gepubliceerd op 05 juli 2021
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van de ordonnantie van 6 maart 2019 betreffende de Brusselse Codex Fiscale Procedure
24 JUNI 2021. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van de ordonnantie van 6 maart 2019 betreffende de Brusselse Codex Fiscale Procedure
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, artikel 8;
Gelet op de ordonnantie van 6 maart 2019 betreffende de Brusselse Codex Fiscale Procedure, de artikelen 6, 8, 17, 19, 22, 25, 31, 42, 51, 68, 69, 72, 80, 107, 109, 115, 118, 119, 120, 121, 122, 123 en 145;
Gelet op de gelijke kansentest die overeenkomstig artikel 2 van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest werd uitgevoerd op 15 januari 2019 ;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 18 maart 2019;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 2 april 2019;
Gelet op het advies nr. 66.164/4 van de Raad van State, gegeven op 19 juni 2019, met toepassing van artikel 3, § 1 en artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende de geformuleerde opmerking door de Raad van State in zijn advies 66.164/4, waarbij de Regering wordt uitgenodigd om overeenkomstig artikel 36, lid 4 van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit te vragen;
Overwegende dat deze opmerking van de Raad van State over bepaalde artikelen zonder voorwerp is geworden als gevolg van het feit dat deze artikelen zijn weggelaten uit het voorontwerp van besluit dat het huidige besluit is geworden, waarbij deze artikelen werden opgenomen in de besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 maart 2020 waarover de Gegevensbeschermingsautoriteit het advies 24/2020 van 13 maart 2020 uitbracht;
Overwegende dat artikel 55 van dit besluit, in de mate waarin dit artikel er zich toe beperkt om artikel 121 van de Codex uit te voeren zonder bijkomende preciseringen aan te brengen met betrekking tot mogelijkse behandeling van persoonsgegevens uitgevoerd door de gewestelijke fiscale administratie, geen betrekking heeft op een verwerking van persoonsgegevens in de zin van artikel 36, paragraaf 4 van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;
Overwegende dat de wetgeving betreffende dergelijke verwerkingen rechtstreeks is vervat in de bepalingen op grond van de belastingen waarvan de procedureregels bij de ordonnantie van 6 maart 2019 betreffende de Brusselse Codex Fiscale Procedure zijn vastgesteld;
Overwegende dat er bijgevolg geen reden is om het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit te vragen voor de opstelling van dit besluit;
Overwegende de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle;
Op voorstel van de Minister van Financiën en Begroting, na beraadslaging, Besluit : TITEL 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit wordt aangehaald als: besluit Brusselse Codex Fiscale Procedure.
Art. 2.In het kader van de toepassing van dit besluit dienen de hiernavolgende bepalingen als volgt te worden begrepen: 1° de Codex: de ordonnantie van 6 maart 2019 betreffende de Brusselse Codex Fiscale Procedure;2° de Minister: de minister bevoegd voor Financiën;3° de gewestelijke fiscale administratie : de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel Fiscaliteit. TITEL 2. - Fiscale procedure HOOFDSTUK 1. - Aangiftes
Art. 3.Het aangifteformulier wordt ter beschikking gesteld van de belastingplichtige door de gewestelijke fiscale administratie: - ofwel per gewone briefwisseling; - ofwel per elektronische weg via het platform aangeduid door de gewestelijke fiscale administratie.
Art. 4.De aangifte wordt gedaan op een formulier waarvan het model door de Minister werd vastgesteld. Zij moet worden teruggestuurd aan de gewestelijke fiscale administratie: - als de verzending gebeurde per gewone briefwisseling, aan het adres vermeld op het formulier ; - als de verzending gebeurde op de manier bedoeld in artikel 8, § 2, van de Codex, via het platform aangeduid door de gewestelijke fiscale administratie. HOOFDSTUK 2. - Vestiging van de belasting Afdeling 1. - Kohieren
Art. 5.De aanslagen worden op naam van de betrokken belastingplichtigen ingekohierd.
Aanslagen ten laste van overleden belastingplichtigen worden ingekohierd op hun naam voorafgegaan van het woord "Nalatenschap".
Als het voorwerp van een belasting in onverdeeldheid toebehoort aan meerdere eigenaars, wordt de belasting ingekohierd op naam van één of meer mede-eigenaars, gevolgd door de woorden "in onverdeeldheid".
Art. 6.Voor de berekening van de belastingen en hun toebehoren wordt de belastbare basis in euro vastgesteld en afgerond tot de bovenste cent of tot de lagere cent naargelang het duizendste van een euro het getal vijf al dan niet bereikt.
Art. 7.De verschillende belastingen, met inbegrip van de opcentiemen, worden in elke fase van de berekening in euro vastgesteld en afgerond tot de bovenste cent of tot de lagere cent naargelang het duizendste van een euro het getal vijf al dan niet bereikt. Afdeling 2. - Aanslagbiljet
Art. 8.§ 1. Wanneer de belastingplichtige uitdrukkelijk akkoord gaat met de werkwijze uiteengezet in artikel 19, tweede lid van de Codex, dan wordt zijn aanslagbiljet en zijn eventuele herinneringen ter beschikking gesteld via het platform aangeduid door de gewestelijke fiscale administratie. § 2. De belastingplichtige die uitdrukkelijk akkoord gaat met de in paragraaf 1 vermelde werkwijze is ertoe gehouden om een persoonlijk e-mailadres te verstrekken via het platform aangeduid door de gewestelijke fiscale administratie.
Het in het eerste lid bedoelde e-mailadres wordt door de gewestelijke fiscale administratie aangewend om een informatieve boodschap te versturen die melding maakt dat er een document bedoeld in artikel 19 van de Codex beschikbaar is op het platform ter beschikking gesteld door de gewestelijke fiscale administratie. § 3. Na datum van herroeping van het akkoord of de datum van overlijden worden de documenten bedoeld in artikel 19 van de Codex terug onder gesloten omslag aan de belastingplichtige overgemaakt.
Art. 9.§ 1. In geval van gezamenlijke heffing, moet het akkoord bedoeld in artikel 8, § 1, gegeven worden door elke echtgenoot of wettelijk samenwonende.
In het geval bedoeld in het eerste lid, ontvangt elke echtgenoot of wettelijk samenwonende het aanslagbiljet en de eventuele herinneringen. § 2. De louter elektronische terbeschikkingstelling van het aanslagbiljet en de eventuele herinneringen, wordt in het geval van gezamenlijke heffing beëindigd wanneer : 1° beide echtgenoten of wettelijk samenwonenden zijn overleden;2° één echtgenoot of wettelijk samenwonende zijn akkoord herroept;3° de echtgenoten of wettelijk samenwonenden feitelijk gescheiden zijn;4° de scheiding is overgeschreven in de registers van de burgerlijke stand na 1 januari van het aanslagjaar;5° De wettelijke samenwoning ten einde komt bij toepassing van artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek na 1 januari van het aanslagjaar. Vanaf dit moment wordt het aanslagbiljet en de eventuele herinneringen uitsluitend onder gesloten omslag aan de belastingplichtige overgemaakt. Afdeling 3. - Hoofdelijkheden
Art. 10.De belastingplichtige die, overeenkomstig artikel 25 van de Codex, moet overgaan tot een kennisgeving aan de bevoegde agent kan deze kennisgeving uitvoeren per gewone briefwisseling of per e-mail op het door de gewestelijke fiscale administratie bepaalde adres. HOOFDSTUK 3. - Betaling van de belasting
Art. 11.De belastingen en hun toebehoren moeten worden betaald op de bankrekening meegedeeld door de bevoegde agent.
Behoudens tegenbewijs gelden als bewijs van betaling voor overschrijvingen, de rekeninguittreksels en erbij horende stukken.
Art. 12.De betaling van de belastingen en hun toebehoren hebben uitwerking: 1° voor de betalingsmiddelen bedoeld in artikel 11, op de datum waarop de bankrekening van de gewestelijke fiscale administratie werd gecrediteerd;2° voor de in artikel 35, tweede lid van de Codex vermelde betalingen, op datum van afgifte van de fondsen in handen van de gerechtsdeurwaarder. HOOFDSTUK 4. - Invordering Afdeling 1. - Zekerheden
Art. 13.De in artikel 42 van de Codex bedoelde waarborg wordt door de bevoegde agent vastgelegd. Het bedrag moet gelijk zijn aan het vermoedelijke bedrag van de verplichtingen over één jaar die aan de betrokken natuurlijke of rechtspersoon kunnen worden opgelegd. Het voormelde bedrag wordt evenwel berekend na aftrek van de netto verkoopwaarde van zijn goederen die het pand van het Gewest vormen en die gelegen zijn: a) in België;b) in een land waarmee België een overeenkomst heeft gesloten tot regeling van wederzijdse bijstand inzake de invordering van de belastingen waaraan de belanghebbende is onderworpen;c) in een land dat onder de toepassing valt van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten, en andere maatregelen. De waarborg mag evenwel in geen geval minder dan 750 euro bedragen.
Art. 14.De te verstrekken waarborg bestaat hetzij uit een zakelijke zekerheid in de vorm van een borgtocht in geld of in overheidsfondsen of van een hypotheekvestiging, hetzij uit een persoonlijke borgstelling.
De bevoegde agent mag andere wijzen van waarborgstelling aanvaarden.
Indien nodig mogen de voormelde wijzen gelijktijdig worden aangewend om de totale zekerheid te verstrekken.
Art. 15.De onroerende goederen die als hypothecaire waarborg worden aangeboden, moeten in België gelegen zijn.
Betreft het gebouwd onroerend goed, dan wordt vóór de aanneming van de hypothecaire aanwending bewijs gegeven van voldoende verzekering tegen brand. In de akte moet worden vermeld dat de regelmatige betaling van de verzekeringspremie jaarlijks zal worden bewezen op straffe van verval van de aanneming.
In alle gevallen wordt bewijs gegeven van de eigendom en van de hypothecaire staat van het onroerend goed en wordt de waarde daarvan, op kosten van de belastingplichtige, vastgelegd door alle middelen die voldoening schenken, onder meer door een schatting van een algemeen als bevoegd erkende deskundige, als de bevoegde agent dit eist.
Art. 16.Borgtochten in geld worden gestort of overgeschreven op de rekening op naam van de Deposito- en Consignatiekas. In alles, en inzonderheid met betrekking tot de interest die aan de deponent verschuldigd is, worden zij met deposito's bij de Deposito- en Consignatiekas gelijkgesteld.
Art. 17.Gedematerialiseerde effecten ingeschreven op een effectenrekening bij een vereffeningsinstelling of een erkende rekeninghouder die gemachtigd is dergelijke effecten bij te houden worden geblokkeerd door de bevoegde agent; in die rekening wordt een vermelding aangebracht dat deze effecten niet zonder geschreven toestemming van de bevoegde agent mogen worden vervreemd of te gelde gemaakt.
Art. 18.De persoonlijke borg moet volgens de Belgische wet bekwaam zijn om verbintenissen aan te gaan en aangenomen worden door de bevoegde agent.
Art. 19.Als de zakelijke zekerheid of de solvabiliteit van de persoonlijke borg wegens enige oorzaak zoals waardevermindering van de tot zekerheid dienende onroerende goederen of overheidsfondsen of merkelijke vermindering van het fortuin van de borg onvoldoende wordt geacht, is de belastingplichtige op het eerste verzoek van de bevoegde agent gehouden een nieuwe zakelijke zekerheid of een nieuwe persoonlijke borg te stellen. Afdeling 2. - Vervolgingen
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 20.De bepalingen betreffende de inhoud en de betekening van exploten zijn van toepassing op de akten van gerechtelijke vervolgingen inzake gewestelijke belastingen.
Onderafdeling 2. - Rechtstreekse vervolgingen
Art. 21.De rechtstreekse vervolgingen omvatten: 1° het dwangbevel;2° het uitvoerend beslag op roerend goed;3° het beslag op tak- en wortelvaste vruchten;4° het uitvoerend beslag op zeeschepen en binnenschepen;5° het uitvoerend beslag op onroerend goed. Die vervolgingen zijn gerechtelijk en hun geldigverklaring behoort tot de bevoegdheid van de gewone rechtbanken.
Art. 22.Ingeval een belastingplichtige zijn belastingen niet heeft voldaan binnen de termijnen van artikel 32 van de Codex, doet de bevoegde agent hem een dwangbevel betekenen tot betaling binnen 24 uren, op straffe van tenuitvoerlegging door beslag.
Art. 23.Als gevolg van de betekening van een dwangbevel gedane gedeeltelijke betalingen verhinderen niet de voortzetting van de vervolgingen.
Art. 24.Als de termijn bedoeld in artikel 22,verstreken is, gaat de bevoegde agent over tot uitvoerend beslag op roerend goed.
Art. 25.Tegenover belastingplichtigen die door wegneming van roerende voorwerpen of anderszins pogen de waarborgen van het Gewest te doen verdwijnen of gewoon te verminderen, kan de bevoegde agent rechtstreeks uitvoerend beslag op roerend goed doen leggen zonder voorafgaande betekening van een dwangbevel.
In dat geval behelst het exploot van inbeslagneming het dwangbevel vóór beslag en bevat het de gronden voor het niet vooraf betekenen van een dwangbevel.
Art. 26.Het is de bevoegde agenten verboden, rechtstreeks of onrechtstreeks enig voorwerp, waarvan zij de verkoop bewerkstelligen, te kopen of voor zich te doen kopen op straffe van nietigheid van de verkoop en van ontzetting uit hun ambt.
Art. 27.Als geen andere schuldeisers beslag of verzet hebben gedaan, wordt de bruto-opbrengst van de verkoop gestort in handen van de gewestelijke fiscale administratie.
De gerechtsdeurwaarder trekt evenwel eerst de vervolgingskosten af die hem toekomen.
Als andere schuldeisers beslag of verzet hebben gedaan, voert de gerechtsdeurwaarder de evenredige verdeling uit op de wijze, bepaald in de artikelen 1627 tot en met 1638 van het Gerechtelijk Wetboek.
Art. 28.De gewestelijke fiscale administratie rekent de hem gestorte sommen aan volgens de regels, vermeld in artikel 36 van de Codex en betaalt aan de belastingplichtige het eventuele overschot terug.
Onderafdeling 3. - Onrechtstreekse vervolgingen
Art. 29.§ 1. De bevoegde agent kan, bij een aangetekende brief, uitvoerend beslag onder derden leggen op de aan een belastingplichtige verschuldigde of toebehorende sommen en zaken, tot beloop van het bedrag, geheel of gedeeltelijk, dat door deze laatste verschuldigd is uit hoofde van de belastingen en hun toebehoren.
Dat beslag heeft uitwerking vanaf de overhandiging van het stuk aan de geadresseerde. § 2. Vanaf de datum van de inwerkingtreding van het akkoord dat hiervoor tussen de derde-beslagene en de gewestelijke fiscale administratie wordt gesloten, kan de bevoegde agent het in de eerste paragraaf bedoelde beslag onder derden leggen door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken gebruikt worden.
Het akkoord blijft van toepassing zolang de derde-beslagene het niet uitdrukkelijk bij een aangetekende brief heeft opgezegd. De opzegging gaat in vanaf de eerste dag van de derde maand volgend op de ontvangst van de kennisgeving ervan door de gewestelijke fiscale administratie.
In de gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid bedoeld in het eerste lid, heeft het beslag onder derden uitwerking vanaf de datum van ontvangstmelding van het beslag onder derden door de derde-beslagene.
Wanneer eenzelfde beslag onder derden achtereenvolgens wordt gelegd volgens de procedures voorzien respectievelijk in het eerste lid en de eerste paragraaf, eerste lid, zal het beslag onder derden gelegd overeenkomstig de eerste paragraaf, eerste lid, slechts primeren indien de overhandiging van het stuk aan de geadresseerde zoals bepaald in de eerste paragraaf, tweede lid, de datum van ontvangstmelding van het beslag door de derde-beslagene zoals bepaald in het derde lid, voorafgaat.
De informatie opgenomen in de eerste en tweede paragraaf bedoelde kennisgeving van het beslag, is dezelfde, ongeacht of ze wordt meegedeeld door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken wordt gebruikt of door een aangetekende brief.
De oorsprong en de integriteit van de inhoud van de in de tweede paragraaf bedoelde kennisgeving van het beslag moeten, in geval van verzending door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt, worden verzekerd door middel van aangepaste beveiligingstechnieken.
Opdat de kennisgeving van het beslag op geldige wijze als beslag onder derden zou gelden, moet een digitaal certificaat worden gebruikt.
Ongeacht de toegepaste techniek, wordt er gegarandeerd dat enkel de gerechtigde personen toegang hebben tot de middelen waarmee het digitaal certificaat wordt gecreëerd.
De gevolgde procedures moeten bovendien toelaten dat de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor de verzending correct kan worden geïdentificeerd en dat het tijdstip van de verzending correct kan worden vastgesteld. § 3. Het beslag onder derden wordt eveneens bij aangetekende brief aan de belastingplichtige aangezegd. Indien de belastingplichtige geen gekende woonplaats meer heeft, geschiedt de aanzegging van het beslag bij aangetekende brief aan de procureur des Konings te Brussel.
De belastingplichtige kan tegen het beslag onder derden bij aangetekende brief verzet aantekenen bij de bevoegde agent binnen de vijftien dagen te rekenen vanaf de zevende dag die volgt op de afgifte van de aanzegging van het beslag bij de aanbieder van de universele postdienst. De belastingplichtige moet binnen dezelfde termijn bij aangetekende brief de derde-beslagene inlichten.
Wanneer het beslag slaat op inkomsten bedoeld in de artikelen 1409, §§ 1 en 1bis, en 1410 van het Gerechtelijk Wetboek, bevat de aanzegging, op straffe van nietigheid, het aangifteformulier voor kind ten laste volgens het model, vermeld in artikel 1409ter, § 1, eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek. § 4. Het in paragrafen 1 en 2 bedoelde beslag onder derden geeft aanleiding tot het opmaken en het verzenden, door de bevoegde agent, van een bericht van beslag zoals bedoeld in artikel 1390 van het Gerechtelijk Wetboek. § 5. Onder voorbehoud van het bepaalde in paragrafen 1, 2 en 3, zijn op dit beslag de bepalingen toepasselijk van de artikelen 1539, 1540, 1542, eerste en tweede lid, en 1543 van het Gerechtelijk Wetboek, met dien verstande dat: 1° de derde-beslagene zijn verklaring van de sommen of zaken die het voorwerp zijn van het beslag eveneens door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken gebruikt worden aan de bevoegde agent kan doen indien het beslag onder derden volgens de procedure bepaald in de tweede paragraaf, eerste lid, werd gelegd;in dit geval is de datum van de verklaring van de sommen of zaken die het voorwerp zijn van het beslag de ontvangstdatum meegedeeld door de gewestelijke fiscale administratie; 2° de derde-beslagene er overeenkomstig artikel 1543 van het Gerechtelijk Wetboek toe gehouden is op overlegging van een afschrift van de aanzegging van het beslag, afgifte te doen van het bedrag van het in de derde paragraaf, eerste lid, bedoelde beslag.Wanneer het beslag onder derden wordt gelegd volgens de in de tweede paragraaf, eerste lid, voorziene procedure, wordt de overlegging van een afschrift van de aanzegging van het beslag geacht te zijn vervuld door de mededeling aan de derde-beslagene van de datum van de afgifte van de aanzegging van het beslag bij de aanbieder van de universele postdienst. In dat geval gebeurt de mededeling eveneens door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken gebruikt worden; 3° de afgifte van het bedrag van het beslag geschiedt in handen van de bevoegde agent. § 6. De kosten voor de aangetekende brieven beoogd in de voorafgaande paragrafen zijn ten laste van de belastingplichtige. § 7. De belastingplichtige wordt op de hoogte gebracht van de bestemming van de betalingen en van het saldo na de betalingen. § 8. Met als enig doel de bepalingen, bedoeld in dit artikel, uit te voeren, kan de beslagen belastingplichtige worden geïdentificeerd aan de hand van: 1° het identificatienummer, vermeld in artikel III.17 van het Wetboek van economisch recht; of 2° het rijksregisternummer;of 3° het identificatienummer, vermeld in artikel 8 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
Art. 30.Het uitvoerend beslag onder derden moet geschieden door middel van een gerechtsdeurwaardersexploot op de wijze bepaald in de artikelen 1539 tot en met 1544 van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer blijkt : 1° dat de belastingplichtige zich verzet tegen het in artikel 29, §§ 1 en 2, bedoelde beslag;2° dat de derde-beslagene zijn schuld tegenover de belastingplichtige betwist;3° dat de sommen en zaken het voorwerp zijn van een verzet of beslag onder derden vóór het in artikel 29, §§ 1 en 2, bedoelde beslag gedaan door andere schuldeisers;4° dat de zaken te gelde moeten worden gemaakt. In deze gevallen blijft het door de bevoegde agent, overeenkomstig artikel 29, §§ 1 en 2, gelegd beslag onder derden zijn bewarend effect behouden wanneer de bevoegde agent een uitvoerend beslag onder derden bij gerechtsdeurwaardersexploot legt in de handen van derden zoals bepaald bij artikel 1539 van het Gerechtelijk Wetboek, binnen een maand na : - ofwel de afgifte bij de aanbieder van de universele postdienst van het verzet van de belastingplichtige als bepaald bij artikel 29, § 3, tweede lid, of van de verklaring als bepaald bij artikel 1452 van het Gerechtelijk Wetboek; - ofwel de ontvangstmelding van deze verklaring indien zij werd verzonden door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken gebruikt worden zoals bepaald bij artikel 29, § 5.
Onderafdeling 4. - Met de vervolgingen belaste personen
Art. 31.De vervolgingen inzake de gewestbelastingen worden ingesteld door gerechtsdeurwaarders of de bevoegde agenten.
Zij betekenen in die hoedanigheid de dwangbevelen en doen de beslagleggingen en de verkopingen.
Uit hoofde van de uitoefening van de vervolgingen inzake de gewestbelastingen, mogen gerechtsdeurwaarders geen aanspraak maken op hogere of andere rechten of kosten dan die welke in artikel 33 vastgesteld zijn, op straffe van terugbetaling, schadevergoeding en interesten.
Art. 32.In geen geval en onder geen enkel voorwendsel, mogen de bevoegde agenten, op straffe van ontzetting, enigerlei som van de belastingplichtigen aannemen, noch als loon, noch ten betaling van belastingen.
De belastingplichtige die aan hen geld zou toevertrouwen, stelt zich eraan bloot tweemaal te moeten betalen.
Onderafdeling 5. - Vervolgingskosten
Art. 33.De vervolgingskosten worden bepaald volgens de regels die gelden voor de akten van de gerechtsdeurwaarders in burgerlijke en handelszaken.
Art. 34.De vervolgingskosten vallen ten laste van de belastingplichtigen.
Die kosten komen volledig toe aan de gerechtsdeurwaarders. Ze komen aan het Gewest toe, voor vervolgingen die door de bevoegde agenten zijn gedaan.
Art. 35.Ter vereffening worden niet aanvaard : 1° kosten van akten die niet met de oorspronkelijke stukken gestaafd zijn;2° kosten die het gevolg zijn van vervolgingen die willekeurig, zonder dwangbevel of in een met deze reglementering strijdige orde gedaan zijn;3° kosten gedaan tegen kennelijk onvermogende belastingplichtigen. HOOFDSTUK 5. - Informatieverplichtingen van derden
Art. 36.De bevoegde agent is gemachtigd om overtredingen op te sporen en om, zelfs alleen, processen-verbaal inzake gewestelijke belastingen op te stellen.
Art. 37.Het attest vermeld in artikel 68 van de Codex wordt uitgereikt nadat de belanghebbende natuurlijke of rechtspersoon een aanvraag, in drie exemplaren heeft ingediend. De aanvraag en het attest worden opgesteld volgens het model vastgesteld door de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie.
Het attest wordt uitgereikt binnen 8 dagen na de indiening van de aanvraag.
Art. 38.Per krediet, lening of voorschot, waarvoor een voordeel inzake economische expansie is aangevraagd, moeten de kredietinstellingen en -inrichtingen, alsook de administraties, openbare instellingen of organisaties die subsidies toekennen voor een bedrag hoger dan 2.000 euro vermeld in artikel 68 van de Codex, in principe, in het bezit zijn van slechts één attest.
De datum van de uitreiking van dat attest mag niet vroeger zijn dan één maand vóór de datum van de aanvraag tot verkrijging van het voordeel, noch later dan deze datum.
Er moet evenwel een nieuw attest worden voorgelegd wanneer de beslissing tot toekenning van het voordeel niet is genomen binnen zes maanden te rekenen van de datum van het attest.
Art. 39.Een exemplaar van het attest vermeld in artikel 68 van de Codex wordt door de bevoegde agent gezonden aan de overheid vermeld in de aanvraag van het attest.
Als uit het attest blijkt dat het bedrag van één of meerdere belastingen, al dan niet de toebehoren, verschuldigd is door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een voordeel inzake economische expansie heeft aangevraagd, bepaalt de beslissing tot toekenning van het voordeel dat de kredietinstelling of -inrichting, of de administraties, openbare instellingen of organisaties die subsidies toekennen voor een bedrag hoger dan 2.000 euro de fondsen niet geheel mag vrijgeven tenzij de belanghebbende zijn belastingschuld heeft betaald.
Art. 40.§ 1. Als uit het uitgereikte attest dat aan de kredietinstelling of -inrichting, of de administraties, openbare instellingen of organisaties die subsidies toekennen voor een bedrag hoger dan 2.000 euro wordt overgelegd blijkt dat een bedrag als belastingen of hun toebehoren verschuldigd in hoofde van de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een krediet, lening of voorschot is verleend waarvoor een voordeel inzake economische expansie is aangevraagd, worden de fondsen die afkomstig zijn van het krediet, de lening of het voorschot ten belope van dat bedrag niet vrijgegeven, op voorwaarde dat de belanghebbende natuurlijke persoon of rechtspersoon een attest overlegt waarin de bevoegde agent verklaart dat die belastingen en toebehoren betaald zijn.
Met instemming van de belastingplichtige mag de kredietinstelling of -inrichting deze fondsen evenwel rechtstreeks overmaken aan het bevoegde ontvangkantoor. § 2. In het geval vermeld in artikel 38, derde lid, moet de kredietinstelling of -inrichting met de gegevens van het nieuwe attest slechts rekening houden in zover de fondsen nog niet zijn vrijgegeven vóór het verstrijken van de in die bepaling vermelde termijn van zes maanden. HOOFDSTUK 6. - Sancties Afdeling 1. - Verlies van het recht op vertegenwoordiging
Art. 41.In het kader van de procedure bedoeld in artikel 80 van de Codex, kan de lasthebber zich door een advocaat laten bijstaan.
Proces-verbaal van het verhoor, zoals bedoeld in artikel 80, tweede lid van de Codex, wordt opgesteld. Het proces-verbaal wordt na lezing, ondertekend door de bevoegde agent en de lasthebber. Hun handtekening wordt voorafgegaan door de handgeschreven vermelding: "Gelezen en goedgekeurd". Indien de belanghebbende weigert om te ondertekenen, dan wordt daarvan melding gemaakt in het proces-verbaal met precisering van de redenen van weigering.
Een gewaarmerkte kopie van het proces-verbaal wordt ter kennis gebracht aan de lasthebber binnen de acht dagen na deze datum. Afdeling 2. - Administratieve sancties
Art. 42.De persoon aan wie een administratieve boete werd opgelegd in toepassing van Titel 2, Hoofdstuk 6, Afdeling 2 van de Codex kan schriftelijk zijn opmerkingen overmaken overeenkomstig de procedure van het prejudiciair beroep bedoeld in artikel 101 van de Codex.
In het kader van het prejudiciair beroep kan, indien de persoon dit wenst, in het voorkomend geval via zijn vertegenwoordiger of met de hulp van de gekozen persoon om te assisteren, gevraagd worden om gehoord te worden. Binnen de 30 dagen vanaf de ontvangst van het beroep door de gewestelijke fiscale administratie, bezorgt deze aan de overtreder de datum en plaats van de gevraagde hoorzitting.
TITEL 3. - Samenwerking tussen het Gewest en de gemeenten HOOFDSTUK 1. - Gemeentelijke opcentiemen op de gewestelijke belastingen
Art. 43.§ 1. Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente die de dienst van de gemeentelijke opcentiemen wenst te laten overnemen door het Gewest dient hiervoor de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie hiervan in kennis te stellen vóór 30 juni van het jaar dat voorafgaat aan het betrokken aanslagjaar waarvoor de gemeente wil dat de dienst wordt overgenomen. Deze kennisgeving wordt gedaan per aangetekend schrijven.
De kennisgeving bedoeld in het eerste lid bevat: 1° een kopie van de beslissing van de gemeenteraad zoals bedoeld in artikel 107, § 2, eerste lid, 4°, van de Codex;2° een dossier dat toelaat aan de gewestelijke fiscale administratie om een eerste onderzoek te verrichten om erop toe te zien dat de voorwaarden bepaald in artikel 107, § 2 van de Codex vervuld zullen zijn op het moment van inkohiering. § 2. Na het ontvangst van de kennisgeving bedoeld in paragraaf 1, nodigt de gewestelijke fiscale administratie de betrokken gemeente uit om hem te informeren over de modaliteiten van de overname van de dienst van de gemeentelijke opcentiemen.
Indien de gemeente de aanvraag schriftelijk doet, kan deze informatie ook gebeuren middels verzending van toelichtende stukken naar de gemeente.
Art. 44.In geval van de overname van de dienst door de gewestelijke fiscale administratie, stelt de gemeente alles in het werk om de overname van de dienst door de gewestelijke fiscale administratie te vergemakkelijken.
Wanneer een betwisting met betrekking tot de vaststelling, de inning of de invordering van de gemeentelijke opcentiemen voor een gerechtelijke instantie wordt gebracht, brengt de gewestelijke fiscale administratie de gemeente hiervan op de hoogte. De gewestelijke fiscale administratie maakt aan de gemeente een kopie van alle uitspaken van de gerechtelijke instanties over.
Art. 45.§ 1. Als de gemeenteraad één van zijn reglementen bedoeld in artikel 107, § 2, eerste lid, 3°, van de Codex, intrekt of, in het algemeen, in geval van de aanname door de gemeente van iedere handeling die een invloed kan hebben op de dienst van de gemeentelijke opcentiemen, dan dient de gemeente, dit onmiddellik mee te delen aan de gewestelijke fiscale administratie. § 2. De voormelde mededeling wordt gevolgd door de kennisgeving, per aangetekende brief, gericht aan de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie, van de beslissing tot intrekking of van de akte bedoeld in de eerste paragraaf. De gemeente is belast met deze kennisgeving.
Deze kennisgeving dient te worden gedaan binnen de 10 werkdagen vanaf de dag waarop de beslissing tot intrekking of de akte bedoeld in de eerste paragraaf werd aangenomen.
Art. 46.De kohieren van de gemeentelijke opcentiemen op de gewestelijke belastingen bedoeld in artikel 107 van de Codex, worden vastgesteld volgens de modaliteiten bepaald door de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie.
De opcentiemen worden verbonden aan de kohieren van het begrotingsjaar dat loopt op datum waarop ze uitvoerbaar worden verklaard; de belastingtarieven in verband met de respectieve aanslagjaren zijn van toepassing. HOOFDSTUK 2. - De overname van de dienst van de gemeentelijke belastingen
Art. 47.§ 1. Overeenkomstig artikel 109, § 1 van de Codex, stelt de gemeente de gewestelijke fiscale administratie in kennis van de beslissing van de gemeenteraad om de onderhandelingsprocedure op te starten voor het akkoordprotocol. Deze kennisgeving wordt gedaan per aangetekend schrijven gericht aan de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie.
Deze kennisgeving bevat een kopie van de beslissing van de gemeenteraad om de onderhandelingsprocedure op te starten en, in het voorkomend geval, een kopie van het gemeentelijk reglement die de belasting heeft ingesteld waarvoor de overname van de dienst is vooropgesteld.
Deze kennisgeving wordt gedaan uiterlijk op 30 juni van het jaar vóór het desbetreffende aanslagjaar vanaf wanneer de dienst van de gemeentelijke belasting zal worden verzekerd door de gewestelijke fiscale administratie, de poststempel geldt als datum. § 2. Het akkoordprotocol wordt gesloten ten laatste op de laatste dag van de vierde maand die voorafgaat aan het begin van de belastbare periode vanaf wanneer de dienst van de gemeentelijke belasting zal worden verzekerd door de gewestelijke fiscale administratie.
Het akkoordprotocol wordt ondertekend, voor wat betreft de gemeente, door het bevoegde orgaan op grond van de nieuwe gemeentewet van 24 juni 1988 en, voor wat betreft de gewestelijke fiscale administratie, door de Minister en door de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie. § 3. Eenmaal het akkoordprotocol werd gesloten in overeenstemming met de in paragraaf 2 bedoelde modaliteiten, stelt de gemeente de gewestelijke fiscale administratie in kennis van haar beslissing om de dienst, van de in het akkoordprotocol bedoelde gemeentelijke belasting, over te dragen naar de gewestelijke fiscale administratie.
Deze kennisgeving wordt gedaan per aangetekend schrijven gericht aan de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie.
Deze kennisgeving bevat een kopie van de beslissing van de gemeenteraad om de dienst van de gemeentelijke belasting naar de gewestelijke fiscale administratie over te dragen, alsook een kopie van het gemeentelijk reglement die de gemeentelijke belasting vaststelt waarvoor de overname van de voormelde dienst is bedoeld.
Deze kennisgeving wordt gedaan uiterlijk op de laatste dag van de maand die voorafgaat aan het begin van het belastbaar tijdperk vanaf wanneer de dienst van de gemeentelijke belasting zal worden verzekerd door de gewestelijke fiscale administratie, de poststempel geldt als datum. § 4. De beslissing van de Minister om een einde te stellen aan de overname van de dienst van een gemeentelijke belasting bedoeld in artikel 109, § 4 van de Codex, wordt ter kennis gegeven per aangetekend schrijven gericht aan de betrokken gemeente.
De beslissing van de gemeenteraad om een einde te stellen aan de overname van de dienst van een gemeentelijke belasting bedoeld in artikel 109, § 5, eerste lid van de Codex, wordt ter kennis gegeven door de gemeente. Deze beslissing wordt ter kennis gegeven per aangetekend schrijven gericht aan de Minister alsook aan de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie.
Art. 48.§ 1. Als de gemeenteraad één van zijn reglementen, bedoeld in artikel 47, § 3, tweede lid, en § 4, tweede lid, intrekt en, in het algemeen, in geval van aanname door de gemeente van iedere handeling die een invloed kan hebben op de dienst van de gemeentelijke belasting door de gewestelijke fiscale administratie, dan dient de gemeente, dit onmiddellijk mee te delen aan de gewestelijke fiscale administratie. § 2. De voormelde mededeling wordt gevolgd door de kennisgeving door de gemeente per aangetekend schrijven gericht aan de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie, van de beslissing tot intrekking of van de akte zoals bedoeld in de eerste paragraaf.
Deze kennisgeving dient te worden gedaan binnen de 10 werkdagen vanaf de dag waarop de beslissing tot intrekking of de handeling zoals bedoeld in de eerste paragraaf werden aangenomen. HOOFDSTUK 3. - De overname van de dienst van de gemeentelijke premies
Art. 49.§ 1. Overeenkomstig artikel 115, § 1 van de Codex, stelt de gemeente de gewestelijke fiscale administratie in kennis van de beslissing van de gemeenteraad om de onderhandelingsprocedure op te starten voor een akkoordprotocol. Deze kennisgeving wordt gedaan per aangetekend schrijven gericht aan de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie.
Deze kennisgeving bevat een kopie van de beslissing van de gemeenteraad om de onderhandelingsprocedure op te starten en, in het voorkomend geval, een kopie van het gemeentelijk reglement die de premie heeft ingesteld waarvoor de overname van de dienst is vooropgesteld door de gewestelijke fiscale administratie.
Deze kennisgeving wordt gedaan uiterlijk op 30 juni van het jaar vóór het desbetreffende jaar vanaf wanneer de dienst van de gemeentelijke premie zal worden verzekerd door de gewestelijke fiscale administratie, de poststempel geldt als datum. § 2. Het akkoordprotocol wordt ondertekend, voor wat betreft de gemeente, door het bevoegde orgaan op grond van de nieuwe gemeentewet van 24 juni 1988 en, voor wat betreft de gewestelijke fiscale administratie, door de Minister en door de directeur-generaal. § 3. Eenmaal het akkoordprotocol werd gesloten in overeenstemming met de in paragraaf 2 bedoelde modaliteiten, brengt de gemeente de gewestelijke fiscale administratie in kennis van haar beslissing om de dienst, van de in het akkoordprotocol bedoelde gemeentelijke premie, over te dragen naar de gewestelijke fiscale administratie. Deze kennisgeving wordt gedaan per aangetekend schrijven gericht aan de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie.
Deze kennisgeving bevat een kopie van de beslissing van de gemeenteraad om de dienst van de gemeentelijke premie naar de gewestelijke fiscale administratie over te dragen, alsook een kopie van het gemeentelijk reglement die de gemeentelijke premie vaststelt waarvoor de overname van de voormelde dienst is bedoeld. § 4. De beslissing van de Minister om een einde te stellen aan de overname van de dienst van een gemeentelijke premie zoals bedoeld in artikel 115, § 4, eerste lid van de Codex, wordt ter kennis gegeven per aangetekend schrijven gericht aan de betrokken gemeente.
De beslissing van de gemeenteraad om een einde te stellen aan de overname van de dienst van een gemeentelijke premie zoals bedoeld in artikel 115, § 5, eerste lid van de Codex, wordt ter kennis gegeven door de gemeente. Deze beslissing wordt ter kennis gegeven per aangetekend schrijven gericht aan de Minister alsook aan de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie.
Art. 50.§ 1. Als de gemeenteraad één van zijn reglementen, bedoeld in artikel 49, § 3, tweede lid, intrekt of, in het algemeen, in geval van de aanname door de gemeente van iedere handeling die een invloed kan hebben op de dienst van de gemeentelijke premie door de gewestelijke fiscale administratie, dan dient de gemeente, dit onmiddellijk mee te delen aan de gewestelijke fiscale administratie. § 2. De voormelde mededeling wordt gevolgd door de kennisgeving, per aangetekend schrijven door de gemeente gericht aan de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie, van de beslissing tot intrekking of van de akte bedoeld in de eerste paragraaf.
Deze kennisgeving dient te worden gedaan binnen de 10 werkdagen vanaf de dag waarop de beslissing tot intrekking of de akte zoals bedoeld in de eerste paragraaf werden aangenomen. HOOFDSTUK 4. - De gedwongen invordering van bedragen verschuldigd aan de gemeenten
Art. 51.Overeenkomstig artikel 118, § 1, vierde lid van de Codex, kunnen de bedragen die verschuldigd zijn aan de gemeenten worden ingevorderd overeenkomstig de bepalingen van Titel 2, Hoofdstuk 4 van dit besluit, alsook van Titel 2, Hoofdstuk 4 van de Codex en van afdeling 3 van Hoofdstuk 5 van titel 2 van de Codex.
Art. 52.§ 1. Overeenkomstig artikel 118, § 2, tweede lid van de Codex, stelt de gemeente de gewestelijke fiscale administratie in kennis van de beslissing van de gemeenteraad om de onderhandelingsprocedure op te starten voor het akkoordprotocol. Deze kennisgeving wordt gedaan per aangetekend schrijven gericht aan de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie.
Deze kennisgeving bevat een kopie van de beslissing van de gemeenteraad om de onderhandelingsprocedure op te starten. § 2. Het akkoordprocotol wordt ondertekend, voor wat betreft de gemeente, door het bevoegde orgaan op grond van de nieuwe gemeentewet van 24 juni 1988 en, voor wat betreft de gewestelijke fiscale administratie, door de Minister en door de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie. § 3. Eenmaal het akkoordprotocol werd gesloten in overeenstemming met de in paragraaf 2 bedoelde modaliteiten, stelt de gemeente de gewestelijke fiscale administratie in kennis van haar beslissing om de gedwongen invordering van de bedragen die aan de gemeente verschuldigd zijn toe te vertrouwen aan de gewestelijke fiscale administratie. Deze kennisgeving wordt gedaan per aangetekend schrijven gericht aan de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie.
Deze kennisgeving bevat een kopie van de beslissing van de gemeenteraad om de gedwongen invordering van de bedragen die aan de gemeente verschuldigd zijn toe te vertrouwen aan de gewestelijke fiscale administratie. § 4. De beslissing van de Minister om een einde te stellen aan de overname van de gedwongen invordering van de bedragen die verschuldigd zijn aan de gemeente, zoals bedoeld in artikel 118, § 5, eerste lid van de Codex, wordt ter kennis gegeven per aangetekend schrijven gericht aan de gemeenteraad van de betrokken gemeente.
De beslissing van de gemeenteraad om een einde te stellen aan de overname, door de gewestelijke fiscale administratie, van de gedwongen invordering van de bedragen die verschuldigd zijn aan de gemeente zoals bedoeld in artikel 118, § 6, eerste lid van de Codex, wordt ter kennis gegeven door de gemeente. Deze beslissing wordt ter kennis gegeven per aangetekend schrijven gericht aan de Minister alsook aan de directeur-generaal van de gewestelijke fiscale administratie.
TITEL 4. - Werking van de gewestelijke fiscale administratie HOOFDSTUK 1. - Wederzijdse bijstand tussen lidstaten inzake invordering
Art. 53.§ 1. Geen administratieve boete kan worden opgelegd door toepassing van artikel 119, § 3 van de Codex wanneer de betrokken persoon zijn zwijgrecht en het niet deelnemen aan zelfincriminatie inroept, zoals afgeleid uit artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, ondertekend op 4 november 1950, te Rome. § 2. De schaal van administratieve geldboetes wordt vastgesteld als volgt: - 1ste inbreuk: 10.000 euro; - 2de inbreuk: 25.000 euro; - volgende inbreuken: 50.000 euro.
In afwijking van het eerste lid, als de overtreder bewijst dat de inbreuk manifest niet toe te schrijven is aan de kwader trouw of de intentie tot ontwijking van de belasting of het belemmeren van zijn invordering, wordt de boete vastgesteld overeenkomstig de volgende schaal: - 1ste inbreuk: 125 euro; - 2de inbreuk: 1.000 euro; - volgende inbreuken : 1.500 euro.
In afwijking van het eerste en het tweede lid, als de overtreder bewijst dat de inbreuk het gevolg is van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil, wordt de boete geannuleerd. § 3. Er is een tweede inbreuk of volgende inbreuk als, op het moment waarop een nieuwe inbreuk is gepleegd door een overtreder, de overtreder in kennis werd gesteld van de administratieve boete die de voorgaande inbreuk heeft gesanctioneerd.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt geacht, op weerlegbare wijze, dat de overtreder kennis heeft genomen van een administratieve boete, de zevende dag die volgt op de datum van de verzending van de beslissing, zoals blijkt uit de kennisgevingsbrief van de beslissing tot oplegging van de administratieve boete. § 4. De beslissing waarbij de voornoemde boete wordt opgelegd, wordt per aangetekend schrijven verstuurd aan de overtreder.
De beslissing vermeldt de naam en het rekeningnummer van het Gewest op dewelke de betaling dient te worden uitgevoerd. HOOFDSTUK 2. - Elektronisch beheer
Art. 54.De geadresseerde van de documenten uitgaande van de gewestelijke fiscale administratie kan kiezen om deze documenten uitsluitend te ontvangen via een platform aangeduid door de gewestelijke fiscale administratie.
Deze keuze moet worden meegedeeld via het platform aangeduid door de gewestelijke fiscale administratie.
De geadresseerde kan, op elk moment, deze verklaring intrekken of kan vragen voor het gebruik van nieuwe contactgegevens. Deze intrekking of deze vraag is evenwel enkel tegenstelbaar aan de gewestelijke fiscale administratie vanaf de één-en-dertigste dag die volgt op de datum van het ontvangstbewijs afkomstig van de gewestelijke fiscale administratie.
Art. 55.Het in artikel 121 van de Codex bedoelde elektronisch dossierbeheer gebeurt via de informatica-applicaties geïmplementeerd bij de gewestelijke fiscale administratie.
De beveiliging van de registratie, de bewaring, het hergebruik en de verzending van persoonsgegevens verkregen door de gewestelijke fiscale administratie gebeurt in overeenstemming met de Verordening 2016/679/EU van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
Art. 56.De gewestelijke fiscale administratie mag, overeenkomstig artikel 122 van de Codex, documenten elektronisch ondertekenen met behulp van de e-ID, of gelijkaardige toepassingen van de persoon die het document ondertekent.
De gewestelijke fiscale administratie mag de belastingplichtige de mogelijkheid bieden om documenten te ondertekenen met een elektronische handtekening. Deze handtekening gebeurt bij wijze van de e-ID, of gelijkaardige toepassingen van de betrokken belastingplichtige De procedures voor bovengenoemde elektronische handtekeningen zullen worden ingebouwd in de informatica-applicaties bedoeld in vorig artikel.
De elektronische handtekening moet niet gecertificeerd zijn om geldig te zijn in het kader van het functioneren van de gewestelijke fiscale administratie, tenzij de elektronische handtekening ernstige aanwijzingen bevat van identiteitsdiefstal of vervalsing.
Art. 57.Indien een artikel van dit besluit voorziet in de verzending bij aangetekende zending, dan kan de Minister in de mogelijkheid van verzending per elektronisch aangetekende zending voorzien.
TITEL 5. - Wijzigings- en inwerkingtredingsbepalingen
Art. 58.In de artikelen 6 en 7 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 februari 2018 tot uitvoering van de ordonnantie van 23 november 2017 houdende wetgevende aanpassingen met het oog op de overname van de dienst onroerende voorheffing door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, worden de woorden "drieënnegentig dagen" vervangen door de woorden "186 dagen".
Art. 59.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019.
In afwijking van het eerste lid, hebben artikel 37, Hoofdstuk 4 van Titel 2 en Hoofdstuk 6 van Titel 2 en de Titel 4 uitwerking met ingang van 19 maart 2019.
In afwijking van de voorgaande leden treedt artikel 10 in werking op de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van dit besluit.
Brussel, 24 juni 2021.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President, R. VERVOORT De Minister van Financiën, S. GATZ