Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 08 februari 2024
gepubliceerd op 08 maart 2024

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering inzake de inventaris van het onroerend erfgoed van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2024001440
pub.
08/03/2024
prom.
08/02/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 FEBRUARI 2024. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering inzake de inventaris van het onroerend erfgoed van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, artikel 207, § 1, vervangen bij de ordonnantie van 30 november 2017;

Gelet op het evaluatieverslag betreffende de gelijke kansen, "gelijkekansentest" genoemd, zoals vereist door artikel 2, § 1, van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest en door artikel 1, § 1, van het besluit van 22 november 2018 tot uitvoering van deze ordonnantie, waarvan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering kennis heeft genomen op 8 februari 2024;

Gelet op het advies 72.412/4 van de Raad van State, gegeven op 14 december 2022, bij toepassing van artikel 84, § 1, 1ste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat, daar het huidige besluit geen aanzienlijke impact heeft op de ontwikkeling van het Gewest in de betekenis van artikel 7 van het BWRO, het ontwerpbesluit niet voor advies werd overgelegd aan de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie;

Overwegende dat de Regering belast wordt met de opmaak, het bijhouden en de bekendmaking van de inventaris van het onroerende erfgoed; dat deze bevoegdheid haar verleend wordt door artikel 4, § 1 van de ordonnantie van 4 maart 1993 inzake het behoud van het onroerende erfgoed, dat in het BWRO artikel 207 werd;

Overwegende dat genoemde ordonnantie, in afwachting van een volledige inventaris van het ganse gewestelijke grondgebied, een overgangsmaatregel voorzien heeft: "alle monumenten en gehelen waarvoor een bouwvergunning afgegeven werd of die voor 1 januari 1932 gebouwd werden, (worden) als overgangsmaatregel, en die tot de publicatie van de inventaris van het onroerende erfgoed van het Gewest, beschouwd als ingeschreven op die lijst"; dat deze overgangsbepaling gecodificeerd werd in artikel 333, eerste lid, dat nog altijd van kracht is gezien het uitblijven van een wettelijke publicatie;

Overwegende dat het huidige besluit het algemene kader en de principes voor de samenstelling en de bekendmaking van de gewestelijke inventaris van het onroerende erfgoed bepaalt;

Overwegende dat de gewestelijke administratie het wetenschappelijke werk van de inventarisatie van het bouwkundige erfgoed voortgezet heeft in de lijn van de vorige inventarissen, waaronder de urgentie-inventaris van de vzw Sint-Lukasarchief gepubliceerd in 1979, geactualiseerd in 1993; dat de gebruikte methodologie en de gebruikte selectiecriteria omwille van de coherentie en de continuïteit in overeenstemming zijn met de principes van de vorige inventarissen;

Overwegende dat de onderzoeksresultaten vanaf 2005 uitsluitend digitaal gepubliceerd werden op hiertoe gecreëerde websites; dat voor wat betreft het architecturaal erfgoed, sedert 2015 de online-inventaris vervolledigd werd met de urgentie-inventarissen om het volledige gewestelijk territorium te omvatten;

Overwegende dat naast de inventaris van de landschappen voor het natuurlijk erfgoed, het bestuur ook een wetenschappelijke inventaris van de merkwaardige bomen van het Gewest maakt; dat in 2009 de 19 gemeenten geprospecteerd werden in het kader van een systematische inventaris campagne;

Overwegende dat deze inventarissen op dit moment het ganse gewestelijke grondgebied betreffen en dat deze regelmatig verrijkt worden en geactualiseerd;

Overwegende dat het nieuwe artikel 207, § 1, tweede lid, zoals gewijzigd door de ordonnantie van 30 november 2017, de bekendmaking van de inventarissen en de terbeschikkingstelling ervan voor de burger via vrij raadpleegbare websites officialiseert;

Overwegende dat de juridische gevolgen van de inschrijving van een goed op de inventaris - bijzondere administratieve procedureregels (art. 207, § 3, art. 98, § 1, 8° /1) en de toegang tot de subsidies voor de bomen (art. 206, 11°, c) - pas uitwerking hebben vanaf de dag waarop ze bij wegen van vermelding in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt worden;

Overwegende dat, voor wat betreft het gebouwde erfgoed (monumenten en gehelen), de wettelijke publicatie van de lijst van de goederen die op de inventaris staan voor het hele gewestelijke grondgebied automatisch een einde maakt aan de overgangsmaatregel van artikel 333, eerste lid; dat enkel de goederen waarvan de erfgoedwaarde erkend is, voortaan formeel op de inventaris zullen ingeschreven worden door de regelmatige publicatie, via bijzonder gemotiveerde besluiten, van lijsten opgesteld op basis van een wetenschappelijke methodologie, en gepubliceerd op internetsites die door het gewestelijk bestuur worden up-to-date gehouden;

Overwegende dat de inventaris een dynamisch werkmiddel is dat geregeld een actualisering nodig maakt;

Op voorstel van de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Monumenten en Landschappen, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° BWRO : het Brussels Wetboek voor Ruimtelijke Ordening ;2° Bestuur : het bestuur belast met Monumenten en Landschappen ;3° Inventaris : de inventaris van het onroerend erfgoed van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zoals bedoeld in artikel 207 van het BWRO ; HOOFDSTUK II. - Opstellen van de inventaris: vorm en methodologie Afdeling I. - Vorm van de inventaris

Art. 2.De inventaris wordt opgesteld en bijgehouden in digitale vorm door de administratie.

De inventaris is een algemene topografische inventaris die het hele gewest omvat, die onder meer thematische inventarissen integreert.

Art. 3.De lijst van de onroerende goederen die in de inventaris zijn opgenomen en de bijwerkingen ervan worden toegankelijk gemaakt voor het publiek via een of meer websites die voor elk onroerend goed ten minste de volgende informatie bevatten: 1° een eventuele benaming van het goed en de identificatie van het goed verwijzend naar zijn adres, kadastrale referentie of georeferentie;2° een korte beschrijving van het goed en/of een foto met bijschrift;3° zijn erfgoedwaarde;4° de effectieve datum van de wettelijke inschrijving, overeenkomstig artikel 207, § 4. Afdeling II. - Methodologie

Art. 4.De goederen die in de inventaris kunnen worden opgenomen, worden geïdentificeerd en geselecteerd op basis van een wetenschappelijke methodologie, die hieronder wordt beschreven in de artikelen 5 tot 7 en die het mogelijk maakt hun erfgoedwaarde te beoordelen.

Art. 5.De goederen worden geïnventariseerd door systematisch veldonderzoek, voornamelijk in openbare ruimten, aangevuld met archief-, bibliografisch en iconografisch onderzoek, waaronder luchtfoto's.

De inventarisatie wordt gemeente per gemeente of wijk per wijk uitgevoerd en gaat gepaard met onderzoek dat met name betrekking heeft op de meer algemene studie van de geschiedenis van de wijk en de verstedelijking ervan.

Art. 6.De selectie van de onroerende goederen gebeurt op basis van de erfgoedwaarde van een goed, bepaald door de identificatie van de waarden bedoeld in artikel 206, § 1, 1° van de CoBAT gemoduleerd met verschillende gemeenschappelijke selectiecriteria, waaronder : 1° Zeldzaamheid: de zeldzaamheid van een goed wordt zowel kwalitatief ("uitzonderlijk" karakter) als kwantitatief (uniek karakter) bepaald, afhankelijk van de geografische, chronologische en historische context;de zeldzaamheid van een goed wordt beoordeeld in vergelijking met andere goederen die tot dezelfde categorie behoren. 2° authenticiteit: de authenticiteit van een goed wordt beoordeeld op basis van de overeenstemming van de huidige staat met de oorspronkelijke staat.De huidige staat (vorm, plan, functie, technieken, materialen, enz.) komt dus overeen met een significante of karakteristieke staat; een goed dat een natuurlijke achteruitgang of transformatie heeft ondergaan, kan niettemin als authentiek worden beschouwd. 3° integriteit: Integriteit verwijst naar het concept van "integraliteit", d.w.z. fysieke volledigheid (staat van instandhouding van het goed). Het gaat erom te beoordelen of het object zijn homogeniteit, leesbaarheid en samenhang behoudt. 4° representativiteit: een goed wordt als representatief beschouwd als het één of meer significante kenmerken heeft in vergelijking met andere goederen in dezelfde categorie (typologie, plantensoorten, enz.). De representativiteit van een goed wordt beoordeeld op basis van zijn geografische, chronologische en historische context. 5° ensemble waarde: de algemene waarde van een goed hangt af van de kwaliteit van zijn interactie met andere goederen, die een geheel (of groep) vormt dat opvalt in zijn context door zijn coherentie of homogeniteit;het kan een significante of bepalende visuele impact hebben. 6° contextuele waarde: de contextuele waarde van een goed hangt af van de manier waarop het zich verhoudt tot zijn omgeving vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk, esthetisch, sociaal en/of historisch oogpunt.

Art. 7.De in de voorgaande artikelen beschreven methodologie en selectiecriteria kunnen waar nodig worden gespecificeerd en toegelicht volgens het type erfgoedobject, zoals het architecturaal erfgoed (monumenten en gehelen) of natuurlijk (landschappen of bomen). HOOFDSTUK III. - Goedkeuring en wettelijke publicatie

Art. 8.De Regering keurt de lijsten goed van de voorwerpen die opgenomen zijn in de inventaris, geselecteerd volgens de methodologie beschreven in de artikelen 4 tot 7 van dit besluit, desgevallend in afzonderlijke lijsten volgens types van erfgoedvoorwerpen, zoals bedoeld in artikel 7, evenals hun regelmatige updates.

Voor elk individueel ingeschreven goed, voorzien de lijsten gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad een minimum aan informatie zoals bedoeld in artikel 3, 1°. HOOFDSTUK IV. - Slotbepaling

Art. 9.De Minister bevoegd voor Monumenten en Landschappen wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, op 8 februari 2024.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk belang, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel, S. GATZ

^