gepubliceerd op 24 februari 2015
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de uitvoering van de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
24 APRIL 2014. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de uitvoering van de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op artikel 8, 1ste alinea van de bijzondere wet met betrekking tot de Brusselse Instellingen van 12 januari 1989;
Gelet op de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, artikelen 3, 2°, alinea 2, 6, 7 et 8;
Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, gegeven op 17 december 2013;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, gegeven op 23 januari 2014;
Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van de Gewestelijke Vennootschap van de Haven van Brussel, gegeven op 20 december 2014;
Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 16 januari 2014;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 18 februari 2014 met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voordracht van de Staatssecretaris van Openbaar Ambt en van Gelijke Kansen;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° de ordonnantie : de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° de Regering : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;3° gewestelijke overheidsdiensten : - het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die deel uitmaken van categorie A en categorie B overeenkomstig de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, en hun operationele filialen; - de pararegionale instellingen van publiek recht of van openbaar belang, en hun operationele filialen; 4° leidende ambtenaar : de ambtena(a)r(en) of de gedelegeerde bestuurder(s) of de verantwoordelijke(n) belast met de directie van de gewestelijke overheidsdiensten;5° de coördinatiegroep : de gewestelijke coördinatiegroep, ingesteld bij artikel 7 van de ordonnantie;6° coördinator : de persoon die binnen elke gewestelijke overheidsdienst aangeduid is om deel te nemen aan de gewestelijke coördinatiegroep en belast is met de integratie van genderdimensie;7° gendercorrespondent : de perso(o)n(en) aangeduid binnen elke gewestelijke overheidsdienst om met de coördinator een beleid van gendermainstreaming te ontwikkelen binnen de gewestelijke overheidsdienst in kwestie.Deze gendercorrespondenten worden aangeduid door de leidende ambtenaar van de gewestelijke overheidsdienst in kwestie; 8° geïntegreerde genderaanpak : een aanpak die bestaat uit de (re)organisatie, de verbetering, de evolutie en de evaluatie van de besluitvormingsprocessen met het oog op de integratie van het streven naar gelijkheid tussen vrouwen en mannen in alle domeinen en op alle niveaus, door de actoren die betrokken zijn bij de tenuitvoerlegging van de beleidslijnen;9° genderstatistieken : de geproduceerde, verzamelde en bestelde statistieken die naar geslacht worden opgesplitst in toepassing van artikel 4 van de ordonnantie. Het gebruik van het mannelijk in dit besluit is gemeenslachtig. HOOFDSTUK II. - Samenstelling van een coördinatiegroep
Art. 2.§ 1. De coördinatiegroep is als volgt samengesteld : 1° een vertegenwoordiger van elke minister en staatssecretaris;2° een coördinator, ambtenaar van niveau A of B van elke gewestelijke overheidsdienst, aangeduid door de leidende ambtenaar van de dienst in kwestie; § 2. Op dezelfde wijze wordt een plaatsvervanger voor elk van de voormelde leden aangewezen.
Een lid van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen wordt op de vergaderingen van het comité uitgenodigd. § 3. De coördinatiegroep wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Minister of Staatssecretaris bevoegd voor Gelijke Kansen. § 4. De coördinatiegroep wordt vernieuwd aan het begin van elke legislatuur als de regering gevestigd is, met uitzondering van de leden van de coördinatiegroep die uit de gewestelijke overheidsdiensten komen, zoals gedefinieerd in artikel 1, punt 3°.
Art. 3.Er wordt geen enkele verloning, toelage, vergoeding of prestatiegeld toegekend aan de leden van de coördinatiegroep. HOOFDSTUK III. - Opdrachten van de coördinatiegroep
Art. 4.§ 1. De coördinatiegroep heeft als algemene opdracht : 1° het stimuleren en het oriënteren van de geïntegreerde genderdimensie en het bijdragen tot de uitvoering ervan, in het bijzonder door de verspreiding en het gebruik van hulpmiddelen, instrumenten en methodes in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;2° het bevorderen van de samenwerking en de verspreiding van informatie en goede praktijken tussen alle gewestelijke overheidsdiensten;3° het organiseren van een voortdurend overleg en een permanente coördinatie tussen de administraties van de gewestelijke overheidsdiensten en de beleidscellen van de leden van de regering. § 2. De coördinatiegroep heeft als specifieke opdracht : 1° het opstellen van een ontwerp van gewestelijk plan op basis van de door de Regering geformuleerde prioriteiten voor de legislatuur dat tot doel heeft de genderdimensie in alle gewestelijke beleidslijnen te integreren met het oog op het vermijden of het corrigeren van eventuele ongelijkheden tussen mannen en vrouwen.2° het voorbereiden en coördineren van het ontwerp van tussentijds verslag en het verslag op het einde van de legislatuur, zoals bedoeld in artikel 5 van de ordonnantie bedoeld in hoofdstuk VI en het verzekeren van de opvolging ervan volgens de bepalingen van het artikel 11 van dit besluit. § 3. Met het oog op het uitvoeren van deze opdrachten kan de groep de organen, instanties of experten betrokken bij het onderzoek en tenuitvoerlegging van de gelijkheid van vrouwen en mannen raadplegen.
Art. 5.§ 1 Het ontwerp van plan bedoeld in artikel 4, § 2, 1° wordt opgesteld voor de volledige legislatuur. Het omvat ondermeer : - de strategische doeleinden, bedoeld in artikel 2, § 1, van de ordonnantie; - de beleidslijnen bedoeld om die strategische doeleinden en de integratie van de genderdimensie in de gewestelijke overheidsdiensten te verwezenlijken. § 2 Het ontwerp van gewestelijk plan wordt overgemaakt aan de minister of staatssecretaris belast met Gelijke Kansen.
Deze laatste is belast met het voorleggen van het plan ter goedkeuring aan de Regering, uiterlijk in het jaar dat volgt op de datum waarop de nieuwe Regering gevormd werd. HOOFDSTUK IV. - Werking van de coördinatiegroep
Art. 6.§ 1 De coördinatiegroep keurt een huishoudelijk reglement goed binnen de drie maanden na zijn installatie, met een tweederde meerderheid van zijn leden, en bij gebrek hieraan, tijdens de volgende vergadering met gewone meerderheid van de leden. § 2 Bij hernieuwing van de coördinatiegroep, behoudens goedkeuring van een nieuw huishoudelijk reglement, blijft het vorige reglement van kracht.
Art. 7.Het secretariaat van de coördinatiegroep wordt uitgeoefend door een lid aangeduid door de voorzitter. HOOFDSTUK V. - Integratie van "gender mainstreaming" binnen de gewestelijke overheidsdiensten
Art. 8.§ 1. De coördinator heeft als hoofdopdrachten : 1° voorbereiden van het voorstel tot bijdrage van de gewestelijke overheidsdienst waar hij van afhangt voor het gewestelijk plan bedoeld in het artikel 4, § 2, 1° van het huidig besluit;2° voorbereiden van de bijdrage van de gewestelijke overheidsdienst waar hij van afhangt voor de verslagen bedoeld in Hoofdstuk VI van het huidig besluit;3° samenwerken met de leden van de coördinatiegroep die uit de beleidscellen van de leden van de regering komen, om een proces van opvolging van "gendertesten" in te voeren die voor ontwerpen van wettelijke en reglementaire aktes verwezenlijkt zijn, bedoeld in artikel 3, 2°, van de ordonnantie;4° de toepassing van de methode om de genderdimensie in het geheel van het budgettaire proces te integreren, bedoeld in artikel 2, § 3, van de ordonnantie, opvolgen;5° de productie van naar geslacht opgesplitste statistieken en de opstelling van genderindicatoren, bedoeld in het artikel 4 van de ordonnantie, opvolgen;6° de integratie van de genderdimensie in de strategische planningsinstrumenten van de gewestelijke overheidsdienst waar hij van afhangt opvolgen;7° de genderdimensie in de procedures voor de toekenning van overheidsopdrachten en de toekenning van subsidies van de gewestelijke overheidsdienst waar hij van afhangt integreren;8° opleidingen betreffende de genderdimensie organiseren;9° informatie betreffende de geïntegreerde genderaanpak en de concrete uitvoering daarvan verspreiden binnen de gewestelijke overheidsdienst waar hij van afhangt. § 2. De coördinator in geïntegreerde genderaanpak steunt, voor de uitvoering van zijn opdrachten, op een netwerk van "gendercorrespondenten" binnen de gewestelijke overheidsdienst waarvan hij afhangt.
Art. 9.§ 1. De leidende ambtenaar waakt erover dat de coördinator over alle noodzakelijke middelen beschikt om de interne coördinatie te verzekeren die nodig is voor de uitvoering van diens opdrachten. § 2. De leidende ambtenaar verzekert zich van de inachtneming van de geïntegreerde genderaanpak binnen zijn gewestelijke overheidsdienst. HOOFDSTUK VI. - De verslagen
Art. 10.Het tussentijds verslag, bedoeld in artikel 5, § 1 en 2 van de ordonnantie, wordt per gewestelijke bevoegdheid gestructureerd. Per bevoegdheidsdomein heeft hij minstens betrekking op de beschrijving, de stand van zaken en de vordering van de volgende elementen : - de acties ondernomen in het kader van het plan bedoeld in artikel 4, § 2, 1°, van het huidig besluit; - de productie, de analyse en het gebruik door de gewestelijke overheidsdiensten van genderstatistieken en -indicatoren bedoeld in artikel 4 van de ordonnantie; - de gendernota bedoeld in artikel 2, § 2, van de ordonnantie; - de acties en initiatieven met betrekking tot de « gendertest » bedoeld in artikel 3, 2°, van de ordonnantie; - de acties en initiatieven met betrekking tot de uitvoering van de methode die het mogelijk maakt de genderdimensie in het geheel van budgettaire processen te integreren zoals bedoeld in artikel 2, § 3 van de ordonnantie; - in welke mate rekening houden wordt met de geïntegreerde genderaanpak in de procedures voor de toekenning van overheidsopdrachten en de toekenning van subsidies bedoeld in artikel 3, 3°, van de ordonnantie.
Art. 11.Het verslag aan het einde van de legislatuur wordt eveneens per gewestelijke bevoegdheid gestructureerd. Het bestaat uit een diagnostische nota die een analyse bevat van de maatregelen bedoeld in artikel 9, § 1 van het huidige besluit, en de vorderingen die verwezenlijkt werden door de Regering en de gewestelijke overheidsdiensten tijdens de legislatuur.
Art. 12.Het tussentijds verslag wordt doorgestuurd door de Minister of Staatssecretaris belast met Gelijke Kansen in de Regering en dit ten laatste op 30 december van het eerste jaar dat het aanvangsjaar van de legislatuur volgt. Het verslag aan het einde van de legislatuur wordt verstuurd door de Minister of Staatssecretaris belast met Gelijke Kansen in de regering en dit ten laatste op de dag dat het vijfde ontwerp van het algemene budget van de uitgaven in het Parlement wordt ingediend.
Art. 13.§ 1 Het evaluatierapport over de impact op vrouwen en mannen, de `gendertest', zoals bepaald in artikel 3 § 2 van de ordonnantie wordt in bijlage van dit besluit gevoegd. De `gendertest' wordt ingevuld door de personen die de nieuwe reglementering opstellen. Die persoon kan een kabinetsmedewerker zijn of een ambtenaar van het betrokken bestuur. § 2 De `gendertest` wordt ingevuld voor de eerste toevoeging aan de agenda in de Ministerraad. § 3 Het resultaat van de test dient beschouwd te worden als een indicatieve meting van het project. § 4 De bevoegde Minister zorgt ervoor dat de `gendertest' ingevuld wordt. § 5 Bij gebrek aan een `gendertest' kan een ontwerp van reglementering niet als volledig worden beschouwd en kan dus geen voorwerp uitmaken van een beraadslaging binnen de Ministerraad. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 14.De Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 15.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de legislatuur volgend op de legislatuur waarin de ordonnantie werd goedgekeurd.
Brussel, 24 april 2014.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken en Vervoer, Mevr. B. GROUWELS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. C. FREMAULT
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld