gepubliceerd op 29 juni 2010
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende gedeeltelijke goedkeuring van de beslissing van de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe tot volledige opheffing van het bijzonder bestemmingsplan nr. 4bis « Sint-Lambertusplein » goedgekeurd bij koninklijk besluit van 31 mei 1985
27 MEI 2010. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende gedeeltelijke goedkeuring van de beslissing van de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe tot volledige opheffing van het bijzonder bestemmingsplan nr. 4bis « Sint-Lambertusplein » goedgekeurd bij koninklijk besluit van 31 mei 1985
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, voornamelijk op de artikelen 58 tot 61;
Gelet op het gewestelijk bestemmingsplan, goedgekeurd bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 mei 2001;
Gelet op het gewestelijk ontwikkelingsplan, goedgekeurd bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 september 2002;
Gelet op het bijzonder bestemmingsplan nr. 4bis « Sint-Lambertusplein » waarvan de grenzen aangeduid zijn op bijgevoegd plan en goedgekeurd bij koninklijk besluit van 31 mei 1985;
Gelet op de beraadslaging van de gemeenteraad van 21 september 2009, waarbij de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe het ontwerp tot volledige opheffing van het bijzonder bestemmingsplan nr. 4bis heeft goedgekeurd;
Gelet op het verslag dat dit ontwerp vergezelt dat tevens de volledige opheffing van het plan rechtvaardigt in plaats van de wijziging ervan;
Gelet op het gunstig advies van de overlegcommissie tijdens haar zitting van 8 december 2009;
Gelet op het overleg van de gemeenteraad van 29 januari 2010 waarbij de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe definitief de beslissing goedkeurt tot volledige opheffing van het bijzonder bestemmingsplan nr. 4bis ;
Overwegende dat de gemeente volgende redenen aanvoert om de opheffing te staven;
Overwegende de incoherenties en de ongeschiktheden van het bijzonder bestemmingsplan ten aanzien van de nu geldende plannen en stedenbouwkundige verordeningen evenals de impliciete opheffingen die zich voordeden sedert de inwerkingtreding van het gewestelijk bestemmingsplan;
Overwegende dat het bijzonder bestemmingsplan niet volledig werd uitgevoerd en dat sommige doelstellingen ervan inzake ligging niet meer aangepast zijn aan de huidige behoeften van de goede plaatselijke aanleg noch aan de huidige stedenbouwkundige opties van de gemeente;
Overwegende de wil van de gemeente, eigenaar van het terrein, om het park te behouden dat de verbinding voor voetgangers bevordert tussen het Sint-Lambertusplein en Wolubilis, zelfs indien bouwwerken mogelijk zijn op dit terrein dat gelegen is in administratiegebied van het gewestelijk bestemmingsplan;
Overwegende dat de volledige opheffing van het bijzonder bestemmingsplan iedere vorm van heraanleg mogelijk maakt van de openbare ruimte van het Sint-Lambertusplein, gelet op zijn ligging binnen het wegennet op het gewestelijk bestemmingsplan en dat de gemeente een openbare raadpleging zal houden voorafgaand aan de aanvraag om stedenbouwkundige vergunning ten einde verschillende opties te overwegen;
Overwegende dat de volledige opheffing van het bijzonder bestemmingsplan gerechtvaardigd is in plaats van de wijziging ervan;
Overwegende dat bij gebrek aan een bijzonder bestemmingsplan de eventuele kwesties inzake bestemming worden geregeld door de bepalingen van de hogere plannen en dat deze inzake ligging, afmetingen en esthetiek moeten beantwoorden aan de voorschriften van gewestelijke en gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen, evenals aan de goede plaatselijke aanleg;
Overwegende dat het BBP in de Sint-Lambertusstraat voorziet in een bouwzone voor residentiële activiteiten in niet-doorlopende gesloten bebouwing.
Dat bij de opheffing van het BBP een dergelijke inplanting niet langer verplicht zal zijn en het mogelijk zal zijn de rooilijn van de huizen van de Sint-Lambertusstraat te bepalen om zo de gevelwand van de straat te verlengen.
Overwegende dat bij een opheffing evenwel ieder soort inplanting open gelaten wordt.
Overwegende dat het derhalve gerechtvaardigd is over te gaan tot een wijziging van het BBP in plaats van tot een opheffing ervan.
Overwegende dat het BBP, op de hoek van de Vootstraat en de Woluwelaan, voorziet in een tuingebied zonder kelderverdieping, waarop niet gebouwd mag worden, terwijl het GBP op die plaats voorziet in een woongebied.
Overwegende dat bij de opheffing van het BBP de verlenging van de gevelwand van de Vootstraat tot op de hoek een architecturaal « baken » mogelijk maakt bij het ingaan van de Vootstraat, daar er tevens een gevelwand is op de tegenoverliggende hoek.
Overwegende het belang om op die plaats te beschikken over een architecturaal baken, overwegende derhalve dat het verkieslijk is een wijziging van het BBP door te voeren teneinde de bouwhoogten en het soort gewenste inplanting nader te bepalen.
Overwegende dat het derhalve gerechtvaardigd is over te gaan tot een wijziging in plaats van tot een opheffing.
Overwegende dat het BBP aan de rand van het openbaar park voorziet in bouwwerken voor residentiële activiteiten in open bebouwing en rond de bouwzone in een tuingebied met kelderverdieping.
Overwegende dat de opheffing van dit BBP het mogelijk maakt in toepassing van het GBP kantoren in te planten in de plaats van een woongebied.
Overwegende dat in deze zone momenteel een park is ingericht, welk de voetgangersverbinding tussen het Sint-Lambertusplein en Wolubilis verbetert; dat het gaat om een gemeente-eigendom en de gemeente dit parkgebied wenst te behouden, ook al is dit gelegen binnen een administratiegebied van het GBP. Overwegende dat deze zone, na onderzoek, in het GBP 1 en 2 ingedeeld werd in woongebied en op vraag van de gemeente omgezet werd in administratiegebied; dat de GOC en het Gewest destijds hebben ingestemd met deze omzetting in administratiegebied, omdat het niet mogelijk blijkt in deze zone kwaliteitsvolle woningen tot stand te brengen.
Overwegende evenwel dat gelet op de hoge kantorenleegstand, het lokaal noch het gewestelijk belang gediend worden als men kantoren toestaat in plaats van woningen.
Overwegende dat het derhalve gerechtvaardigd is over te gaan tot een wijziging in plaats van tot een opheffing.
Overwegende dat het BBP voorziet om het Sint-Lambertusplein herin te richten als « voetgangerszone »; dat de gemeente in 1997 een ontwerp had uitgewerkt; dat dit ontwerp op heel wat weerstand stuitte vanwege de handelaarsvereniging van het Sint-Lambertusplein omdat de auto's dan niet meer langsheen de galerij moesten en dat er geen parkeergelegenheid meer zou zijn voor de klanten van de handelszaken gelegen in de galerij van het gebouw dat uitgeeft op het plein.
Overwegende dat de huidige wil van de gemeente bestaat in een herziening van de bestemming van deze zone door een bijzondere aanleg te voorzien met een voetgangerszone, auto's, voetgangersweg en beplanting.
Overwegende dat het wegennet in het GBP dit soort aanleg mogelijk maakt; dat derhalve voor wat dit punt betreft, de opheffing gerechtvaardigd is;
Overwegende dat het derhalve aangewezen is de opheffing gedeeltelijk goed te keuren.
Op de voordracht van de Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Wordt gedeeltelijk goedgekeurd volgens de grenzen die aangeduid staan op bijgevoegd plan de beslissing van de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe tot volledige opheffing van het bijzonder bestemmingsplan nr. 4bis « Sint-Lambertusplein » goedgekeurd bij koninklijk besluit van 31 mei 1985.
Art. 2.De Minister die bevoegd is voor Ruimtelijke Ordening wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 27 mei 2010.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld