Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 03 december 2015
gepubliceerd op 17 december 2015

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een opvolgings- en rapporteringshulpmiddel ter bepaling van de reële kostprijs van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot opheffing van het besluit van 22 januari 2009 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2015031853
pub.
17/12/2015
prom.
03/12/2015
ELI
eli/besluit/2015/12/03/2015031853/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 DECEMBER 2015. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een opvolgings- en rapporteringshulpmiddel ter bepaling van de reële kostprijs van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot opheffing van het besluit van 22 januari 2009 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


De Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Gelet op de ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid, artikelen 18, § 6, 38, § 1, en 58;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 januari 2009 tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 16 juni 2015;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 2 juli 2015;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 7 september 2015;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, via het Comité van watergebruikers, gegeven op 9 september 2015;

Gelet op de gendertest uitgevoerd op 21 september 2015 overeenkomstig de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het advies nr. 58.318/1 van de Raad van State, gegeven op 17 november 2015, in toepassing van artikel 84, § 1, alinea 1, 2°, van de Wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Minister bevoegd voor het Waterbeleid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Voorafgaande bepalingen Afdeling 1. - Voorwerp

Artikel 1.Het huidige besluit beoogt de door de wateractoren toe te passen regels vast te stellen om de reële kostprijs van het water te bepalen, zoals vastgelegd in artikel 38 van de ordonnantie. Afdeling 2. - Definities

Art. 2.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder: - 1° "ordonnantie": de ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid; - 2° "wateractoren": de rechtspersonen die in welke hoedanigheid tussenkomen in het beheer van de waterkringloop in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ; - 3° "Interact (of "I/Act" afgekort)": de verzamelnaam die gebruikt wordt om over de financiële stromen tussen de wateractoren te praten; - 4° "productie": de onttrekking, de behandeling, het transport en het vervoer van drinkwater gewonnen in of buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de opslag van dit water bestemd voor menselijke consumptie, voor zover het geleverd is of bedoeld is om geleverd te worden door een openbaar distributienet. Het einde van de productieactiviteit wordt vastgesteld op de hoofdmeter van de distributie en valt samen met het begin van het distributienet; - 5° "distributie": de distributie van drinkwater bestemd voor menselijke consumptie evenals het operationeel geïntegreerd beheer van de infrastructuren voor die waterdistributie; - 6° "voorziening": de voorzieningsdienst omvat de zogenaamde productie- en distributieactiviteiten, zoals deze gedefinieerd worden in de zin van onderhavig besluit; - 7° "opvang": het concept, de opzet en het beheer van de infrastructuren voor de opvang van stedelijk afvalwater, de bufferopslag en de regulering van de stromen, met name de werken en infrastructuren waarvan het debiet bij droog weer gelijk is aan nul; - 8° "zuivering": het concept, de opzet en het beheer van de infrastructuren voor de behandeling van stedelijk afvalwater; - 9° "sanering": de saneringsdienst omvat de zogenaamde opvang- en zuiveringsactiviteiten, zoals deze gedefinieerd worden in de zin van onderhavig besluit; - 10° "omzet": het bedrag van de verkopen en de verlening van diensten aan de eindverbruiker en in verband met de verrichte productie, distributie, opvang en zuivering. De belasting over de toegevoegde waarde en de andere belastingen die direct verbonden zijn aan de omzet, zijn niet in dit bedrag begrepen. Dit bedrag houdt alleen rekening met de daadwerkelijke geleverde prestaties; bijgevolg worden de aan de eindverbruikers gerichte factureringen met betrekking tot nog niet verrichte prestaties niet bij de omzet meegeteld. Het neemt echter wel de daadwerkelijk geleverde prestaties die nog niet gefactureerd werden, mee in aanmerking. - 11° "vaste activa": bedrijfsinvesteringen eigen aan elke activiteit buiten de activa bestemd voor functionele diensten die in het algemeen gemeenschappelijk zijn voor de voorzienings- en saneringsdiensten; - 12° "exploitatiepersoneel": het personeel bestemd voor de activiteit op het terrein tegenover het personeel van de functionele diensten werkend voor de voorzienings- en saneringsdiensten; - 13° "koninklijk besluit van 30 januari 2001": het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen; - 14° "het Instituut": het Brussels Instituut voor Milieubeheer, opgericht door het koninklijk besluit van 8 maart 1989; - 15° "rapportering": alle gegevens die aan het Instituut meegedeeld moeten worden door de wateractoren zoals bepaald en uitdrukkelijk geformuleerd in het huidige besluit; - 16° "rechtstreekse kosten": de kosten die rechtstreeks verband houden met één enkele activiteit (productie, distributie, opvang, zuivering, aanverwant) en die niet het voorwerp moeten uitmaken van een verdeling over deze verschillende activiteiten; - 17° "onrechtstreekse kosten": de kosten die verband houden met meer dan één activiteit (productie, distributie, opvang, zuivering, aanverwant) en die verdeeld moeten worden over de desbetreffende activiteiten, zoals bepaald bij artikel 5 van het huidige besluit; - 18° "prestatie-indicatoren": de meetbare elementen die de jaarlijkse verbetering of verslechtering van een factor in kwalitatief of kwantitatief opzicht kunnen bevestigen. De prestatie-indicatoren of kortweg 'KPI' worden in de bijlage voorgesteld en worden op jaarbasis berekend; - 19° "bijdrage": de door de wateractoren ontvangen inkomsten uit de aan de eindverbruikers bezorgde facturen en de met de zelfproducenten ondertekende saneringscontracten in overeenstemming met artikel 36, § 4, van de ordonnantie; - 20° "huishoudelijke sector": sector waarvoor het waterverbruik verband houdt met gezinnen en het voorwerp uitmaakt van een progressieve tarifering; - 21° "professionele sector": sector die het verbruik omvat van de bedrijven alsook het verbruik van het door de zelfproducenten gewonnen water in het kader van hun professionele activiteiten; - 22° "verbruik van de bedrijven": verbruik van de professionele sector, wat de sociaaleconomische activiteiten van de primaire en/of secundaire en/of tertiaire sector omvat; - 23° "zelfproducent": natuurlijke of rechtspersoon die rechtstreeks water verbruikt, dat verkregen werd door oppomping uit de grondwaterlaag, zoals gedefinieerd bij artikel 5, 60° van de ordonnantie; - 24° "verbruikte volumes": volumes drinkwater die in de loop van het respectieve boekjaar verdeeld worden door de wateractor belast met de distributie aan de eindverbruikers van de huishoudelijke en/of professionele sector; - 25° "geloosde volumes": volumes water die verdeeld en geloosd worden door de huishoudelijke en/of professionele sector in het gemeentelijke leidingnet dat beheerd wordt door de wateractor die instaat voor de opvang; - 26° "behandelde volumes": volumes water behandeld door de met de zuivering belaste wateractoren; - 27° "aanpassing voor vervuilende belasting": terugbetaling of te betalen toeslag aan/door natuurlijke of rechtspersonen die op forfaitaire en/of reële basis onderworpen zijn aan de gewestelijke zuiveringsretributie zoals gedefinieerd in bijlage 3 van het beheerscontract tussen de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer; - 28° "RWZI": de afkorting die gebruikt wordt om een openbare zuiveringsinstallatie aan te duiden; - 29° "EBC": de Europese vergelijkende samenwerking (European Benchmarking Co-operation - EBC) is een initiatief op vrijwillige basis zonder winstoogmerk ter verrichting van een voor de watersector bestemde, internationale vergelijkende analyse; - 30° "leidingwaterbesluit": het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijk Regering van 24 januari 2002 betreffende de kwaliteit van het leidingwater; - 31° "aanverwante activiteit": elke andere activiteit die door de wateractoren wordt uitgeoefend, naast de productie en/of de distributie en/of de opvang en/of de zuivering. - 32° "reële kostprijs van het water": de totaliteit van de kosten van de waterdiensten, ten einde rekening te kunnen houden met het beginsel van terugwinning van de kosten. Afdeling 3. - Algemene beginselen

Art. 3.§ 1. Dit besluit omschrijft de toe te passen regels voor de uitwerking van een rapportering per activiteit (productie, distributie, opvang, zuivering en aanverwante activiteiten). § 2. Elke wateractor bezorgt het Instituut de in het huidige besluit vastgelegde rapportering voor de activiteiten die hem aanbelangen. § 3. De bezorging zal uitsluitend gebeuren via de door het Instituut ter beschikking gestelde informaticatool en in overeenstemming met de bepalingen van het huidige besluit. § 4. Elke wateractor laat de rapporteringen bevestigen door een erkende bedrijfsrevisor. Deze laatste vergewist zich van de overeenstemming tussen de analytische en de algemene boekhouding in de rapportering. § 5. Het Instituut behoudt een controlebevoegdheid over de tool en de toegepaste berekeningsmethoden krachtens artikel 38 van de ordonnantie en neemt de consolidatie van de bezorgde rapporteringen voor zijn rekening ter bepaling van de reële kostprijs van het water. Hiertoe zullen de bezorgde gegevens onderworpen kunnen worden aan een externe audit die zich over de gegrondheid zal uitspreken van de ingevoerde eigen methodologie van elke wateractor.

Art. 4.De aan de wateractoren opgelegde rapporteringen omvatten: - een detail van de rechtstreekse kosten per activiteit (productie, distributie, opvang, zuivering, aanverwant) met identificatie van de interacts, - een detail van de over alle activiteiten verdeelde onrechtstreekse kosten, - een detail van de interactstromen, - een detail van de bijdragen, - een detail waarmee de terugwinningspercentages van de kosten berekend kunnen worden, - een vijfjarig prospectief investerings- en financieringsplan, - alsook een met de prestatie-indicatoren verband houdende bijlage.

De interactstromen zullen geëlimineerd worden bij de door het Instituut verrichte consolidatie.

Art. 5.§ 1. De onrechtstreekse kosten zullen verdeeld worden over de productie-, distributie-, opvang-, zuiverings- en alle overige aanverwante activiteiten op basis van: - door de wateractoren voorgestelde, relevante verdeelsleutels. Deze moeten in de bijlage bij de rapportering gerechtvaardigd en door het Instituut gevalideerd worden. - Zo niet, zal er een algemene verdeelsleutel bepaald worden vanaf de volgende gewogen parameters: o omzet: 25%; o vaste activa (in nettowaarde): 15%; o door het rechtstreekse bedrijfspersoneel gepresteerde uren: 60%. § 2. De tijdens het eerste boekjaar door de wateractoren voorgestelde verdeelsleutels zullen als referentiesleutels gebruikt worden voor de daaropvolgende boekhoudplannen. Daarna zal elke wijziging van één van deze verdeelsleutels van het ene op het andere jaar altijd gemotiveerd en gerechtvaardigd moeten worden.

Art. 6.De gegevens in verband met de kostprijs van de door de wateractoren geleverde goederen en diensten worden tegen hun aanschaffingswaarde in de rapportering opgenomen. HOOFDSTUK 2. - Rapportering "Voorziening" Afdeling 1. - Algemeen beginsel

Art. 7.Elke wateractor die een activiteit uitoefent, die direct of indirect verband houdt met de voorziening van drinkwater voor rekening van een andere wateractor, stelt jaarlijks een rapportering op, eigen aan zijn voorzieningsactiviteit, in overeenstemming met de bepalingen opgenomen bij de afdelingen 2, 3, 4 en 5 van het huidige hoofdstuk Afdeling 2. - Evaluatieregels

Art. 8.De evaluatieregels die de opstelling van een rapportering "Voorziening" beheren, vloeien voort uit de toepassing van de geldende bepalingen van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen en stemmen overeen met de regels bepaald in artikel 9 van dit besluit.

Art. 9.§ 1. In bijlage Ap1 wordt de manier voorgesteld, waarop de materiële en immateriële vaste activa geboekt moeten worden. § 2. De afschrijvingen van de materiële en immateriële vaste activa worden berekend op basis van de door elk van de wateractoren vastgelegde methoden. De vastgelegde aflossingsregels zullen in overeenstemming zijn met het boekhoudkundig recht en zullen gerechtvaardigd worden in de bijlage bij de rapportering. § 3. De tijdens het eerste boekjaar door de wateractoren voorgestelde aflossingsregels zullen als referentieregels gebruikt worden voor de daaropvolgende rapporteringen. Daarna zal elke wijziging van één van deze regels van het ene op het andere jaar altijd gemotiveerd en gerechtvaardigd moeten worden. § 4. Op 1 januari 2016 worden de in § 2 van dit artikel vastgestelde nieuwe aflossingsregels van toepassing op de vaste activa die bestaan tijdens de residuaire aflossingsduur, rekening houdend met de brutowaarde van de niet-gerevalueerde activa zoals vastgesteld op 31 december 2015.

Art. 10.Het boeken van rechtstreekse kosten die niet onder investerings- of exploitatiekosten, subrubriek "andere lasten" vallen, moet in de bijlage bij de rapportering gemotiveerd en gerechtvaardigd worden.

Art. 11.Dubieuze vorderingen worden van de overige commerciële vorderingen gescheiden en maken het voorwerp uit van een waardevermindering bepaald op basis van het bedrag van de facturen die in de loop van het boekjaar als oninvorderbaar werden geboekt. Deze waardevermindering wordt jaarlijks op basis van dezelfde criteria aangepast. Afdeling 3. - Stramien van de rapportering "Voorziening"

Art. 12.De rapportering "Voorziening" is de consolidatie van de rapporteringen voor de productie- en distributieactiviteiten in overeenstemming met het bij artikel 13 van dit besluit voorziene schema.

Art. 13.De rapportering "Voorziening" ziet er als volgt uit:

1. Investeringskosten:


a.Afschrijvingen


2. Exploitatie- en infrastructuurkosten:


a.Technische prestaties:


i.Werkuren ii.Gebruik van werfmachines iii.Onderaanneming - Bedrag I/Act - Bedrag zonder I/Act iv.Energie v.Grondstoffen en materialen vi.Gebouwkosten vii.Transport en logistiek viii.Opslag ix.Nuttige toepassing van het afval (-)

b. Opmetingskosten

c.Retributie van de gemeenten


3. Andere lasten


a.Belasting

b. Andere


4.Kosten voor het milieu en de bron


Rechtstreekse reële kostprijs van de dienst

Te elimineren kostprijs I/Act

Rechtstreekse reële kostprijs van de dienst na eliminatie I/Act

Rechtstreekse reële kostprijs van de activiteit uitgedrukt in €/verdeelde m®


5. Door de verbruiker gedragen, maar niet in de reële kostprijs van het water inbegrepen kosten


a.Dubieuze vorderingen

b. Sociaal fonds

c.Internationale solidariteit


Afdeling 4. - Stramien van de rapportering "Productie"

Art. 14.De rapportering "Productie" wordt opgesteld door de wateractoren die een activiteit uitoefenen, die verband houdt met de productie voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in overeenstemming met het bij artikel 15 van dit besluit voorziene schema. De inhoud van de posten van de rapportering "Productie" wordt bepaald in bijlage Ap2a.

Art. 15.De rapportering "Productie" moet afzonderlijk verricht worden voor - de winningsactiviteiten; - de transport- en opslagactiviteiten; - de verdeelactiviteiten; en ziet er als volgt uit:

1. Investeringskosten:


a.Afschrijvingen


2. Exploitatie- en infrastructuurkosten:


a.Technische prestaties:


i.Werkuren ii.Gebruik van werfmachines iii.Onderaanneming - Bedrag I/Act - Bedrag zonder I/Act iv.Energie v.Grondstoffen en materialen vi.Gebouwkosten vii.Transport en logistiek viii.Opslag ix.Nuttige toepassing van het afval (-)

3. Andere lasten


a.Belasting

b. Andere


4.Kosten voor het milieu en de bron


Rechtstreekse reële kostprijs van de activiteit

Te elimineren kostprijs I/Act


Rechtstreekse reële kostprijs van de activiteit

Te elimineren kostprijs I/Act

Rechtstreekse reële kostprijs van de activiteit na eliminatie I/Act

Rechtstreekse reële kostprijs van de activiteit uitgedrukt in €/geproduceerde m®


Afdeling 5. - Stramien van de rapportering "Distributie"

Art. 16.De rapportering "Distributie" wordt opgesteld door de wateractoren die een activiteit uitoefenen, die verband houdt met de distributie van drinkwater in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in overeenstemming met het bij artikel 17 van dit besluit voorziene schema. De inhoud van de posten van de rapportering "Distributie" wordt bepaald in bijlage Ap2b.

Art. 17.De rapportering "Distributie" ziet er als volgt uit:

1. Investeringskosten:


a.Afschrijvingen


2. Exploitatie- en infrastructuurkosten:


a.Technische prestaties:


i.Werkuren ii.Gebruik van werfmachines iii.Onderaanneming - Bedrag I/Act - Bedrag zonder I/Act iv.Energie v.Grondstoffen en materialen vi.Gebouwkosten vii.Transport en logistiek viii.Opslag ix.Nuttige toepassing van het afval (-)

b. Opmetingskosten

c.Retributie van de gemeenten


3. Andere lasten


a.Belasting

b. Andere


4.Kosten voor het milieu en de bron


Rechtstreekse reële kostprijs van de activiteit

Te elimineren kostprijs I/Act

Rechtstreekse reële kostprijs van de activiteit na eliminatie I/Act

Rechtstreekse reële kostprijs van de activiteit uitgedrukt in €/verdeelde m®


HOOFDSTUK 3. - Rapportering "Sanering" Afdeling 1. - Algemeen beginsel

Art. 18.Elke wateractor die een activiteit uitoefent, die verband houdt met de sanering van stedelijk afvalwater, stelt jaarlijks een rapportering op, eigen aan zijn saneringsactiviteit, in overeenstemming met de bepalingen opgenomen bij de afdelingen 2, 3, 4 en 5 van het huidige hoofdstuk. Afdeling 2. - Evaluatieregels

Art. 19.De evaluatieregels die de opstelling van de rapportering "Sanering" beheren, vloeien voort uit de toepassing van de geldende bepalingen van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen en stemmen overeen met de regels bepaald in artikel 20 van dit besluit.

Art. 20.§ 1. In bijlage As1 wordt de manier voorgesteld, waarop de materiële en immateriële vaste activa geboekt moeten worden. § 2. De afschrijvingen van de materiële en immateriële vaste activa worden berekend op basis van de door elk van de wateractoren vastgelegde methoden. De vastgelegde aflossingsregels zullen in overeenstemming zijn met het boekhoudkundig recht en zullen gerechtvaardigd worden in de bijlage bij de rapportering. § 3. De tijdens het eerste boekjaar door de wateractoren voorgestelde aflossingsregels zullen als referentieregels gebruikt worden voor de daaropvolgende rapporteringen. Daarna zal elke wijziging van één van deze regels van het ene op het andere jaar altijd gemotiveerd en gerechtvaardigd moeten worden. § 4. Op 1 januari 2016 worden de in § 2 van dit artikel vastgestelde nieuwe aflossingsregels van toepassing op de vaste activa die bestaan tijdens de residuaire aflossingsduur, rekening houdend met de brutowaarde van de niet-gerevalueerde activa zoals vastgesteld op 31 december 2015.

Art. 21.Het boeken van rechtstreekse kosten die niet onder investerings- of exploitatiekosten, subrubriek "andere lasten" vallen, moet in de bijlage bij de rapportering gemotiveerd en gerechtvaardigd worden. Afdeling 3. - Stramien van de rapportering "Sanering"

Art. 22.De rapportering "Sanering" is de consolidatie van de rapporteringen voor de opvang- en zuiveringsactiviteiten in overeenstemming met het bij artikel 24 van dit besluit voorziene schema.

Art. 23.In overeenstemming met het dienstencontract voor sanering van 21 december 2007 tussen de BMWB en AQUAFIN wordt er rekening gehouden met de kosten van de saneringsactiviteit tussen het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De bijdrage van elk gewest is verdeeld op basis van de verdeelsleutels van de kosten voor de werken voor de sanering van het deelstroomgebied `Noord' (Zenne en Woluwe) en het deelstroomgebied `Zuid'. - Voor het deelstroomgebied `Noord' : het Vlaams Gewest is verschuldigd aan het Brussel Hoofdstedelijk Gewest van 15,7% van de totale kosten voor de sanering van dit deelstroomgebied; - Voor het deelstroomgebied `Zuid' : het Vlaams Gewest is verschuldigd aan het Brussel Hoofdstedelijk Gewest van 11,68% van de totale kosten voor de sanering van dit deelstroomgebied.

Art. 24.De rapportering "Sanering" ziet er als volgt uit:

1. Investeringskosten:


a.Afschrijvingen


2. Exploitatie- en infrastructuurkosten:


a.Technische prestaties:


i.Werkuren ii.Gereedschap en gebruik van werfmachines iii.Onderaanneming - Bedrag I/Act - Bedrag zonder I/Act iv.Energie v.Grondstoffen en reagentia vi.Afvoer van slib vii.Gebouwkosten viii.Afval zonder slib ix.Nuttige toepassing van het afval (-)

b. Retributie van de gemeenten


3.Andere lasten


a. Belasting

b.Andere


4. Kosten voor het milieu en de bron


Rechtstreekse reële kostprijs van de dienst

Te elimineren kostprijs I/Act

Rechtstreekse reële kostprijs van de dienst na eliminatie I/Act

Rechtstreekse reële kostprijs van de dienst uitgedrukt in €/geloosde m®


Afdeling 4.- Stramien van de rapportering "Opvang"

Art. 25.De rapportering "Opvang" wordt opgesteld door de wateractoren die een activiteit uitoefenen, die verband houdt met de opvang van stedelijk afvalwater in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in overeenstemming met het bij artikel 26 van dit besluit voorziene schema en onverminderd artikel 23 van dit besluit.

De inhoud van de posten van de rapportering "Opvang" wordt bepaald in bijlage As2a.

Art. 26.De rapportering "Opvang" moet afzonderlijk verricht worden voor - de infrastructuren voor bufferopslag en regulering van de stromen; - de riolen en collectoren; en ziet er als volgt uit:

1. Investeringskosten:


a.Afschrijvingen


2. Exploitatie- en infrastructuurkosten:


a.Technische prestaties:


i.Werkuren ii.Gebruik van werfmachines iii.Onderaanneming - Bedrag I/Act - Bedrag zonder I/Act iv.Energie v.Grondstoffen vi.Afvoer van slib vii.Gebouwkosten viii.Afval zonder slib ix.Nuttige toepassing van het afval (-)

b. Retributie van de gemeenten


3.Andere lasten


a. Belasting

b.Andere


4. Kosten voor het milieu en de bron


Rechtstreekse reële kostprijs van de activiteit

Te elimineren kostprijs I/Act

Rechtstreekse reële kostprijs van de activiteit na eliminatie I/Act

Rechtstreekse reële kostprijs van de activiteit uitgedrukt in €/geloosde m®


Afdeling 5.- Stramien van de rapportering "Zuivering"

Art. 27.De rapportering "Zuivering" wordt opgesteld door de wateractoren die een activiteit uitoefenen, die verband houdt met de zuivering van het stedelijk afvalwater van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in overeenstemming met het bij artikel 28 van dit besluit voorziene schema en onverminderd artikel 23 van dit besluit.

De inhoud van de posten van de rapportering "Zuivering" wordt bepaald in bijlage As2b.

Art. 28.De rapportering "Zuivering" moet opgesteld worden voor elke zuiveringsinstallatie en ziet er als volgt uit:

1. Investeringskosten:


a.Afschrijvingen


2. Exploitatie- en infrastructuurkosten:


a.Technische prestaties: Behandeling van het water


i.Werkuren ii.Gereedschap en gebruik van werfmachines iii.Onderaanneming - Bedrag I/Act - Bedrag zonder I/Act iv.Energie v.Grondstoffen en reagentia vi.Gebouwkosten vii.Afval zonder slib viii.Nuttige toepassing van het afval (-)

b. Technische prestaties: Behandeling en wegvoering van het slib


i.Werkuren ii.Gereedschap en gebruik van werfmachines iii.Onderaanneming - Bedrag I/Act - Bedrag zonder I/Act iv.Energie v.Grondstoffen en reagentia vi.Gebouwkosten vii.Afval zonder slib viii.Nuttige toepassing van het afval (-)

3. Andere lasten


a.Belasting

b. Andere


4.Kosten voor het milieu en de bron


Rechtstreekse reële kostprijs van de activiteit

Te elimineren kostprijs I/Act

Rechtstreekse reële kostprijs van de activiteit na eliminatie I/Act

Rechtstreekse reële kostprijs van de activiteit uitgedrukt in €/behandelde m®


HOOFDSTUK 4. - Onrechtstreekse kosten Afdeling 1. - Algemeen beginsel

Art. 29.Naast de rapporteringen in verband met de rechtstreekse kosten, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van onderhavig besluit, stelt elke actor ook een rapportering van de door hem gedragen onrechtstreekse kosten op, evenals van de parameters waarmee de verdeelsleutels bepaald kunnen worden, zoals vastgelegd bij artikel 5 van het huidige besluit. Afdeling 2. - Evaluatieregels

Art. 30.De door de wateractoren meegedeelde onrechtstreekse kosten worden opgenomen ten belope van het bedrag van de onrechtstreekse kosten die aan de periode toegewezen kunnen worden, waarvoor de rapportering wordt opgesteld.

Art. 31.Het Instituut telt alle onrechtstreekse kosten op en verdeelt deze over alle activiteiten in overeenstemming met de regel die bij artikel 5 van onderhavig besluit bepaald werd. Afdeling 3. - Stramien van de rapportering "Onrechtstreekse kosten"

Art. 32.De rapportering "Onrechtstreekse kosten" wordt opgemaakt per activiteit door alle wateractoren die onrechtstreekse kosten te dragen hebben. De inhoud van de posten van de rapportering "Onrechtstreekse kosten" wordt bepaald in bijlage I2.

Art. 33.De rapportering "Onrechtstreekse kosten" ziet er als volgt uit:

1. Personeelskosten (op payroll en uitzendkrachten)

2.Huurgelden en huurlasten

3. Investeringskosten

4.Andere gebouwkosten

5. Leveringen

6.Lasten in verband met de werking van het IT-systeem (uitgezonderd personeel)

7. Communicatie (uitgezonderd personeel)

8.Marketing en reclame (uitgezonderd personeel)

9. Diverse verzekeringen

10.Financiële lasten

11. Belastingen

12.Diversen


Art. 34.De bij de onrechtstreekse kosten opgenomen bedragen worden verdeeld op basis van de verdeelsleutels die bij artikel 5 van onderhavig besluit bepaald werden. De gegevens die bij artikel 5 van het huidige besluit beoogd worden, zullen apart verstrekt moeten worden door elke wateractor voor de productie- en distributieactiviteiten, voor de riolen en collectoren, voor de infrastructuren voor bufferopslag en regulering van de stromen, voor elk van de zuiveringsinstallaties afzonderlijk alsook voor elke opgenomen aanverwante activiteit in overeenstemming met hoofdstuk 5. HOOFDSTUK 5. - Aanverwante activiteiten Afdeling 1. - Algemeen beginsel

Art. 35.De rapportering "Aanverwante activiteiten" wordt opgesteld door de wateractoren die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een met de productie-, distributie-, opvang- en/of zuiveringsactiviteit parallel lopend activiteit uitoefenen, in overeenstemming met het bij artikel 36 van dit besluit voorziene schema.

Art. 36.De rapportering "Aanverwante activiteiten" ziet er als volgt uit:

1. Investeringskosten:


a.Afschrijvingen


2. Exploitatie- en infrastructuurkosten:


a.Technische prestaties:


i.Werkuren ii.Gebruik van werfmachines iii.Energie iv.Grondstoffen en materialen v.Gebouwkosten vi.Transport en logistiek vii.Opslag viii.Verwijdering van het afval ix.Nuttige toepassing van het afval (-)

3. Andere lasten


a.Belasting

b. Andere


Rechtstreekse kostprijs van de activiteit

Bruto-inkomsten van de activiteit

Netto-inkomsten van de activiteit


HOOFDSTUK 6.- "Interact" Afdeling 1. - Algemene beginselen

Art. 37.Voorafgaand aan de verzending van de door de bedrijfsrevisor bevestigde rapportering moeten de wateractoren er zich van vergewissen dat de in hun rapportering "Interact" opgenomen bedragen, geen verschillen vertonen met die van de andere wateractoren.

Art. 38.Deze bedragen zullen geëlimineerd worden in de rapportering van de rechtstreekse kosten per activiteit. Het instituut gaat na of de door de verschillende wateractoren aangegeven bedragen geen verschillen vertonen en of ze overeenstemmen met de bedragen vermeld in de rapporteringen van de rechtstreekse kosten per activiteit, onder de rubriek "Onderaanneming - Interact". Afdeling 2. - Exploitatie

Art. 39.Elke wateractor stelt individueel en op jaarbasis een rapportering op van de interacttransacties die in de loop van het boekjaar plaatsvonden, zowel qua inkomsten als qua exploitatiekosten. Afdeling 3. - Investeringen

Art. 40.Elke wateractor stelt individueel en op jaarbasis een rapportering op van de interacttransacties die in de loop van het boekjaar plaatsvonden, zowel qua inkomsten als qua investeringskosten. HOOFDSTUK 7. - Bijdrage Afdeling 1. - Algemene beginselen

Art. 41.De wateractor belast met de eindfacturering aan de klant deelt het Instituut de in m® uitgedrukte, gefactureerde hoeveelheden mee, alsook de overeenkomstige bedragen en dat voor elk van de toegepaste tariefroosters, door daarbij minstens het progressief tarief te vermelden, dat voor de huishoudelijke sector gehanteerd wordt, en het lineaire tarief dat voor de professionele sector geldt.

Art. 42.De wateractoren belast met de zuivering delen het Instituut de in m® uitgedrukte hoeveelheden mee, alsook de overeenkomstige bedragen, die aan de zelfproducenten gefactureerd worden, waarmee er een saneringsovereenkomst gesloten werd. HOOFDSTUK 8. - Terugwinningspercentage van de kosten Afdeling 1. - Algemeen beginsel

Art. 43.Elke wateractor deelt het Instituut de gegevens mee in verband met de ontvangen inkomsten voor de productie-, distributie-, opvang- en zuiveringsactiviteiten alsook de met deze activiteiten verband houdende hoeveelheden. Afdeling 2. - Evaluatieregels

Art. 44.De eindkosten die door de verbruiker gedragen worden, zoals deze uit de met de kosten verband houdende rapporteringen voortvloeien, zullen als volgt uitgesplitst worden per sector: - Productie: hier wordt een onderscheid gemaakt naar rato van de verbruikte volumes tussen enerzijds de huishoudelijke en anderzijds de professionele sector; - Distributie: hier wordt een onderscheid gemaakt naar rato van de verbruikte volumes tussen enerzijds de huishoudelijke en anderzijds de professionele sector. De professionele sector zal daarbij zelf nog verder onderverdeeld worden in kleine (< 5.000 m®) en grote verbruikers (> 5.000 m®); - Opvang: hier wordt een onderscheid gemaakt naar rato van de geloosde volumes tussen enerzijds de huishoudelijke en anderzijds de professionele sector. - Zuivering: hier wordt een onderscheid gemaakt naar rato van de behandelde volumes tussen enerzijds de huishoudelijke en anderzijds de professionele sector. De professionele sector zal daarbij zelf nog verder onderverdeeld worden in het verbruik van bedrijven en zelfproducenten. En bij het verbruik van bedrijven zal apart ook de aanpassing voor vervuilende belasting geïdentificeerd worden.

Art. 45.De inkomsten die afkomstig zijn van de bijdrage van de verbruikers, de abonnementsgelden en de aan derden gefactureerde werken, zullen uitgesplitst worden per sector op basis van dezelfde aandelen als die welke bij artikel 44 vermeld worden.

Art. 46.§ 1. De ontvangen subsidies zullen van hun kant niet uitgesplitst worden per sector. § 2. De subsidies die de wateractoren krijgen, die hun activiteit buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitoefenen, zullen naar rato van de voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestemde volumes toegewezen moeten worden. Afdeling 3. - Stramien van de rapportering "Terugwinningspercentage

van de kosten"

Art. 47.De rapportering "Terugwinningspercentage van de kosten" ziet er als volgt uit, voor het gedeelte dat verband houdt met de kosten en hoeveelheden:

Eindkostprijs van het water, gedragen door de verbruiker


Kosten verbonden aan het sociaal fonds (alleen huishoudelijk) en de internationale solidariteit


Eindkostprijs buiten sociaal fonds en internationale solidariteit


Huishoudelijk Professioneel

Huishoudelijk Professioneel

Huishoudelijk Professioneel

Huishoudelijk Professioneel

Huishoudelijk Professioneel

Huishoudelijk Professioneel

< 5.000 m®


> 5.000 m®


Aanpassing voor vervuilende belasting

Aanpassing voor vervuilende belasting

Zelfproducenten

Zelfproducenten

Volumes gebruikt voor de sectorale verdeling (m®)

Verbruikte volumes

Verbruikte volumes

Voorziene volumes

Geloosde volumes

Behandelde volumes

Gesaneerde volumes

Huishoudelijk Professioneel

Huishoudelijk Professioneel

Huishoudelijk Professioneel

Huishoudelijk Professioneel

Huishoudelijk Professioneel

Huishoudelijk Professioneel

< 5.000 m®

< 5.000 m®


> 5.000 m®

> 5.000 m®


Aanpassing voor vervuilende belasting

Aanpassing voor vervuilende belasting

Zelfproducenten

Zelfproducenten


Art. 48.De rapportering "Terugwinningspercentage van de kosten" ziet er als volgt uit, voor het gedeelte dat verband houdt met de inkomsten en de berekening van het terugwinningspercentage:

Inkomsten

Dienst

Voorziening

Sanering

Activiteit

Productie

Distributie

Totaal

Opvang

Zuivering

Totaal

I. Facturering aan de eindverbruiker

Huishoudelijk

Huishoudelijk

Huishoudelijk

Huishoudelijk

Huishoudelijk

Huishoudelijk

(*): de waterverkopen omvatten hier het sociaal fonds

Professioneel

Professioneel

Professioneel

Professioneel

Professioneel

Professioneel

< 5.000 m®


> 5.000 m®


Aanpassing voor vervuilende belasting

Aanpassing voor vervuilende belasting

Zelfproducenten

Zelfproducenten

I.a.

Sociaal fonds

Totaal


Provisie van 0,03 €/m®

-

-

Huishoudelijk

-

-

-

-

-

Professioneel

-

-

-

I.b.

Internationale solidariteit

Totaal


Provisie van 0,005 €/m®

-

-

Huishoudelijk

-

-

-

-

-

Professioneel

-

-

-

I.c.

Dienstverlening

Huishoudelijk

Huishoudelijk

Huishoudelijk

Huishoudelijk

Huishoudelijk

Huishoudelijk

(**): de waterverkopen worden hier exclusief bedoeld

Professioneel

Professioneel

Professioneel

Professioneel

Professioneel

Professioneel

< 5.000 m®


> 5.000 m®


Aanpassing voor vervuilende belasting

Aanpassing voor vervuilende belasting

Zelfproducenten

Zelfproducenten

II. Abonnementsgeld

Totaal (50%)

Totaal (50%)

Totaal (50%)

Totaal (50%)

Huishoudelijk

Huishoudelijk

Huishoudelijk

Huishoudelijk

Professioneel

Professioneel

Professioneel

Professioneel

III. Aan derden gefactureerde werken

Totaal

Totaal

Totaal

Totaal

Totaal

Huishoudelijk

Huishoudelijk

Huishoudelijk

Huishoudelijk

Huishoudelijk

Professioneel

Professioneel

Professioneel

Professioneel

Professioneel

Totaal van de Bijdrage van de economische sectoren


uitgedrukt in % van de kosten


IV. Subsidies


Totaal Financiering


uitgedrukt in % van de kosten


HOOFDSTUK 9. - Meerjarenplan Afdeling 1. - Algemene beginselen

Art. 49.§ 1. Elke wateractor bezorgt het Instituut een bijlage met een synthese van de elementen die een weerslag hebben op de jaarlijkse reële kostprijs, over een periode van vijf jaar, alsook de erop betrekking hebbende financieringsbronnen. Die rapportering moet afzonderlijk worden ingevuld voor de activiteit van productie, van distributie, voor de afwatering en collectoren, de infrastructuur die bestemd is voor de bufferopslag en het reguleren van de stromen, alsook voor elk van de afzonderlijk genomen waterzuiveringstations. § 2. Elke wateractor bezorgt het Instituut een bijlage met een synthese van de investeringen die voor een periode van vijf jaar zijn gepland, alsook van de erop betrekking hebbende financieringsbronnen.

De rapportering moet afzonderlijk worden ingevuld voor de activiteiten die in § 1 zijn vermeld. § 3. Alle vijfjarenplannen worden in de maand na hun ontvangst door het Instituut ter informatie doorgegeven aan de minister bevoegd voor Waterbeleid.

Art. 50.§ 1. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de directe kostprijs, die zelf wordt opgesplitst tussen de verschillende algemene rubrieken van de rapporteringen (afschrijvingen, technische prestaties, retributie van de gemeenten, andere kosten, milieu- en bronkosten) en de indirecte kosten. Die laatste moeten tussen de verschillende activiteiten worden opgesplitst. § 2. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde onderhoudsinvesteringen en de zogenaamde uitbreidingsinvesteringen.

Zowel voor de onderhouds- als voor de uitbreidingsinvesteringen moet er ook een uitsplitsing per categorie verricht worden, al naargelang de aard van de investering. De bepaling van de categorieën wordt overgelaten aan het oordeel van de wateractoren, zodanig dat ze de evolutie van de uitdagingen die de wateractoren het hoofd moeten bieden, zo goed mogelijk weerspiegelen.

Art. 51.§ 1. Bij de uitsplitsing van de financieringsbronnen van de exploitatie van de activiteit wordt een onderscheid gemaakt tussen leningen bij derden, ontvangen subsidies en financiering op basis van de inkomsten van de activiteit. § 2. Bij de uitsplitsing van de financieringsbronnen van de investeringen wordt er een onderscheid gemaakt tussen de bij derden aangegane leningen, de ontvangen subsidies en de financiering op basis van eigen middelen.

Art. 52.Het globaal stramien van de reporting `Meerjarenplan' ziet er als volgt uit:

N+1

N+2

N+3

N+4

N+5

5 jaar

% tot

% tot

% tot

% tot

% tot

% tot

Directe reële kostprijs


Afschrijving


Technische prestaties


Retributies van de gemeenten


Andere kosten


Milieu- en bronkosten


Indirecte reële kostprijs


TOTAAL Reële kost


% over de 5 jaar


Subsidies


Bankleningen


Inkomsten van de activiteit


TOTAAL financiering

-

-

-

-

-

-


Nettoresultaat


Instandhoudingsinvesteringen


Categorie 1


Categorie 2


Categorie 3


Categorie 4


Categorie 5


Categorie 6


...

Uitbreidingsinvesteringen


Categorie 1


Categorie 2


Categorie 3


Categorie 4


Categorie 5


Categorie 6


...

TOTAAL investering


% over de 5 jaar


Subsidies


Bankleningen


Eigen middelen


TOTAAL financiering

-

-

-

-

-

-


Verificatie

ok

ok

ok

ok

ok

ok


HOOFDSTUK 1 0. - Prestatie-indicatoren Afdeling 1. - Algemene beginselen

Art. 53.De voor de berekening van de prestatie-indicatoren benodigde informatie zal aan het Instituut bezorgd moeten worden door de in de KPI-bijlage bij onderhavig besluit vermelde "proefactor" en dat binnen dezelfde termijnen als die welke voorzien zijn bij artikel 56 van het huidige besluit voor de rapporteringen. De aan het Instituut te bezorgen prestatie-indicatoren en gegevens worden opgelijst in de KPI-bijlage bij het huidige besluit.

Art. 54.Het Instituut geef alle indicatoren ter informatie door aan de minister bevoegd voor Waterbeleid.

Art. 55.De lijst van de prestatie-indicatoren zoals deze in de KPI-bijlage wordt voorgesteld, kan herzien worden door de minister bevoegd voor Waterbeleid, voor zover de verschillende wateractoren daarbij geraadpleegd worden en voor zover economische, structurele of organisatorische redenen dit rechtvaardigen. HOOFDSTUK 1 1. - Uitvoering, informatie en overdracht

Art. 56.§ 1. Elk jaar dienen de wateractoren tegen 30 juni van het jaar dat volgt op de afsluiting van het boekjaar, de in onderhavig besluit voorziene en door een bedrijfsrevisor bevestigde rapporteringen in bij het Instituut. Hiertoe zal de door elke wateractor aangestelde bedrijfsrevisor een rapport van onafhankelijke verzekering opstellen, in overeenstemming met het model dat in bijlage R bij dit besluit wordt voorgesteld. Deze opdracht komt bovenop zijn opdracht tot attestering van de statutaire jaarrekening. § 2. Het Instituut consolideert de bevestigde rapporteringen en elimineert de Interacttransacties, zodanig dat het een globale samenvatting van de reële kostprijs verkrijgt, die er als volgt uitziet:

1. Coûts d'investissements (directs)

2.Coûts d'exploitation et des infrastructures (directs)

3. Coûts environnements aux (directs)

Coûts-vérité direct du cycle de l'eau

4.Coûts indirects

Coût-vérité total du cycle de l'eau

5. Coûts supportés par le consommateur, mais non inclus dans le CV de l'eau

Coût final de l'eau supporté par le consommateur

Coût-vérité de l'eau par m3 par activité

Nb de m3 considérés


§ 3.Deze globale samenvatting zal uitgesplitst moeten worden in productie-, distributie-, opvang- (met onderscheid van zowel de riolen en collectoren enerzijds als de infrastructuren voor bufferopslag en regulering van de stromen anderzijds) en zuiveringsactiviteiten (met verdere onderverdeling per zuiveringsinstallatie). § 4. De geconsolideerde rapporteringen en de globale samenvatting die bij de paragrafen 2 en 3 beoogd worden, zullen vervolgens door het Instituut tegen 30 september van het jaar dat volgt op de afsluiting van het boekjaar, aan de minister bevoegd voor Waterbeleid bezorgd worden, die er de Regering over zal informeren. HOOFDSTUK 1 2. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 57.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 januari 2009 tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt opgeheven.

Art. 58.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016. De eerste rapporteringsverplichtingen bedoeld bij de artikelen 7, 14, 16, 18, 25, 27, 29, 35 en 49 hebben betrekking op het boekjaar 2015.

Art. 59.De minister bevoegd voor Waterbeleid is belast met de uitvoering van onderhavig besluit.

Brussel, 3 december 2015.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Rudi VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, Céline FREMAULT

Bijlagen: - Bijlage Ap1 - Bijlage Ap2a - Bijlage Ap2b - Bijlage As1 - Bijlage As2a - Bijlage As2b - Bijlage I1 - Bijlage I2 - Bijlage KPI - Bijlage R

Bijlage Ap1 - Voorziening - Materiële en immateriële vaste activa Rangschikking in algemene boekhouding.

Klasse 21: - Onderzoeks- en ontwikkelingskosten. - Concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en soortgelijke rechten. - Goodwill. - Vooruitbetalingen op immateriële onroerende goederen.

Klasse 22: - Terreinen. - Gebouwen (duurzame gebouwen (volgens bouwtype) - lichte gebouwen, schuilplaatsen,...). - Bebouwde terreinen. - Andere zakelijke rechten op onroerende goederen. - Technische burgerlijke bouwkunde : installaties voor winning, vervoer en behandeling van drinkwater.

Klasse 23: - Installaties, machines en gereedschap, toevoerleidingen. - Elektromechanische installaties: installaties voor de behandeling van drinkwater (uitgezonderd burgerlijke bouwkunde en regulering), pompen, elektromechanische apparatuur,... - Reguleringsorganen (elektronisch, sensoren,...).

Klasse 24: - Meubilair en rollend materieel. - Technisch meubilair (laboratoriumapparatuur,...) en technisch materiaal (machines voor openbare werken,...).

Klasse 25: - Terreinen en bouwwerken in leasing. - Installaties, machines en gereedschap in leasing. - Meubilair en rollend materieel in leasing. - Technische burgerlijke bouwkunde in leasing: installaties voor winning, vervoer, behandeling van drinkwater, toevoerleidingen, distributie, leidingnet, aansluitingen. - Elektromechanische installaties in leasing: installaties voor behandeling van drinkwater (uitgezonderd burgerlijke bouwkunde en regulering), pompen, elektromechanische apparatuur, ... - Reguleringsorganen in leasing (elektronisch, sensoren,...). - Meters. - Technisch meubilair (laboratoriumapparatuur,...) in leasing en technisch materiaal (machines voor openbare werken, ...) in leasing.

Klasse 26: - Andere materiële onroerende goederen.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 03/12/2015 tot vaststelling van een opvolgings- en rapporteringshulpmiddel ter bepaling van de reële kostprijs van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot opheffing van het besluit van 22 januari 2009 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme en Haven van Brussel, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT

Bijlage Ap2a - Voorziening - Bepaling van de rubrieken van de rapportering "Productie" De rechtstreekse kosten van de productieactiviteit worden onderverdeeld in 3 categorieën: investeringskosten, exploitatie- en infrastructuurkosten, en milieu- en bronkosten.

I. De investeringskosten omvatten de economische afschrijvingen van het boekjaar met betrekking tot de materiële en immateriële onroerende goederen. Door de economische afschrijvingen kunnen de aan slijtage of veroudering te wijten waardeverliezen van de onroerende goederen geboekt worden, in functie van hun levensduur.

II. De rechtstreekse exploitatiekosten omvatten de terugkerende werkingskosten van de diensten die verband houden met de voor de drinkwaterproductie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nuttige technische prestaties. Deze technische prestatiekosten worden uitgesplitst in de volgende 10 posten: 1. Werkuren 2.Gebruik van werfmachines 3. Onderaanneming 4.Energie 5. Grondstoffen en materialen 6.Gebouwkosten 7. Transport en logistiek 8.Opslag 9. Nuttige toepassing van het afval - Met kosten op het vlak van werkuren wordt gedoeld op de kosten van de technische prestaties die door het eigen personeel geleverd worden. De personeelskosten met betrekking tot de technische prestaties worden bepaald op basis van de reële rechtstreekse kosten (salaris, diverse premies en vakantietoeslagen, patronale socialezekerheidsbijdragen, wetsverzekering, groepsverzekering en andere extralegale voordelen, andere diverse kosten). - De kosten voor het gebruik van werfmachines omvatten de rechtstreekse kosten, zoals de huurkosten van deze machines, de brandstof, het onderhoud en de herstellingen, de verzekeringen, de belastingen op inverkeerstelling, enz. - De onderaannemingskosten omvatten de kosten die gefactureerd worden door de door de actor ingeschakelde onderaannemers en worden verder onderverdeeld in interact- en non-interactkosten. Vandaar dat, zodra een actor een factuur van een andere actor ontvangt zoals bedoeld bij artikel 1 van het huidige Besluit, de in deze factuur opgenomen kosten absoluut onder deze rubriek opgenomen zullen moeten worden en dat met name bij rechtstreekse onderaannemingskosten voor de interactcategorie. - De energiekosten omvatten de kosten voor elektriciteit en energieverbruik in het kader van de productieactiviteit. - Grondstoffen en materialen omvatten de rechtstreekse kosten in verband met de toevoer van andere grondstoffen voor de productieactiviteit dan water en energie en omvatten de aankoopprijs (gewogen gemiddelde prijs of andere valorisatiemethode in overeenstemming met de Belgische boekhoudkundige regels) van de geplaatste stukken. - De gebouwkosten zijn de werkingskosten van de gebouwen en werken die rechtstreeks toegewezen kunnen worden aan de productieactiviteit, zoals de directe omgeving, de kosten op het vlak van elektriciteit, verwarming, water en gas die rechtstreeks verband houden met het gebruik van het gebouw, de verzekeringen, ... - De kosten inzake transport en logistiek. - Met opslagkosten wordt gedoeld op de kosten gekoppeld aan de opslag van de materialen. Ze omvatten de kosten van de opslagruimte, de kosten van de diensten die er ten aanzien van de voorraad geleverd worden en de risicokosten met betrekking tot de voorraad. - De winsten die uit de nuttige toepassing van het afval voortvloeien, zullen in mindering gebracht worden van de rechtstreekse reële kostprijs van de drinkwaterproductie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

III. Met de kosten voor het milieu en de bron wordt gedoeld op de kosten van de schade die aan het milieu berokkend wordt door de aan het watergebruik gekoppelde diensten. Het gaat om het bedrag van de compenserende maatregelen die voorzien moeten worden om deze problematiek in te dijken. In dit geval wordt daarbij in het bijzonder gedoeld op de retributie en heffing voor de winningen van tot drinkwater verwerkbaar water.

De rechtstreekse reële productiekostprijs bestaat uit de som van de reële kostprijs van elk van de 3 categorieën van rechtstreekse kosten (investeringskosten, exploitatie- en infrastructuurkosten, kosten voor het milieu en de bron) die verband houden met de drinkwaterproductie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De te elimineren interactkosten stemmen precies overeen met de bedragen die bij de rechtstreekse interact-onderaannemingskosten zijn opgenomen en die bij de consolidatie geëlimineerd zullen worden.

Met de rechtstreekse reële kostprijs van de productie (na eliminatie van de interacts) wordt gedoeld op het bedrag van de "rechtstreekse reële productiekostprijs" waarvan de "te elimineren interactkosten" werden afgetrokken.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 03/12/2015tot vaststelling van een opvolgings- en rapporteringshulpmiddel ter bepaling van de reële kostprijs van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot opheffing van het besluit van 22 januari 2009 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme en Haven van Brussel, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT

Bijlage Ap2b - Voorziening - Bepaling van de rubrieken van de rapportering "Distributie" De rechtstreekse kosten van de distributieactiviteit worden onderverdeeld in 3 categorieën: investeringskosten, exploitatie- en infrastructuurkosten, en milieu- en bronkosten.

I. De investeringskosten omvatten de economische afschrijvingen van het boekjaar met betrekking tot de materiële en immateriële onroerende goederen. Door de economische afschrijvingen kunnen de aan slijtage of veroudering te wijten waardeverliezen van de onroerende goederen geboekt worden, in functie van hun levensduur.

II. De rechtstreekse exploitatiekosten omvatten de terugkerende werkingskosten van de diensten die verband houden met de voor de drinkwaterdistributie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nuttige technische prestaties, alsook de kosten in verband met de meteropnemingen, het commercieel beheer en de retributie van de gemeenten. a) Deze technische prestatiekosten worden uitgesplitst in de volgende 10 posten: 1.Werkuren 2. Gebruik van werfmachines 3.Onderaanneming 4. Energie 5.Grondstoffen en materialen 6. Gebouwkosten 7.Transport en logistiek 8. Opslag 9.Nuttige toepassing van het afval - De kosten aan werkuren vertegenwoordigen de kosten veroorzaakt door de technische prestaties die door het eigen personeel geleverd worden.

De personeelskosten met betrekking tot de technische prestaties worden bepaald op basis van de reële rechtstreekse kosten (salaris, diverse premies en vakantietoeslagen, patronale socialezekerheidsbijdragen, wetsverzekering, groepsverzekering en andere extralegale voordelen, andere diverse kosten). - De kosten voor het gebruik van werfmachines omvatten de rechtstreekse kosten, zoals de huurkosten van deze machines, de brandstof, het onderhoud en de herstellingen, de verzekeringen, de belastingen op inverkeerstelling, enz. - De onderaannemingskosten omvatten de kosten die gefactureerd worden door de door de actor ingeschakelde onderaannemers en worden verder onderverdeeld in interact- en non-interactkosten. Vandaar dat, zodra een actor een factuur van een andere actor ontvangt zoals bedoeld bij artikel 1 van het huidige Besluit, de in deze factuur opgenomen kosten absoluut onder deze rubriek opgenomen zullen moeten worden en dat met name bij rechtstreekse onderaannemingskosten voor de interactcategorie. - De energiekosten omvatten de kosten voor elektriciteit en energieverbruik in het kader van de distributieactiviteit. - Grondstoffen en materialen omvatten de rechtstreekse kosten in verband met de toevoer van andere grondstoffen voor de productieactiviteit dan water en energie en omvatten de aankoopprijs (gewogen gemiddelde prijs of andere valorisatiemethode in overeenstemming met de Belgische boekhoudkundige regels) van de geplaatste stukken. - De gebouwkosten zijn de werkingskosten van de gebouwen en werken die rechtstreeks toegewezen kunnen worden aan de distributieactiviteit, zoals de directe omgeving, de kosten op het vlak van elektriciteit, verwarming, water en gas die rechtstreeks verband houden met het gebruik van het gebouw, de verzekeringen, ... - De kosten inzake transport en logistiek. - Met opslagkosten wordt gedoeld op de kosten gekoppeld aan de opslag van de materialen. Ze omvatten de kosten van de opslagruimte, de kosten van de diensten die er ten aanzien van de voorraad geleverd worden en de risicokosten met betrekking tot de voorraad. - De winsten die uit de nuttige toepassing van het afval voortvloeien, zullen in mindering gebracht worden van de rechtstreekse reële kostprijs van de drinkwaterdistributie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. b) De kosten in verband met de meteropnemingen omvatten de prestaties verricht door het eigen personeel dat hiertoe duidelijk geïdentificeerd werd en waarvan de kostprijs de kosten met betrekking tot de personeelsprestaties inhoudt.De personeelskosten met betrekking tot de meteropnemingen worden bepaald op basis van de reële rechtstreekse kosten (salaris, diverse premies en vakantietoeslagen, patronale socialezekerheidsbijdragen, wetsverzekering, andere diverse kosten). c) De retributies van de gemeenten vertegenwoordigen 50% van het bedrag van het aan de gemeenten teruggegeven abonnementsgeld. III. Met de kosten voor het milieu en de bron wordt gedoeld op de kosten van de schade die aan het milieu berokkend wordt door de aan het watergebruik gekoppelde diensten. Het gaat om het bedrag van de compenserende maatregelen die voorzien moeten worden om deze problematiek in te dijken. In dit geval wordt met name rekening gehouden met de watervolumes die op het distributienet verloren gaan.

De rechtstreekse reële distributiekostprijs bestaat uit de som van de reële kostprijs van elk van de 3 categorieën van rechtstreekse kosten (investeringskosten, exploitatie- en infrastructuurkosten, kosten voor het milieu en de bron) die verband houden met de drinkwaterdistributie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De te elimineren interactkosten stemmen precies overeen met de bedragen die bij de rechtstreekse interact-onderaannemingskosten zijn opgenomen en die bij de consolidatie geëlimineerd zullen worden.

Met de rechtstreekse reële distributiekostprijs (na eliminatie van de interacts) wordt gedoeld op het bedrag van de "rechtstreekse reële distributiekostprijs" waarvan de "te elimineren interactkosten" werden afgetrokken.

Opmerking: De kosten die door de verbruiker gedragen worden, maar die geen deel uitmaken van de reële kostprijs van het water, worden uitgesplitst in drie categorieën: de dotaties en terugnemingen van dubieuze vorderingen, het sociaal fonds en de bijdrage internationale solidariteit: - De waardeverminderingen op dubieuze vorderingen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van het huidige Besluit; - Het sociaal fonds stemt overeen met de bijdrage ten laste van de actor die een distributieactiviteit uitoefent, die berekend wordt op basis van de gefactureerde m® water overeenkomstig het besluit van 28 februari 2008 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het deel van de inkomsten afkomstig van de tarifering van water voorbehouden voor maatschappelijke doeleinden. - De bijdrage internationale solidariteit bestaat uit het deel van de ontvangsten uit de waterbijdrage die de actor die een distributieactiviteit uitoefent, moet bestemmen voor doeleinden inzake internationale solidariteit overeenkomstig artikel 38, § 5, van de Ordonnantie en de besluiten genomen ter uitvoering van deze bepaling.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 03/12/2015 tot vaststelling van een opvolgings- en rapporteringshulpmiddel ter bepaling van de reële kostprijs van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot opheffing van het besluit van 22 januari 2009 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme en Haven van Brussel, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT

Bijlage As1 - Sanering - Materiële en immateriële vaste activa Rangschikking in algemene boekhouding.

Klasse 21: - Onderzoeks- en ontwikkelingskosten - Concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en soortgelijke rechten - Goodwill - Vooruitbetalingen op immateriële onroerende goederen Klasse 22: - Terreinen. - Gebouwen (duurzame gebouwen (volgens bouwtype) - lichte gebouwen, schuilplaatsen, ...). - Bebouwde terreinen. - Andere zakelijke rechten op onroerende goederen. - Leidingnet, aansluitingen,... - Technische burgerlijke bouwkunde: installaties voor winning, bufferopslag en waterzuivering.

Klasse 23: - Installaties, machines en gereedschap, leidingen. - Elektromechanische installaties: pompen, elektromechanische apparatuur, ... - Reguleringsorganen (elektronisch, sensoren,...). - Meters.

Klasse 24: - Meubilair en rollend materieel. - Technisch meubilair (laboratoriumapparatuur,...) en technisch materiaal (machines voor openbare werken,...).

Klasse 25: - Terreinen en bouwwerken in leasing. - Installaties, machines en gereedschap in leasing. - Meubilair en rollend materieel in leasing. - Technische burgerlijke bouwkunde in leasing: installaties voor distributie, leidingnet, aansluitingen, ... - Elektromechanische installaties in leasing: pompen, elektromechanische apparatuur, ... - Reguleringsorganen in leasing (elektronisch, sensoren,...). - Meters. - Technisch meubilair (laboratoriumapparatuur, ...) in leasing en technisch materiaal (machines voor openbare werken,...) in leasing.

Klasse 26: - Andere materiële onroerende goederen.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 03/12/2015 tot vaststelling van een opvolgings- en rapporteringshulpmiddel ter bepaling van de reële kostprijs van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot opheffing van het besluit van 22 januari 2009 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme en Haven van Brussel, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT

Bijlage As2a - Sanering - Bepaling van de rubrieken van de rapportering "Opvang" De rechtstreekse kosten van de opvangactiviteit worden onderverdeeld in 3 categorieën: investeringskosten, exploitatie- en infrastructuurkosten, en milieu- en bronkosten. Bij deze rechtstreekse kosten zullen nog de over alle activiteiten verdeelde onrechtstreekse kosten bijgeteld worden.

I. De investeringskosten omvatten de economische afschrijvingen van het boekjaar met betrekking tot de materiële en immateriële onroerende goederen. Door de economische afschrijvingen kunnen de aan slijtage of veroudering te wijten waardeverliezen van de onroerende goederen geboekt worden, in functie van hun levensduur.

II. De rechtstreekse exploitatiekosten omvatten de terugkerende werkingskosten van de diensten die verband houden met de voor de drinkwateropvang in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nuttige technische prestaties, alsook de retributiekosten van de gemeenten op basis van de abonnementsgelden.

Deze technische prestatiekosten worden uitgesplitst in de volgende 9 posten: 1. Werkuren 2.Gebruik van werfmachines 3. Onderaanneming 4.Energie 5. Grondstoffen 6.Afvoer van slib 7. Gebouwkosten 8.Afval zonder slib 9. Nuttige toepassing van het afval - De kosten aan werkuren vertegenwoordigen de kosten veroorzaakt door de technische prestaties die door het eigen personeel geleverd worden. De personeelskosten met betrekking tot de technische prestaties worden bepaald op basis van de reële rechtstreekse kosten (salaris, diverse premies en vakantietoeslagen, patronale socialezekerheidsbijdragen, wetsverzekering, groepsverzekering en andere extralegale voordelen, andere diverse kosten). - De kosten voor het gebruik van werfmachines omvatten de rechtstreekse kosten, zoals de huurkosten van deze machines, de brandstof, het onderhoud en de herstellingen, de verzekeringen, de belastingen op inverkeerstelling, enz. - De onderaannemingskosten omvatten de kosten die gefactureerd worden door de door de actor ingeschakelde onderaannemers en worden verder onderverdeeld in interact- en non-interactkosten. Vandaar dat, zodra een actor een factuur van een andere actor ontvangt zoals bedoeld bij artikel 1 van het huidige Besluit, de in deze factuur opgenomen kosten absoluut onder deze rubriek opgenomen zullen moeten worden en dat met name bij rechtstreekse onderaannemingskosten voor de interactcategorie. - De energiekosten omvatten de kosten voor elektriciteit en energieverbruik in het kader van de opvangactiviteit. - Grondstoffen omvatten de rechtstreekse kosten in verband met de toevoer van andere grondstoffen voor de opvangactiviteit dan energie. - De kosten verbonden aan de wegvoering van het slib zijn de kosten van de procedure voor de verwijdering van het slib dat veroorzaakt wordt door de realisatie van de wateropvangactiviteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. - De gebouwkosten zijn de werkingskosten van de gebouwen en werken die rechtstreeks toegewezen kunnen worden aan de opvangactiviteit, zoals de directe omgeving, de kosten op het vlak van elektriciteit, verwarming, water en gas die rechtstreeks verband houden met het gebruik van het gebouw, de verzekeringen, ... - De winsten die uit de nuttige toepassing van het afval voortvloeien, zullen in mindering gebracht worden van de rechtstreekse reële kostprijs van de wateropvang in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De retributies van de gemeenten vertegenwoordigen 50% van het bedrag van het aan de gemeenten teruggegeven abonnementsgeld.

III. Met de kosten voor het milieu en de bron wordt gedoeld op de kosten van de schade die aan het milieu berokkend wordt door de aan het watergebruik gekoppelde diensten. Het gaat om het bedrag van de compenserende maatregelen die voorzien moeten worden om deze problematiek in te dijken. In dit geval worden met name de volumes afvalwater beoogd, die niet opgevangen en/of wel opgevangen worden, maar niet naar de RWZI's gestuurd worden.

De rechtstreekse reële opvangkostprijs bestaat uit de som van de reële kostprijs van elk van de 3 categorieën van rechtstreekse kosten (investeringskosten, exploitatie- en infrastructuurkosten, kosten voor het milieu en de bron) die verband houden met de wateropvang in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De te elimineren interactkosten stemmen precies overeen met de bedragen die bij de rechtstreekse interact-onderaannemingskosten zijn opgenomen en die bij de consolidatie geëlimineerd zullen worden.

Met de rechtstreekse reële opvangkostprijs (na eliminatie van de interacts) wordt gedoeld op het bedrag van de "rechtstreekse reële opvangkostprijs" waarvan de "te elimineren interactkosten" werden afgetrokken.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 03/12/2015 tot vaststelling van een opvolgings- en rapporteringshulpmiddel ter bepaling van de reële kostprijs van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot opheffing van het besluit van 22 januari 2009 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme en Haven van Brussel, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT

Bijlage As2b - Sanering - Bepaling van de rubrieken van de rapportering "Zuivering" De rechtstreekse kosten van de zuiveringsactiviteit worden onderverdeeld in 3 categorieën: investeringskosten, exploitatie- en infrastructuurkosten, en milieu- en bronkosten. Bij deze rechtstreekse kosten zullen nog de over alle activiteiten verdeelde onrechtstreekse kosten bijgeteld worden.

I. De investeringskosten omvatten de economische afschrijvingen van het boekjaar met betrekking tot de materiële en immateriële onroerende goederen onder aftrek van de financiering van de zuiveringsinstallaties gedragen door andere Gewesten. Door de economische afschrijvingen kunnen de aan slijtage of veroudering te wijten waardeverliezen van de onroerende goederen geboekt worden, in functie van hun levensduur.

Het aandeel in de afschrijvingen van de onroerende goederen van de RWZI Noord zal onder de volgende rubriek opgenomen moeten worden: "1. (Rechtstreekse) investeringskosten > a) economische afschrijvingen", voor zover het zeker is dat de eigendom van deze onroerende goederen overgedragen zal worden aan de door artikel 19 van de Ordonnantie aangewezen actor aan het einde van het beheercontract met zijn onderaannemer. Het bedrag van het aandeel in de afschrijvingen dat in aanmerking genomen moet worden in de reële kostprijs van het water, zal altijd geplafonneerd worden op de economische aflossing die berekend had moeten worden op het moment van de ingebruikneming van de RWZI Noord, met name de initiële aanschaffingswaarde van de installaties gedeeld door het aantal jaar dat overeenstemt met de totale economische levensduur van deze inrichtingen.

II. De rechtstreekse exploitatiekosten omvatten de terugkerende werkingskosten van de diensten die verband houden met de voor de waterzuivering in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nuttige technische prestaties. Deze technische prestaties worden verder onderverdeeld in watersanering en slibbehandeling.

Het aandeel van de annuïteit met betrekking tot de exploitatiekosten van de RWZI Noord zal opgenomen worden onder de rubriek: "3. (Rechtstreekse) exploitatie- en infrastructuurkosten > a) Technische prestaties > iii. Onderaanneming.

Voor elk van beide voormelde categorieën worden de technische prestatiekosten uitgesplitst in de volgende 8 posten: 1. Werkuren 2.Gebruik van werfmachines 3. Onderaanneming 4.Energie 5. Grondstoffen en reagentia 6.Gebouwkosten 7. Afval zonder slib 8.Nuttige toepassing van het afval - De kosten aan werkuren vertegenwoordigen de kosten veroorzaakt door de technische prestaties die door het eigen personeel geleverd worden.

De personeelskosten met betrekking tot de technische prestaties worden bepaald op basis van de reële rechtstreekse kosten (salaris, diverse premies en vakantietoeslagen, patronale socialezekerheidsbijdragen, wetsverzekering, groepsverzekering en andere extralegale voordelen, andere diverse kosten). - De kosten voor het gebruik van werfmachines omvatten de rechtstreekse kosten, zoals de huurkosten van deze machines, de brandstof, het onderhoud en de herstellingen, de verzekeringen, de belastingen op inverkeerstelling, enz. - De onderaannemingskosten omvatten de kosten die gefactureerd worden door de door de actor ingeschakelde onderaannemers en worden verder onderverdeeld in interact- en non-interactkosten. Vandaar dat, zodra een actor een factuur van een andere actor ontvangt zoals bedoeld bij artikel 1 van het huidige Besluit, de in deze factuur opgenomen kosten absoluut onder deze rubriek opgenomen zullen moeten worden en dat met name bij rechtstreekse onderaannemingskosten voor de interactcategorie. - De energiekosten omvatten de kosten voor elektriciteit en energieverbruik in het kader van de zuiveringsactiviteit. - Grondstoffen en reagentia omvatten de rechtstreekse kosten in verband met de toevoer van andere grondstoffen voor de zuiveringsactiviteit dan energie. - De gebouwkosten zijn de werkingskosten van de gebouwen en werken die rechtstreeks toegewezen kunnen worden aan de zuiveringsactiviteit, zoals de directe omgeving, de kosten op het vlak van elektriciteit, verwarming, water en gas die rechtstreeks verband houden met het gebruik van het gebouw, de verzekeringen, ... - De winsten die uit de nuttige toepassing van het afval voortvloeien, zullen in mindering gebracht worden van de rechtstreekse reële kostprijs van de waterzuivering in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

III. Met de kosten voor het milieu en de bron wordt gedoeld op de kosten van de schade die aan het milieu berokkend wordt door de aan het watergebruik gekoppelde diensten. Het gaat om het bedrag van de compenserende maatregelen die voorzien moeten worden om deze problematiek in te dijken. In dit geval worden met name de boetes in aanmerking genomen, die aan de onderaannemers gefactureerd worden voor het slecht saneren of het niet behandelen van afvalwater, wanneer dit bij regenweer in het circuit beland.

De rechtstreekse reële zuiveringskostprijs bestaat uit de som van de reële kostprijs van elk van de 3 categorieën van rechtstreekse kosten (investeringskosten, exploitatie- en infrastructuurkosten, kosten voor het milieu en de bron) die verband houden met de waterzuivering in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De te elimineren interactkosten stemmen precies overeen met de bedragen die bij de rechtstreekse interact-onderaannemingskosten zijn opgenomen en die bij de consolidatie geëlimineerd zullen worden.

Met de rechtstreekse reële zuiveringskostprijs (na eliminatie van de interacts) wordt gedoeld op het bedrag van de "rechtstreekse reële zuiveringskostprijs" waarvan de "te elimineren interactkosten" werden afgetrokken.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 03/12/2015 tot vaststelling van een opvolgings- en rapporteringshulpmiddel ter bepaling van de reële kostprijs van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot opheffing van het besluit van 22 januari 2009 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme en Haven van Brussel, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT

Bijlage I1 - Onrechtstreekse kosten - Materiële en immateriële vaste activa Rangschikking in algemene boekhouding.

Klasse 21: - Onderzoeks- en ontwikkelingskosten - Concessies, octrooien, licenties, knowhow, merken en soortgelijke rechten - Goodwill - Vooruitbetalingen op immateriële onroerende goederen Klasse 22: - Terreinen. - Gebouwen (duurzame gebouwen (volgens bouwtype) - lichte gebouwen, schuilplaatsen, ...). - Bebouwde terreinen. - Andere zakelijke rechten op onroerende goederen. - Leidingnet, aansluitingen, ... - Technische burgerlijke bouwkunde: installaties voor winning, bufferopslag en waterzuivering.

Klasse 23: - Installaties, machines en gereedschap, leidingen. - Elektromechanische installaties: pompen, elektromechanische apparatuur, ... - Reguleringsorganen (elektronisch, sensoren, ...). - Meters.

Klasse 24: - Meubilair en rollend materieel. - Technisch meubilair (laboratoriumapparatuur,...) en technisch materiaal (machines voor openbare werken,...).

Klasse 25: - Terreinen en bouwwerken in leasing. - Installaties, machines en gereedschap in leasing. - Meubilair en rollend materieel in leasing. - Technische burgerlijke bouwkunde in leasing: installaties voor distributie, leidingnet, aansluitingen, ... - Elektromechanische installaties in leasing: pompen, elektromechanische apparatuur, ... - Reguleringsorganen in leasing (elektronisch, sensoren, ...). - Meters. - Technisch meubilair (laboratoriumapparatuur, ...) in leasing en technisch materiaal (machines voor openbare werken, ...) in leasing.

Klasse 26: - Andere materiële onroerende goederen.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 03/12/2015tot vaststelling van een opvolgings- en rapporteringshulpmiddel ter bepaling van de reële kostprijs van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot opheffing van het besluit van 22 januari 2009 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme en Haven van Brussel, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT

Bijlage I2 - Onrechtstreekse kosten - Bepaling van de rubrieken van de rapportering De onrechtstreekse kosten worden door de actoren van de watersector in de volgende 12 categorieën uitgesplitst: 1. Met personeelskosten wordt gedoeld op de kosten veroorzaakt door de prestaties (lonen, patronale bijdragen en andere personeelskosten, ouderdoms- en overlevingspensioen);2. De huurgelden en -lasten verwijzen naar de huurkosten van de gebouwen die voor de beheerdienst van de watervoorzieningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestemd zijn.3. De investeringskosten omvatten de economische afschrijvingen van het boekjaar met betrekking tot de materiële en immateriële onroerende goederen.Via de economische afschrijvingen kunnen de aan slijtage of veroudering te wijten waardeverliezen van de onroerende goederen geboekt worden, in functie van hun levensduur; 4. De andere gebouwkosten zijn de werkingskosten van de eigenlijke gebouwen en installaties die niet onder de categorieën "huurgelden en -lasten" of "afschrijvingen van het gebouw" ressorteren, zoals de lasten van het elektriciteits-, verwarmings-, gas- of waterverbruik, de heffing voor de ophaling van het huisvuil alsook de eventuele aandelen in de verwarming, de verlichting en het onderhoud van de gemeenschappelijke ruimten (niet-exhaustieve lijst);5. De leveringen omvatten de kosten gekoppeld aan de bevoorrading met nuttige benodigdheden voor het bestuur van de waterbeheerdiensten;6. De lasten in verband met de werking van het IT-systeem slaan op de kosten die verband houden met het gebruik van software en hardware met betrekking tot het bestuur van de waterbeheerdiensten, alsook de kosten voor de handhaving, het onderhoud en de reparatie van dit type van materiaal;7. De communicatiekosten (telefoon) omvatten de kosten voor vaste en mobiele telefonie (telefoonhardware, abonnementen) van de wateractoren in het kader van het administratieve beheer van de watervoorzieningen; 8. Met marketing- en reclamekosten wordt gedoeld op de kosten die verband houden met de communicatie en het commerciële karakter (reclame, marktonderzoeken, enz.) alsook met de steun die er verleend wordt met betrekking tot het bestuur van de waterbeheerdiensten; 9. Diverse verzekeringen omvatten de met verzekeringen verband houdende lasten (niet met het personeel verband houdende verzekeringen, brandverzekering, diefstalverzekering, autoverzekering, kredietverzekering, verzekering algemene onkosten, extralegale verzekering, ...); 10. Met financiële lasten wordt gedoeld op de lasten die gepaard gaan met financiële transacties;11. De belastingen;12. De andere lasten die onder geen enkele van de hierboven vermelde rubrieken ressorteren, worden opgenomen en gerechtvaardigd onder de rubriek "diversen". Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 03/12/2015 tot vaststelling van een opvolgings- en rapporteringshulpmiddel ter bepaling van de reële kostprijs van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot opheffing van het besluit van 22 januari 2009 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme en Haven van Brussel, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT

KPI-bijlage: Prestatie-indicatoren De prestatie-indicatoren werden gerangschikt volgens zeven uitdagingen die de wateractoren het hoofd moeten bieden: 1. De continuïteit en de toereikendheid van het verdeelde water

Nr. Benaming

Definities

Eenheid

Proefactor

1.1

Aantal niet-geplande dienstonderbrekingen

Met niet-geplande onderbrekingen wordt gedoeld op het aantal lekken en onvoorziene werken.

Aantal

VIVAQUA

1.2

Beschikbaarheid van de bron

Gemiddelde duur van de winningstoelatingen

Jaren

VIVAQUA

1.3

Continuïteit van de toevoernetdienst

Maximale productiecapaciteit in verhouding tot het historische piekniveau

%

VIVAQUA

1.3bis

Continuïteit van de toevoernetdienst

Maximale debietcapaciteit voor waterlevering in het Brussel Hoofdstedelijk Gewest in verhouding tot het historische piekniveau

%

VIVAQUA


2. De kwaliteit van het verdeelde water

Nr. Benaming

Definitie

Eenheid

Proefactor

2.1

Conformiteitspercentage van het verdeelde drinkwater bij de verplichte analyses

Zoals voorzien in bijlage A & B van de leidingwaterwet van 2002 Klachten zijn niet in deze indicator inbegrepen.

%

VIVAQUA

2.2

Conformiteitspercentage van het verdeelde drinkwater bij de indicatieve analyses

Zoals voorzien in bijlage C van de leidingwaterwet van 2002 Klachten zijn niet in deze indicator inbegrepen.

%

VIVAQUA

2.3

Aantal klachten in verband met de kwaliteit van het drinkwater

Gerechtvaardigd geachte aantal klachten per jaar - waarvoor HYDROBRU of VIVAQUA verantwoordelijk worden gesteld

Aantal

VIVAQUA

2.4

Percentage klachten dat verband houdt met de kwaliteit van het drinkwater

Verhouding tussen het aantal gerechtvaardigde klachten en het totale aantal klachten dat werd opgetekend in verband met de kwaliteit van het verdeelde water

%

VIVAQUA


3. De kwaliteit van het toevoer- en distributienet voor drinkwater

Nr. Benaming

Definitie

Eenheid

Proefactor

3.1

Elektriciteitsverbruik bij de voorziening en distributie van drinkwater in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Totaal van het hoogspannings- - beschikbare gegevens - en laagspanningsverbruik - gegevens verkregen op basis van een verdeelsleutel - bij de voorziening en distributie van drinkwater in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Omvat het verbruik van de installaties van het distributienet in m® bij het binnenkomen van de gemeenten - met inbegrip van het niet-geregistreerde verbruik

kWh/m®

VIVAQUA

3.2

Lineaire index van de niet-geregistreerde volumes

Verhouding tussen de distributieverliezen (reële verliezen en niet-gefactureerde volumes) in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het aantal kilometer leidingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

m®/km

HYBROBRU

3.3

Rendement van het distributienet

Zoals voorzien in het kader van de EBC De aangekochte volumes zijn de volumes die wekelijks door VIVAQUA opgenomen worden aan de meters bij het binnenkomen van de gemeenten en die aan HYDROBRU gefactureerd worden (het boekjaar geldt daarbij als referentieperiode). De gefactureerde volumes zijn de volumes die daadwerkelijk door HYDROBRU gefactureerd werden in de loop van een boekjaar - ze kunnen betrekking hebben op een verbruik in het vorige boekjaar. Bij de analyse van deze indicator wordt er naar de te ontwaren tendens gekeken.

%

HYBROBRU

3.4

Percentage distributieleidingen dat jaarlijks vernieuwd wordt

Verhouding tussen het aantal kilometer leidingen dat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vernieuwd en vervangen werd en het totale aantal kilometer leidingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met uitsluiting van de eventuele ontdubbeling van leidingen.

%

HYBROBRU

3.5

Vernieuwingspercentage van de vertakkingen

Verhouding tussen het aantal vertakkingen dat vernieuwd werd - waarbij een vernieuwing gedefinieerd wordt als de vervanging van de hele vertakking - in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het totale aantal vertakkingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

%

VIVAQUA

3.6

Jaarlijks uitbreidingspercentage van het bestaande netwerk

Verhouding tussen het aantal kilometer dat het netwerk uitgebreid werd en het totale aantal kilometer aan leidingen

%

VIVAQUA

3.7

Percentage van het toevoernet dat in slechte staat verkeert

Verhouding tussen het aantal kilometer van het toevoernet dat in slechte staat verkeert en het totale aantal kilometer van het toevoernet

%

VIVAQUA

3.8

Reparatiepercentage van het netwerk

Verhouding tussen de lengte van het gerepareerde netwerk (in km) en de lengte van het in slechte staat verkerende netwerk (in km)

%

VIVAQUA


4. De kwaliteit van het opvangnetwerk voor stedelijk afvalwater en beperking van de overlopen

Nr. Benaming

Definitie

Eenheid

Proefactor

4.1

Vernieuwingspercentage van de opvangnetten voor afvalwater

Verhouding tussen het aantal kilometer dat er van het netwerk vernieuwd werd en het totale aantal kilometer dat het netwerk telt, een lengte die in aanmerking genomen moet worden op 1 januari van het jaar N. Met "vernieuwing" wordt hier gedoeld op een herstel in de oude staat van de leidingen door een vervanging van de elementen in beton, door het aanbrengen van een nieuwe bekleding, door gunnitering of door het aanbrengen van behuizingstukken.

%

HYBROBRU

4.2

Uitbreidingspercentage van de opvangnetten voor afvalwater

Verhouding tussen het aantal kilometer waarmee het opvangnet voor afvalwater uitgebreid werd en het totale aantal kilometer dat het opvangnet voor afvalwater lang is

%

HYBROBRU

4.3

Indicator voor de overstroming van effluenten in de lokalen van gebruikers

Totaal aantal klachten in verband met netwerkoverstromingen op jaarbasis

Aantal

HYBROBRU

4.4

Indicator voor de opgevangen hoeveelheid afvalwater

Opvang van afvalwater per kilometer aan opvangnet voor afvalwater. Het is namelijk nog niet mogelijk om de overloopvolumes te berekenen, maar er zal binnenkort wel werk gemaakt worden van een inventarisering van de overlaten door de actoren van de watercyclus.

Het in aanmerking genomen aantal km is het aantal km dat op 1 januari van jaar N voor indicator 4.1 gebruikt wordt.

m®/km

HYDROBRU


5. De kwaliteit van de afvalwaterzuivering

Nr. Benaming

Definitie

Eenheid

Proefactor

5.1

Energieverbruik bij de behandeling van het afvalwater

Verhouding tussen het totale energieverbruik van de zuiveringsinstallatie bij de behandeling van afvalwater en het geregistreerde aantal m® water aan de ingang van de zuiveringsinstallatie op jaarbasis.

kWh/m®

Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer

5.2

Aangekocht energieverbruik bij de behandeling van het afvalwater

Verhouding tussen de aangekochte hoeveelheid energie - zonder dus de zelf geproduceerde hoeveelheid energie - die door de zuiveringsinstallatie bij de behandeling van afvalwater verbruikt werd en het geregistreerde aantal m® water aan de ingang van de zuiveringsinstallatie op jaarbasis

kWh/m®

Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer

5.3

Mate van zelfcontrole van de kwaliteit van het vóór behandeling geloosde water

Verhouding tussen het aantal uitgevoerde tests vóór behandeling en het totale aantal tests dat voorzien is in het zelfcontroleplan van de Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer

%

Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer

5.4

Mate van zelfcontrole van de kwaliteit van het na behandeling geloosde water

Verhouding tussen het aantal uitgevoerde tests na behandeling en het totale aantal tests dat voorzien is in het zelfcontroleplan van de Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer

%

Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer

5.5

Verminderingspercentage van de vervuilende belasting

Kwaliteit van het zuiveringsproces uitgedrukt in een percentage dat het verkregen chemische zuurstofverbruik aangeeft in de vorm van de verhouding tussen het verschil van de jaarlijkse belasting (qua chemisch zuurstofverbruik - CZV) met de jaarlijkse belasting qua CZV van het effluent, en de jaarlijkse belasting qua CZV van het influent van de zuiveringsinstallaties

%

Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer

5.6

Aantal ton slib afkomstig van de zuiveringsinstallatie dat via circuits voor nuttige toepassing weggevoerd werd

Aantal ton slib afkomstig van de zuiveringsinstallaties dat via circuits voor nuttige toepassing weggevoerd werd, zij het beperkt tot het slib waarop bij de indicatoren wA-015 en wA-016 van de EBC wordt gedoeld

Aantal

Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer

5.7

Aantal ton slib afkomstig van de zuiveringswerken dat via circuits zonder nuttige toepassing weggevoerd werd

Aantal ton slib afkomstig van de zuiveringsinstallaties dat via circuits zonder nuttige toepassing weggevoerd werd, zij het beperkt tot het slib waarop bij de indicatoren wA-015 en wA-016 van de EBC wordt gedoeld

Aantal

Brusselse Maatschappij voor Waterbeheer


6. De kwaliteit van de infrastructuurkennis

Nr. Benaming

Definitie

Eenheid

Proefactor

6.1

Dichtheid van de woningen van het distributienet

Verhouding tussen het aantal woningen en het aantal kilometer dat het distributienet lang is, met inbegrip van de eventuele ontdubbeling van leidingen

Woningen/km

HYBROBRU

6.2

Dichtheid van de vertakkingen van het distributienet

Verhouding tussen het aantal vertakkingen en het aantal kilometer dat het distributienet lang is, met inbegrip van de eventuele ontdubbeling van leidingen

Aansluitingen/km

HYBROBRU

6.3

Conformiteitspercentage van de leeftijd van de meters in vergelijking met de wetgeving

Verhouding tussen het aantal te oude meters en het totale aantal meters

%

HYBROBRU

6.4

Vernieuwingspercentage van de meters

Verhouding tussen het aantal vernieuwde meters en het totale aantal meters, voordat er begonnen werd met het vervangen van de meters

%

HYBROBRU

6.5

Leeftijdspiramide van de meters


a)

0-4 jaar

Aantal bestaande meters die tussen 0 en 4 jaar geleden geplaatst werden

Aantal

HYBROBRU

b)

4-8 jaar

Aantal bestaande meters die tussen 4 en 8 jaar geleden geplaatst werden

Aantal

HYBROBRU

c)

8-12 jaar

Aantal bestaande meters die tussen 8 en 12 jaar geleden geplaatst werden

Aantal

HYBROBRU

d)

12-16 jaar

Aantal bestaande meters die tussen 12 en 16 jaar geleden geplaatst werden

Aantal

HYBROBRU

6.6

Kennis- en patrimoniumbeheerindex van de drinkwaternetten


a)

Toevoernet

Lengte in kilometer van het toevoernet dat het voorwerp uitmaakte van een plaatsbeschrijving, gedeeld door de totale lengte in kilometer van het toevoernet

%

VIVAQUA

b)

Verdeelnet

Lengte in kilometer van het verdeelnet dat het voorwerp uitmaakte van een inventaris, gedeeld door de totale lengte in kilometer van het verdeelnet

%

VIVAQUA

c)

Distributienet

Lengte in kilometer van het distributienet dat het voorwerp uitmaakte van een inventaris, gedeeld door de totale lengte in kilometer van het distributienet

%

HYDROBRU

6.7

Kennis- en patrimoniumbeheerindex van de opvangnetten voor afvalwater

Lengte in kilometer van het opvangnet voor afvalwater dat het voorwerp uitmaakte van een plaatsbeschrijving, gedeeld door de totale lengte in kilometer van het opvangnet voor afvalwater

%

VIVAQUA


7. De mate waarin de prijs en de kostprijs van het water op elkaar afgestemd zijn

Nr. Benaming

Definitie

Eenheid

Proefactor

7.1

Drinkwaterverbruik per inwoner in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Verhouding tussen het aantal m® drinkwater dat tegen het solidaire tarief in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gefactureerd werd en het aantal personen dat op 1 januari in het bevolkingsregister ingeschreven staat op de adressen die van het solidaire tarief genieten. De gemengde vormen van gebruik worden bij de professionele sector meegerekend.

m®/inwoner

HYBROBRU

7.2

Waterverkoop per kilometer distributienet

Verhouding tussen het aantal m® drinkwater dat door HYDROBRU gefactureerd werd en het aantal kilometer dat het distributienet lang is

m®/km

HYBROBRU

7.3

Aansluitingspercentage op het opvangnet voor afvalwater

Verhouding tussen het aantal woningen dat op het opvangnet voor afvalwater aangesloten is en het aantal woningen dat op het distributienet aangesloten is

%

VIVAQUA

7.4

Lengte van het opvangnet dat niet is aangesloten op de zuiveringsinstallaties

Aantal kilometer van het opvangnet dat het water rechtstreeks in de natuur laat belanden, zonder het eerst via de zuiveringsinstallaties voor afvalwater te leiden

Aantal

HYDROBRU

7.5

Percentage onbetaalde rekeningen op het totale aantal waterfacturen van het respectieve boekjaar

Verhouding tussen het bedrag aan openstaande vorderingen, wetende dat een factuur als onbetaald wordt beschouwd na verloop van twee weken na de opmaak ervan, en de omzet voor het jaar N

%

HYBROBRU

7.6

Percentage afbetalingsplannen dat jaarlijks wordt toegekend in verhouding tot het aantal abonnees

Verhouding tussen het jaarlijks aantal toegekende afbetalingsplannen en het aantal abonnees

%

HYBROBRU

7.7

Gestandaardiseerde reële distributiekostprijs Voorziening

Kosten gekoppeld aan de voorziening, gedeeld door het gefactureerde aantal m®

€/m®

HYDROBRU

7.8

Gestandaardiseerde reële distributiekostprijs Sanering

Kosten gekoppeld aan de sanering (opvang + zuivering), gedeeld door het gefactureerde aantal m®

€/m®

HYDROBRU

7.9

Terugwinningspercentage van de kosten van de drinkwatervoorziening, vóór subsidie

Verhouding tussen de inkomsten met betrekking tot de voorzieningsactiviteit (vóór subsidie) en de hieraan gekoppelde kosten

%

BIM

7.10

Terugwinningspercentage van de kosten van de drinkwatervoorziening, na subsidie

Verhouding tussen de inkomsten met betrekking tot de voorzieningsactiviteit (na subsidie) en de hieraan gekoppelde kosten

%

BIM

7.11

Terugwinningspercentage van de kosten van de openbare diensten voor de opvang van afvalwater, vóór subsidie

Verhouding tussen de inkomsten met betrekking tot de opvangactiviteit (vóór subsidie) en de hieraan gekoppelde kosten

%

BIM

7.12

Terugwinningspercentage van de kosten van de openbare diensten voor de opvang van afvalwater, na subsidie

Verhouding tussen de inkomsten met betrekking tot de opvangactiviteit (na subsidie) en de hieraan gekoppelde kosten

%

BIM

7.13

Terugwinningspercentage van de kosten van de openbare diensten voor de zuivering van afvalwater, vóór subsidie

Verhouding tussen de inkomsten met betrekking tot de zuiveringsactiviteit (vóór subsidie) en de hieraan gekoppelde kosten

%

BIM

7.14

Terugwinningspercentage van de kosten van de openbare diensten voor de zuivering van afvalwater, na subsidie

Verhouding tussen de inkomsten met betrekking tot de zuiveringsactiviteit (na subsidie) en de hieraan gekoppelde kosten

%

BIM

7.15

Terugwinningspercentage van de saneringskosten, vóór subsidie

Verhouding tussen de inkomsten met betrekking tot de saneringsactiviteit (vóór subsidie) en de hieraan gekoppelde kosten

%

BIM

7.16

Terugwinningspercentage van de kosten van de openbare saneringsdiensten, na subsidie

Verhouding tussen de inkomsten met betrekking tot de saneringsactiviteit (na subsidie) en de hieraan gekoppelde kosten

%

BIM

7.17

Terugwinningspercentage van de kosten van alle waterdiensten, vóór subsidie

Verhouding tussen de inkomsten met betrekking tot alle waterdiensten (vóór subsidie) en de hieraan gekoppelde kosten

%

BIM

7.18

Terugwinningspercentage van de kosten van alle waterdiensten, na subsidie

Verhouding tussen de inkomsten met betrekking tot alle waterdiensten (na subsidie) en de hieraan gekoppelde kosten

%

BIM


Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 03/12/2015tot vaststelling van een opvolgings- en rapporteringshulpmiddel ter bepaling van de reële kostprijs van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot opheffing van het besluit van 22 januari 2009 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme en Haven van Brussel, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT

Bijlage R: Rapport van onafhankelijke verzekering Rapport van onafhankelijke verzekering Ter attentie van de directeur van de actor Opdracht en verantwoordelijkheden Wij werden door [OPERATOR] ...................................................... (de 'Onderneming') belast met de taak om redelijke zekerheid te verschaffen over de informatie die is opgenomen in elk van de volgende rapporteringen en bijlagen: [Productie, Distributie, Opvang, Zuivering, Onrechtstreekse kosten, Interact, Inkomsten, Terugwinningspercentage, Vijfjarig investerings- en financieringsplan, Prestatie-indicatoren, hierna 'de Rapporteringen'] die aan het Brussels Instituut voor Milieubeheer bezorgd moeten worden, zodat het instituut de reële kostprijs van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan bepalen, in overeenstemming met de bepalingen voorzien in het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een opvolgings- en rapporteringshulpmiddel ter bepaling van de reële kostprijs van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, houdende wijziging van het besluit van 22 januari 2009 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De directie van de Onderneming is verantwoordelijk voor de Rapporteringen. Als onafhankelijke bedrijfsrevisor is het onze verantwoordelijkheid om redelijke zekerheid te verschaffen over de beantwoording van de Rapporteringen aan de criteria die opgenomen zijn in de bepalingen van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een opvolgings- en rapporteringshulpmiddel ter bepaling van de reële kostprijs van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, houdende wijziging van het besluit van 22 januari 2009 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Omvang van het door ons geleverde werk Onze procedures werden uitgevoerd in overeenstemming met de Internationale norm voor verzekeringsopdrachten 3000 Assurance Engagements other than Audits or Reviews of Historical Financial Information ('controleopdrachten buiten controles of beoordelingen van historische financiële informatie') van de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) van de International Federation of Accountants. Deze norm schrijft voor dat onze procedures gepland en uitgevoerd moeten worden met het oog op het verschaffen van redelijke zekerheid over de beantwoording van de Rapporteringen aan de criteria die opgenomen zijn in de bepalingen van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een opvolgings- en rapporteringshulpmiddel ter bepaling van de reële kostprijs van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, houdende wijziging van het besluit van 22 januari 2009 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Onze procedures omvatten een steekproefsgewijs onderzoek van bewijselementen. Wij zijn van mening dat onze procedures een redelijke basis voor de formulering van onze conclusie bieden.

Conclusie Naar onze mening, conclusie overnemen [Plaats, datum] [Onderneming van de Commissaris-Revisor] vertegenwoordigd door: Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 03/12/2015 tot vaststelling van een opvolgings- en rapporteringshulpmiddel ter bepaling van de reële kostprijs van het water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en tot opheffing van het besluit van 22 januari 2009 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van een gestandaardiseerd boekhoudplan van de watersector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme en Haven van Brussel, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT

^