverlof wanneer de proef buiten de werkuren plaatsvindt.

Het recuperatieverlof moet de eerste werkdag na de proef opgenomen worden. Indien de behoeften van de dienst dit vereisen, kan de hiërarchische overste van minstens rang 13 van deze regel afwijken.

Het recuperatieverlof mag echter niet uitgesteld worden tot langer dan één maand na de proef. § 3. De dienstvrijstelling of het recuperatieverlof is een halve dag of een volledige dag naargelang de aangekondigde duur van de proef meer of minder dan drie uur bedraagt. § 4. In de veronderstelling dat de ambtenaar de proef niet aflegt of geen bewijs van zijn deelname binnenbrengt binnen de tien dagen na de proef, zal de eventuele dag van afwezigheid omgezet worden in jaarlijks vakantieverlof, uitgezonderd in geval van overmacht. Afdeling 8. - Opleidingsverlof

Onderafdeling 1. - Loopbaanvorming

Art. 200.§ 1. De ambtenaar geniet van een dienstvrijstelling om deel te nemen aan een opleiding georganiseerd in het kader van : de toegang tot niveaus 2, 2+ of 1; de bevordering tot rang 25 of 35; de bevordering tot rangen 13 en 15. § 2. De ambtenaar geniet van een recuperatieverlof wanneer de opleiding buiten zijn diensturen plaatsvindt.

Voor de ambtenaar die deeltijds werkt, wordt het recuperatieverlof prorata temporis ingekort.

Het recuperatieverlof moet opgenomen worden binnen de maand die volgt op de opleiding. Indien de behoeften van de dienst dit vereisen, kan de hiërarchische overste van rang 13 afwijken van deze regel. Het recuperatieverlof kan echter niet uitgesteld worden tot na de derde maand volgend op de opleiding.

Art. 201.Het recht op dienstvrijstelling of recuperatieverlof om een erkende opleiding van de 3e cyclus te volgen voor de bevordering tot de rangen 13 en 15 wordt beperkt tot twee kansen over de hele loopbaan.

Onderafdeling 2. - De hogere beroepsopleiding.

Art. 202.§ 1. De hogere beroepsopleiding is een korte opleiding die onmiddellijk de dagelijkse praktijk van de ambtenaar verbetert. Deze wordt aangeboden of opgelegd door de hiërarchische overste van minstens rang 13 en de dienst belast met de Opleiding, of wordt goedgekeurd door deze laatsten na een voorstel van de ambtenaar. § 2. De basisopleidingen en omscholingen van hulpverleners en mensen met een EHBO-opleiding worden gelijkgesteld met de hogere beroepsopleidingen. § 3. De ambtenaar volgt de hogere beroepsopleiding gedurende zijn diensturen of geniet van recuperatieverlof indien deze opleiding buiten de diensturen valt.

Het recuperatieverlof moet opgenomen worden in de maand volgend op de opleiding. Indien de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de hiërarchische overste van minstens rang 13 van deze regel afwijken.

Het recuperatieverlof mag echter niet na drie maanden volgend op de opleiding, opgenomen worden. § 4. De inschrijvings- en verplaatsingskosten worden gedragen door de dienst belast met de Opleiding.

De syllabi et documentatie zijn ten laste van de dienst voor de Opleiding, indien deze absoluut noodzakelijk zijn voor het volgen van de opleiding. Zij worden dan eigendom van de Franse Gemeenschapscommissie. § 5. De inschrijving van de ambtenaar voor een opleiding impliceert zijn formele engagement om de opleiding te volgen, of deze nu op vraag van de ambtenaar is gekozen of hem opgelegd werd. Indien de ambtenaar de opleiding onmogelijk kan bijwonen, moet hij zijn afwezigheid onmiddellijk rechtvaardigen bij de dienst belast met de Opleiding. Bij gebrek zullen de kosten voor deze opleiding ten laste van de ambtenaar kunnen komen en door het College teruggekregen worden.

Onderafdeling 3. - Vrijwillige beroepsopleiding

Art. 203.§ 1. De ambtenaar die het initiatief neemt om de volgende opleidingen te volgen, kan van een opleidingsverlof genieten : a. de lessen van het afstandsonderwijs van het ministerie van de Franse Gemeenschap;b. de lessen van het onderwijs voor sociale promotie, georganiseerd door de Franse Gemeenschapscommissie;c. de lessen van het onderwijs voor sociale promotie, georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap;d. de lessen van de universiteiten en hogescholen georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap. Deze opleidingen moeten erkend zijn als beroepsopleidingen. Onder beroepsopleiding wordt verstaan elke opleiding die overeenkomt met : ofwel de huidige functie van de ambtenaar; ofwel een bestaande permanente functie binnen de diensten van het College. § 2. Het opleidingsverlof wordt toegekend door de leidend ambtenaar op voorstel van de dienst belast met de Opleiding, na advies van de hiërarchische overste van minstens rang 13 van de ambtenaar. Het opleidingsverlof kan volledig of gedeeltelijk geweigerd worden indien de afwezigheid die het met zich meebrengt onverenigbaar is met het belang van de dienst. Een weigering gerechtvaardigd door het belang van de dienst mag geen twee jaren na elkaar aan de ambtenaar opgelegd worden.

Het recht op opleidingsverlof wordt beperkt tot twee opleidingsverloven voor eenzelfde studieniveau, ongeacht de afdeling.

Wat het afstandsonderwijs betreft, kan deze slechts één maal toegekend worden voor eenzelfde studieprogramma. § 3. De duur van het opleidingsverlof komt overeen met het aantal lesuren met een maximum van 120 uren per schooljaar en per studiejaar in geval van spreiding van de lessen van één studiejaar over twee schooljaren.

Voor het afstandsonderwijs verschijnt het aantal uren waarmee rekening gehouden moet worden voor de toekenning van het opleidingsverlof op het inschrijvingsbewijs.

Per schooljaar wordt verstaan de periode van 1 september tot 30 september van het volgende jaar.

Het aantal toegekende uren wordt proportioneel verminderd met bepaalde verloven verkregen tijdens de betroffen periode en in geval van deeltijdse tewerkstelling. § 4. Het opleidingsverlof wordt toegekend mits een controle van de inschrijving en een controle van de regelmatige aanwezigheid. Deze controles gebeuren op basis van een inschrijvingsbewijs en een bewijs van regelmatige aanwezigheid die de ambtenaar moet voorleggen.

Indien de ambtenaar vroegtijdig de opleiding verlaat, komt het opleidingsverlof op dat ogenblik ten einde. In dit geval, deelt de ambtenaar onmiddellijk aan de dienst belast met de Opleiding mede dat hij stopt en geeft deze zijn bewijs van regelmatige afwezigheid.

De ambtenaar mag slechts afwezig zijn zonder geldige reden maximaal één vijfde van de opleiding. Het recht op opleidingsverlof wordt opgeschort indien het bewijs van regelmatige aanwezigheid aantoont dat de ambtenaar de opleiding waarvoor hij opleidingsverlof heeft gekregen, niet regelmatig heeft gevolgd. De opschorting strekt zich uit tot het resterende deel van het schooljaar en tot de drie daaropvolgende schooljaren. § 5. Voor de opleidingen die de aanwezigheid in de les vereisen, moet het opleidingsverlof gebruikt worden tijdens de les- of examenperiodes.

De verdeling van de uren is vastgelegd na overeenkomst met de hiërarchische overste van minstens rang 13 in functie van de behoeften van de dienst. Deze verdeling mag geen afbreuk doen aan het recht van de ambtenaar om deel te nemen aan lessen en examens. § 6. De dienst belast met de Opleiding dekt de inschrijvingskosten die forfaitair begrensd zijn op 400 € . De andere kosten zijn ten laste van de ambtenaar. HOOFDSTUK VI. - De verloven van lange duur Afdeling 1. - Verminderde prestaties wegens persoonlijke

aangelegenheden

Art. 204.§ 1. De ambtenaren die houder zijn van een wervingsgraad of bevorderingsgraad verkregen bij toepassing van artikel 59 van dit besluit, hebben recht op de verminderde prestaties om persoonlijke redenen.

De ambtenaren die houders zijn van een bevorderingsgraad verkregen bij toepassing van artikel 54 van dit besluit, middels toestemming van de algemeen bestuurder of de adjunct-algemeen bestuurder, hebben recht op deze verloven.

De ambtenaren die mandaathouders zijn, worden van deze verloven uitgesloten. § 2. De ambtenaar moet 50 %, 60 % of 80 % van de prestaties volbrengen die hem normaal worden opgelegd.

De verminderde prestaties om persoonlijke redenen worden ofwel elke dag ofwel volgens een andere vaste verdeling over de week verricht.

In afwijking van het eerste lid kan de algemeen bestuurder beslissen voor sommige door hem bepaalde ambten een indeling van de dienstprestaties per maand op te leggen.

De verminderde prestaties moeten steeds een aanvang nemen bij het begin van de maand.

Art. 205.De aanvraag wordt via hiërarchische weg ingediend en minstens drie maanden voor het begin van de periode waarbinnen de ambtenaar zijn functies uitoefent van verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden. Dit termijn kan in onderlinge overeenstemming verkort worden zonder korter dan één maand te zijn.

Art. 206.Voor zover het belang van de dienst dit rechtvaardigt, wordt de toelating om verminderde prestaties te verrichten goedgekeurd voor een periode van minstens drie maanden en hoogstens vierentwintig maanden. Verlengingen van minstens drie maanden en hoogstens vierentwintig maanden kunnen toegekend worden.

Elke verlenging is onderworpen aan een aanvraag van de ambtenaar, ingediend minstens één maand voor het verstrijken van het lopende verlof.

Art. 207.De verdeling van de prestaties is het voorwerp van een overleg tussen de ambtenaar en de hiërarchische overste van minstens rang 13 en de directeur van het bestuur waarvan deze afhankelijk is.

Het werkschema wordt bekeken rekening houdend met de werking van de dienst alsook de aanvragen tot deeltijds werken ingediend door de andere personeelsleden van de dienst.

Art. 208.De ambtenaar kan zijn ambt volledig hervatten voordat de toegestane periode verstrijkt met inachtneming van een opzegperiode van één maand.

Art. 209.De machtiging om verminderde prestaties te verrichten wordt opgeschort van zodra de ambtenaar één van de volgende verloven bekomt : 1° het moederschapsverlof, verlof ter vervanging van het moederschapsverlof, ouderschapsverlof en opvangverlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij;2° het verlof om dwingende redenen van familiaal belang;3° het verlof om in vredestijd prestaties te verrichten bij het korps Civiele Bescherming;4° het verlof om kandidaat te zijn voor de verkiezingen;5° het verlof voor het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd en van bepaalde diensten in uitvoering van de wetten betreffende de statuten van de gewetensbezwaarden;6° het verlof om hem toe te laten een stage of proefperiode te vervullen in een andere betrekking van een overheidsdienst;7° het verlof voor opdracht;8° het syndicaal verlof van de permanente afgevaardigde zoals vastgelegd in artikel 77, § 1, van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheidsinstellingen en de vakbonden van de ambtenaren behorende tot de overheid;9° het verlof voor loopbaanonderbreking bij toepassing van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de loopbaanonderbreking van het personeel van de administraties;10° het verlof voor halftijdse vervroegde uittreding;11° het verlof voor de uitoefening van een functie bij een erkende politieke fractie;12° het verlof voor detachering bij een ministerieel kabinet;13° het verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat.

Art. 210.§ 1. De ambtenaar geniet de wedde die verschuldigd is voor de verminderde prestaties. De wedde van de ambtenaar die de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt en de ambtenaar die ten minste twee kinderen die niet de volle leeftijd van vijftien jaar bereikt hebben ten laste heeft, wordt vermeerderd met het vijfde van de wedde die verschuldigd zou zijn voor de prestaties die niet worden verstrekt. § 2. Tijdens de afwezigheidsperiode is de ambtenaar op non-activiteit.

De ambtenaar kan niettemin zijn aanspraken op bevordering doen gelden.

Behalve in geval van bevordering via vlakke loopbaan bedoeld in artikel 59 van dit besluit, maakt de bevordering tot een hogere graad een einde aan de machtiging tot het uitoefenen van zijn ambt met verminderde prestaties. Afdeling 2. - Het verlof om een stage of een proefperiode

te vervullen in een andere betrekking van een overheidsdienst

Art. 211.De ambtenaar krijgt verlof om een stage te vervullen of een proefperiode in een betrekking van een overheidsdienst.

Een betrekking in het gesubsidieerde onderwijs of het universitaire onderwijs wordt gelijkgesteld met een betrekking in een overheidsdienst.

Art. 212.De aanvraag wordt minstens één maand voor de aanvang van de verlofperiode ingediend via hiërarchische weg.

Het verlof wordt toegekend voor de periode die overeenstemt met de duur van de stage of de proefperiode.

Art. 213.Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het is echter niet bezoldigd. Afdeling 3. - Verlof voor een opdracht

Onderafdeling 1. - Verlof voor een opdracht

Art. 214.§ 1. Het College kan, met toestemming van de ambtenaar, deze laatste met een opdracht belasten. § 2. Een ambtenaar kan eveneens, na akkoord van het College, een opdracht aanvaarden : 1° bij een organisme van openbaar belang die afhangt van de Franse Gemeenschapscommissie;2° bij een ministerie of een organisme van openbaar nut dat afhangt van de federale overheid, van een Gewest, van een Gemeenschap, van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van de Vlaamse Gemeenschapscommissie;3° op internationaal niveau buiten België, toegekend ofwel door één van de Regeringen van het Koninkrijk of een Belgische openbaar bestuur, of door een buitenlandse regering of een buitenlands openbaar bestuur;4° op internationaal niveau in België of elders, bij een internationale instelling;5° in een land in ontwikkeling. § 3. De ambtenaar aangesteld om een mandaat uit te oefenen in een Belgische openbare dienst krijgt ambtshalve verlof voor de duur van het mandaat.

Art. 215.De opdracht is erkend van algemeen belang wanneer de uitgeoefende functies binnen het bevoegdheidsgebied ratione materiae vallen van de Franse Gemeenschapscommissie en van overwegend belang geacht wordt voor het College of zijn diensten.

Art. 216.De opdracht wordt eveneens erkend als van algemeen belang zijnde wanneer deze van overwegend en direct belang geacht wordt voor het College en zijn diensten.

Art. 217.Elke opdracht verliest van rechtswege haar karakter van algemeen belang vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de ambtenaar een dienstanciënniteit heeft bereikt die volstaat om aanspraak te kunnen maken op het krijgen van een onmiddellijk ingaand dan wel uitgesteld pensioen ten laste van de buitenlandse regering, van het buitenlands openbaar bestuur of van de internationale instelling ten behoeve waarvan de opdracht werd vervuld.

Art. 218.Het College vertrouwt toe of erkent, met de goedkeuring van de betroffen ambtenaar, de opdracht voor een periode van maximaal twee jaren. Het kan deze telkens verlengen met maximaal dezelfde duur.

Art. 219.Middels een opzegtermijn van minstens drie maanden en hoogstens zes maanden, kan het College, op eender welk ogenblik, een einde stellen aan de opdracht die het heeft toevertrouwd of erkend.

Onder dezelfde voorwaarden kan de ambtenaar een einde stellen aan de opdracht waarmee het belast werd.

Art. 220.De ambtenaar waarvan de opdracht ten einde loopt of waaraan een einde werd gesteld, wordt opnieuw opgenomen in de diensten van het College.

Indien zonder geldige reden hij weigert of verwaarloost dit te doen, wordt hij, na tien werkdagen van afwezigheid, als ontslagnemend beschouwd.

Art. 221.De ambtenaar die in zijn opdracht niet werd vervangen, bezet die betrekking wanneer hij zijn dienst hervat.

Art. 222.Gedurende de duur van de erkende opdracht van algemeen belang wordt de ambtenaar met verlof geplaatst.

Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Het is echter niet bezoldigd.

Art. 223.Gedurende de duur van een opdracht die niet erkend wordt als zijnde van algemeen belang, wordt de ambtenaar op non-activiteit gezet.

Onderafdeling 2. - De terbeschikkingstelling van de Koning

Art. 224.Het College kan, per individueel besluit, een ambtenaar, mits zijn goedkeuring, ter beschikking stellen van de Koning, van een Prins of een Prinses van België.

Art. 225.Het College keurt de terbeschikkingstelling voor maximaal twee jaar goed. Het kan telkens de periode verlengen met maximaal dezelfde duur mits akkoord van de ambtenaar.

Art. 226.Rekening houdend met een opzegtermijn van minstens drie maanden en hoogstens zes maanden, kan het College op eender welk moment een einde stellen aan de opdracht waarmee het de ambtenaar heeft belast.

Art. 227.De ambtenaar wiens opdracht ten einde komt of onderbroken wordt door beslissing van het College, van de Koning, van een Prins of een Prinses van België of door beslissing van de ambtenaar zelf, hervat de diensten van het College.

Indien zonder geldige reden, hij dit weigert of verwaarloost te doen, wordt hij na tien werkdagen van afwezigheid, beschouwd als ontslagnemend.

Art. 228.Voor de duur van zijn terbeschikkingstelling, krijgt de ambtenaar verlof.

Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Het is echter niet bezoldigd. Afdeling 4. - Verlof met het oog op het verrichten in vredestijd van

militaire prestaties of diensten ten uitvoering van de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden

Art. 229.De ambtenaar is ambtshalve met verlof : 1° tijdens de fracties van de kalendermaand waarin hij in vredestijd militaire prestaties verricht, van welke aard ook;2° tijdens de periode waarin hij in de krijgsmacht de oproepingen vervult opgesomd in artikel 67, 1°, 2°, 3° van de wetten op de militie gecoördineerd op 30 april 1962;3° tijdens de periode waarin hij in de krijgsmacht de oproepingen vervult opgesomd in artikel 34, 1° a), b), 2°, 3°, 4° van de wet van 16 mei 2001 houdende het statuut van de militairen in het reservekader van de krijgsmacht;4° wanneer hij zijn functies niet kan vervullen omwille van verplichtingen die hem te beurt vallen krachtens de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden gecoördineerd op 20 februari 1980. Deze verloven worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 230.Worden beschouwd als periodes van non-activiteit : 1° de volledige maanden van de kalender tijdens dewelke de ambtenaar disciplinaire oproepingen vervult, zoals voorzien in artikel 67, 4° van de wetten op de militie gecoördineerd op 30 april 1962;2° de volledige maanden van de kalender tijdens dewelke de ambtenaar, in welke hoedanigheid ook vrijwillige prestaties verricht in de krijgsmacht;3° de volledige maanden van de kalender tijdens dewelke de ambtenaar, gewetensbezwaarde, diensten vervult in toepassing van de artikelen 18 en 19 van de wetten houdende het statuut van de bovengenoemde gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980, alsook disciplinaire oproepingen.

Art. 231.Tijdens de periode van non-activiteit waarvan er sprake is in artikel 230, behoudt de ambtenaar zijn aanspraken op de bevordering en zijn rechten op de bevordering in zijn weddeschaal.

Art. 232.De ambtenaar wordt als ontslagnemend beschouwd, op de eerste dag waarop hij, in welke hoedanigheid ook, binnen de krijgsmacht andere vrijwillige prestaties vervult dan die bepaald in artikel 230. HOOFDSTUK VII. - Verlof wegens ziekte Afdeling 1. - Verlof wegens ziekte

Art. 233.§ 1. Voor de ganse duur van zijn loopbaan, heeft de ambtenaar, die wegens ziekte verhinderd wordt om zijn functies normaal te vervullen, recht op een ziekteverlof van 21 werkdagen per 12 maanden dienstanciënniteit.

Als hij nog geen 36 maanden in dienst is, wordt zijn wedde hem niettemin gedurende 63 werkdagen gewaarborgd.

De ambtenaar dient een geneeskundig getuigschrift in bij de medische controledienst.

Voor een afwezigheid wegens ziekte of ongeval die niet langer dan één dag duurt, moet de ambtenaar geen geneeskundig getuigschrift voorleggen voor de eerste vier afwezigheden tijdens het lopende kalenderjaar. § 2. Voor de productie van een dienststaat, worden eveneens in beschouwing genomen, alle effectieve diensten die de ambtenaar heeft vervult, in welke hoedanigheid ook, als functiehouder met volledige prestaties, deel uitmakend van een andere overheidsdienst of onderwijsinstelling, een dienst van beroepsoriëntatie, een medisch-psychosociaal centrum of een medisch-pedagogisch instituut in zoverre deze opgericht zijn, erkend of gesubsidieerd worden door de Staat, een Gewest of een Gemeenschap.

Indien de ambtenaar halftijdse prestaties heeft verricht, zullen deze prorata temporis in beschouwing worden genomen.

Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 234.Het aantal werkdagen, vastgelegd in artikel 233, § 1 wordt verhoudingsgewijs ingekort, indien, tijdens zijn loopbaan, de ambtenaar het volgende verlof heeft gekregen : 1° in het kader van de arbeidsherverdeling;2° om een stage bij een andere overheidsdienst uit te voeren;3° om een opdracht te vervullen;4° om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen;5° voor loopbaanonderbreking;6° wegens ziekte, behalve in geval van arbeidsongeval of ongeval plaatsgevonden op weg naar het werk of een beroepsziekte. De ambtenaar die op non-activiteit is geplaatst omwille van een ongerechtvaardigde afwezigheid wordt onderworpen aan dezelfde regel.

Indien het aantal ziekteverlofdagen die op die manier berekend zijn, geen geheel aantal vormt, wordt dit aantal naar boven afgerond.

Enkel de werkdagen inbegrepen in de periode van het ziekteverlof worden geteld.

Art. 235.§ 1. Het ziekteverlof maakt geen einde aan de loopbaanonderbreking, noch aan de vervroegde halftijdse uittreding, noch aan de vrijwillige vierdagenweek bedoeld in de wet van 10 april 1995 betreffende de arbeidsherverdeling in de publieke sector, noch aan het stelsel van verminderde prestaties om persoonlijke redenen. De ambtenaar blijft zijn wedde ontvangen verschuldigd wegens verminderde prestaties. § 2. Wanneer de ambtenaar halftijdse prestaties verricht, worden de afwezigheden wegens ziekte aangerekend op het aantal verlofdagen waarop hij recht heeft krachtens artikel 233, pro rata de prestaties die hij had moeten verrichten. Indien het totaal aantal aangerekend per 12 maanden dienstanciënniteit, geen geheel aantal vormt, wordt de fractie van de dag verwaarloosd.

Voor de ambtenaar die halftijdse prestaties verricht, worden als ziekteverloven aangerekend, de verlofdagen tijdens de welke de ambtenaar prestaties had moeten verrichten. Het verlof om dwingende redenen van familiale aard wordt opgeschort tijdens het ziekteverlof.

Art. 236.§ 1. Onder voorbehoud van artikel 243 en in afwijking van artikel 233, wordt het ziekteverlof niet beperkt in de tijd, wanneer deze veroorzaakt wordt door : 1° een arbeidsongeval;2° een ongeval op weg naar het werk;3° een beroepsziekte. Verder worden de verlofdagen toegekend als gevolg van een arbeidsongeval, een ongeval op weg naar het werk of een beroepsziekte, buiten beschouwing gelaten, zelfs na de datum van de consolidatie, om het aantal verlofdagen te bepalen die de ambtenaar nog kan krijgen krachtens artikel 233, § 1. § 2. De ambtenaren die een beroepsziekte hebben en die, volgens de modaliteiten vastgelegd door het College, verplicht worden om tijdelijk hun functies neer te leggen, worden ambtshalve met verlof gestuurd voor de nodige termijn.

Art. 237.De verlofdagen wegens ziekte toegekend als gevolg van een ongeval veroorzaakt door de fout van een derde en verschillend van een ongeluk bedoeld in artikel 236 worden niet in beschouwing genomen om het aantal verlofdagen te berekenen die de ambtenaar nog kan krijgen krachtens artikel 233, § 1, tot de hoogte van het verantwoordelijkheidspercentage aangerekend aan derden en dat als basis dient voor de wettelijke subrogatie van de Franse Gemeenschapscommissie.

Art. 238.Wanneer de ambtenaar verminderde prestaties verricht verspreid over alle werkdagen, worden de afwezigheden wegens ziekte aangeduid pro rata het aantal uren die hij had moeten presteren tijdens zijn afwezigheid.

Indien het aantal aldus aangerekende werkdagen geen geheel aantal vormt, wordt deze naar boven afgerond.

Indien het totaal aantal aldus aangerekende dagen per twaalf maanden anciënniteit geen geheel aantal is, wordt de fractie van de dag verwaarloosd.

Indien de ambtenaar halftijds verlof geniet krachtens een wettelijke bepaling betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector, worden de werkdagen tijdens dewelke de ambtenaar zijn prestaties had moeten verrichten op basis van een voltijds arbeidsstelsel, aangerekend als ziekteverloven.

Art. 239.De ambtenaar die de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, wordt met pensioen gestuurd op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin, zonder erkend te worden als definitief ongeschikt, hij 365 afwezigheidsdagen wegens ziekte telt (ofwel verlof ofwel disponibiliteit wegens ziekte, of een cumulatie van de twee) sinds zijn zestigste verjaardag.

Voor de berekening van de termijn van 365 dagen bedoeld in het eerste lid, moet er geen rekening gehouden worden met : 1° een arbeidsongeval;2° een ongeval plaatsgevonden op weg naar het werk;3° een beroepsziekte.

Art. 240.De afwezigheden bedoeld in artikelen 233, § 1 en 237 worden gelijkgesteld met de dienstactiviteit. Afdeling 2. - Controle en verklaring van definitieve ongeschiktheid

Art. 241.§ 1. De ambtenaar, afwezig wegens ziekte, wordt onderworpen aan een medische controle van de medische controledienst aangesteld door het College. § 2. Indien de ambtenaar niet akkoord gaat met de beslissing van de controle-arts, neemt deze laatste binnen de 48 uur contact op met de behandeld geneesheer. In geval van niet-akkoord tussen de twee geneesheren, duiden ze, in gemeenschappelijk overleg, onmiddellijk een arbitragearts aan. Indien er geen akkoord kan ontstaan tussen de twee geneesheren binnen de twee werkdagen om een arbitragearts aan te duiden, kan de ambtenaar, met het oog op de regeling van het medische geschil, een arbitragearts aanduiden die voldoet aan de bepalingen van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde en die in de lijst voorkomt opgesteld in uitvoering van de voornoemde wet. De arbitragearts doet het medisch onderzoek en beslist over het medische geschil binnen de drie werkdagen na zijn aanduiding. De beslissing van de arbitragearts is definitief.

Art. 242.§ 1. De ambtenaar blijft onderworpen aan het reglement van Medex wat betreft de arbeidsongevallen, de beroepsziekten en de verklaringen van definitieve medische ongeschiktheid. § 2. Krachtens de procedure die van kracht is bij Medex, heeft de ambtenaar het recht om in beroep te gaan tegen de beslissingen van deze dienst.

Art. 243.De ambtenaar mag niet definitief ongeschikt verklaard worden wegens ziekte vooraleer deze het aantal ziekteverlofdagen waarop hij recht heeft, heeft opgebruikt.

Het eerste lid is niet van toepassing op de ambtenaar die, nadat hij een opdracht bij een buitenlandse Regering, een buitenlandse overheidsinstelling of een internationale instelling vervuld heeft, met pensioen is gestuurd omwille van invaliditeit en een pensioen krijgt. Afdeling 3. - Verminderde prestaties omwille van ziekte of

invaliditeit

Art. 244.De controledienst bedoeld in artikel 241, § 1, beoordeelt of de ambtenaar afwezig wegens ziekte of invaliditeit, in staat is om zijn functies weer op te nemen voor 50 %, 60 % of 80 % van de normale prestaties.

De ambtenaar is onderworpen aan de arbitrageprocedure voorzien in artikel 241, § 2.

De ambtenaar die met ziekteverlof is, mag zelf kiezen om zijn functies terug op te nemen voor 50 %, 60 % of 80 % van de normale prestaties.

Ter ondersteuning van deze aanvraag zorgt hij voor een geneeskundig getuigschrift dat hij bij de medische controledienst indient.

In de twee gevallen bericht de medische controledienst de leidend ambtenaar over zijn beslissing.

Art. 245.De ambtenaar afwezig wegens ziekte en beschouwd als in staat om zijn functies te hernemen voor 50 %, 60 % of 80 % van de normale prestaties krachtens artikel 244, wordt in zijn ambt hersteld bij de diensten van het College en krijgt zijn initiële job terug als deze compatibel is met zijn gezondheidstoestand.

Art. 246.De verminderde prestaties wegens ziekte of invaliditeit mogen niet langer dan 30 kalenderdagen toegekend worden.

Er mogen verlengingen toegekend worden, maximaal voor een equivalente periode, indien de medische controledienst dit adviseert tijdens een nieuw onderzoek.

Art. 247.Worden beschouwd als verlof, de afwezigheden van een ambtenaar wanneer deze verminderde prestaties verricht wegens ziekte of invaliditeit. De verminderde prestaties worden dagelijks vervuld.

Indien de medische controledienst dit vraagt, mogen de prestaties verspreid worden over de week.

Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. HOOFDSTUK VIII. - Verloven om politieke redenen Afdeling 1. - Verlof om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen

Art. 248.De ambtenaar kan een verlof krijgen om zich kandidaat te stellen voor de wetgevende, regionale, provinciale, gemeentelijke of Europese verkiezingen.

Dit verlof wordt toegekend voor een periode die overeenstemt met de duur van de verkiezingscampagne waaraan hij als kandidaat deelneemt.

Art. 249.Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het is echter niet bezoldigd. Afdeling 2. - Verlof om een functie uit te oefenen bij een erkende

politieke fractie

Art. 250.Onder erkende politieke fractie wordt verstaan, een groep verkozenen die als dusdanig erkend is overeenkomstig het reglement van de wetgevende vergadering waartoe de verkozenen behoren.

Art. 251.De ambtenaar kan verlof krijgen om een ambt uit te oefenen bij een erkende politieke fractie.

De voorzitter van een politieke fractie dient hiertoe een verzoek in bij de leidend ambtenaar.

Het College kan, na advies van de directieraad, het verlof toekennen.

Art. 252.Het besluit van het College vermeldt de duur van het toegekende verlof alsook de politieke fractie binnen dewelke de ambtenaar een ambt zal uitoefenen.

Art. 253.Het College kan een einde stellen aan het verlof om dienstredenen mits het een opzeggingstermijn van één maand respecteert.

Art. 254.Dit verlof wordt gelijkgesteld aan een periode van dienstactiviteit. Het is echter niet bezoldigd. Afdeling 3. - Verlof voor detachering bij een ministerieel kabinet

Art. 255.De ambtenaar krijgt verlof wanneer hij aangesteld wordt om een functie te vervullen : 1° op het secretariaat, de cel van algemene coördinatie van het beleid of de cel van algemeen beleid of indien nodig, het kabinet van een lid van de federale Regering;2° op het kabinet van een minister of een staatssecretaris van de Regering van een Gemeenschap of een Gewest;3° op het kabinet van een lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, van de Vlaamse Gemeenschapscommissie of van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Met het akkoord van de functioneel bevoegde minister keurt het Collegelid belast met het Openbaar Ambt, het verlof goed.

De detachering bij een andere Regering dan die van het College van de Franse Gemeenschapscommissie is slechts toegestaan middels terugbetaling van de bezoldiging van de gedetacheerde ambtenaar.

Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 256.Na afloop van zijn detachering en behoudens een nieuwe detachering naar een ander secretariaat, cel van algemene beleidscoördinatie of cel van algemeen beleid van de federale regering of het kabinet, krijgt de ambtenaar een dag verlof per maand activiteit in deze organismen, met een minimum van drie werkdagen en een maximum van vijftien werkdagen. Afdeling 4. - Verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat

Art. 257.De ambtenaren van de diensten van de Franse Gemeenschapscommissie hebben recht op politiek verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat.

De ambtenaren kunnen slechts politiek verlof genieten rekening houdend met de onverzoenbaarheden en de verboden die op hen van toepassing zijn uit hoofde van wettelijke of reglementaire bepalingen.

Art. 258.Onder politiek verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat dient te worden begrepen : hetzij een vrijstelling van dienst die geen enkele invloed heeft op de administratieve en geldelijke situatie van de personeelsleden; hetzij een facultatief politiek verlof toegekend op vraag van de personeelsleden; hetzij een van ambtswege politiek verlof dat het personeelslid niet kan weigeren.

Art. 259.De ambtenaar kan, op eigen vraag, binnen de hierna vastgelegde grenzen, een vrijstelling van dienst krijgen a rato van : 1° een halve dag per maand voor de uitoefening van een mandaat van gemeenteraadslid, burgemeester, schepen of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, voorzitter inbegrepen, in een gemeente van maximaal 10 000 inwoners;2) een dag per maand voor de uitoefening van een mandaat van : 1.gemeenteraadslid of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 inwoners of meer; 2. Burgemeester, schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 tot 30 000 inwoners;3. schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 30 001 tot 50 000 inwoners;4. provincieraadslid maar geen lid van de bestendige deputatie.

Art. 260.De vrijstelling van dienst waarin artikel 259, 2° voorziet, wordt opgenomen met een hele of een halve dag naargelang dit de betroffene schikt. De vrijstelling kan niet overgedragen worden naar een andere maand tenzij deze toegekend is voor de uitoefening van een mandaat van gemeenteraadslid.

Art. 261.De ambtenaar kan, op eigen vraag, een facultatief politiek verlof krijgen a rato van : 1° één of twee dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van : 1.burgemeester, schepen, voorzitter of lid van het permanent bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van maximaal 10 000 inwoners; 2. gemeenteraadslid in een gemeente van maximaal 80.000 inwoners. 2° één tot drie dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van : 1.burgemeester in een gemeente van 10 001 tot 30 000 inwoners; 2. schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 tot 50 000 inwoners;3. lid van het permanent bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10 001 tot 20 000 inwoners.3° één tot vier dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van gemeenteraadslid in een gemeente met meer dan 80 000 inwoners;4° één tot vijf dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van lid van het permanent bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van meer dan 20 000 inwoners;5° een vierde van een voltijdse baan om een mandaat uit te oefenen van : II.burgemeester in een gemeente van 30 001 tot 50 000 inwoners;

III. schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners; 6° vijftig procent van een voltijdse baan voor de uitoefening van een mandaat van : 1.burgemeester in een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners; 2. schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 80 001 tot 130 000 inwoners.

Art. 262.Het personeelslid is van ambtswege met politiek verlof, a rato van : 1° twee dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van : 1.burgemeester in een gemeente van 20 001 tot 30 000 inwoners; 2. schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 20 001 tot 50 000 inwoners;2° een vierde van een voltijdse baan voor de uitoefening van een mandaat van : 1.burgemeester in een gemeente van 30 001 tot 50 000 inwoners; 2. schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners.3° vijftig procent van een voltijdse baan voor de uitoefening van een mandaat van : 1.burgemeester in een gemeente van 50 001 tot 80 000 inwoners; 2. schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 80.001 tot 130 000 inwoners. 4° een voltijdse baan voor de uitoefening van een mandaat van : 1.burgemeester in een gemeente van meer dan 80 000 inwoners; 2. schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van meer dan 130 000 inwoners;3. lid van de bestendige deputatie van een provincieraad;4. lid van een van de Wetgevende Kamers of de federale Regering;5. lid van het Waals Parlement, het Brussels Parlement, het Parlement van de Franse Gemeenschap, het Vlaams Parlement en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap;6. lid van de Regering van het Waals Gewest, van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van de Regering van de Franse Gemeenschap, van de Vlaamse Regering van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap;7. lid van het Europees Parlement of van de Europese Commissie.

Art. 263.Het politiek verlof begint op de dag van de eedaflegging.

Art. 264.Voor de toepassing van de artikelen 255, 257 en 258, wordt het aantal inwoners bepaald in overeenstemming met de bepalingen van de artikelen 5 en 29 van de nieuwe gemeentewet.

Art. 265.De ambtenaar die geen voltijdse functie uitoefent, wordt van ambtswege met voltijds politiek verlof gezonden wanneer zijn politiek mandaat reeds overeenstemt met een van ambtswege politiek verlof van ten minste de helft van een voltijdse baan.

Art. 266.De ambtenaar die het recht heeft op een politiek verlof waarvan de duur de helft van een voltijdse baan niet overschrijdt, kan op zijn vraag, een halftijds of voltijds politiek verlof krijgen. De ambtenaar die recht heeft op een halftijds politiek verlof, kan, op zijn vraag, een voltijds politiek verlof krijgen.

Art. 267.Het politiek verlof verloopt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op het einde van het mandaat.

Op dat ogenblik geniet de belanghebbende opnieuw zijn rechten. Indien hij niet vervangen werd in zijn betrekking, bekleedt hij deze betrekking opnieuw wanneer hij zijn activiteiten hervat. Indien hij vervangen werd, wordt hij aangesteld op een andere betrekking.

Art. 268.Na het herstel in zijn ambt mag de ambtenaar zijn wedde niet cumuleren met de voordelen die aan de uitoefening van een politiek mandaat zijn verbonden en die de reclasseringstoelage vervangen.

Art. 269.Het facultatief politiek verlof en het van ambtswege politiek verlof kunnen per volledige dag of halve dag genomen worden.

Art. 270.De periodes die gedekt zijn door het facultatief politiek verlof of het van ambtswege politiek verlof worden gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit. Ze zijn echter niet bezoldigd. HOOFDSTUK IX. - Het beroep inzake verlof en afwezigheid

Art. 271.Uitgezonderd voor ziekteverlof, in geval van disponibiliteit wegens ziekte en in geval van ontslag van ambtswege wegens ongerechtvaardigde afwezigheid van meer dan 10 werkdagen, kan de ambtenaar in beroep gaan bij de Beroepscommissie bedoeld in artikel 16/7 wanneer hij niet akkoord gaat met een beslissing inzake verlof of afwezigheid.

Art. 272.De ambtenaar beschikt voor het instellen van zijn beroep, over een termijn van tien werkdagen, behalve in geval van overmacht, vanaf de dag waarop de aangetekende brief zijn woonplaats heeft bereikt.

Hij wordt op zijn vraag gehoord door de Beroepscommissie en mag zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze die in geen geval deel mag uitmaken van de Beroepscommissie.

Art. 273.De leidend ambtenaar die de betwiste beslissing heeft genomen moet deze verdedigen. Hij kan zich echter laten vertegenwoordigen door een ambtenaar naar zijn keuze.

Wanneer het College kennis heeft genomen van de betwiste beslissing, duidt hij een ambtenaar aan om deze beslissing te verdedigen.

Art. 274.§ 1. De Beroepscommissie beslist binnen een termijn van één maand die aanvangt op de dag dat het beroep werd ingediend door de ambtenaar, ofwel via brief, of via fax, of via mail, voor zover ze een duidelijke datum hebben. De beslissing van de Beroepscommissie bevestigt of vervangt de betwiste beslissing. Deze is definitief.

Noch de ambtenaar bedoeld in artikel 273, noch de auteur van het beroep of de persoon die deze bijstaat, mogen de beraadslaging bijwonen. Indien de ambtenaar de dringendheid speciaal motiveert, wordt deze termijn tot tien werkdagen gereduceerd. § 2. Voor het jaarlijkse vakantieverlof, beslist de Beroepscommissie, indien de ambtenaar de dringendheid speciaal motiveert, binnen een termijn van vijf werkdagen.

In dit geval verenigt de Beroepscommissie zich ongeacht het aantal aanwezige leden voor zover de gelijkheid nageleefd wordt. HOOFDSTUK X. - Stagiair

Art. 275.De bepalingen betreffende deel XVI van dit besluit zijn eveneens van toepassing op de stagiaires, met uitzondering van de bepalingen betreffende : 1° het verlof in het kader van de herverdeling van de arbeid;2° het verlof voor loopbaanonderbreking;3° de disponibiliteit om persoonlijke redenen;4° de verminderde prestaties om persoonlijke redenen;5° het verlof om een stage of een proefperiode te vervullen in het kader van een andere functie bij een overheidsdienst;6° het verlof voor een opdracht;7° het verlof voor de uitoefening van een functie bij een erkende politieke fractie".

Art. 7.In artikel 161 van hetzelfde besluit, worden de woorden "Beroepscommissie inzake evaluatie bedoeld in artikel 83" vervangen door de woorden "Beroepscommissie bedoeld in artikel 16/7".

Art. 8.De artikelen 158 tot 164 van hetzelfde besluit worden respectievelijk de artikelen 276 tot 282. HOOFDSTUK XI. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen Afdeling 1. - Opheffingsbepalingen

Art. 9.Worden opgeheven wat betreft de ambtenaren onderworpen aan dit statuut : 1° Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 23 mei 2002 tot invoering van het verlof om politieke redenen of voor de uitoefening van een politiek mandaat voor de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;2° Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 10 oktober 2002 betreffende de verloven van korte duur die van toepassing zijn op de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;3° Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 januari 2007 betreffende de loopbaanonderbreking;4° Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 21 juni 2001 tot vastlegging van de modaliteiten omtrent de arbeidsherverdeling die van toepassing zijn op de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie; Afdeling 2. - Overgangsbepalingen

Art. 10.De verloven toegekend voor de datum van de inwerkingtreding van het besluit duren verder tot het einde ervan geregeld werd door de vroegere reglementaire en wettelijke bepalingen.

Art. 11.De personeelsleden waarvan de lijst in bijlage 3 van dit besluit is opgenomen, die in 2011 zes bijkomende jaarlijkse verlofdagen hebben gekregen vergeleken met het aantal dagen van jaarlijks vakantieverlof bedoeld in 167 van dit besluit, behouden, ten persoonlijke titel, het voordeel van deze maatregel met de dubbele voorwaarde dat zij hun functies onophoudelijk uitoefenen en blijven uitoefenen op een onderwijscampus of een PMS-centrum en dat het jaarlijks vakantieverlof volledig opgenomen wordt tijdens de schoolvakantieperiodes.

Van zodra één van de twee bovengenoemde voorwaarden niet meer wordt vervuld, verliest het betroffen personeelslid voor het lopende jaar het voordeel van zes bijkomende jaarlijkse vakantiedagen. Het personeelslid dat echter omwille van ziekte of een arbeidsongeval, met verlof is tijdens de schoolvakantieperiodes en die daardoor verhinderd wordt om zijn jaarlijkse vakantie tijdens deze periode op te nemen, verliest het voordeel niet van zes bijkomende verlofdagen. Afdeling 3. - Eindbepalingen

Art. 12.Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2012.

Art. 13.Het Collegelid belast met het Openbaar Ambt wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 1 maart 2012.

Door het College : CH. DOULKERIDIS, Voorzitter van het College B. CEREXHE, Collegelid belast met het Openbaar Ambt

Bijlage 1 FORMULIER VOOR DE INDIENING VAN DE AANVRAAG VERVROEGDE HALFTIJDSE UITTREDING II. GEDEELTE DOOR DE AANVRAGER IN TE VULLEN Naam en voornaam : Geboortedatum : Graad : Initiële datum van de periode van vroegtijdig vertrek : 01/ / Ik wens op pensioen te gaan op (1) : 01/ / Zoals overeengekomen met mijn hiërarchische overste van minstens rang 13, kies ik het volgende werkschema (2) : Handtekening : III. GEDEELTE IN TE VULLEN DOOR DE HIERARCHISCHE OVERSTE VAN MINSTENS RANG 13 VAN DE AANVRAGER A. De aanvrager heeft een ontvangstbevestiging gekregen van de aanvraag op volgende datum : B. De oorspronkelijke datum van de periode van vroegtijdig vertrek is (3) / is niet veranderd. De nieuwe initiële datum : 01/ / De aanvrager werd op....... op de hoogte gesteld Naam van de hiërarchische overste van minstens rang 13 : Datum : Handtekening : Gelezen om toegevoegd te worden aan het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012 tot wijziging van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie.

Door het College : CH. DOULKERIDIS, Voorzitter van het College B. CEREXHE, Lid van het College belast met het Openbaar Ambt _______ Nota's (1) De vermelding van deze datum stelt het personeelslid niet vrij zijn pensioen aan te vragen.(2) De halftijdse prestaties worden dagelijks vervuld of volgens een andere vaste verdeling over de week of de maand, met dien verstande dat de verdeling van de prestaties gebeurt per volle of halve dagen.(3) Het onnodige schrappen

Bijlage 2 FORMULIER VOOR DE INDIENING VAN DE AANVRAAG VAN EEN VRIJWILLIGE VIERDAGENWEEK Deel in te vullen door de aanvrager Naam en voornaam : Geboortedatum : Graad : Dienst : Administratie : Oorspronkelijke datum van de periode van de vierdagenweek : 01/ / Ik wens geen prestaties te vervullen op volgende weekdag (1) : Deel in te vullen door de hiërarchische overste van minstens rang 13 van de aanvrager A.De aanvrager heeft een ontvangstbewijs gekregen van de aanvraag op volgende datum : Princiepakkoord of geen princiepakkoord over de oorspronkelijke datum van de vierdagenweek : Het werkschema is niet/is gewijzigd : De aanvrager zal geen prestaties vervullen op de volgende weekdag : De aanvrager ziet niet af/ziet af van zijn recht op de vierdagenweek : B. Oorspronkelijke datum voor de periode van vroegtijdig vertrek : 01/ / Naam van de hiërarchische overste van minstens rang 13 : Datum : Handtekening : Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012 tot aanpassing van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie.

Door het College : CH. DOULKERIDIS, Voorzitter van het College B. CEREXHE, Lid van het College belast met het Openbaar Ambt _______ Nota (1) 7 Men mag wekelijks een vaste dag kiezen (bv.Geen prestaties op dinsdag) of een andere regeling, zoals bijvoorbeeld, de eerste week geen prestaties op maandag, de tweede week geen prestaties op dinsdag, de derde week geen prestaties op woensdag en de zes volgende maanden geen prestaties op vrijdag. Deze voorbeelden zijn niet beperkend.

Bijlage 3 Lijst van de personeelsleden die in 2011 genoten hebben van zes bijkomende jaarlijkse verlofdagen vergeleken met het aantal dagen van jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 167 CERIA - REDOUTE PEIFFER ADNET CHANTAL AGNEESSENS PATRICK ASSELBERGHS NATHALIE BARISEAU THIERRY BAZZARINI ANNE BERIOT ALAIN BERNARD NICOLAS BERTELS JOELLE BERTIAUX OLIVIER BORDON EDDIE BOUCHA BRIGITTE BRACKEVELD CHRISTOPHE BRICHAUT SOLANGE BUYSE FRANCOIS CHABLE CYRIL CHARMANT JEAN CORBESIERS STEPHANE COUVREUR MICHAEL DANIS PHILIPPE DE BISSCOP FABIENNE DE BLAECKE MICHELINE DEBLAERE MONIQUE DE DECKER CATHERINE DEFROYENNES JEAN-PIERRE DE GREIF SOLANGE DEJONGE BENOIT DEKERPEL ALAIN DEMAREZ MARC DEMIERBE YVES DEN BLINDEN MARC DEMORTIER CHRISTEL DE PREZ OLIVIER DE RAS ANNE-MARIE DESMET NADINE DESPACE HENRI DESSART PASCAL DE SUTTER NELLY DHONDT ALAIN DI MATTIA MARIA DONIE CHRISTIAN DRESSEN CHRISTIAN DUFOUR PASCALE DURIEUX ALAIN DU SOLEIL MARC ESSCHENBROUCK PATRICK FACCHINO GIUSEPPINA GEYZEN EMMANUELLE GILOTEAU BERNARD GODAN NOELLE GOOSSENS MICHELINE GRUMIAUX YVES HAMELRYK CHRISTIANE HAMMALI KHALID HOZNAR WALTER IOANNIDIS GEORGES KOLLER JOELLE KOUROUDIS GEORGIOS LEEN PHILIPPE MARCHESINI ISABELLA MARCQ WILLIAM MASSAGE ALAIN (MASSART BENJAMIN = LOOPBAANONDERBREKING) MELCHIOR MICHEL MORRENS CHRISTINE ORLANS DANIELE ORLANS MARTINE ORTIGOSA CRESPO ENRIQUE PETIT JOHAN PINDEVILLE JEAN-LUC PLAISANT ANNE-MARIE PLOEGAERTS GREGORY RAIS ZENUN RENWART CHRISTOPHE RINGOET JEANNINE ROSSEELS PATRICIA RUTTENS HENRI SAOUTI ALI SCHEERS ERIC SCHOEKAERT THIERRY SCHWAB MARIE-CHANTAL STENMANS BENOIT TSAKALIOS GEORGIA VAN BELLE MICHELINE VAN CAUTENBERG JOELLE VANCAUWENBERGHE CHRISTINE VANDENABEELE ERIC VANDERBREETSTRAETEN THIERRY VANDER WAUVEN CORINNE VAN HENTENRYCK ERIC VAN LINTHOUT GENEVIEVE VAN NEDERVELDE LAURENCE VAN OORDEN VIVIANE VAN STAEN OLIVIER VERHERSTRAETEN DOMINIQUE VERMEULEN ANTOINETTE WARNIE CATHY WATERLOT VERONIQUE PMS Centrum MAUFORT MICHELE SALEK CHERGUY WAHIBA SPINELLI ANGELA STEENO CHRISTIANE VLEESCHOUWERS ROGER Instituut Alexandre HERLIN EL GAYATI ZUHAIR GHYOOT PHILIPPE PETTINO STEPHANO RONVAUX MICHELE SCHURMANN MAGGY SIMON ANNIE Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 1 maart 2012 tot aanpassing van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 13 april 1995 houdende het statuut van de ambtenaren van de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie.

Door het College : CH. DOULKERIDIS, Voorzitter van het College B. CEREXHE, Lid van het College belast met het Openbaar Ambt

^