gepubliceerd op 29 oktober 2020
Officieuze coördinatie van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB De raad van bestuur van de GOMB, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen; Ge Gelet op de ordonnantie van 20 mei 1999 betreffende de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor (...)
Officieuze coördinatie van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB De raad van bestuur van de GOMB, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen;
Gelet op de ordonnantie van 20 mei 1999 betreffende de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Gelet op artikel 14 van voormelde ordonnantie;
Gelet op het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 16 december 1999 houdende goedkeuring van de wijziging van de statuten van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Gelet op artikel 10 van deze statuten;
Gelet op het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de GOMB goedgekeurd op 30 januari 2004;
Gelet op artikel 289 van deze statuten;
Gelet op protocol nr. 2006/5 waarin de resultaten van de onderhandelingen gevoerd in sector XV zijn vastgelegd;
Gelet op zijn beslissing van 14 juli 2006;
Bepaalt het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Deel I. - Organisatie van de GOMB TITEL I. - De ambtenaren
Artikel 1.Ambtenaar van de GOMB is elke persoon die zijn diensten in vast verband aan het bestuur van de GOMB verleent.
De ambtenaren van de GOMB bevinden zich in een statutaire toestand die enkel beëindigd kan worden bij de in dit statuut bepaalde gevallen.
De raad van bestuur kan het statuut van de ambtenaren van de GOMB in de toekomst wijzigen, mits de bepalingen in artikel 289 van dit statuut in acht worden genomen.
TITEL II. - De graden
Art. 2.De graad is de titel op grond waarvan de ambtenaar met een rang bekleed is en waardoor hij gemachtigd is een betrekking in te nemen die met deze graad overeenstemt.
De graden worden gerangschikt per niveau en per rang. Het niveau van een graad bepaalt de plaats van die graad in de hiërarchie volgens de kwalificatie van de vorming en de geschiktheid waarvan blijk te geven is opdat die graad kan worden toegekend.
De rang bepaalt de betrekkelijke waarde van een graad binnen zijn niveau.
Art. 3.Elke rang wordt aangeduid met een letter gevolgd door een cijfer; de letter verwijst naar het niveau; het cijfer plaatst de rang binnen het niveau. Het hoogste cijfer stemt overeen met de hoogste rang.
De rangen worden als volgt verdeeld onder de niveaus: 1° in niveau A, zes rangen, namelijk de rangen A1, A2, A3, (A4 uitdovend), A5 en A6;2° in niveau B, twee rangen, namelijk de rangen B1 en B2;3° in niveau C, twee rangen, namelijk de rangen C1 en C2;4° in niveau D, twee rangen, namelijk de rangen D1 en D2. Niveau A is het hoogste niveau.
Art. 4.§ 1. De volgende graden worden in de GOMB gecreëerd: in rang A6: administrateur-generaal; in rang A5: directeur-generaal; in rang A4: inspecteur-generaal (uitdovend); in rang A3: directeur; in rang A2: eerste attaché; in rang A1: attaché; in rang B2: eerste assistent; in rang B1: assistent; assistent-informaticus; in rang C2: eerste adjunct; in rang C1: adjunct; adjunct-informaticus; in rang D2: eerste klerk; in rang D1: klerk.
Art. 5.Een van de directeurs-generaal van rang A5 draagt de titel van adjunct-administrateur-generaal op beslissing van de raad van bestuur.
Hij behoort verplicht tot een andere taalrol dan de administrateur-generaal.
Art. 6.De ambtenaren van de GOMB worden uitsluitend door de raad van bestuur benoemd.
TITEL III. - De personeelsformatie
Art. 7.De raad van bestuur bepaalt de personeelsformatie van de GOMB.
Art. 8.De personeelsformatie bepaalt het aantal betrekkingen per niveau, rang en graad dat nodig geacht wordt voor de uitvoering van de permanente opdrachten toegekend aan de GOMB.
Art. 9.Het departement personeelsbeheer stelt de functiebeschrijvingen op en legt ze ter goedkeuring voor: - niveaus B, C en D aan de administrateur-generaal; - graden A1 en A2 aan de directieraad; - graden A3, A5 tot A6 aan de raad van bestuur.
Bij elke functiebeschrijving zijn de kwalificaties gevoegd. Onder kwalificaties verstaat men het geheel van kennis en vaardigheden vereist voor de uitoefening van het ambt.
Deel II. - Rechten en plichten
Art. 10.Artikelen 4 tot 8 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen, zijn van rechtswege van toepassing op de ambtenaren van de GOMB.
Art. 11.De betrekkingen met de pers zijn uitsluitend voorbehouden aan de voorzitter van de raad van bestuur en aan de afgevaardigd bestuurder, alsook aan de ambtenaren die zij daartoe desgevallend uitdrukkelijk aanwijzen.
Art. 12.Het gebruik van de middelen die de ambtenaren van de GOMB ter beschikking krijgen voor de vervulling van hun opdracht is beperkt tot de dienstnoden. Deze materie zal in het arbeidsreglement uitgewerkt worden.
Art. 13.Zonder voorafgaande toestemming mogen de ambtenaren van de GOMB de uitoefening van hun ambt niet onderbreken.
Art. 14.De ambtenaren van de GOMB moeten zich discreet gedragen in hun acties en standpunten ten opzichte van het beleid van de GOMB. Deel III. - Werving, stage en benoeming TITEL I. - De werving
Art. 15.Niemand kan worden aangeworven als ambtenaar van de GOMB indien hij niet aan de volgende algemene toegangsvoorwaarden voldoet : 1° zich gedragen op een wijze die strookt met de vereisten van het ambt;2° burgerlijke en politieke rechten genieten;3° voldoen aan de wetten van de dienstplicht;4° houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift dat overeenkomt met het niveau van de te verlenen graad opgenomen in bijlage 3 gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zijn vrijgesteld van deze voorwaarde: de statutaire ambtenaren van de volgende instellingen, voor zover ze het bewijs leveren dat ze in hun instelling van oorsprong geslaagd zijn voor een toegangsexamen in de toe te kennen graad, georganiseerd door SELOR voor algemene materies: a) de ministeries en de instellingen van openbaar nut die afhangen van de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten;b) de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;5° slagen voor een wervingsproef georganiseerd door SELOR of bij ontstentenis door de raad van bestuur;6° de medische geschiktheid bezitten die vereist is voor het uit te oefenen ambt.
Art. 16.De raad van bestuur bepaalt op voorstel van de directieraad de kwalificaties die vereist zijn voor de aan te werven ambtenaren op basis van de functiebeschrijving opgemaakt overeenkomstig artikel 9.
Hij legt eveneens het programma van de wervingsproef vast.
De raad van bestuur kan bovendien: 1° specifieke wervingsvoorwaarden opleggen wanneer de aard van het ambt het vereist;2° nader bepalen welke diploma's in het bijzonder toegang verlenen tot het ambt waarvoor een wervingsexamen wordt uitgeschreven;3° voor een bepaald wervingsexamen bijzondere eisen stellen inzake beroepsbekwaamheid verworven door het bezit van praktische kennis of de uitoefening van een vorige werkzaamheid, wanneer de aard van de te verlenen betrekkingen dergelijke eisen wettigt;4° behalve de in artikel 15, 4°, 1e lid vermelde diploma's en getuigschriften de volgende, door de raad van bestuur aan te wijzen diploma's en getuigschriften aanvaarden voor het wervingsexamen in een bepaalde graad en wanneer de vereisten van het uit te oefenen ambt dit toelaten : a) diploma's en getuigschriften van het onderwijs voor sociale promotie en van het kunstonderwijs voor sociaal-culturele promotie;b) diploma's en getuigschriften van het technisch, kunst- of beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan;5° beslissen of een wervingsreserve moet worden samengesteld en op basis van het aantal vacante betrekkingen te voorzien bij de GOMB het aantal kandidaten bepalen dat geslaagd is voor het wervingsexamen bedoeld in artikel 15, 5°, die worden toegelaten tot deze reserve.
Art. 17.De wervingsreserve heeft een geldigheidsduur van 3 jaar, eventueel te vernieuwen door de raad van bestuur.
Art. 18.Bij vacantverklaring van een van de in artikel 110 opgesomde betrekkingen gebeurt de oproeping van de kandidaten door inlassing van een bericht in het Belgisch Staatsblad en door elke andere vorm van publicatie die de raad van bestuur nuttig acht, onverminderd de bijzondere bepalingen voor de werving in de betrekkingen van administrateur-generaal, directeur-generaal en directeur.
Dat bericht vermeldt: 1. de vacante betrekkingen;2. de toelatingsvoorwaarden;3. de termijn en de modaliteiten voor het indienen van de kandidaturen alsook de voor te leggen documenten. TITEL II. - De stage
Art. 19.De stagiair is geen ambtenaar in de zin van dit statuut.
De volgende in dit statuut opgenomen bepalingen zijn van toepassing op de stagiair: 1° de rechten, plichten, onverenigbaarheden en cumulatie van activiteiten, 2° de tuchtregeling, 3° de administratieve standen, 4° het geldelijk statuut, 5° het ambtshalve verlies van de hoedanigheid van ambtenaar en de definitieve ambtsneerlegging, 6° de maximum arbeidsduur. De stagiair geniet: 1° het jaarlijks vakantieverlof, 2° de feestdagen, 3° het omstandigheidsverlof, 4° het bevallingsverlof, 5° het ziekteverlof, 6° de disponibiliteit wegens ziekte, 7° verloven om in geval van ernstige ziekte of ongeval een persoon bij te staan die onder hetzelfde dak woont, 8° het verlof om een politiek mandaat uit te oefenen. Voor de toepassing van dit artikel wordt de stagiair geacht de graad te bezitten waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld.
Art. 20.De kandidaat voor een statutaire betrekking wordt door de raad van bestuur toegelaten tot de stage.
Art. 21.Wanneer de stagiair buiten de verloven bedoeld in artikel 19, derde lid, 1° tot 3° en 7°, 10 werkdagen gewettigde afwezigheid overschrijdt, wordt de stage geschorst.
Tijdens de schorsing van de stage behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair.
Hij behoudt deze hoedanigheid eveneens tot de datum waarop een definitieve beslissing omtrent zijn benoeming of ontslag wordt genomen.
Art. 22.De administrateur-generaal wijst in overleg met de betrokken directeur-generaal de ambtenaar aan die de leiding over de stage uitoefent, naargelang de taalrol van de stagiair. Deze ambtenaar die verplicht een hogere rang bekleedt dan de stagiair geeft hem een opleiding in de materies die behandeld worden in de algemene directie en het departement waarin de stagiair werkt.
Art. 23.De stage duurt één jaar voor de stagiairs van niveaus A en B. Ze duurt 6 maanden voor de stagiairs van niveaus C en D.
Art. 24.De ambtenaar belast met de leiding van de stage stelt een tussentijds verslag op na zes maanden voor de niveaus A en B en na 3 maanden voor de niveaus C en D. Dit verslag wordt aan de stagiair bezorgd, die desgevallend opmerkingen maakt.
Het verslag wordt vervolgens via de directeur-generaal van de directie waaraan de stagiair is toegewezen aan de administrateur-generaal gezonden die het aan het departement personeelsbeheer bezorgt.
Art. 25.De ambtenaar belast met de leiding van de stage stelt het eindverslag van de stage op en bezorgt het aan de stagiair die over 10 werkdagen beschikt om zijn opmerkingen toe te voegen.
De eindevaluatie houdt rekening met alle feiten, zowel gunstig als ongunstig, die tijdens de stage werden vastgesteld, en met de tussentijdse evaluatie.
Art. 26.De ambtenaar belast met de leiding van de stage overhandigt het eindverslag aan de administrateur-generaal via de directeur-generaal van de directie waaraan de stagiair is toegewezen.
Indien het eindverslag over de gehele stage gunstig is, stelt de administrateur-generaal aan de raad van bestuur de benoeming voor van de stagiair.
Indien het eindverslag ongunstig is, stelt de administrateur-generaal aan de raad van bestuur het ontslag voor wegens ongeschiktheid voor de uitoefening van een betrekking in de GOMB. Indien het eindverslag voorbehoud aantekent bij het verloop van de stage, stelt de administrateur-generaal de verlenging van de stage voor aan de raad van bestuur. In dat geval wordt de oorspronkelijke stage met 6 maanden verlengd voor de stagiairs van niveaus A en B en met 3 maanden voor de stagiairs van niveaus C en D.
Art. 27.Bij verlenging van de stage wordt de stagiair geëvalueerd volgens de regels van de oorspronkelijke stage. Artikel 26 is van toepassing met uitzondering van het laatste lid. Een tweede verlenging van de stage kan niet voorgesteld worden.
Art. 28.Vooraleer het voorstel van beslissing van de administrateur-generaal voor te leggen aan de raad van bestuur wordt de stagiair op de hoogte gebracht. Hij beschikt over 10 werkdagen te rekenen vanaf deze kennisgeving om een beroep in te dienen bij de commissie van beroep zoals voorzien in artikel 44.
Art. 29.De stagiair die een beroep zoals bedoeld in artikel 28 indient, bezorgt een kopie van het beroep tegen ontvangstbewijs aan de administrateur-generaal die over een termijn van 10 werkdagen beschikt te rekenen vanaf ontvangst van de kopie om het dossier aan de commissie van beroep te geven samen met het voorstel van beslissing.
De voorzitter van de commissie van beroep roept de stagiair op. De stagiair mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.
De commissie van beroep hoort eveneens de ambtenaar die belast was met de leiding van de stage en die verslag uitbrengt over het verloop van de stage.
Art. 30.Binnen 3 maanden na indiening van het beroep door de stagiair brengt de commissie van beroep een gemotiveerd advies uit bij de raad van bestuur.
Art. 31.De beslissing tot verlenging van de stage overeenkomstig artikel 26 laatste lid, alsook de beslissing tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid worden genomen door de raad van bestuur en treden in werking op de dag van de beslissing van de raad van bestuur.
De ontslagen stagiair geniet een opzeggingstermijn van drie maanden.
Bij zware fout echter wordt hij zonder opzeggingstermijn ontslagen.
TITEL III. - De benoeming
Art. 32.De geschikt verklaarde stagiair wordt door de raad van bestuur benoemd als ambtenaar in de graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld.
Art. 33.De hoedanigheid van ambtenaar van de GOMB wordt bekrachtigd door de eed die wordt afgelegd overeenkomstig artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831.
Art. 34.De administrateur-generaal en de directeurs-generaal worden beëdigd door de voorzitter van de raad van bestuur en de afgevaardigd bestuurder; de andere ambtenaren worden beëdigd door de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal of door één van hen in geval van vacante betrekking of ontstentenis van de andere.
Art. 35.Aan de personeelsbehoeften wordt uitsluitend voldaan door ambtenaren die aan de bepalingen van dit statuut onderworpen zijn.
De raad van bestuur kan evenwel beslissen personen in dienst te nemen bij arbeidsovereenkomst met als enige doelstelling : 1° inspelen op uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften, of het nu gaat om de uitvoering van acties beperkt in de tijd, of om bijzondere werkoverlast;2° ambtenaren te vervangen bij gehele of gedeeltelijke afwezigheid, ongeacht of ze in dienstactiviteit zijn of niet, wanneer de duur van die afwezigheid tot vervanging noopt en waarvan de modaliteiten worden bepaald in het statuut;3° om bijhorende of specifieke opdrachten uit te voeren. Deel IV. - Onverenigbaarheden en cumulatie van beroepsactiviteiten
Art. 36.Met de hoedanigheid van ambtenaar is onverenigbaar elke activiteit die de ambtenaar zelf of via een tussenpersoon uitoefent en die : 1° verhindert dat hij zijn ambtsplichten vervult of strijdigheid van belangen tot gevolg heeft, 2° niet past bij de waardigheid van zijn ambt. Bovendien wordt eveneens onverenigbaar geacht met de hoedanigheid van ambtenaar de uitoefening van een functie, in om het even welke hoedanigheid, in een gewestelijke ontwikkelingsmaatschappij, in een intercommunale maatschappij voor economische ontwikkeling, in een gewestelijke economische en sociale raad of in een gewestelijke investeringsmaatschappij.
De ambtenaar die deze bepaling niet eerbiedigt, stelt zich bloot aan een tuchtvordering.
Art. 37.De cumulatie van beroepsactiviteiten is verboden tenzij vooraf toestemming is verleend door de raad van bestuur.
Onder beroepsactiviteit wordt verstaan elke bezigheid die een belastbaar beroepsinkomen verschaft en die niet inherent is aan de uitoefening van het ambt.
Inherent aan het ambt is elke opdracht die ingevolge een wettelijke of reglementaire bepaling verbonden is aan het ambt of elke opdracht waarvoor de ambtenaar wordt aangewezen door de raad van bestuur of werd voorgesteld aan de raad van bestuur.
Art. 38.Een politiek mandaat wordt niet beschouwd als een beroepsactiviteit.
De verkozen ambtenaar moet de administrateur-generaal hiervan op de hoogte brengen.
Art. 39.De raad van bestuur kan toestemming verlenen voor de uitoefening van een beroepsactiviteit buiten de diensturen, indien deze activiteit niet in strijd is met de bepalingen van artikel 36.
Art. 40.De aanvraag tot cumulatie moet schriftelijk ingediend worden bij de administrateur-generaal die de aanvraag voor advies voorlegt aan de directieraad, die over een maand beschikt om advies uit te brengen.
De raad van bestuur spreekt zich uit binnen 2 maanden die ingaan op de dag volgend op de dag waarop de directieraad zijn advies gaf.
Art. 41.De raad van bestuur kan zijn toestemming herroepen bij gemotiveerde beslissing.
Deel V. - De directieraad
Art. 42.Er bestaat binnen de GOMB een directieraad van ten minste 6 ambtenaren.
De directieraad omvat de houders van een graad van rangen A6 en A5 (en A4 tot de uitdoving van de betrekking).
De directieraad kan vervolledigd worden met ambtenaren van rang A3 aangewezen door de raad van bestuur.
De directieraad stelt zijn huishoudelijk reglement op. Daarin wordt minstens bepaald met welke frequentie hij zal vergaderen, wat het quorum van de vereiste aanwezigheden is en welke meerderheid vereist is om geldig te kunnen beslissen. Dat reglement wordt ter kennis gebracht van alle ambtenaren.
Art. 43.Behalve de bevoegdheid die dit statuut hem toekent, heeft de directieraad het hoog toezicht over de evaluatie waarvan sprake is in artikel 47 en volgende.
Hij heeft eveneens het hoog toezicht over de afwikkeling van de loopbaan van de ambtenaren van de GOMB. Hij wordt voorgezeten door de administrateur-generaal of bij diens afwezigheid door de adjunct-administrateur-generaal. De voorzitter van de directieraad wijst het lid van de raad aan dat hem vervangt in geval van afwezigheid of van verhindering van de adjunct-administrateur-generaal.
Elke individuele beslissing die de directieraad neemt ten opzichte van een ambtenaar gebeurt bij geheime stemming.
Deel VI. - De commissie van beroep
Art. 44.De gemeenschappelijke commissie van beroep inzake ambtenarenzaken, opgericht bij artikel 17 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, is bevoegd voor de beroepen ingediend door de ambtenaren van de GOMB.
Art. 45.De commissie van beroep is bevoegd voor beroepen inzake de stage, de evaluatie, de afwezigheden, de verloven, de disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst en de verklaring van definitieve beroepsongeschiktheid.
Art. 46.De samenstelling en de werking van de commissie van beroep worden geregeld door artikelen 19 tot 23 van het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Deel VII. - De evaluatie TITEL I. - Algemene bepalingen
Art. 47.De evaluatie is verplicht voor iedere ambtenaar van de GOMB die effectief in dienst is.
De evaluatie heeft tot doel het werk dat de ambtenaar uitvoert in zijn functie, voortdurend te beoordelen met verwijzing naar de functiebeschrijving en de te bereiken doelstellingen die de ambtenaar zijn toegekend bij het begin van elke evaluatieperiode.
Art. 48.§ 1. Het evaluatiegesprek is gebaseerd op de in artikel 55, § 1 bepaalde criteria en vindt ieder jaar plaats. § 2. De bepaling van de doelstellingen gebeurt elke 2 jaar, met een tussentijdse evaluatie om de verwezenlijking ervan na te gaan. De doelstellingen maken niet rechtstreeks deel uit van de evaluatieprocedure, maar zijn er een aanvulling op. Ze dienen als instrument voor de zelfontplooiing en de verbetering van de vaardigheden van de ambtenaar.
Indien de ambtenaar een nieuw ambt heeft opgenomen zonder daarom een bevordering te hebben gekregen, wordt hem een evaluatie meegedeeld nadat hij zijn nieuwe functies gedurende minstens 6 maanden heeft uitgeoefend.
Art. 49.De evaluatie van de ambtenaren die, met behoud van hun aanspraken op bevordering, in disponibiliteit zijn gesteld of vrijstelling van dienst hebben bekomen voor het vervullen van een opdracht of verlof hebben gekregen om een ambt uit te oefenen bij een van de ministeriële kabinetten vermeld in artikel 231, § 1, 2°, wordt in beraad gehouden tot wanneer zij hun functies hebben hervat. In afwachting behouden ze hun laatste evaluatie.
De belanghebbenden beschikken, na hun diensthervatting, over een termijn van 6 maanden om hun aanspraak op een verbetering van hun evaluatie te doen gelden.
TITEL II. - Evaluatie van de ambtenaren-generaal
Art. 50.§ 1. Op het einde van elke evaluatieperiode maakt de ambtenaar-generaal een verslag op van zijn activiteiten als verantwoordelijke van de administratieve entiteit die hij leidt. De raad van bestuur bepaalt de voornaamste punten die in het evaluatieverslag moeten worden uiteengezet en voorziet in een wegingsrooster.
Dit verslag houdt rekening met de doelstellingen die de ambtenaar-generaal bij het begin van de evaluatieperiode werden toegewezen en met de wijzigingen die in voorkomend geval bij het tussentijdse evaluatiegesprek in de doelstellingen werden aangebracht.
Het verslag moet refereren aan de doelstellingen van de regeringsverklaring van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bij het begin van elke legislatuur en moet de begrotingsaspecten van deze verschillende doelstellingen integreren. § 2. Het activiteitenverslag van de administrateur-generaal wordt aan de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder bezorgd. § 3. Het activiteitenverslag van de directeurs-generaal wordt aan de voorzitter, de afgevaardigd bestuurder en de administrateur-generaal bezorgd.
Art. 51.§ 1. De voorzitter en de afgevaardigd bestuurder nemen kennis van het verslag van de administrateur-generaal en nodigen hem uit voor een evaluatiegesprek, waarna zij een gemotiveerd evaluatievoorstel formuleren.
Dit gemotiveerde voorstel wordt betekend aan de administrateur-generaal, die over 10 kalenderdagen beschikt om het evaluatievoorstel te betwisten bij de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder. Zij behouden of wijzigen de evaluatie op basis van de uiteengezette argumenten en brengen de administrateur-generaal op de hoogte. § 2. De voorzitter, de afgevaardigd bestuurder en de administrateur-generaal nemen kennis van het verslag van elke directeur-generaal en nodigen hem uit voor een evaluatiegesprek, waarna zij een gemotiveerd evaluatievoorstel formuleren.
Dit gemotiveerde voorstel wordt betekend aan de directeur-generaal, die over 10 kalenderdagen beschikt om het evaluatievoorstel te betwisten bij de voorzitter, de afgevaardigd bestuurder en de administrateur-generaal. Zij behouden of wijzigen de evaluatie op basis van de uiteengezette argumenten en brengen de betrokken directeur-generaal op de hoogte. § 3. De gemotiveerde evaluatievoorstellen van de ambtenaren-generaal, in voorkomend geval vergezeld van de betwisting van de betrokken ambtenaar-generaal en van het antwoord daarop, worden aan de raad van bestuur bezorgd. § 4. De ambtenaar-generaal wordt uitgenodigd om zijn verslag voor te stellen aan en te verdedigen voor de raad van bestuur. Er moeten minstens 10 kalenderdagen zijn tussen de kennisgeving van het evaluatievoorstel, in voorkomend geval vergezeld van het antwoord daarop ingevolge het beroep dat de ambtenaar-generaal aantekende overeenkomstig § 1, tweede lid, of § 2, tweede lid, van dit artikel, aan de ambtenaar-generaal en de voorstelling van het verslag aan de raad van bestuur. § 5. De raad van bestuur evalueert vervolgens de ambtenaar-generaal wat betreft de manier waarop hij zijn opdracht heeft uitgevoerd en zijn doelstellingen heeft bereikt.
Art. 52.De vermelding `voldoende' wordt toegekend aan de ambtenaar-generaal als hij de doelstellingen die hem bij het begin van de evaluatieperiode werden toegewezen volledig heeft bereikt.
De vermelding `met voorbehoud' wordt toegekend aan de ambtenaar-generaal als hij zijn doelstellingen gedeeltelijk heeft bereikt.
De vermelding `onvoldoende' wordt toegekend aan de ambtenaar-generaal als hij zijn doelstellingen niet of in geringe mate heeft bereikt.
Bij de evaluatie moet de raad van bestuur rekening houden met onvoorziene omstandigheden of omstandigheden onafhankelijk van de wil van de ambtenaar-generaal die het onmogelijk maakten de vastgestelde doelstellingen volledig of gedeeltelijk te bereiken.
Art. 52bis.De periode waarin de ambtenaar-generaal de vermelding 'onder voorbehoud' of 'onvoldoende' krijgt, komt niet in aanmerking voor de berekening van de graadanciënniteit die nodig is voor overgang naar een hogere weddeschaal in toepassing van de normale of versnelde functionele loopbaan.
Art. 52ter.Indien de ambtenaar-generaal niet kan instemmen met de hem meegedeelde evaluatie beschikt hij over de mogelijkheid om, wat inhoud en vorm betreft, zich binnen de 10 dagen na de kennisgeving te wenden tot de commissie van beroep.
De ambtenaar-generaal verschijnt persoonlijk en kan zijn opmerkingen doen gelden; hij mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon naar keuze. Het beroep is opschortend.
TITEL III. - Evaluatie van de overige ambtenaren HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 53.De evaluatie gebeurt door de directieraad op voorstel van de hiërarchische verantwoordelijke onder wiens gezag de betrokken ambtenaar staat.
Elke ambtenaar moet in zijn eigen taal worden geëvalueerd. De evaluator moet dan ook tot dezelfde taalrol als de geëvalueerde behoren.
Als de hiërarchische meerdere die het voorstel moet formuleren, van een andere taalrol dan de betrokken ambtenaar is, wordt het evaluatievoorstel geformuleerd door een evaluator van dezelfde taalrol als de ambtenaar, of bij gebrek daaraan door een evaluator die slaagde voor het taalexamen over de functionele kennis van de andere taal voor de evaluatie, bedoeld in artikel 43ter, § 7, eerste lid van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, of die slaagde voor een ander examen dat hem vrijstelt van het bovenbedoelde examen en die werd aangeduid door de directieraad, in nauwe samenwerking met de hiërarchische meerdere van de betrokken ambtenaar.
Dat evaluatievoorstel wordt dan voorgesteld aan de directieraad door de administrateur-generaal of door de directeur-generaal van wie de betrokken ambtenaar afhangt. Indien de hiërarchische meerdere die het voorstel formuleerde van een verschillende taalrol is, wordt het medeondertekend door een ambtenaar-generaal van dezelfde taalrol als de ambtenaar.
Als de betrokken ambtenaar beslist enkel in te stemmen met een `kennisname' van zijn evaluatie, wordt hij vooraf automatisch door de directieraad opgeroepen voor een gesprek waarin hij zijn opmerkingen kan doen gelden. Algemeen kan een ambtenaar altijd vragen om eerst te worden gehoord door de directieraad tijdens een gesprek waarin hij zijn opmerkingen kan doen gelden.
Als de directieraad beslist het door de administrateur-generaal of de directeur-generaal van de betrokken ambtenaar geformuleerde evaluatievoorstel te wijzigen, wordt die opgeroepen door de directieraad voor een gesprek waarin hij zijn opmerkingen kan doen gelden voordat definitief kennis wordt gegeven van zijn evaluatie.
Art. 54.Met het oog op het opmaken van de evaluatie wordt voor iedere ambtenaar een evaluatiedossier bijgehouden. Dat bevat: 1. de functiebeschrijving;2. het verslag van het functioneringsgesprek waarin de doelstellingen zijn opgenomen die moeten worden behaald tijdens de betrokken evaluatieperiode;3. het tussentijdse verslag of de tussentijdse verslagen bedoeld in artikel 54bis dat of die werd(en) opgesteld tijdens de betrokken evaluatieperiode;4. ieder document, attest of bewijsstuk dat gaat over de gunstige of ongunstige vaststellingen over de ambtenaar die worden bedoeld in artikel 54bis.
Art. 54bis.In de loop van iedere evaluatieperiode kan de administrateur-generaal, de directeur-generaal of de hiërarchische meerdere van wie de ambtenaar afhangt, gunstige of ongunstige vaststellingen aan het evaluatiedossier toevoegen in verband met de doelstellingen en de evaluatie-elementen die worden vermeld in artikel 55.
Die vaststellingen worden meegedeeld aan de ambtenaar, die er zijn eventuele opmerkingen aan kan toevoegen binnen de 15 werkdagen na de kennisname.
De ambtenaar kan vragen om aan zijn evaluatiedossier een document toe te voegen dat een gunstige beoordeling bevat betreffende de uitvoering van zijn werk.
Tijdens iedere evaluatieperiode kunnen er een of meerdere tussentijdse gesprekken plaatsvinden op vraag van de administrateur-generaal, de directeur-generaal of de hiërarchische meerdere van de betrokken ambtenaar.
Tijdens het tussentijdse gesprek kan onder meer het volgende worden uiteengezet: 1. de problemen en de oplossingen voor de problemen die betrekking hebben op hoe de geëvalueerde functioneert;2. oplossingen voor de problemen die de verwezenlijking van de overeengekomen doelstellingen belemmeren;die kunnen betrekking hebben op de organisatie en de werking van de dienst, de begeleiding door de hiërarchische meerdere en externe factoren; 3. de ontplooiing van de ambtenaar in zijn huidige functie. Naar aanleiding van dit gesprek kunnen er aanpassingen worden aangebracht aan de individuele doelstellingen van de ambtenaren.
De evaluator voegt het verslag van dit gesprek toe aan het evaluatiedossier. Dat verslag wordt meegedeeld aan de ambtenaar, die er zijn eventuele opmerkingen aan kan toevoegen binnen de 15 werkdagen na de kennisname.
Als de ambtenaar intern wordt gereaffecteerd, vindt er een tussentijds gesprek plaats vóór de reaffectatie.
Als de ambtenaar minstens 6 maanden voltijdse loopbaanonderbreking neemt, vindt er een tussentijds gesprek plaats wanneer hij het werk hervat.
Als de ambtenaar minstens 6 maanden afwezig is naar aanleiding van een arbeidsongeval of ziekte, vindt er een tussentijds gesprek plaats wanneer hij het werk hervat. HOOFDSTUK II. - Verloop van de evaluatie
Art. 55.§ 1. De directieraad stelt de evaluatie op op basis van de volgende criteria, die worden beoordeeld rekening houdend met de functiebeschrijving waarvan sprake in artikel 9 en met de doelstellingen die gelden voor de ambtenaren van alle niveaus: 1. de technische vaardigheden, die worden beoordeeld op basis van alle kennis en knowhow die nodig zijn om de functie correct uit te oefenen;2. de relationele vaardigheden, die worden beoordeeld op basis van de graad van mondelinge en schriftelijke communicatie, de luisterbereidheid, de samenwerking, de teamgeest, de relaties met de collega's en/of de gebruikers, in het licht van het vaardighedenprofiel in de functiebeschrijving;3. de actie- en realisatievaardigheden, die worden beoordeeld op basis van de graad van motivatie, betrokkenheid, creativiteit en proactiviteit in de functie;4. de vaardigheden van persoonlijke doelmatigheid, die worden beoordeeld op basis van het vermogen om problemen op te lossen en om doelmatig informatie te behandelen, de zin voor organisatie, planning en prioriteiten en de naleving van opgelegde termijnen;5. Het vijfde criterium is uitsluitend voorbehouden voor managementfuncties, dus voor de functies die worden bekleed door een ambtenaar die hiërarchisch gezag uitoefent over andere ambtenaren: de managementvaardigheden, die worden beoordeeld op basis van de graad van ontwikkeling van de medewerkers en de geschiktheid om leiding te geven, een team te organiseren, te delegeren, een strategische visie te ontwikkelen, blijk te geven van verantwoordelijkheidszin, en besluitvaardigheid aan de dag te leggen. § 2. Voor iedere geëvalueerde functie bepaalt de directieraad vóór de evaluatie een verwacht niveau voor elk van de voormelde criteria. De evaluatie wordt dan opgemaakt door voor elk criterium te meten welk niveau bereikt werd tijdens de evaluatieperiode.
Behalve de voormelde criteria omvat de evaluatie ook een algemene beoordeling waarbij de sociale vaardigheden van de ambtenaar worden gemeten. Die worden beoordeeld op basis van de algemene houding van de ambtenaar die de evaluator tijdens de evaluatieperiode waarneemt: assertiviteit, aanpassingsvermogen aan de functie, flexibiliteit, omgang met stress, zelfbeheersing, openheid van geest ...
De synthese van al die criteria geeft aanleiding tot een algemene beoordeling `voldoende', `onder voorbehoud' of `onvoldoende'.
De algemene beoordeling `onvoldoende' kan enkel worden toegekend wanneer de ambtenaar minder dan 50 % van de punten van het te halen niveau kreeg voor de criteria die op hem van toepassing zijn.
De algemene beoordeling `onder voorbehoud' kan enkel worden toegekend wanneer de ambtenaar tussen 50 en 60 % van de punten van het te halen niveau kreeg voor de criteria die op hem van toepassing zijn.
De algemene beoordeling `voldoende' kan enkel worden toegekend wanneer de ambtenaar meer dan 60 % van de punten van het te halen niveau kreeg voor de criteria die op hem van toepassing zijn.
Op vraag van de ambtenaar mag een vakbondsafgevaardigde de gesprekken die in het kader van de evaluatieprocedure plaatsvinden, als waarnemer bijwonen.
Art. 55bis.De algemene beoordeling die volgt uit het jaarlijkse evaluatiegesprek gebaseerd op de criteria bepaald in artikel 55, § 1, maakt het voor de ambtenaar mogelijk om een variabel deel van de bezoldiging te verkrijgen zoals bepaald in artikels 274 en 275 van het statuut: 1. Als de algemene beoordeling `voldoende' wordt toegekend, krijgt de ambtenaar het volledige variabele deel van zijn bezoldiging.2. Als de algemene beoordeling `onder voorbehoud' wordt toegekend, krijgt de ambtenaar de helft van het variabele deel van zijn bezoldiging.3. Als de algemene beoordeling `onvoldoende' wordt toegekend, krijgt de ambtenaar het variabele deel van zijn bezoldiging niet. Het bedrag van het variabele deel van de bezoldiging zal ook rekening houden met het aantal aanwezigheidsdagen zoals bepaald in artikel 276.
Als de evaluatie een algemene beoordeling `onvoldoende' bevat, vindt er na 6 maanden opnieuw een evaluatie plaats. Een tweede opeenvolgende evaluatie met een algemene beoordeling `onvoldoende' leidt tot een voorstel van definitieve ambtsneerlegging op basis van de vastgestelde beroepsongeschiktheid zoals gedefinieerd in artikel 262.
Art. 56.De periode waarin de ambtenaar de vermelding `onder voorbehoud' of `onvoldoende' krijgt, komt niet in aanmerking voor de berekening van de graadanciënniteit die nodig is voor overgang naar een hogere weddeschaal in toepassing van de normale of versnelde functionele loopbaan.
Art. 57.Indien de ambtenaar niet kan instemmen met de hem meegedeelde evaluatie, beschikt hij over de mogelijkheid om, wat inhoud en vorm betreft, zich binnen de 20 kalenderdagen na de kennisgeving te wenden tot de gewestelijke kamer van beroep.
De ambtenaar verschijnt persoonlijk en kan zijn opmerkingen doen gelden. Hij mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een persoon naar keuze. Het beroep is opschortend.
Art. 58.Wanneer de kandidatuur van een ambtenaar die het in het voorgaande artikel vermelde beroep heeft ingediend tegen de evaluatie waarvan hij in kennis werd gesteld, in aanmerking kan komen voor een verandering van graad of een bevordering, worden de benoemingsvoorstellen, voor zover zij de belanghebbende nadeel kunnen berokkenen, in beraad gehouden tot wanneer de gewestelijke kamer van beroep een beslissing heeft genomen.
Deel VIII. - Rangschikking
Art. 59.§ 1. Voor de toepassing van de verordeningsbepalingen die uitgaan van de anciënniteit, wordt onder de ambtenaren van de GOMB wier anciënniteit moet worden vergeleken de voorrang als volgt bepaald: 1° de ambtenaar met de grootste graadanciënniteit;2° bij gelijke graadanciënniteit, de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar. § 2. Voor de toepassing van de verordeningsbepalingen die uitgaan van de graad-, de niveau- of de dienstanciënniteit, wordt de aanvangsdatum van de statutaire anciënniteit van de ambtenaar vastgesteld en aanvaard door de raad van bestuur op het ogenblik van de aanwerving, overeenkomstig artikel 285.
Deel IX. - Loopbaan van de ambtenaren van de GOMB TITEL I.- - Werving in de graad van administrateur-generaal, directeur-generaal en directeur HOOFDSTUK 1. - Werving in de graad van administrateur-generaal
Art. 60.De betrekking van administrateur-generaal is toegankelijk voor eenieder afkomstig uit de openbare sector of de privésector. De algemene toelatingsvoorwaarden, zoals bepaald in artikel 15, zijn van toepassing.
Deze betrekking is toegankelijk voor personen die ten minste 12 jaar anciënniteit hebben in niveau A (of gelijkwaardig) in de openbare sector of de privésector en die minstens 6 jaar ervaring bezitten in een leidinggevende functie.
Zowel de jaren gepresteerd in de openbare sector als in de privésector worden in aanmerking genomen voor de berekening van de anciënniteit.
Onder ervaring in een leidinggevende functie verstaat men ervaring in het leiden van een groep in de openbare sector of de privésector.
De raad van bestuur beslist over de evenwaardigheid van de graden op het ogenblik van het beoordelen van de ontvankelijkheid van de kandidaturen.
Art. 61.§ 1. Vóór elke werving in de graad van administrateur-generaal moet de raad van bestuur deze betrekking vacant verklaren. § 2. Onverminderd de voorwaarden inzake anciënniteit, opgenomen in artikel 60, bepaalt de raad van bestuur de voorwaarden en hun weging op basis waarvan hij de kandidaturen voor de betrekking van administrateur-generaal zal beoordelen.
Deze criteria zijn onder meer: - de kennis van de Brusselse instellingen en de werking ervan, - de praktische ervaring in relaties met de privésector, - de bekwaamheid om een team te leiden, - de kennis van de GOMB en de visie op haar ontwikkeling, - kennis van de begrotings- en financiële aangelegenheden, de administratie en de personeelszaken van de GOMB, - de analysecapaciteiten, - de synthesecapaciteiten.
De raad van bestuur bepaalt eveneens de termijn waarin de kandidaturen moeten ingediend worden. Deze termijn bedraagt minstens 10 werkdagen. § 3. De raad van bestuur stelt een jury samen van minstens 5 leden waaronder de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder.
Art. 62.§ 1. De vacante betrekking wordt ter kennis gebracht van de ambtenaren die in aanmerking komen om benoemd te worden via een bericht in het Belgisch Staatsblad. § 2. Dit bericht van vacante betrekking nodigt uit tot kandidaatstelling en vermeldt: - de datum waarop de raad van bestuur besliste de betrekking vacant te verklaren; - de criteria bepaald door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 61, § 2; - de termijn waarin de kandidaturen moeten ingediend worden.
Art. 63.§ 1. Om ontvankelijk te zijn moet de kandidatuur ingediend worden: - hetzij per aangetekend schrijven via de post gericht aan de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder; - hetzij door persoonlijke overhandiging aan de voorzitter of de afgevaardigd bestuurder tegen ondertekening van een ontvangstbewijs; en uiterlijk toekomen op de laatste dag van de termijn bepaald in het bericht van vacante betrekking. § 2. Bovendien moet elke kandidatuur voldoen aan de volgende voorwaarden: a) ze moet gedateerd en ondertekend zijn door de kandidaat;b) ze moet de naam, de voornaam en de graad van de kandidaat vermelden, c) ze moet, indien het bericht van vacante betrekking dit vraagt, een curriculum vitae bevatten, d) ze moet uitdrukkelijk vermelden hoe de kandidaat denkt te beantwoorden aan de criteria die de raad van bestuur in artikel 61, § 2 oplegt.
Art. 64.Enkel de titels van de personen die hun kandidatuur indienden overeenkomstig de vorm en termijn bepaald in artikel 64 komen in aanmerking.
Art. 65.Alle kandidaten die beantwoorden aan de voorschriften van artikel 63 moeten een schriftelijke proef afleggen over de kennis die in de functiebeschrijving wordt vereist en in toepassing van artikel 61, § 2.
De jury hoort de kandidaten die voor deze schriftelijke proef geslaagd zijn.
Het betreft een mondelinge proef over de voor de openstaande betrekking vereiste kennis.
De jury maakt een verslag met punten van het examen.
Het slagen voor de schriftelijke en mondelinge proef is noodzakelijk opdat de kandidaat aan de raad van bestuur kan voorgedragen worden.
Art. 66.De voorzitter en de afgevaardigd bestuurder geven een met redenen omkleed advies over elke kandidaat die voldoet aan de voorwaarden.
Zij nemen daarvoor in overweging: - de functiebeschrijving en de criteria bepaald in artikel 61, - de titels en ervaring die de kandidaat voorlegt om zijn kandidatuur voor de betrekking te staven, - het verslag van de jury.
De voorzitter en de afgevaardigd bestuurder formuleren een voorstel van toewijzing dat maximum 6 kandidaten bevat. De kandidaten worden gerangschikt in de volgorde waarin ze in aanmerking komen.
Alle kandidaten worden bij aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van het voorstel.
Art. 67.De persoon die zich benadeeld voelt kan binnen de 10 werkdagen een bezwaar indienen bij de voorzitter van de raad van bestuur. Op verzoek van de kandidaat wordt hij gehoord door de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder. Hij mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.
De 10 werkdagen beginnen te lopen op de dag dat het aangetekend schrijven door de post op de woonplaats van de kandidaat is aangeboden.
Art. 68.Indien de raad van bestuur het voorstel van rangschikking niet volgt, moet hij deze beslissing uitgebreid motiveren.
Art. 69.(...) opgeheven HOOFDSTUK II. - Werving in de graad van directeur-generaal
Art. 70.De betrekking van directeur-generaal is toegankelijk voor eenieder afkomstig uit de openbare sector of de privésector. De algemene toelatingsvoorwaarden, zoals bepaald in artikel 15, zijn van toepassing.
Deze betrekking is toegankelijk voor personen die ten minste 12 jaar anciënniteit hebben in niveau A (of gelijkwaardig) in de openbare sector of de privésector en die minstens 3 jaar ervaring bezitten in een leidinggevende functie.
Zowel de jaren gepresteerd in de openbare sector als in de privésector worden in aanmerking genomen voor de berekening van de anciënniteit.
Onder ervaring in een leidinggevende functie verstaat men ervaring in het leiden van een groep in de openbare sector of de privésector.
De raad van bestuur beslist over de evenwaardigheid van de graden op het ogenblik van het beoordelen van de ontvankelijkheid van de kandidaturen.
Art. 71.§ 1. Vóór elke werving in de graad van directeur-generaal moet de raad van bestuur deze betrekking vacant verklaren. § 2. Onverminderd de voorwaarden, opgenomen in artikel 70, kan de raad van bestuur eventueel bijkomende en bijzondere voorwaarden inzake beroepsbekwaamheid bepalen vereist door de aard van de betrekking die overeenstemt met de graad van directeur-generaal.
De raad van bestuur bepaalt de beoordelingscriteria en hun weging.
De raad van bestuur bepaalt eveneens de termijn waarin de kandidaturen moeten ingediend worden. Deze termijn bedraagt minstens 10 werkdagen. § 3. De raad van bestuur stelt een jury samen van minstens 5 leden waaronder de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder.
Art. 72.De vacante betrekking wordt ter kennis gebracht van de ambtenaren die in aanmerking komen om benoemd te worden via een bericht gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Dit bericht van vacante betrekking nodigt uit tot kandidaatstelling en vermeldt: - de datum waarop de raad van bestuur besliste de betrekking vacant te verklaren; - de criteria bepaald door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 71, - de termijn waarin de kandidaturen moeten ingediend worden.
Art. 73.§ 1. Om ontvankelijk te zijn moet de kandidatuur ingediend worden: - hetzij per aangetekend schrijven via de post gericht aan de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder; - hetzij door persoonlijke overhandiging aan de voorzitter of de afgevaardigd bestuurder tegen ondertekening van een ontvangstbewijs; en uiterlijk toekomen op de laatste dag van de termijn bepaald in het bericht van vacante betrekking. § 2. Bovendien moet elke kandidatuur voldoen aan de volgende voorwaarden: a) ze moet gedateerd en ondertekend zijn door de kandidaat;b) ze moet de naam, de voornaam en de graad van de kandidaat vermelden, c) ze moet, indien het bericht van vacante betrekking dit vraagt, een cv bevatten, d) ze moet uitdrukkelijk vermelden hoe de kandidaat denkt te beantwoorden aan de criteria die de raad van bestuur in artikel 71, § 2, oplegt.
Art. 74.Enkel de titels van de personen die hun kandidatuur indienden overeenkomstig de vorm en termijn bepaald in artikel 73 komen in aanmerking.
Art. 74bis.Alle kandidaten die beantwoorden aan de voorschriften van artikel 73 moeten een schriftelijke proef afleggen over de kennis die in de functiebeschrijving wordt vereist en in toepassing van artikel 71 § 2.
De jury hoort de kandidaten die voor deze schriftelijke proef geslaagd zijn.
Het betreft een mondelinge proef over de voor de openstaande betrekking vereiste kennis.
De jury maakt een verslag met punten van het examen.
Het slagen voor de schriftelijke en mondelinge proef is noodzakelijk opdat de kandidaat aan de raad van bestuur kan voorgedragen worden.
Art. 75.De voorzitter en de afgevaardigd bestuurder geven een met redenen omkleed advies over elke kandidaat die voldoet aan de voorwaarden.
Zij nemen daarvoor in overweging: - de functiebeschrijving en de eventueel in toepassing van artikel 71, § 2, bepaalde bijkomende en bijzondere voorwaarden; - de titels en ervaring die de kandidaat voorlegt om zijn kandidatuur voor de betrekking te staven; - het verslag met punten van de jury.
De voorzitter en de afgevaardigd bestuurder formuleren een voorstel van toewijzing dat maximum 6 kandidaten bevat. De kandidaten worden gerangschikt in de volgorde waarin ze in aanmerking komen.
Alle kandidaten worden bij aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van het voorstel.
Art. 76.De persoon die zich benadeeld voelt kan binnen de 10 werkdagen een bezwaar indienen bij de voorzitter van de raad van bestuur. Op verzoek van de kandidaat wordt hij gehoord door de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder. Hij mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.
De 10 werkdagen beginnen te lopen op de dag dat het aangetekend schrijven door de post op de woonplaats van de kandidaat is aangeboden.
Art. 77.Indien de raad van bestuur het voorstel van rangschikking niet volgt, moet hij deze beslissing uitgebreid motiveren.
Art. 78.(...) opgeheven HOOFDSTUK III. - Werving in de graad van directeur
Art. 79.De betrekkingen van directeur zijn toegankelijk voor eenieder afkomstig uit de openbare sector of de privésector De algemene toelatingsvoorwaarden, zoals bepaald in artikel 15, zijn van toepassing.
Deze betrekking is toegankelijk voor personen die ten minste 9 jaar anciënniteit hebben in niveau A (of gelijkwaardig) in de openbare sector of de privésector.
Zowel de jaren gepresteerd in de openbare sector als in de privésector worden in aanmerking genomen voor de berekening van de anciënniteit.
De raad van bestuur beslist over de evenwaardigheid van de graden op het ogenblik van het beoordelen van de ontvankelijkheid van de kandidaturen.
Art. 80.§ 1. Vóór elke werving in de graad van directeur moet de raad van bestuur deze betrekking vacant verklaren. § 2. Onverminderd de voorwaarden inzake rang en anciënniteit, opgenomen in artikel 79, kan de raad van bestuur eventueel bijkomende en bijzondere voorwaarden inzake beroepsbekwaamheid bepalen vereist door de aard van de betrekking die overeenstemt met de graad van directeur.
De raad van bestuur bepaalt de beoordelingscriteria en hun weging.
De raad van bestuur bepaalt eveneens de termijn waarin de kandidaturen moeten ingediend worden. Deze termijn bedraagt minstens 10 werkdagen.
Art. 81.De vacante betrekking wordt ter kennis gebracht van de personen die in aanmerking komen om benoemd te worden via een bericht gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Dit bericht van vacante betrekking nodigt uit tot kandidaatstelling en vermeldt: - de datum waarop de raad van bestuur besliste de betrekking vacant te verklaren; - de criteria die de raad van bestuur opstelde overeenkomstig artikel 80 § 2; - de termijn waarin de kandidaturen moeten worden ingediend.
Art. 82.§ 1. Om ontvankelijk te zijn moet de kandidatuur ingediend worden: - hetzij per aangetekend schrijven via de post gericht aan de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder; - hetzij door persoonlijke overhandiging aan de voorzitter of de afgevaardigd bestuurder tegen ondertekening van een ontvangstbewijs; en uiterlijk toekomen op de laatste dag van de termijn bepaald in het bericht van vacante betrekking. § 2. Bovendien moet elke kandidatuur voldoen aan de volgende voorwaarden: a) ze moet gedateerd en ondertekend zijn door de kandidaat;b) ze moet de naam, de voornaam en de graad van de kandidaat vermelden;c) ze moet, indien het bericht van vacante betrekking dit vraagt, een cv bevatten;d) ze moet uitdrukkelijk vermelden hoe de kandidaat denkt te beantwoorden aan de criteria die de raad van bestuur in artikel 80, § 2, oplegt.
Art. 83.Enkel de titels van de personen die hun kandidatuur indienden overeenkomstig de vorm en termijn bepaald in artikel 82 komen in aanmerking.
Alle kandidaten die beantwoorden aan de voorschriften van artikel 82 moeten een schriftelijke proef afleggen over de kennis die in de functiebeschrijving wordt vereist en in toepassing van artikel 80 § 2.
De directieraad hoort de kandidaten die voor deze schriftelijke proef geslaagd zijn.
Het betreft een mondelinge proef over de voor de openstaande betrekking vereiste kennis.
Er wordt een verslag met punten opgemaakt van het examen.
Het slagen voor de schriftelijke en mondelinge proef is noodzakelijk opdat de kandidaat aan de raad van bestuur kan voorgedragen worden.
Art. 84.De directieraad geeft een met redenen omkleed advies over elke kandidaat die voldoet aan de voorwaarden.
Hij neemt daarvoor in overweging: - de functiebeschrijving en de eventueel in toepassing van artikel 80, § 2 bepaalde bijkomende en bijzondere voorwaarden; - de titels en ervaring die de kandidaat voorlegt om zijn kandidatuur voor de betrekking te staven; - het verslag met punten van het examen.
De directieraad formuleert een voorstel van toewijzing dat maximum 6 kandidaten bevat. De kandidaten worden gerangschikt in de volgorde waarin ze in aanmerking komen.
Alle kandidaten worden bij aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van het voorstel.
Art. 85.De persoon die zich benadeeld voelt kan binnen de 10 werkdagen een bezwaar indienen bij de voorzitter van de directieraad.
Op verzoek van de kandidaat wordt hij gehoord door de directieraad.
Hij mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.
De 10 werkdagen beginnen te lopen op de dag dat het aangetekend schrijven door de post op de woonplaats van de kandidaat is aangeboden.
Art. 86.Indien de raad van bestuur het voorstel van rangschikking niet volgt, moet hij deze beslissing uitgebreid motiveren.
Art. 87.(...) opgeheven TITEL II. - De hiërarchische loopbaan
Art. 88.De hiërarchische loopbaan is de loopbaan die een ambtenaar kan doorlopen door verhoging in graad binnen zijn niveau of door overgang naar een hoger niveau. HOOFDSTUK I - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 89.§ 1. De bevordering is de benoeming van een ambtenaar van de GOMB tot een graad van een hogere rang, die bij hetzelfde of bij een hoger niveau is ingedeeld.
Er zijn twee soorten van bevordering: 1° bevordering door verhoging in graad in eenzelfde niveau;2° bevordering door overgang naar het niveau hoger dan dat van de ambtenaar.
Art. 90.§ 1. Bevordering is alleen mogelijk wanneer een vaste betrekking van de toe te kennen graad vacant is.
Zij wordt verleend volgens de regels bepaald in dit statuut. § 2. De vacature van een door bevordering te verlenen betrekking wordt door de administrateur-generaal of, bij zijn afwezigheid, door de adjunct-administrateur-generaal ter kennis gebracht van de benoembare ambtenaren door middel van een bericht van vacante betrekking.
Het bericht van vacante betrekking wordt aan de betrokken ambtenaren bezorgd tegen ontvangstbewijs met handtekening en datum waarop het afgeleverd is of verstuurd per aangetekend schrijven naar het laatste adres dat de betrokkene heeft medegedeeld indien hij tijdelijk niet op de dienst aanwezig is. § 3. Bij bevordering wordt alleen rekening gehouden met de titels van de ambtenaren die zich kandidaat hebben gesteld in de vorm en binnen de termijn bepaald in artikelen 103 tot 105. § 4. Om bevorderd te kunnen worden moet de ambtenaar effectief minstens halftijds in functie zijn bij de GOMB gedurende minstens 1 jaar vóór de vacantverklaring van een betrekking door de raad van bestuur. Dit impliceert dat de ambtenaar minstens 2 jaar na de benoeming effectief in dienst blijft.
Om een bevordering te verkrijgen, moet de ambtenaar zich bovendien in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden.
Daarnaast moet de ambtenaar de evaluatie 'voldoende' hebben.
Art. 91.§ 1. Voor iedere bevordering formuleert de directieraad een gemotiveerd voorstel, samengesteld uit een rangschikking van alle kandidaten die aan de voorwaarden voor de betrekking voldoen, in de volgorde waarin ze in aanmerking komen voor de benoeming.
De directieraad houdt daarbij rekening met: 1° de functiebeschrijving en de kwalificatie vereist van de kandidaat;2° het evaluatiedossier van de kandidaat. Bij gelijkheid tussen de kandidaten wordt de beslissing genomen in toepassing van de bepalingen van artikel 59 met betrekking tot de anciënniteit. § 2. Het met redenen omkleed voorstel wordt medegedeeld aan de ambtenaren die hun kandidatuur ingediend hebben voor de te begeven betrekking en die voldoen aan de vereisten. § 3. De ambtenaar die zich benadeeld acht, kan binnen de 10 kalenderdagen na de kennisgeving een bezwaar indienen bij de directieraad.
Hij wordt, op zijn verzoek, door die raad gehoord.
Hij mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.
Na dit verhoor stelt de directieraad een proces-verbaal op van de middelen die de eiser ingeroepen heeft en van het met redenen omkleed advies over die middelen. Het proces-verbaal wordt bezorgd aan de raad van bestuur.
Art. 92.Bevordering van ambtenaren van de GOMB, zowel door verhoging in graad als door overgang naar het hogere niveau, wordt verleend door de raad van bestuur.
Art. 93.Wanneer de raad van bestuur afwijkt van het door de directieraad gedane voorstel, moet hij zijn beslissing met redenen omkleden.
De aangehaalde redenen moeten rekening houden met de argumenten die de directieraad naar voren bracht in zijn voorstel.
Art. 93bis.Ambtenaren die houder zijn van de graad van assistent-informaticus of van adjunct-informaticus en die zich kandidaat stellen voor een bevordering door verhoging in graad of door overgang naar het hoger niveau en een dergelijke bevordering krijgen verliezen automatisch de verhoging in weddeschaal die verbonden is aan hun wervingsgraad. HOOFDSTUK II - Bevordering door overgang naar een hoger niveau
Art. 94.§ 1. De bevordering door overgang naar het hogere niveau wordt steeds verleend via een examen dat de raad van bestuur organiseert naargelang van de noden en volgens de modaliteiten die hij bepaalt. § 2. De bevordering door overgang naar het hogere niveau is uitsluitend mogelijk indien de raad van bestuur op dat niveau een betrekking vooraf vacant verklaard heeft in een wervingsgraad.
Art. 95.Bij beslissing van de raad van bestuur organiseren de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder de examens voor overgang naar het hogere niveau.
Ze kunnen de organisatie van die examens echter geheel of gedeeltelijk toevertrouwen aan de administrateur-generaal.
Art. 96.§ 1. Om aan een examen voor overgang naar het hogere niveau deel te nemen, moet de ambtenaar zich bevinden in een administratieve stand waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden en de evaluatie `voldoende' hebben.
De in het voorgaande eerste lid bepaalde voorwaarde moet vervuld zijn uiterlijk op de dag van inschrijving voor het examen. § 2. De ambtenaar die tijdens de examengedeelten niet langer de in § 1 bepaalde voorwaarde vervult, verliest het voordeel van zijn eventueel slagen voor het examen. § 3. Om deel te nemen aan een specifiek examen voor overgang naar niveau A dient een ambtenaar van niveau B of C bovendien in een van beide of in beide niveaus ten minste 3 jaar niveauanciënniteit te hebben.
Om deel te nemen aan een examen voor overgang naar niveau B of C dient een ambtenaar bovendien een niveauanciënniteit van ten minste 3 jaar, respectievelijk in niveau C of D, te hebben. § 4. De raad van bestuur kan, bovenop de voorwaarden opgesomd in voorgaande §§ 1 en 3 bijkomende voorwaarden opleggen voor de deelname aan een examen voor overgang naar het hogere niveau wanneer deze voorwaarden gerechtvaardigd zijn door de aard van de betrekking.
Art. 97.De deelnemingsvoorwaarden bepaald krachtens artikel 96 moeten vervuld zijn uiterlijk de dag van inschrijving voor het examen.
De ambtenaar die tijdens de examens niet langer beantwoordt aan een van de voorwaarden verliest het voordeel van het eventueel slagen voor het examen. HOOFDSTUK III - Bevordering door verhoging in graad Afdeling 1. - Orde van de bevorderingen
Art. 98.§ 1. Onverminderd hetgeen in artikel 93, lid 1 en 2, bepaald staat, wordt de bevordering door verhoging in graad tot een graad van de rang A2 verleend door de raad van bestuur op een met redenen omkleed voorstel van de directieraad, opgesteld overeenkomstig artikel 91, § 1. § 2. In afwijking van § 1 kan de raad van bestuur, op grond van de bekwaamheid en van de beroepsspecialisatie van de kandidaten, bij een met redenen omklede beslissing afwijken van het voorstel van de directieraad. Afdeling 2. - Voorwaarden van bevordering
Art. 99.Onverminderd de bij dit statuut bepaalde voorwaarden inzake rang en anciënniteit kan de raad van bestuur, voor elk van de bij bevordering door verhoging in graad te verlenen graden, de lijst van de graden vaststellen die er toegang toe verlenen met eventuele aanduiding van de aanvullende en bijzondere voorwaarden inzake beroepskwalificatie, die de aard van de betrekking die met de te begeven graad overeenstemt, vereist.
Art. 100.§ 1. De betrekkingen van eerste attaché van rang A2 staan open voor de titularissen van de graad van attaché in rang A1 die ten minste 3 jaar graadanciënniteit tellen. § 2. De ambtenaar die zich kandidaat stelt voor een betrekking in rang A2 moet over de evaluatie 'voldoende' beschikken.
Art. 101.Bij ontstentenis van kandidaten die de bij het vorige artikel gestelde voorwaarden van rang en anciënniteit vervullen, kan de bevordering tot een graad van rang A2, in afwijking van die voorwaarde, worden verleend volgens de regels door de raad van bestuur voor elk geval bepaald. Deze regels moeten worden vermeld in de kennisgeving van de vacante betrekking.
Art. 102.De betrekkingen van rang B2, C2 en D2 staan open voor ambtenaren die houder zijn van de graad van assistent, adjunct of klerk van respectievelijk rang B1, C1 en D1 die minstens 6 jaar graadanciënniteit tellen. HOOFDSTUK IV. - Kandidaatstelling met het oog op bevordering
Art. 103.Elke vacantverklaring van een betrekking door de raad van bestuur wordt ter kennis gebracht van de benoembare ambtenaren door middel van een bericht van vacante betrekking ondertekend door de administrateur-generaal of door de adjunct-administrateur-generaal bij ontstentenis van de administrateur-generaal.
Dit bericht van vacante betrekking nodigt uit tot kandidaatstelling en vermeldt: - de datum waarop de raad van bestuur besliste de betrekking vacant te verklaren; - de juiste omschrijving van de vacante betrekking (rang en graad); - het feit dat de betrekking te begeven is door bevordering; - de algemene en bijzondere voorwaarden waaraan de kandidaten moeten voldoen met het oog op genoemde bevordering; - de termijn waarin de kandidaturen moeten ingediend worden en die minstens 10 werkdagen moet bedragen.
Art. 104.§ 1. Om ontvankelijk te zijn moeten de kandidaturen ingediend worden: - hetzij bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de administrateur-generaal of aan de adjunct-administrateur-generaal bij ontstentenis van de administrateur-generaal; - hetzij door persoonlijke overhandiging aan de administrateur-generaal of aan de adjunct-administrateur-generaal bij ontstentenis van de administrateur-generaal tegen ondertekening van een ontvangstbewijs; en uiterlijk toekomen op de laatste dag van de in de mededeling bepaalde termijn. § 2. Bovendien moet elke kandidatuur voldoen aan volgende voorwaarden: a) ze moet gedateerd en ondertekend zijn door de kandidaat;b) ze moet melding maken van de naam, de voornaam en de graad alsook de dienst waartoe de kandidaat behoort;c) ze moet, indien het bericht van vacante betrekking dit vermeldt, een curriculum vitae bevatten;d) ze moet aangeven op welke manier de kandidaat denkt te voldoen aan de verschillende voorwaarden die de raad van bestuur eventueel oplegt.
Art. 105.Indien naar meerdere betrekkingen wordt gesolliciteerd moet voor elk van die betrekkingen een afzonderlijke kandidatuur worden ingediend.
TITEL III. - De functionele loopbaan HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 106.De functionele loopbaan is voorbehouden aan de ambtenaren die titularis zijn van een wervingsgraad.
Zij bestaat erin dat de ambtenaar, zonder van graad te veranderen, één of twee hogere weddeschalen geniet dan die die zijn verbonden aan zijn graad, zolang hij voldoet aan de eisen die het statuut stelt inzake anciënniteit, evaluatie en vorming.
Art. 107.De administrateur-generaal beheert het stelsel van de functionele loopbanen. Hij kent een hogere weddeschaal toe zodra een ambtenaar de voorwaarden inzake graadanciënniteit, evaluatie en vorming vervult. HOOFDSTUK II. - De gewone functionele loopbaan
Art. 108.Aan de wervingsgraden van attaché, assistent, adjunct en klerk zijn de weddeschalen 101, 102 en 103 verbonden.
De weddeschaal 101 wordt toegekend vanaf de aanwerving of de overgang naar een hoger niveau.
De weddeschaal 102 wordt toegekend aan de ambtenaar die: 1° 9 jaar graadanciënniteit telt;2° over een evaluatie 'voldoende' beschikt;3° met goed gevolg de in artikel 252 bedoelde vorming heeft gevolgd. De weddeschaal 103 wordt toegekend aan de ambtenaar zodra hij 18 jaar graadanciënniteit telt, onder dezelfde voorwaarden inzake evaluatie en vorming.
Art. 108bis.In afwijking van de bepalingen van art. 108 zijn aan de graad van assistent-informaticus de weddeschalen B103, B200 en B210 verbonden.
Weddeschaal B103 wordt toegekend bij de aanwerving.
Weddeschaal B200 wordt toegekend aan de ambtenaar die: 1° 9 jaar graadanciënniteit heeft;2° een evaluatie `voldoende' heeft;3° met succes de vorming bedoeld in artikel 252 heeft gevolgd. Weddeschaal B210 wordt toegekend aan de ambtenaar zodra hij 18 jaar graadanciënniteit heeft onder dezelfde voorwaarden inzake evaluatie en vorming.
Kunnen enkel worden aangeworven in de graad van assistent-informaticus: houders van een bachelordiploma computerwetenschappen, beheersinformatica, industriële informatica, netwerk- en telecombeheer of een gelijkwaardig diploma, erkend door de Franse of de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 108ter.In afwijking van de bepalingen van artikel 108 zijn aan de graad van adjunct-informaticus weddeschalen C103, C200 en C210 verbonden.
Weddeschaal C103 wordt toegekend bij de aanwerving.
Weddeschaal C200 wordt toegekend aan de ambtenaar die: 1° 9 jaar graadanciënniteit heeft;2° een evaluatie 'voldoende' heeft;3° met succes de vorming bedoeld in artikel 252 heeft gevolgd. Weddeschaal C210 wordt toegekend aan de ambtenaar zodra hij 18 jaar graadanciënniteit heeft onder dezelfde voorwaarden inzake evaluatie en vorming.
Kunnen enkel worden aangeworven in de graad van adjunct-informaticus: houders van een diploma van het hoger secundair onderwijs richting informaticatechnicus of een gelijkwaardig diploma, erkend door de Franse of de Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK III. - De versnelde functionele loopbaan
Art. 109.De ambtenaar die beschikt over een evaluatie 'voldoende' kan zijn functionele loopbaan versnellen door één of meerdere programma's inzake vrijwillige beroepsvorming overeenstemmend met zijn niveau met goed gevolg af te werken nog vóór hij de vereiste graadanciënniteit telt.
Onder vrijwillige beroepsvorming dient te worden verstaan de vorming bedoeld in artikel 254.
Onder de voorwaarden bepaald in het eerste lid van dit artikel, wordt de weddeschaal 102 toegekend zodra de ambtenaar 6 jaar graadanciënniteit telt en de weddeschaal 103 zodra hij 12 jaar graadanciënniteit telt.
De weddeschaal 103 wordt nochtans alleen toegekend nadat de ambtenaar ten minste 4 jaar weddeschaal 102 heeft genoten.
Art. 109 bis. De ambtenaar die houder is van de graad van assistent-informaticus in rang B1 of van de graad van adjunct-informaticus in rang C1 kan zijn functionele loopbaan versnellen door door een of meerdere programma's inzake vrijwillige beroepsvorming overeenstemmend met zijn niveau met goed gevolg af te werken vóór hij de vereiste graadanciënniteit heeft.
Onder vrijwillige beroepsvorming dient te worden verstaan de vorming bedoeld in artikel 254.
Onder de voorwaarden bepaald in het eerste lid van dit artikel wordt weddeschaal 200 toegekend zodra de ambtenaar 6 jaar graadanciënniteit heeft en weddeschaal 210 zodra hij 12 jaar graadanciënniteit telt.
TITEL IV- - Bij de GOMB vigerende graden
Art. 110.Worden beschouwd als bevorderingsgraden door verhoging in graad: eerste attaché, eerste assistent, eerste adjunct, eerste klerk.
Worden beschouwd als bevorderingsgraden door overgang naar het hogere niveau: attaché bij overgang naar niveau A voor ambtenaren van niveaus B en C, assistent bij overgang naar niveau B voor ambtenaren van niveau C, adjunct bij overgang naar niveau C voor ambtenaren van niveau D. Worden beschouwd als wervingsgraden: administrateur-generaal, directeur-generaal, inspecteur-generaal (uitdovend), directeur, attaché, assistent, assistent-informaticus adjunct, adjunct-informaticus klerk.
Art. 110bis.Houders van de graad van assistent-informaticus in rang B1 en van de graad van adjunct-informaticus in rang C1 bekleden in de personeelsformatie een betrekking van rang B1 en C1 ongeacht de weddeschaal waarop ze in toepassing van dit statuut en deze bezoldigingsregeling recht hebben.
TITEL V. - Uitoefening van een hoger ambt
Art. 111.Onder hoger ambt wordt verstaan elk ambt dat overeenstemt met een in de personeelsformatie voorkomende betrekking van een graad van de onmiddellijk hogere rang dan die waarvan de ambtenaar titularis is.
Art. 112.Een ambtenaar kan worden aangesteld in een hoger ambt voor een betrekking die tijdelijk onbezet is.
Het feit alleen dat een betrekking tijdelijk onbezet is, is geen voldoende reden om die betrekking voorlopig te verlenen.
Art. 113.Alleen een ambtenaar die voldoet aan alle statutaire vereisten om tot de met het hoger ambt overeenstemmende graad te worden benoemd, kan voor het uitoefenen van dat ambt worden aangesteld.
Een ambtenaar die een tuchtstraf heeft opgelopen mag niet worden aangesteld alvorens zijn straf is doorgehaald.
Art. 114.In een tijdelijk vacante betrekking kan een ambtenaar alleen worden aangesteld indien de titularis ten minste een maand afwezig is.
Een hoger ambt kan alleen worden toegekend met ingang van de eerste dag van een maand.
Art. 115.De raad van bestuur beslist over de toekenning van een hoger ambt op voorstel van de directieraad.
Art. 116.De beslissing tot aanstelling vermeldt: 1° een omschrijving van het ambt dat tijdelijk vacant is, zijn huidige titularis en de reden van diens afwezigheid;2° een verantwoording van de noodzaak om een hoger ambt toe te kennen;3° een verantwoording van de keuze van de voorgestelde ambtenaar.
Art. 117.Een ambtenaar die met een hoger ambt is belast, beschikt over alle aan dat ambt verbonden prerogatieven.
Art. 118.De uitoefening van een hoger ambt verleent geen aanspraak op een benoeming in de graad van dat ambt.
TITEL VI. - De vrijwillige terugzetting in graad
Art. 118bis.Voor zover er in de personeelsformatie een betrekking vacant is, kan de ambtenaar met een graad van rang A2 of hoger eenmaal in zijn loopbaan om functionele of persoonlijke redenen vragen te worden teruggezet in graad.
De ambtenaar behoudt de geldelijke anciënniteit verworven in de graad die hij heeft op het moment van zijn verzoek tot terugzetting in graad.
De vrijwillige terugzetting in graad gebeurt in de graad onmiddellijk onder die van de ambtenaar. Wanneer de ambtenaar een functionele loopbaan genoot vóór de terugzetting in graad, blijft hij die genieten in de lagere graad.
De ambtenaar valt in de weddeschaal verbonden aan zijn nieuwe graad en verliest de voordelen verbonden aan zijn vorige graad.
De ambtenaar kan in geen geval terugkomen op zijn oorspronkelijke beslissing zodra die is goedgekeurd en bekrachtigd door de raad van bestuur.
Art. 118ter.De vrijwillige terugzetting in graad wordt toegekend door de raad van bestuur. Vooraleer de raad van bestuur een beslissing ter zake neemt, wordt de ambtenaar die de maatregel van vrijwillige terugzetting in graad vraagt, onderzocht door de arbeidsgeneesheer, extern preventieadviseur, die zijn advies over de kwestie bezorgt.
Deel X. - Tuchtregeling
Art. 119.§ 1. De volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken: 1° de terechtwijzing, 2° de blaam, 3° de inhouding van wedde, 4° de tuchtschorsing, 5° de lagere inschaling, 6° de terugzetting in graad, 7° het ontslag van ambtswege, 8° de afzetting. § 2. De inhouding van wedde kan niet worden toegepast voor een periode van meer dan drie maanden.
De inhouding mag niet meer bedragen dan die bepaald bij artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 op de bescherming van het loon der werknemers. § 3. De tuchtschorsing mag een periode van 3 maanden niet overschrijden.
Ze plaatst de ambtenaar van rechtswege in de toestand van non-activiteit.
Tijdens de tuchtschorsing kan de ambtenaar zijn rechten op bevordering of weddeverhoging niet laten gelden.
Hij kan een inhouding van wedde ondergaan die niet hoger mag zijn dan het maximum voorzien in § 2, 2e lid. § 4. De lagere inschaling wordt, naargelang het geval, opgelegd door toekenning van: 1° een lagere weddeschaal in dezelfde graad;2° een graad van dezelfde rang met een lagere weddeschaal. § 5. De terugzetting in graad wordt opgelegd door toekenning van een graad van een lagere rang die in hetzelfde of in een lager niveau is ingedeeld.
In ieder geval moet de graad waarin de terugzetting plaatsheeft, voorkomen in de personeelsformatie.
De ambtenaar neemt in de nieuwe graad rang in op de datum waarop de in het eerste lid bedoelde toekenning van een graad uitwerking heeft. § 6. De afzetting en het ontslag van ambtswege verbreken definitief de banden van de ambtenaar met de openbare dienst. § 7. Elke tuchtstraf wordt op de individuele fiche van de ambtenaar opgetekend.
Art. 120.Overeenkomstig artikel 14, § 3, 2°, van het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes, mag de ambtenaar zich in elke fase van de tuchtprocedure laten bijstaan door een persoon naar keuze.
Art. 121.§ 1. Voor de ambtenaren met een graad van rang A3 of lager worden de terechtwijzing en blaam uitgesproken door de administrateur-generaal of door de directeur-generaal van wie de ambtenaar afhangt.
Voor de ambtenaren met een graad van rang A4 (uitdovend), A5 of A6 worden de terechtwijzing en de blaam uitgesproken door de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder.
De toepassing van de terechtwijzing en de blaam wordt schriftelijk geformuleerd, met motivering, en aan de betrokken ambtenaar bezorgd.
De ambtenaar wordt vooraf over de gebeurtenissen ondervraagd. § 2. De overige tuchtstraffen worden voor alle ambtenaren uitgesproken door de raad van bestuur, nadat hij de betrokkene, die zich mag laten bijstaan door een persoon naar keuze, heeft gehoord.
De terugzetting in graad, het ontslag van ambtswege en de afzetting kunnen voor alle ambtenaren slechts uitgesproken worden bij beslissing van de raad van bestuur genomen met absolute meerderheid in beide groepen respectievelijk bedoeld in artikel 8, § 2, 1e lid en artikel 8, § 2, 2e lid van de statuten van de GOMB, die de raad van bestuur uitmaken, en met een 2/3-meerderheid van alle leden.
Voor de ambtenaren die titularis zijn van een graad van rang A3 of lager worden de tuchtstraffen uitgesproken op gemotiveerd voorstel van de directieraad na de betrokkene gehoord te hebben.
Voor de ambtenaren die titularis zijn van rang A4, A5 of A6 worden de tuchtstraffen uitgesproken door de raad van bestuur op gemotiveerd voorstel van de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder na de betrokkene gehoord te hebben. § 3. De ambtenaar wordt van het voorstel en van het verslag van de hoorzitting in kennis gesteld. Binnen een maand te rekenen vanaf de dag die volgt op de dag waarop het tuchtvoorstel aan de ambtenaar werd bekendgemaakt, moet het orgaan dat bevoegd is voor het formuleren van het voorstel dit voorstel aan de raad van bestuur bezorgen. § 4. De raad van bestuur kan geen zwaardere tuchtstraf uitspreken dan die die voorgesteld is.
De tuchtstraf kan geen uitwerking hebben over een periode vóór de uitspraak ervan.
Art. 122.Indien het orgaan dat bevoegd is voor het formuleren van het gemotiveerd voorstel, overeenkomstig artikel 121, § 2, 3e en 4e lid, tijdens de analyse van het dossier tot de bevinding komt dat geen enkele tuchtstraf moet uitgesproken worden ten opzichte van de ambtenaar, bezorgt hij het dossier met dit besluit aan de raad van bestuur die de uiteindelijke beslissing neemt.
Art. 123.§ 1. Wanneer meer dan één feit ten laste van de ambtenaar gelegd wordt, kan dit niettemin slechts aanleiding geven tot één procedure en tot het uitspreken van één tuchtstraf.
Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste van de ambtenaar wordt gelegd, kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure onderbroken wordt. § 2. Strafvorderingen die rechtstreeks met die feiten verband houden, schorten de procedure en de tuchtuitspraak niet op.
Ongeacht het resultaat van de strafvordering oordeelt alleen de administratieve autoriteit over de gepastheid een tuchtstraf uit te spreken.
Art. 124.De raad van bestuur spreekt de straf uit binnen de 2 maanden te rekenen vanaf de dag dat de directieraad het tuchtvoorstel doorgezonden heeft. Deze termijn start op de eerste dag volgend op deze verzending. Binnen de 10 werkdagen volgend op de uitspraak van de straf maakt de raad van bestuur zijn beslissing bekend aan de ambtenaar tegen wie de straf is uitgesproken. Dit geldt evenzeer wanneer geen straf is uitgesproken in toepassing van artikel 122.
Art. 125.De ambtenaar tegen wie een sanctie is uitgesproken kan binnen de 10 werkdagen volgend op de kennisgeving ervan beroep indienen afhankelijk van zijn graad bij een van de bevoegde raden van beroep zoals bedoeld in artikelen 132 en 133.
Het beroep moet per aangetekend schrijven gericht zijn aan de voorzitter van de betrokken raad van beroep. De indiening van een beroep schort de uitvoering van de tuchtstraf op.
Art. 126.Indien geen beroep werd ingediend bij een van de raden van beroep zoals bedoeld in artikelen 130 en 131, is de sanctie uit te voeren zodra de termijn voor het aantekenen van beroep verstreken is.
Art. 127.De beroepsprocedure zoals voorzien in artikelen 293 tot 305 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is van toepassing op de ambtenaren van de GOMB.
Art. 128.§ 1. Indien het advies van de betrokken raad van beroep verschilt van de beslissing die in eerste aanleg werd genomen, is de raad van bestuur bevoegd voor alle ambtenaren om een tuchtstraf uit te spreken na het beroep. § 2. Indien het advies van de betrokken raad van beroep overeenstemt met de beslissing genomen door het bevoegde orgaan in eerste aanleg, bevestigt de raad van bestuur de straf die niet zwaarder mag zijn dan de straf die in eerste aanleg was uitgesproken.
Art. 129.De raad van bestuur spreekt zich uit binnen de 2 maanden volgend op de ontvangst van het advies van de raad van beroep. De definitieve beslissing wordt binnen de 10 dagen na de uitspraak aan de ambtenaar bekendgemaakt en is uitvoerbaar op de eerste dag die volgt op de kennisgeving aan de ambtenaar.
Art. 130.§ 1. Elke tuchtstraf behalve de afzetting en het ontslag van ambtswege wordt in het persoonlijk dossier van de ambtenaar doorgehaald onder de in § 2 bepaalde voorwaarden.
Onverminderd de uitvoering van de straf, heeft de doorhaling tot gevolg dat met de doorgehaalde tuchtstraf geen rekening meer mag worden gehouden, inzonderheid bij de appreciatie van de aanspraken op bevordering van de ambtenaar, noch bij de toekenning van de evaluatie. § 2. De doorhaling van de tuchtstraffen geschiedt van ambtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op: - 6 maanden voor de terechtwijzing en de blaam; - 1 jaar voor de inhouding van wedde; - 2 jaar voor de tuchtschorsing; - 3 jaar voor de terugzetting in graad.
De termijn loopt vanaf de datum waarop de straf is uitgesproken.
Art. 131.De tuchtvordering mag alleen betrekking hebben op feiten die zich hebben voorgedaan of werden vastgesteld binnen een termijn van 6 maanden voorafgaand aan de datum waarop de vordering wordt ingesteld.
Wanneer een strafvordering is ingezet en het openbaar ministerie de definitieve uitspraak van het gerecht ter kennis heeft gebracht van de GOMB, moet de tuchtvordering ingesteld worden binnen de 6 maanden volgend op de datum van kennisgeving.
Een strafrechtelijke vrijspraak belet echter niet dat de raad van bestuur een tuchtstraf kan opleggen, op voorwaarde dat de motivering van de straf niet in strijd is met het gezag van gewijsde. De raad van bestuur is bovendien niet gebonden door de wijze waarop de strafrechtelijke overheid de houding van de ambtenaar tijdens de feiten die hem ten laste worden gelegd, beoordeeld heeft.
Deel XI. - De gemeenschappelijke raad van beroep voor de instellingen van openbaar nut en de gewestelijke raad van beroep van de ambtenaren-generaal.
Art. 132.De gemeenschappelijke raad van beroep voor de instellingen van openbaar nut opgericht bij artikel 289 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is bevoegd voor beroepen inzake tuchtvorderingen ingediend door de ambtenaren van de GOMB, met uitzondering van de ambtenaren-generaal. Hij is eveneens bevoegd voor andere beroepen die bij hem worden ingediend in toepassing van de bepalingen van dit statuut.
Art. 133.De gewestelijke raad van beroep van de ambtenaren-generaal opgericht bij artikel 285, 2°, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 mei 1999 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is bevoegd voor beroepen inzake tuchtzaken ingediend door de ambtenaren-generaal van de GOMB.
Art. 134.De samenstelling van de gemeenschappelijke raad van beroep en de beroepsprocedure zijn bepaald bij artikelen 291 tot 305 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Deel XII. - Aansprakelijkheid van de ambtenaren van de GOMB
Art. 135.De wet van 10 februari 2003 betreffende de aansprakelijkheid van en voor personeelsleden in dienst van openbare rechtspersonen is van rechtswege van toepassing op de ambtenaren van de GOMB. Deel XIII. - Schorsing in het belang van de dienst
Art. 136.De ambtenaar kan in zijn ambt worden geschorst in het belang van de dienst: 1° in geval van strafrechtelijke vervolgingen;2° in geval van tuchtrechtelijke vervolging wegens een ernstig vergrijp waarbij de betrokkene op heterdaad is betrapt of waarvoor er afdoende aanwijzingen zijn. In geval 2° van voormeld lid kan de ambtenaar het recht ontzegd worden om zijn aanspraken op bevordering en op verhoging in wedde te doen gelden.
De raad van bestuur kan beslissen de wedde van de ambtenaar in te houden voor een bedrag dat 50 % van het loon niet mag overschrijden.
Deze maatregel mag de wedde echter niet terugbrengen tot een bedrag dat lager ligt dan het bedrag waarop geen beslag mag gelegd worden bij toepassing van artikel 1409 van het Gerechtelijk Wetboek inzake loonbeslag.
Art. 137.De maatregelen bedoeld in artikel 136 worden op voorstel van de directieraad uitgesproken door de raad van bestuur met absolute meerderheid in elk van de groepen respectievelijk bedoeld in artikel 8, § 2, 1e lid en artikel 8, § 2, 2e lid van de statuten van de GOMB. De raad van bestuur hoort de ambtenaar vooraf. De ambtenaar mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.
Indien de ambtenaar wegens overmacht niet kan worden gehoord tijdens deze vergadering van de raad van bestuur, mag hij zich laten vertegenwoordigen.
De gemotiveerde schorsingsbeslissing wordt betekend per aangetekend schrijven via de post.
Art. 138.De ambtenaar tegen wie een schorsing werd uitgesproken, kan hiertegen binnen de 10 werkdagen na aanbieding van het aangetekend schrijven bij de post een beroep instellen bij een van de raden van beroep beoogd in artikelen 132 en 133 afhankelijk van zijn graad.
Art. 139.De raden van beroep beoogd in artikelen 132 en 133 zijn bevoegd voor beroep inzake schorsing in het belang van de dienst en de maatregelen voorzien in artikel 136, 2e lid.
Het voor de ambtenaar ongunstig advies van de raad van beroep sluit in dat de schorsing wordt gehandhaafd. Is het advies van de raad van beroep gunstig, dan beslist nog altijd de raad van bestuur.
De ambtenaar kan ook, op voorwaarde dat hij nieuwe feiten inroept, een beroep instellen telkens als een termijn van 3 maanden verstreken is sinds de dag waarop een beslissing tot handhaving van de schorsing is genomen.
Art. 140.Behalve bij strafrechtelijke vervolging bedraagt de schorsingsperiode maximum 6 maanden.
Art. 141.De schorsing in het belang van de dienst, alsook de maatregelen beoogd in artikel 136, 2e lid, eindigen automatisch indien de tuchtstraf uitgesproken ingevolge een zware fout zoals vermeld in artikel 136, 1e lid, 2°, definitief is.
De tuchtstraf van de ambtenaar heeft terugwerkende kracht tot een datum die niet vroeger mag zijn dan die waarop de maatregelen genomen in toepassing van artikel 136, 2e lid ingingen.
In dit geval wordt de duur van de in het belang van de dienst gebeurde opschorting in mindering gebracht op de duur van de tuchtschorsing.
Deel XIV. - Administratieve standen TITEL I. - Algemene bepalingen
Art. 142.De ambtenaren van de GOMB bevinden zich in een van de volgende standen: 1. dienstactiviteit, 2.non-activiteit, 3. disponibiliteit. TITEL II. - Dienstactiviteit
Art. 143.Dienstactiviteit is de gewone administratieve stand van de ambtenaar.
Art. 144.Tenzij anders bepaald heeft de ambtenaar in dienstactiviteit recht op wedde en op verhoging in zijn weddeschaal.
Hij kan zijn aanspraken op bevordering of op een hogere weddeschaal in zijn functionele loopbaan doen gelden.
TITEL III. - Non-activiteit
Art. 145.De ambtenaar kan, krachtens de bepalingen van dit statuut, van rechtswege of bij beslissing van de raad van bestuur in non-activiteit worden gesteld.
Tenzij anders bepaald heeft de ambtenaar in deze stand geen recht op wedde en op verhoging in zijn weddeschaal.
Hij kan zijn aanspraak op bevordering of op een hogere weddeschaal in zijn functionele loopbaan niet doen gelden.
Art. 146.Niemand kan in non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de vereisten voldoet om een rustpensioen te genieten.
Art. 147.Tuchtschorsing plaatst de ambtenaar van rechtswege in de administratieve stand non-activiteit.
Tijdens de periodes van tuchtschorsing kan de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering of op een hogere wedde niet doen gelden.
TITEL IV. - Disponibiliteit HOOFDSTUK I. - Disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst
Art. 148.De ambtenaar kan, zonder opzegging, in disponibiliteit worden gesteld wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst wanneer hij een bepaald ambt niet kan uitoefenen en hij niet onmiddellijk in een beter geschikte betrekking opnieuw tewerkgesteld kan worden.
Op voorstel van de directieraad neemt de raad van bestuur een beslissing omtrent de indisponibiliteitstelling. De betrokkene wordt vooraf door de directieraad gehoord en kan worden bijgestaan door een persoon naar keuze.
Art. 149.De ambtenaar in disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst heeft geen recht op wedde of op verhoging in zijn weddeschaal.
Hij verliest zijn aanspraken op: 1° bevordering;2° een hogere weddeschaal in zijn functionele loopbaan. Hij geniet het eerste jaar een wachtgeld gelijk aan zijn laatste activiteitswedde. Vanaf het tweede jaar is dit wachtgeld gelijk aan 1/60e van de laatste activiteitswedde vermenigvuldigd met de dienstjaren die hij telt op de datum waarop hij in disponibiliteit is gesteld. HOOFDSTUK II. - De disponibiliteit wegens ziekte
Art. 150.§ 1. Onverminderd artikel 213 is de ambtenaar die wegens ziekte afwezig is na het maximum aantal verlofdagen hem toegekend bij artikel 209 te hebben bereikt, van rechtswege in disponibiliteit wegens ziekte.
Hij behoudt zijn aanspraak op bevordering en op verhoging in zijn weddeschaal.
Artikel 214 is van toepassing op de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte. § 2. De ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte ontvangt een wachtgeld dat gelijk is aan 60 % van zijn laatste activiteitswedde.
Het bedrag van dit wachtgeld mag echter in geen geval lager liggen dan: 1° de vergoedingen die de betrokkene in dezelfde toestand zou ontvangen indien de sociale zekerheidsregeling op hem toepasselijk was geweest sinds het begin van zijn afwezigheid;2° het pensioen dat hij zou verkregen hebben indien hij, op de datum van zijn indisponibiliteitstelling, tot de vervroegde oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid was toegelaten. § 3. De ambtenaar heeft recht op een maandelijks wachtgeld dat gelijk is aan het bedrag van zijn laatste activiteitswedde indien de kwaal waaraan hij lijdt door de Sociaal-Medische Rijksdienst als een ernstige en langdurige ziekte wordt erkend. Dit recht heeft slechts uitwerking nadat de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte werd gesteld voor een ononderbroken periode van ten minste drie maanden.
Dit recht heeft een herziening van de toestand van de ambtenaar tot gevolg met geldelijke uitwerking op de dag waarop zijn disponibiliteit wegens ziekte een aanvang heeft genomen. § 4. De disponibiliteit wegens ziekte maakt geen einde aan de stelsels van loopbaanonderbreking bedoeld in artikelen 157 tot 161, noch aan de stelsels van halftijdse vervroegde uittreding en van vrijwillige vierdagenweek zoals bedoeld in de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector.
Voor de toepassing van § 2 van dit artikel, is de laatste activiteitswedde de wedde die vóór de verminderde prestaties verschuldigd was.
Art. 151.De ambtenaar die in disponibiliteit werd gesteld wegens ziekte, wordt ieder jaar medisch onderzocht door de medische controledienst bedoeld in artikel 216, in de loop van de maand overeenstemmend met die waarin hij in disponibiliteit werd gesteld. HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 152.De raad van bestuur kan, op advies van de directieraad, de betrekking waarvan de in disponibiliteit gestelde ambtenaar titularis was, onmiddellijk vacant verklaren in geval van disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst.
De vacantverklaring kan slechts worden beslist na verloop van een jaar in geval van disponibiliteit wegens ziekte.
Art. 153.De raad van bestuur roept de in disponibiliteit gestelde ambtenaar in actieve dienst terug indien hij de vereiste beroeps- en lichamelijke geschiktheid bezit.
De ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte, wiens betrekking niet vacant werd verklaard, neemt deze betrekking opnieuw in wanneer hij zijn dienst hervat.
De ambtenaar moet in ieder geval, binnen de door de raad van bestuur gestelde termijn, het aangewezen ambt opnemen. Indien hij zonder geldige reden weigert, wordt hij, na een afwezigheid van 10 werkdagen, ambtshalve ontslagen.
Art. 154.Niemand kan in disponibiliteit gesteld of gehouden worden wanneer hij voldoet aan de voorwaarden om een rustpensioen te genieten.
Deel XV. - Afwezigheden en verlof TITEL I. - Afwezigheden
Art. 155.De ambtenaar mag niet afwezig zijn zonder verlof of dienstvrijstelling te hebben gekregen.
Art. 156.Met inachtname van artikel 18 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes en onverminderd de eventuele toepassing van een tuchtstraf, bevindt de ambtenaar die zonder toestemming afwezig is of de duur van zijn verlof zonder geldige reden overschrijdt, zich van rechtswege in non-activiteit.
Indien de ambtenaar zonder geldige reden meer dan 10 werkdagen afwezig is, wordt hij ambtshalve ontslagen.
TITEL II. - Verloven HOOFDSTUK I. - De verloven van arbeidsherverdelende aard Afdeling 1. - Het verlof voor loopbaanonderbreking
Art. 157.De ambtenaar krijgt verlof om zijn loopbaan voltijds, halftijds of deeltijds te onderbreken onder het stelsel van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en haar uitvoeringsbesluiten.
Art. 158.§ 1. De loopbaanonderbreking is een recht van de ambtenaar die titularis is van een wervingsgraad. § 2. De administrateur-generaal kan op advies van de directieraad aan de titularissen van een bevorderingsgraad in niveaus B, C en D toestaan hun loopbaan te onderbreken indien de goede werking van de dienst niet wordt verstoord. § 3. De raad van bestuur kan op advies van de directieraad aan de titularissen van een bevorderingsgraad in niveau A toestaan hun loopbaan voltijds of halftijds te onderbreken indien de goede werking van de dienst niet wordt verstoord.
Art. 159.De duur van een loopbaanonderbreking bedraagt ten minste 6 en ten hoogste 12 maanden.
De ambtenaar kan aan de raad van bestuur vragen het werk opnieuw te mogen opnemen voor het verstrijken van de termijn van de loopbaanonderbreking via vooropzeg van 2 maanden. De raad van bestuur kan deze vraag verwerpen indien het de goede werking van de dienst in het gedrang brengt.
Art. 160.Voor elk soort loopbaanonderbreking is de totale duur van al dan niet op elkaar volgende onderbrekingen beperkt tot 72 maanden voor de hele loopbaan.
Art. 161.Het verlof voor loopbaanonderbreking is niet bezoldigd.
De ambtenaar behoudt zijn aanspraken op bevordering in graad en verhoging in weddeschaal.
De ambtenaar die een voltijdse loopbaanonderbreking geniet, kan geen aanspraak maken op een versnelde functionele loopbaan. De ambtenaar die een halftijdse of een deeltijdse loopbaanonderbreking geniet, heeft recht op een versnelde functionele loopbaan in verhouding tot de door hem gepresteerde diensten.
Dit verlof wordt voor het overige gelijkgesteld met dienstactiviteit behalve wat betreft de toepassing van art. 90, § 4, 1ste lid. Afdeling 2. - Het verlof onder het stelsel van de vrijwillige
vierdaagse werkweek
Art. 162.De ambtenaar krijgt verlof om onder het wettelijke stelsel van de vrijwillige vierdagenweek 1 dag per week afwezig te zijn, volgens de modaliteiten bepaald door de raad van bestuur.
Art. 163.§ 1. De vrijwillige vierdagenweek is een recht van de ambtenaar die titularis is van een wervingsgraad. § 2. De administrateur-generaal kan op advies van de directieraad aan de titularissen van een bevorderingsgraad in niveaus B, C en D het voordeel van de vrijwillige vierdagenweek toestaan, indien de goede werking van de dienst niet wordt verstoord. § 3. De raad van bestuur kan op advies van de directieraad aan de titularissen van een bevorderingsgraad in niveau A het voordeel van de vrijwillige vierdagenweek toestaan, indien de goede werking van de dienst niet wordt verstoord.
Art. 164.Het verlof onder het wettelijke stelsel van de vrijwillige vierdaagse werkweek is niet bezoldigd.
Dit verlof wordt voor het overige gelijkgesteld met dienstactiviteit behalve wat betreft de toepassing van art. 90, § 4, 1ste lid. Afdeling 3. - Het verlof onder het stelsel van de halftijdse
vervroegde uittreding
Art. 165.De ambtenaar krijgt verlof om gedurende een ononderbroken periode van maximum 5 jaar voorafgaand aan de datum van zijn al dan niet vervroegde pensionering halftijds te werken.
Art. 166.§ 1. De halftijdse vervroegde uittreding is een recht van de ambtenaar die titularis is van een wervingsgraad. § 2. De raad van bestuur kan op advies van de directieraad aan de titularissen van een bevorderingsgraad het voordeel van de halftijdse vervroegde uittreding toestaan, indien de goede werking van de dienst niet wordt verstoord.
Art. 167.Het verlof onder het stelsel van de halftijdse vervroegde uittreding is niet bezoldigd.
De ambtenaar behoudt zijn aanspraken op bevordering.
Dit verlof wordt voor het overige gelijkgesteld met dienstactiviteit behalve wat betreft de toepassing van art. 90, § 4, 1ste lid. HOOFDSTUK II. - De verloven van korte duur Afdeling 1. - De jaarlijkse vakantie
Art. 168.De ambtenaar heeft jaarlijks recht op 35 werkdagen vakantie.
Hij geniet een bijkomende jaarlijkse vakantie van: 1° 1 werkdag na 5 jaar dienstanciënniteit, 2° 2 werkdagen na 10 jaar dienstanciënniteit.
Art. 169.De vakantiedagen worden genomen naar keuze van de ambtenaar doch met inachtneming van de behoeften van de dienst.
De ambtenaar neemt minstens eenmaal per kalenderjaar een vakantieperiode van ten minste 2 opeenvolgende weken (minstens 10 werkdagen) overeenkomstig de wetgeving.
De GOMB zal overigens jaarlijks gesloten zijn vanaf de maandag die volgt op de raad van bestuur van juli tot 31 juli. Deze sluitingsperiode zal als volgt worden gedekt: - de ambtenaar neemt verplicht 5 opeenvolgende werkdagen verlof tijdens deze periode; - het saldo van de nodige dagen wordt gedekt met een feestdag, brugdagen of recuperatiedagen van feestdagen die in het weekend vallen en dit na jaarlijks overleg met het basisoverlegcomité.
Art. 170.De ambtenaar heeft het recht om binnen het aantal van 35 werkdagen, 4 werkdagen verlof te nemen zonder dat het dienstbelang daar tegenover kan worden gesteld om in geval van ernstige ziekte of ongeval een persoon bij te staan die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont.
Onder personen die onder hetzelfde dak wonen, worden verstaan: de echtgenoot/echtgenote, de persoon met wie hij samenleeft, een bloed- of aanverwant, een persoon opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij.
De ambtenaar moet een medisch attest voorleggen ter staving van: 1° de ernst van de ziekte of het ongeval, 2° de dwingende noodzakelijkheid van de aanwezigheid van de ambtenaar.
Art. 171.Indien de ambtenaar de 4 in artikel 170, eerste lid, bedoelde werkdagen heeft opgebruikt, heeft hij uitzonderlijk recht op 2 bijkomende werkdagen buiten de 35 werkdagen vakantie, voor dezelfde redenen en onder dezelfde voorwaarden.
De medische controledienst bedoeld in artikel 216 kan toezien op de gegrondheid van de aanvraag van deze laatste 2 dagen.
Art. 172.De jaarlijkse vakantie wordt opgenomen binnen het kalenderjaar volgens de regels bepaald door de administrateur-generaal en zoals vervat in het arbeidsreglement.
Art. 173.In de GOMB geldt een standaardwerktijdregeling van 38 uur per week waarvan de modaliteiten bepaald zijn in het arbeidsreglement.
Art. 174.Elke ambtenaar bepaalt zijn uurrooster in akkoord met zijn departementshoofd en bezorgt het aan het departement personeelsbeheer.
De aanwezigheid van de ambtenaar tijdens de diensturen wordt gecontroleerd door het departementshoofd.
Het arbeidsreglement bepaalt de stamtijden en de glijtijden, de verdeling van de arbeidsduur en de duur van de middagpauze.
Art. 175.Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijkse vakantie. Deze laatste wordt in evenredige mate verminderd: 1° wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn ambt definitief neerlegt;2° wanneer hij tijdens het jaar verlof krijgt: - om een stage of een proefperiode te vervullen bij een overheidsdienst zoals bepaald in artikel 200; - om kandidaat te zijn voor de wetgevende, gemeenschaps-, gewest-, provinciale, gemeentelijke of Europese verkiezingen; - om dwingende redenen van familiaal belang; - wegens halftijdse vervroegde uittreding; - met toepassing van de vrijwillige vierdaagse werkweek; - voor onderbreking van de beroepsloopbaan; - om een opdracht uit te voeren zoals bepaald in artikel 202.
De afwezigheden waarbij de ambtenaar in non-activiteit of disponibiliteit is geplaatst, geven eveneens aanleiding tot een evenredige vermindering van de vakantie.
Het aldus berekende aantal dagen bedraagt steeds een hele of een halve dag. De afronding gebeurt naar de hogere halve of hele dag.
Art. 176.De in deze afdeling bepaalde vakantiedagen worden opgeschort bij ziekte of bij disponibiliteit wegens ziekte voor zover de geneeskundige controle mogelijk is.
Art. 177.De jaarlijkse vakantie wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Dit geldt eveneens voor de 2 bijkomende dagen voorzien in artikel 171, eerste lid.
Art. 178.De instelling is gesloten van 27 december tot en met 31 december. Afdeling 2. - De feestdagen
Art. 179.§ 1. De ambtenaar heeft verlof op de wettelijke feestdagen, op 2 en 15 november en op 26 december. § 2. De in § 1 vermelde verlofdagen die samenvallen met een zaterdag of een zondag, worden in de loop van het jaar gecompenseerd door verlof om de brug te maken die wordt bepaald door de voorzitter en de afgevaardigd bestuurder.
Indien het aantal feestdagen dat op die manier wordt gerecupereerd onvoldoende is, zullen de overige dagen afgehouden worden van de 35 jaarlijkse vakantiedagen. Indien er teveel te recupereren feestdagen zijn, zullen deze dagen gebruikt worden om de brug te verlengen. § 3. De ambtenaar die krachtens de arbeidsregeling die op hem van toepassing is, of ten gevolge van de behoeften van de dienst verplicht is te werken op één van de dagen bedoeld in § 1, krijgt vervangende verlofdagen die genomen kunnen worden onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof. Afdeling 3. - Het verlof om familiale redenen
Onderafdeling 1. - Het omstandigheidsverlof
Art. 180.De ambtenaar krijgt verlof binnen de hierna gestelde perken naar aanleiding van: 1° zijn huwelijk: 4 werkdagen;2° de bevalling van de echtgenote of van de samenwonende partner: 14 werkdagen;3° het overlijden van de echtgenoot/echtgenote, van de samenwonende partner of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad: 4 werkdagen;4° het huwelijk van een kind: 2 werkdagen;5° het overlijden van een bloed- of aanverwant in om het even welke graad maar onder hetzelfde dak wonend als de ambtenaar: 2 werkdagen;6° het overlijden van een bloed- of aanverwant in de tweede graad maar niet onder hetzelfde dak wonend als de ambtenaar: 1 werkdag. Dit verlof is verplicht op te nemen binnen de 30 kalenderdagen die volgen op de gebeurtenis die er aanleiding toe geeft. Het verlof vermeld onder 2° van het 1e lid mag opgenomen worden binnen het jaar volgend op de gebeurtenis die er aanleiding toe geef.
Indien de gebeurtenis zich voordoet tijdens een periode van deeltijdse arbeid, wordt de duur van het verlof in evenredige mate verminderd.
Art. 181.Het omstandigheidsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Onderafdeling 2. - Het verlof wegens dwingende familiale redenen
Art. 182.Met een maximum van 45 werkdagen per kalenderjaar, kan de ambtenaar verlof krijgen wegens: 1° ziekenhuisopname van een persoon die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad die niet met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont, op voorlegging van een medisch attest;2° opvang tijdens de periodes van schoolvakantie van zijn kinderen die niet de leeftijd van 15 jaar bereikt hebben. Deze aanvraag moet verenigbaar zijn met de noden van de dienst.
Art. 183.Dit verlof is niet bezoldigd. Het wordt voor het overige met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.
Onderafdeling 3. - Het ouderschapsverlof
Art. 184.Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte of de adoptie van een kind, maximum 3 maanden ouderschapsverlof toegestaan. Dit verlof moet genomen worden voor het kind de leeftijd van 10 jaar heeft bereikt. Het verlof mag enkel gesplitst worden in maanden en genomen worden met volledige dagen.
Art. 185.Het ouderschapsverlof wordt niet vergoed. Het wordt voor het overige met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.
Onderafdeling 4. - Het verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij
Art. 186.De ambtenaar kan verlof krijgen wanneer een kind beneden 10 jaar in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij.
De maximumduur van het verlof bedraagt 4 weken indien het opgenomen kind ouder is dan 3 jaar en 6 weken indien het die leeftijd nog niet heeft bereikt.
De maximumduur wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind mindervalide is en aan de voorwaarden voldoet om kinderbijslag te genieten overeenkomstig artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kindertoeslagen voor de loonarbeiders of artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslagen ten voordele van de zelfstandigen.
Art. 187.Het verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 4. - Het bevallingsverlof
Art. 188.De vrouwelijke ambtenaar geniet in het kader van de moederschapsbescherming de voordelen bedoeld in artikels 197 en volgende van het statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Afdeling 5. - Het verlof om medische of humanitaire redenen
Art. 189.De vrouwelijke ambtenaar kan dienstvrijstelling krijgen om naar prenatale medische onderzoeken te gaan die niet buiten de diensturen kunnen plaatsvinden.
De aanvraag moet worden gestaafd door een medisch attest.
Art. 190.De ambtenaar krijgt verlof voor het afstaan van: 1° bloed: een dag;2° bloedplasma: een halve dag. Dit verlof kan worden genomen hetzij de dag zelf, hetzij de dag nadien, met een maximum van 4 werkdagen per jaar.
De ambtenaar moet het bewijs leveren dat hij bloed of plasma heeft gegeven.
Art. 191.Met een maximum van 4 werkdagen, krijgt de ambtenaar verlof voor het afstaan van beenmerg. Dit verlof neemt een aanvang op de dag waarop het beenmerg in het ziekenhuis wordt afgenomen.
De ambtenaar krijgt eveneens verlof voor het afstaan van organen of weefsel. De duur van dit verlof is die van de ziekenhuisopname en het vereiste herstel. De tijd noodzakelijk voor de voorafgaande medische onderzoeken kan eveneens in aanmerking komen.
De aanvraag moet worden gestaafd door een medisch attest.
Art. 192.De ambtenaar heeft recht op voorbehoedend verlof wanneer een inwonend familielid aangetast is door een besmettelijke ziekte, in de omstandigheden en volgens de nadere bepalingen die vastgesteld worden door het Algemeen Reglement van de Administratieve Gezondheidsdienst.
Art. 193.Voor zover de werking van de dienst niet in het gedrang komt, kan de ambtenaar maximum 5 werkdagen per jaar verlof krijgen om: 1° de cursussen bij te wonen van de school van het korps van de civiele bescherming, 2° in vredestijd prestaties te verrichten als vrijwilliger bij dit korps.
Art. 194.Met een maximum van 5 werkdagen per jaar en voorzover het belang van de dienst niet in het gedrang komt, kan de ambtenaar verlof krijgen om mindervalide zieken te vergezellen of om andere humanitaire zendingen te vervullen tijdens verblijven en reizen in binnen- of buitenland.
Deze verblijven of reizen moeten georganiseerd zijn door een openbare instelling of een vereniging die de zorg voor mindervaliden en zieken of de humanitaire zendingen als opdracht heeft. De instelling of vereniging moet erkend zijn door de Belgische Staat of een van haar gefedereerde entiteiten.
De aanvraag moet worden gestaafd met een attest waarbij de vereniging of instelling verklaart dat de reis of het verblijf onder haar verantwoordelijkheid gebeurt.
Art. 195.De verloven om medische en humanitaire redenen zijn bezoldigd en worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. HOOFDSTUK III. - De verloven van lange duur Afdeling 1. - Het verlof om persoonlijke redenen
Art. 196.Indien het belang van de dienst er zich niet tegen verzet, kan de ambtenaar verlof om persoonlijke redenen krijgen.
Art. 197.Het verlof om persoonlijke redenen wordt enkel voltijds en voor ten hoogste 6 maanden toegekend. Het kan verlengd worden of na een onderbreking opnieuw worden aangevraagd.
Behoudens afwijking toegestaan door de raad van bestuur en na gunstig advies van de directieraad, mag dit verlof niet meer bedragen dan 24 maanden over de gehele loopbaan.
Iedere vraag tot verlenging moet ten minste één maand vóór het verstrijken van het lopende verlof worden ingediend.
Art. 198.Het verlof om persoonlijke redenen is niet bezoldigd en wordt gelijkgesteld met een periode van non-activiteit.
Art. 199.Met ziekten of ongevallen opgelopen gedurende deze verlofperiode wordt geen rekening gehouden. Afdeling 2. - Het verlof om een stage te doen
in een overheidsdienst
Art. 200.De ambtenaar kan verlof krijgen om een stage of proefperiode te doen in een betrekking bij een overheidsdienst.
Een betrekking in het gesubsidieerd of het universitair onderwijs wordt gelijkgesteld met een betrekking bij een overheidsdienst.
Het verlof wordt toegestaan voor een periode die overeenstemt met de normale duur van de stage of van de proefperiode.
Art. 201.Dit verlof is niet bezoldigd en wordt voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 3. - Het verlof wegens opdracht
Art. 202.De raad van bestuur kan een ambtenaar, met zijn instemming, belasten met een opdracht.
Iedere ambtenaar kan eveneens met instemming van de raad van bestuur een opdracht aanvaarden: 1° bij een andere instelling van openbaar nut die afhangt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° bij een ministerie of een instelling van openbaar nut die afhangt van de federale overheid, van een ander gewest, van een Gemeenschap of van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse gemeenschapscommissie of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;3° bij een buitenlandse regering of bij een internationale instelling; die uitgeoefend wordt in het kader van een beschikking genomen door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op 26 juli 1988 tot vaststelling van de regeling die geldt voor nationale deskundigen die bij de diensten van de commissie gedetacheerd zijn, alsook in het kader van de programma's van de Europese Unie.
Art. 203.De raad van bestuur verleent de opdracht voor ten hoogste 2 jaar. Hij kan de opdracht verlengen voor telkens maximum dezelfde duur.
Art. 204.Het verlof wegens opdracht is onbezoldigd.
Het verlof wegens opdracht wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Art. 205.De ambtenaar die belast is met een opdracht wordt bezoldigd door de instelling waarin hij zijn opdracht vervult.
Art. 206.Zodra de ambtenaar 2 jaar met verlof wegens opdracht is, kan de raad van bestuur beslissen dat de betrekking die hij bekleedt, in het belang van de dienst, als vacant moet worden beschouwd.
Art. 207.Rekening houdend met een vooropzeg van 3 maanden kan de raad van bestuur op ieder ogenblik een eind maken aan de opdracht waarmee de ambtenaar is belast.
Art. 208.De ambtenaar wiens opdracht verstreken is, stelt zich opnieuw ter beschikking van de raad van bestuur.
Indien hij dit zonder geldige reden weigert of negeert zal hij na 10 dagen afwezigheid beschouwd worden als ontslagnemend.
Zodra zijn opdracht eindigt, neemt de ambtenaar die niet in zijn betrekking vervangen werd, opnieuw deze betrekking in wanneer hij zijn activiteiten herneemt.
Indien de ambtenaar vervangen werd in zijn betrekking voorziet de raad van bestuur onmiddellijk in zijn heropname in de personeelsformatie. HOOFDSTUK IV. - Het ziekteverlof Afdeling 1 - De ziekteverlofdagen
Art. 209.Tijdens zijn volledige loopbaan heeft de ambtenaar, die wegens ziekte verhinderd is zijn ambt normaal uit te oefenen, recht op ziekteverlof tot maximum 21 werkdagen per 12 maanden anciënniteit vanaf de datum van zijn benoeming als stagiair of als statutair ambtenaar in de GOMB en ongeacht zijn niveau (A, B, C of D). Als hij nog geen 36 maanden in dienst is wordt zijn wedde hem niettemin gedurende 63 werkdagen gewaarborgd.
Dit verlof wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.
Worden eveneens in aanmerking genomen de werkelijke prestaties die de ambtenaar als statutair medewerker heeft verricht met volledige prestaties in een andere openbare dienst of een onderwijsinstelling, een dienst voor beroepskeuze, een psycho-medisch-sociaal centrum of een medisch-pedagogisch instituut voor zover zij werden opgericht, erkend of gesubsidieerd door de Staat, een Gewest of een Gemeenschap.
Voorgaand lid is slechts van toepassing voor zover de ambtenaar het departement HRM een officieel attest heeft bezorgd van de hierboven beoogde openbare dienst en/of instelling waarop de prestaties die de ambtenaar binnen zijn dienst leverde en het aantal genomen ziektedagen zijn vermeld.
Art. 210.Het aantal werkdagen, bedoeld in artikel 209 wordt in evenredigheid verminderd, wanneer de ambtenaar tijdens zijn loopbaan verlof heeft gekregen: 1° van arbeidsherverdelende aard;2° om een stage te vervullen in een andere overheidsdienst;3° om een opdracht te vervullen buiten het Gewest;4° om kandidaat te zijn bij verkiezingen;5° voor onderbreking van de beroepsloopbaan;6° wegens ziekte, behalve in geval van een arbeidsongeval of op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte. De ambtenaar die op non-activiteit geplaatst werd wegens ongewettigde afwezigheid, is onderworpen aan dezelfde regel.
Indien het aldus berekende aantal dagen ziekteverlof geen geheel getal vormt, wordt het afgerond naar de onmiddellijk hogere eenheid.
Enkel de werkdagen begrepen in de periode van afwezigheid wegens ziekte worden aangerekend.
Art. 211.§ 1. Het verlof wegens ziekte maakt geen einde aan de stelsels van loopbaanonderbreking zoals bedoeld in artikelen 157 tot 161, noch aan de stelsels van de halftijdse vervroegde uittreding en van de vrijwillige vierdagenweek bedoeld in de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector.
De ambtenaar blijft de voor zijn verminderde prestaties verschuldigde wedde ontvangen. § 2. Wanneer de ambtenaar deeltijdse prestaties verricht, worden de afwezigheden wegens ziekte aangerekend op het aantal dagen verlof waarop hij krachtens artikel 209 recht heeft, naar rato van de te verrichten prestaties Als het totale aantal aldus verrekende dagen per 12 maanden dienstanciënniteit geen geheel getal is wordt de dagbreuk verwaarloosd.
Voor de ambtenaar die deeltijdse prestaties verricht, worden als dagen ziekteverlof de dagen afwezigheid aangerekend waarop de ambtenaar prestaties diende te verrichten.
Art. 212.Het verlof wegens ziekte wordt tijdelijk onderbroken tijdens het verlof om dwingende redenen van familiaal belang. De dagen verlof om dwingende redenen die samenvallen met een ziekteverlof worden niet als ziekteverlofdagen beschouwd.
Art. 213.§ 1. In afwijking van artikel 209 wordt het verlof wegens ziekte zonder tijdsbeperking toegestaan, naar aanleiding van: 1° een arbeidsongeval, 2° een ongeval op de weg van en naar het werk, 3° een beroepsziekte. Bovendien komen de verlofdagen toegestaan naar aanleiding van een arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte, zelfs na de datum van consolidatie, niet in aanmerking voor het bepalen van het aantal verlofdagen dat de ambtenaar nog kan krijgen bij toepassing van artikel 209. § 2. De ambtenaren die door een beroepsziekte bedreigd worden en die, onder de door de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vastgestelde voorwaarden, daardoor tijdelijk dienen op te houden hun ambt uit te oefenen, worden ambtshalve in verlof gesteld voor de nodige periode. Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Art. 214.De verlofdagen wegens ziekte ingevolge een ongeval veroorzaakt door de schuld van een derde en dat geen ongeval is als bedoeld in artikel 213 worden niet in aanmerking genomen om het aantal verlofdagen te bepalen die de ambtenaar nog krachtens artikel 209 kan krijgen ten belope van het percentage aansprakelijkheid dat aan de derde is toegewezen en dat als grondslag dient voor de wettelijke indeplaatsstelling van de instelling.
Art. 215.Wanneer de ambtenaar verminderde prestaties verricht die gespreid zijn over alle werkdagen, wordt het ziekteverlof aangerekend in verhouding tot het aantal uren dat hij gedurende zijn afwezigheid had moeten presteren.
Indien het aldus berekende aantal werkdagen geen geheel getal is, wordt het afgerond naar de onmiddellijk hogere eenheid.
Indien aldus het totaal aantal aangerekende dagen per 12 maanden dienstanciënniteit geen geheel getal is, wordt het gedeelte van de dag niet meegerekend.
Indien de ambtenaar deeltijds verlof geniet op basis van een wettelijke bepaling tot herverdeling van de arbeid in de openbare sector, worden als ziekteverlof meegerekend de werkdagen tijdens dewelke hij op basis van een voltijdse werkregeling prestaties had moeten verrichten. Afdeling 2. - Het toezicht en de definitieve ongeschiktheidsverklaring
Art. 216.De wegens ziekte afwezige ambtenaar staat onder het geneeskundig toezicht van de door de raad van bestuur aangewezen medische controledienst.
Indien de ambtenaar niet akkoord gaat met de beslissing van de controlerend geneesheer, neemt de controlerend geneesheer binnen 24 uur contact met de behandelende geneesheer. In geval van niet-akkoord tussen beide geneesheren, wijzen zij onmiddellijk in onderling akkoord een arbitrerend geneesheer aan. De beslissing van de arbitrerend geneesheer is definitief en wordt aan de ambtenaar medegedeeld.
Art. 217.De ambtenaar blijft onderworpen aan de reglementering van de Administratieve Gezondheidsdienst voor de arbeidsongevallen, de beroepsziekten en de definitieve medische ongeschiktheidsverklaringen.
Het geschiktheidsonderzoek valt onder de bevoegdheid van de arbeidsgeneesheer.
Art. 218.Krachtens de geldende procedure bij de Administratieve Gezondheidsdienst, heeft de ambtenaar recht van beroep tegen de beslissingen van deze dienst voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 217.
Art. 219.De ambtenaar kan niet definitief ongeschikt worden verklaard wegens ziekte vooraleer hij het aantal werkdagen heeft uitgeput waarop hij recht heeft als ziekteverlof.
Het eerste lid is niet toepasselijk op de ambtenaar die een opdracht heeft vervuld bij een buitenlandse regering, een buitenlands openbaar bestuur of een internationale instelling, en uit dien hoofde in ruste werd gesteld wegens invaliditeit en een pensioen ontvangt. Afdeling 3. - De verminderde prestaties wegens ziekte
Art. 220.De medische controledienst oordeelt of een ambtenaar met ziekteverlof in staat is om zijn ambt opnieuw op te nemen met halve-dagprestaties.
De ambtenaar met ziekteverlof kan zelf vragen zijn ambt opnieuw te mogen opnemen met halvedagprestaties. Hij legt tot staving van die aanvraag een doktersattest voor aan de medische controledienst.
De medische controledienst geeft in beide gevallen kennis van zijn beslissing aan de administrateur-generaal.
Art. 221.De administrateur-generaal roept de ambtenaar opnieuw in dienst en staat hem toe die verminderde prestaties te verrichten, tenzij die maatregel niet in overeenstemming kan worden gebracht met de eisen van de goede werking van de dienst.
Art. 222.Halvedagprestaties worden niet toegestaan voor een periode van meer dan 30 kalenderdagen.
Verlengingen voor ten hoogste dezelfde periode mogen worden toegestaan, indien de medische controledienst zich bij een nieuw onderzoek in die zin uitspreekt.
Art. 223.De halve dagen die een ambtenaar afwezig is tijdens een periode van verminderde prestaties wegens ziekte worden beschouwd als ziekteverlof en worden verrekend in het aantal verlofdagen beoogd in artikel 209.
Dit verlof wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld. HOOFDSTUK V. - De verloven om politieke redenen Afdeling 1. - Het verlof om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen
Art. 224.De ambtenaar kan verlof krijgen om zich kandidaat te stellen voor de wetgevende, gewest-, provinciale, gemeentelijke of Europese verkiezingen.
Dit verlof wordt toegekend voor een periode die overeenstemt met de duur van de verkiezingscampagne waaraan hij deelneemt.
Art. 225.Dit verlof wordt niet bezoldigd. Het wordt voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 2. - Het verlof om een functie uit te oefenen bij een erkende
politieke fractie
Art. 226.Een erkende politieke fractie is een groep verkozenen die als dusdanig is erkend overeenkomstig het reglement van de wetgevende vergadering waartoe zij behoren.
Art. 227.De ambtenaar kan verlof krijgen om een ambt uit te oefenen bij een erkende politieke fractie.
De voorzitter van een politieke fractie dient hiertoe een verzoek in bij de administrateur-generaal.
De directieraad gaat na of het belang van de dienst niet in het gedrang komt.
Het verlof wordt toegekend door de raad van bestuur met instemming van de ambtenaar.
Art. 228.De beslissing vermeldt de duur van het toegekende verlof, alsook de politieke fractie waarbij de ambtenaar een ambt zal uitoefenen.
Art. 229.De raad van bestuur kan om dienstredenen het verlof beëindigen mits hij een opzeggingstermijn van een maand respecteert.
Art. 230.Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het is niet bezoldigd. Afdeling 3. - Het verlof voor detachering bij een ministerieel kabinet
Art. 231.De ambtenaar van de GOMB krijgt verlof wanneer hij aangewezen wordt om een functie te vervullen op een ministerieel kabinet op volgende voorwaarden: 1° de detachering moet gebeuren bij een met redenen omklede beslissing van de raad van bestuur;2° het moet gaan om een detachering bij een kabinet van een Minister of van een Staatssecretaris van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, voor een periode van maximum 5 jaar.Achtereenvolgende detacheringen zullen door de raad van bestuur eventueel slechts worden toegekend als er een periode van minstens 2 jaar tussen ligt, waarin de ambtenaar effectief arbeidsprestaties verricht binnen de GOMB; 3° de detachering moet beperkt blijven tot één enkele ambtenaar van de GOMB per ministerieel kabinet;4° het ministerieel kabinet waarbij de ambtenaar wordt gedetacheerd, verbindt zich tot terugbetaling aan de GOMB van alle wedden, vakantiegelden, premies en bijkomende voordelen die de instelling aan de gedetacheerde ambtenaar betaalt.
Art. 232.De raad van bestuur beslist op basis van de noden van de dienst of de betrekking van de ambtenaar, gedetacheerd in een ministerieel kabinet overeenkomstig artikel 231, vacant moet worden verklaard.
De raad van bestuur kan die beslissing nemen zodra de afwezigheid van de ambtenaar 2 jaar bedraagt.
Art. 233.De ambtenaar wiens detachering verstreken is of bij ministeriële beslissing of bij beslissing van de raad van bestuur onderbroken wordt, stelt zich opnieuw ter beschikking van de raad van bestuur.
Indien hij zonder geldige reden weigert of verwaarloost dit te doen, wordt hij na 10 dagen afwezigheid als ontslagnemend beschouwd.
Zodra zijn detachering verstreken is, bezet de ambtenaar die in zijn betrekking niet werd vervangen, die betrekking wanneer hij zijn dienst hervat.
Indien de ambtenaar vervangen werd in zijn betrekking, zorgt de raad van bestuur onmiddellijk voor zijn heropname in de personeelsformatie.
Art. 234.Op het einde van zijn detachering en tenzij hij naar een ander kabinet overgaat, krijgt de ambtenaar, per maand activiteit in deze kabinetten, 1 dag verlof met een minimum van 3 werkdagen en een maximum van 15 werkdagen.
Art. 235.Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 4. - Het verlof om een politiek mandaat uit te oefenen
Art. 236.De ambtenaar krijgt op zijn aanvraag vrijstelling van dienst, ten belope van: 1° een halve dag per maand, voor de uitoefening van een mandaat van gemeenteraadslid, burgemeester, schepen of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, de voorzitter inbegrepen, in een gemeente tot 10.000 inwoners; 2° één dag per maand, voor de uitoefening van een mandaat van: a) gemeenteraadslid of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10.001 inwoners of meer; b) burgemeester, schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10.001 tot 30.000 inwoners; c) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 30.001 tot 50.000 inwoners; d) provincieraadslid, niet-lid van de bestendige deputatie.
Art. 237.De vrijstelling van dienst bepaald in artikel 236, 2°, wordt naar keuze van de betrokkene genomen in dagen of halve dagen. Zij mag niet van een maand naar een andere worden overgedragen tenzij zij is toegekend voor het uitoefenen van een mandaat van provincieraadslid.
Art. 238.De ambtenaar kan op zijn aanvraag een facultatief politiek verlof krijgen, ten belope van: 1° één of twee dagen per maand, voor de uitoefening van een mandaat van burgemeester, schepen, voorzitter of lid van het vast bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn, in een gemeente tot 10.000 inwoners; 2° één tot drie dagen per maand, voor de uitoefening van een mandaat van: a) burgemeester van een gemeente van 10.001 tot 30.000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10.001 tot 50.000 inwoners; c) lid van het vast bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 10.001 tot 20.000 inwoners; 3° één tot vijf dagen per maand, voor de uitoefening van een mandaat van lid van het vast bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van meer dan 20.000 inwoners; 4° een kwart van een voltijds ambt, voor de uitoefening van een mandaat van: a) burgemeester van een gemeente van 30.001 tot 50.000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 50.001 tot 80.000 inwoners; 5° de helft van een voltijds ambt, voor de uitoefening van een mandaat van: a) burgemeester van een gemeente van 50.001 tot 80.000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 80.001 tot 130.000 inwoners.
Art. 239.De ambtenaar is in politiek verlof van ambtswege, ten belope van: 1° twee dagen per maand voor de uitoefening van een mandaat van: a) burgemeester van een gemeente van 20.001 tot 30.000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 20.001 tot 50.000 inwoners; 2° een kwart van een voltijds ambt voor de uitoefening van een mandaat van: a) burgemeester van een gemeente van 30.001 tot 50.000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 50.001 tot 80.000 inwoners; 3° de helft van een voltijds ambt voor de uitoefening van een mandaat van: a) burgemeester van een gemeente van 50.001 tot 80.000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente van 80.001 tot 130.000 inwoners; 4° een voltijds ambt voor de uitoefening van een mandaat van: a) burgemeester van een gemeente met meer dan 80.000 inwoners; b) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente met meer dan 130.000 inwoners; c) lid van de bestendige deputatie van een provincieraad.
Art. 240.Onverminderd de bepalingen van de ordonnantie van 27 april 1995 tot instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de diensten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering met het oog op de uitoefening van een mandaat van lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad of de Brusselse Hoofdstedelijke Regering is de ambtenaar in politiek verlof van ambtswege, ten belope van een voltijds ambt, voor de uitoefening van een mandaat van : 1° lid van één der wetgevende kamers of van de federale Regering 2° lid van de Vlaamse Raad, van de Waalse Gewestraad, van de Raad van de Franse Gemeenschap en van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap;3° lid van de Vlaamse regering, van de Waalse Gewestregering, van de Franse Gemeenschapsregering en van de Duitstalige Gemeenschapsregering;4° lid van het Europees Parlement of van de Europese Commissie.
Art. 241.Het politiek verlof van ambtswege vangt aan op de datum van de eedaflegging.
Art. 242.Voor de toepassing van de artikelen 236, 238 en 239 wordt het aantal inwoners bepaald overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 5 en 29 van de nieuwe gemeentewet.
Art. 243.De ambtenaar die geen voltijds ambt uitoefent wordt met voltijds politiek verlof van ambtswege gezonden indien aan zijn politiek mandaat reeds politiek verlof van ambtswege beantwoordt waarvan de duur ten minste de helft van een voltijds ambt beloopt.
Art. 244.De ambtenaar die recht heeft op politiek verlof waarvan de duur niet de helft van een voltijds ambt overschrijdt, kan op zijn vraag halftijds of voltijds politiek verlof krijgen.
De ambtenaar die recht heeft op halftijds politiek verlof, kan op zijn vraag voltijds politiek verlof krijgen.
Art. 245.De periodes die door facultatief politiek verlof of politiek verlof van ambtswege worden gedekt, worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Ze worden evenwel niet bezoldigd.
Art. 246.Het politiek verlof eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op die waarin het mandaat een einde neemt.
Vanaf dat ogenblik krijgt de belanghebbende zijn rechten terug.
Wanneer hij niet in zijn betrekking werd vervangen, herneemt hij die betrekking wanneer hij zijn dienst hervat. Indien hij wel werd vervangen, wordt hij voor een andere betrekking aangewezen.
Art. 247.De ambtenaar mag na zijn heropname zijn wedde niet cumuleren met voordelen die verbonden zijn aan de uitoefening van een politiek mandaat en die een wederaanpassingsvergoeding betreffen.
Deel XVI. - Vorming TITEL I. - Algemene bepalingen
Art. 248.Inzake vorming dient men te verstaan onder: 1° doorlopende beroepsvorming: de basisvorming waarvan het programma wordt opgelegd voor ieder niveau en die als vereiste geldt om tot een onmiddellijk hogere weddeschaal in de functionele loopbaan te worden toegelaten;2° vrijwillige beroepsvorming: de vorming die het mogelijk maakt zijn functionele loopbaan te versnellen en die: a) zonder te zijn opgelegd, een professionele meerwaarde verleent aan de ambtenaar, en b) als beroepsvorming is erkend door de Regering of de instantie die zij daartoe bevoegd verklaart.
Art. 249.De administrateur-generaal wordt belast met: 1° de organisatie van het onthaal en de vorming van de nieuwe personeelsleden, 2° het opstellen van het jaarlijks vormingsplan en de lijst van de erkende opleidingen, 3° de organisatie van de opleidingen. Hij kan samenwerken met de vormingsdienst van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 250.Er wordt voor elk begrotingsjaar een vormingsplan opgesteld.
Dit plan houdt in: 1° de te bereiken algemene doelstellingen van de vorming, zowel kwalitatief als kwantitatief;2° de prioriteiten voor het komende jaar;3° de te voorziene opleidingen naar inhoud, vorm en duur;4° het al dan niet verplicht karakter van de verschillende opleidingen;5° de begroting te voorzien voor ieder van de vormingsdoelstellingen;6° een evaluatie van de bereikte doelstellingen na afloop van het eerste vormingsplan.
Art. 251.Het vormingsplan wordt opgesteld in samenwerking met de directieraad en moet goedgekeurd worden door de raad van bestuur.
Het wordt voorgelegd aan de vakorganisaties voor overleg, ten laatste in januari van het jaar waarop het van toepassing is.
TITEL II. - Het verloop van de vorming HOOFDSTUK I. - De doorlopende beroepsvorming
Art. 252.Iedere ambtenaar neemt deel aan de vorming die rechtstreeks betrekking heeft op de materies die hij in zijn ambt behandelt of zal te behandelen krijgen.
Deze vorming is verplicht.
Art. 253.Er wordt dienstvrijstelling verleend indien de opleiding wordt gegeven tijdens de diensturen. HOOFDSTUK II. - De vrijwillige beroepsvorming
Art. 254.Om in aanmerking te komen voor de versnelde functionele loopbaan, dient de ambtenaar met succes een beroepsvorming te volgen waarvan de duur ten minste bedraagt: - 30 uur voor niveaus C en D, - 45 uur voor niveau B, - 60 uur voor niveau A. Voor elk niveau bepaalt de raad van bestuur een vormingspakket dat voldoende keuze aan vormingsprogramma's bevat, bij voorrang uit de lijst van vormingen goedgekeurd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering voor de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut.
De ambtenaar dient persoonlijk een aanvraag in voor het volgen van een vormingsprogramma uit het voor zijn niveau erkende vormingspakket.
Art. 255.Er wordt dienstvrijstelling verleend indien de opleiding wordt gegeven tijdens de diensturen.
De ambtenaar kan studieverlof aanvragen indien de opleiding over een volledig jaar is gespreid en besloten wordt met een examen over de gedoceerde materie.
Het studieverlof bedraagt per jaar maximum 2 dagen voor niveau D, 5 dagen voor niveau C en 10 dagen voor niveaus A en B. Dit verlof wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
Art. 256.Als er inschrijvingskosten zijn, zal de ambtenaar ze moeten terugbetalen indien hij niet deelneemt aan de examens. Als er geen examens voorzien zijn, zal hij moeten bewijzen dat hij de vorming nauwgezet tot het einde heeft gevolgd. De controle op de nauwgezetheid gebeurt aan de hand van een attest uitgereikt door de opleider en doorgestuurd naar de verantwoordelijke van het departement personeelsbeheer. HOOFDSTUK III. - De vorming inzake loopbaanexamens
Art. 257.Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder loopbaanexamens het examen voor overgang naar het hogere niveau.
Art. 258.De ambtenaar heeft recht op een opleiding die hem voorbereidt op de in artikel 257 bedoelde examens.
Art. 259.Indien de opleidingen worden gegeven tijdens de diensturen, geniet hij dienstvrijstelling.
Op hun verzoek krijgen ambtenaren van niveaus D en C een studieverlof van ten hoogste 5 dagen om respectievelijk het examen voor overgang naar niveaus C en B voor te bereiden. De ambtenaren van niveaus C en B krijgen een studieverlof van maximum 10 dagen om het examen voor overgang naar niveau A voor te bereiden.
Deel XVII. - Definitieve ambtsneerlegging
Art. 260.De hoedanigheid van ambtenaar van de GOMB wordt ambtshalve en zonder opzegging verloren door: 1° de ambtenaar wiens benoeming onregelmatig bevonden wordt binnen de termijn voor beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State;die termijn geldt niet in geval van arglist of bedrog van de ambtenaar; 2° de ambtenaar die niet meer zijn burgerlijke en politieke rechten geniet, die niet meer voldoet aan de wetten op de dienstplicht of die medisch ongeschikt werd verklaard door de Sociaal-medische Rijksdienst na het opgebruiken van de maximale duur van de verloven die wegens ziekte of gebrekkigheid kunnen toegekend worden aan de ambtenaar overeenkomstig artikel 209;3° onverminderd artikel 18 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes, de ambtenaar die, zonder geldige reden, zijn post verlaat en meer dan 10 werkdagen afwezig blijft;4° de ambtenaar die zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten de ambtsneerlegging tot gevolg heeft;5° de ambtenaar die om tuchtredenen van ambtswege ontslagen of afgezet is.
Art. 261.Geven aanleiding tot definitieve ambtsneerlegging: 1. het vrijwillig ontslag.In dit geval mag de ambtenaar slechts zijn dienst verlaten na behoorlijke toelating en na een opzeggingstermijn van 30 dagen, tenzij de raad van bestuur op verzoek van de ambtenaar een afwijking toestaat; 2. de opruststelling, hetzij op verzoek van de ambtenaar die de wettelijke of reglementaire voorwaarden terzake vervult, hetzij van ambtswege de eerste van de maand volgend op de 65e verjaardag na de geboorte van de ambtenaar.
Art. 262.Aanleiding tot definitieve ambtsneerlegging is eveneens de vastgestelde beroepsongeschiktheid.
Deze ongeschiktheid wordt vastgesteld voor alle ambtenaren door twee opeenvolgende malen de algemene beoordeling 'onvoldoende' te krijgen bij de evaluatie.
Art. 263.§ 1. De ambtenaar die niet akkoord gaat met de definitieve verklaring van beroepsongeschiktheid beschikt over 10 werkdagen om een beroep in te dienen bij de commissie van beroep via aangetekende brief.
Deze termijn loopt vanaf de kennisgeving aan de ambtenaar van de tweede opeenvolgende algemene evaluatie 'onvoldoende'.
De commissie van beroep brengt advies uit bij de raad van bestuur. De raad van bestuur spreekt zich uit over de verklaring van definitieve beroepsongeschiktheid. § 2. Bij bevestiging van de verklaring van beroepsongeschiktheid of wanneer de ambtenaar geen beroep heeft ingediend tegen de verklaring van beroepsongeschiktheid, wordt de ambtenaar ontslagen door de raad van bestuur.
De ontslagen ambtenaar kan een vergoeding wegens ontslag toegewezen krijgen onder de voorwaarden bepaald door de raad van bestuur.
Deel XVIII. - Geldelijke bepalingen TITEL I. - Wedde, toelagen, premies en vergoedingen
Art. 264.Iedere weddeschaal wordt aangeduid met een letter gevolgd door drie cijfers.
De letter duidt het graadniveau aan, het eerste cijfer de rang, het tweede cijfer de graad van een bijzondere kwalificatie in dezelfde rang, het derde cijfer de code van de weddeschaal.
Het cijfer nul betekent dat de code niet bepaald is.
Art. 265.Aan de graden die de ambtenaren kunnen bekleden, zijn de volgende schalen verbonden: NIVEAU A administrateur-generaal A600 directeur-generaal A500 inspecteur-generaal (uitdovend) A400 A410 directeur A300 A310 A320 (vroeger 400) eerste attaché A200 A210 A220 attaché A101 A102 A103 NIVEAU B eerste assistent B200 B210 assistent B101 B102 B103 assistent-informaticus B103 NIVEAU C eerste adjunct C200 C210 adjunct C101 C102 C103 adjunct-informaticus C103 NIVEAU D eerste klerk D200 D210 klerk D101 D102 D103
Art. 266.De weddeschalen die gelden in de GOMB, zijn opgenomen in de bijlage bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 mei 2019 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Binnen de GOMB worden de weddeschalen B210, C210 en D210 gecreëerd, zoals gevoegd bij dit statuut. Deze weddeschalen volgen de algemene ontwikkeling van de weddeschalen van de GOMB. De weddeschalen zijn gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen bedoeld in artikel 28 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes.
Art. 267.De tussentijdse verhogingen worden toegekend op grond van de geldelijke anciënniteit, conform artikel 285.
Art. 268.Onverminderd artikel 56 genieten de titularissen van de graad van directeur die de evaluatie 'voldoende' kregen, die met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 252 en die minstens 9 jaar anciënniteit tellen in rang A3, de weddeschaal A310.
Onverminderd artikel 56 genieten de titularissen van de graad van directeur met weddeschaal A310 die de evaluatie 'voldoende' kregen, die met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 252 en die minstens 9 jaar anciënniteit tellen in deze schaal weddeschaal A320 (voorheen A400).
Onverminderd artikel 56 genieten de titularissen van de graad van eerste attaché die de evaluatie 'voldoende' kregen, die met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 252 en die minstens 9 jaar anciënniteit tellen in rang A2, de weddeschaal A210.
De titularissen van de graad van eerste attaché die een evaluatie `voldoende' kregen, die met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 252 en die minstens 9 jaar weddeschaal A210 genieten, krijgen weddeschaal A220 toegekend.
Onverminderd artikel 56 genieten de titularissen van de graad van eerste assistent, eerste adjunct en eerste klerk die de evaluatie `voldoende' kregen, die met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 252 en die minstens 9 jaar anciënniteit tellen in respectievelijk rang B2, C2 en D2, respectievelijk weddeschaal B210, C210 en D210.
De voorwaarde met betrekking tot de verplichte vorming is slechts van toepassing als de betrokken vorming georganiseerd werd.
Art. 269.Het loon van de ambtenaren van de GOMB is bepaald overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III van titel I van boek II van het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Ook de bepalingen betreffende het gewaarborgd inkomen, de haard- en standplaatstoelage, het vakantiegeld en de eindejaarspremie van hetzelfde besluit zijn van toepassing op de ambtenaren van de GOMB.
Art. 270.De bepalingen betreffende de toelagen bedoeld in hoofdstuk 1 (algemene bepalingen), 2 (toelagen verbonden met de loopbaan), 3 (de toelage verbonden aan de gepresteerde arbeid met uitzondering van afdeling 3 - de toelage voor ongezonde, hinderlijke of lastige werken of werken die een gevoel van onveiligheid, vrees en onzekerheid oproepen bij de personeelsleden die ermee belast zijn) en 5 (de premies toegekend in toepassing van de stelsels van arbeidsherverdeling) van Titel II van boek II van het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn van toepassing op de ambtenaren van de GOMB.
Art. 270bis.§ 1. De ambtenaren van rang A1, A2 en A3, behalve zij die weddeschaal A320 genieten, die titularis zijn van een diploma burgerlijk ingenieur, bio-ingenieur, landbouwkundig ingenieur, ingenieur voor de scheikunde of voor de landbouwindustrieën, of van een diploma architect, genieten een toelage waarvan het jaarlijks forfaitaire bedrag wordt vastgesteld op 3.500 EUR. § 2. Deze toelage wordt maandelijks en op dezelfde voorwaarden als de wedde uitbetaald. Ze is gekoppeld aan de spilindex 138,01.
Art. 270ter.De ambtenaar die de premie waarvan sprake in voorgaand artikel verliest ingevolge een bevordering of evolutie van zijn weddeschaal zonder graadswijziging, blijft minstens een wedde genieten die gelijk is aan de laatste wedde die hij genoot, premie inbegrepen, vóór zijn bevordering of de evolutie van zijn weddeschaal.
Onder bevordering dient men benoeming in een hogere graad te verstaan.
Onder evolutie van zijn weddeschaal dient men de toepassing te verstaan van een hogere weddeschaal zonder graadswijziging.
Art. 271.§ 1. Een tweetaligheidspremie wordt toegekend aan de ambtenaren die voor een examencommissie samengesteld door SELOR het bewijs hebben geleverd dat zij een schriftelijke en/of mondelinge kennis hebben van de tweede taal.
Deze schriftelijke en/of mondelinge kennis wordt bepaald bij het Koninklijk Besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, samengevat op 18 juli 1966. § 2. Het jaarbedrag van de premie verschilt naargelang van het aan de ambtenaar afgeleverde taalgetuigschrift; het bedrag wordt vastgesteld op basis van de examens bedoeld in de volgende artikels van het voormeld Koninklijk Besluit van 8 maart 2001: - artikel 9, § 1: 600 EUR (elementaire kennis); - artikels 8 en 9, § 1 (elementaire kennis): 2400 EUR; - artikels 11 en 9, § 1 (voldoende kennis) of artikel 12: 3200 EUR.
Art. 272.De ambtenaren die geslaagd zijn voor het in artikel 7 van voormeld Koninklijk Besluit van 8 maart 2001 bedoelde examen, bekomen een tweetaligheidspremie volgens hun niveau.
Het jaarbedrag van de tweetaligheidspremie wordt vastgelegd als volgt: - niveau A, vanaf A3: 3200 EUR; - niveau A, rangen A1 en A2: 2400 EUR; - niveau B: 1600 EUR; - niveau C: 1500 EUR; - niveau D: 1000 EUR.
Art. 272bis.§ 1. Enkel de vanaf 1 september 2009 georganiseerde taalexamens komen in aanmerking voor de toekenning van de in artikels 271 en 272 van dit statuut bedoelde tweetaligheidspremies. § 2. De ambtenaren die vóór 1 september 2009 een tweetaligheidspremie genoten, met inbegrip van de premie destijds toegekend aan wie slaagde voor een intern taalexamen in de GOMB, behouden die premie gedurende hun gehele loopbaan.
Zij kunnen niettemin deelnemen aan de vanaf 1 september 2009 georganiseerde taalexamens en, indien zij slagen, de in bovenstaande artikels 271 en 272 bedoelde premies genieten, voor zover zij hoger zijn dan de premies die zij genoten vóór deze datum.
De premies zijn geenszins cumuleerbaar.
Art. 272ter.De ambtenaren die houder zijn van een taalkennisattest dat door SELOR werd uitgereikt na 1 september 2009, genieten de tweetaligheidspremie vanaf de maand die volgt op de maand waarin het attest werd uitgereikt.
Art. 273.De tweetaligheidspremies worden maandelijks en samen met de wedde vereffend. Zij zijn gebonden aan de schommelingen van de spilindex 138,01.
Art. 274.§ 1. De voorzitter en de afgevaardigd bestuurder kunnen op advies van de directieraad een variabel deel van de bezoldiging toekennen aan de ambtenaren van niveau A die effectief een departement leiden.
Het advies van de directieraad is niet vereist voor het variabele deel dat toe te kennen is aan de ambtenaren van rang A5 en A6. § 2. Het variabele deel van de bezoldiging bedraagt jaarlijks maximaal: - 4.000,00 EUR voor de ambtenaren van rang A5 en A6, - 2.000,00 EUR voor de overige ambtenaren. § 3. De ambtenaren van niveau A die geen departement leiden maar als enige bekwaam zijn om gespecialiseerde en complexe zaken te behandelen, kunnen een variabel deel van de bezoldiging genieten van maximaal 2.000,00 EUR.
Art. 275.§ 1. De voorzitter en de afgevaardigd bestuurder kunnen op advies van de directieraad een variabel deel van de bezoldiging toekennen aan de ambtenaren van niveau A die geen departement leiden, en aan de ambtenaren van niveaus B, C en D. § 2. Het variabele deel bedraagt jaarlijks maximaal: - 1.250,00 EUR voor de ambtenaren van niveau A, - 1.100,00 EUR voor de ambtenaren van niveau B, - 845,00 EUR voor de ambtenaren van niveau C, - 565,00 EUR voor de ambtenaren van niveau D.
Art. 276.§ 1. Het variabele deel wordt toegekend op basis van de evaluatie waarvan sprake in artikels 53 en volgende, en naar rato van de aanwezigheden.
Het bedrag van het variabele deel wordt berekend naar rato van de arbeidsregeling.
Om daarnaast het aanwezigheidsaandeel te bepalen, worden alle afwezigheden verrekend behalve de jaarlijkse vakantiedagen en recuperatie-uren, en de dagen waarop de ambtenaar afwezig was in het kader van een arbeidsongeval, een beroepsziekte, moederschapsverlof of vaderschapsverlof. § 2. Het variabele deel van de bezoldiging uit artikel 274 en dat uit artikel 275 kunnen niet worden gecumuleerd.
Ze zijn facultatief. Ze maken het voorwerp uit van een jaarlijkse beslissing op basis van de begrotingsmogelijkheden van de GOMB. De toekenning, zelfs gedurende verscheidene opeenvolgende jaren, houdt geen verworven recht in.
Art. 276 bis. De voorzitter en de afgevaardigd bestuurder kunnen op voorstel van de directieraad een bijkomende toelage, waarvan het forfaitair maandelijks bedrag op 250 EUR bepaald is, toekennen aan de ambtenaren van rang A1 en A2 die effectief een departement leiden .
Deze toelage is gekoppeld aan de spilindex 138,01.
Ze kan enkel toegekend worden voor zover de ambtenaar de evaluatie `voldoende' heeft gekregen en zijn jaarlijkse doelstellingen heeft bereikt.
Zij is facultatief in die zin dat zij het voorwerp uitmaakt van een jaarlijkse beslissing.
De toekenning ervan, zelfs gedurende opeenvolgende jaren, schept geen verworven recht.
Zij kan niet gecumuleerd worden met de premie voorzien in artikel 270 bis.
Art. 277.§ 1. Elke ambtenaar ontvangt een maandelijkse verplaatsingsvergoeding van 100,00 EUR. § 2. De ambtenaren die gedomicilieerd zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ontvangen een maandelijkse levensduurtepremie van 150,00 EUR.
Art. 278.De premies vermeld in artikelen 274, 275 en 277, § 2, zijn gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen zoals bedoeld in artikel 28 van het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes.
Art. 279.De ambtenaren van de instelling ontvangen maaltijdcheques, waarvan het aantal en het maximumbedrag kaderen binnen de sociale en fiscale wetgeving om de voorziene vrijstelling te genieten.
Art. 280.In het kader van het algemeen beleid van de GOMB inzake mobiliteit krijgen de personeelsleden die hun stage doorlopen hebben gratis een MIVB-abonnement en een Villo!-abonnement op verzoek.
Art. 281.De ambtenaar die zich met zijn eigen fiets verplaatst om zich van zijn woonplaats naar zijn werk te begeven, heeft recht op een vergoeding van zijn kosten.
De vergoeding wordt toegekend aan de ambtenaar die minstens 5 keer per maand gebruik maakt van zijn fiets op de weg van en naar het werk.
Art. 282.De vergoeding wordt forfaitair bepaald. Het bedrag ervan mag niet lager zijn dan 0,20 euro per kilometer. Het zal op dezelfde manier evolueren als de vergoeding bedoeld in artikel 393, eerste lid, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De vergoeding wordt uitbetaald op voorlegging van een verklaring op erewoord gestaafd met een driemaandelijks overzicht.
Art. 283.§ 1. De ambtenaar die van een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel per spoor gebruik maakt, al dan niet in combinatie met andere gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen, om zich regelmatig te verplaatsen tussen de verblijfplaats en de werkplaats, geniet een tegemoetkoming in de abonnementskosten. § 2. De tegemoetkoming door de instelling bedraagt 100 % van de prijs van de met het sociaal abonnement gelijkgestelde treinkaart. § 3. Voor het stads- en streekvervoer georganiseerd door de gewestelijke maatschappijen voor openbaar vervoer wordt de tegemoetkoming in de prijs van het abonnement vastgesteld op 56 %
Art. 284.§ 1. Een vergoeding voor begrafeniskosten wordt toegekend indien de uitkering voor begrafeniskosten bepaald bij artikel 61 van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, niet kan worden toegekend en wanneer de overleden ambtenaar zich in een van de volgende standen bevond: - in dienstactiviteit, - in disponibiliteit wegens ziekte, - in disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst, - in non-activiteit in het kader van een verlof om persoonlijke redenen. § 2. In geval van overlijden van een in § 1 bedoelde persoon wordt ten bate van zijn niet uit de echt gescheiden noch van tafel en bed gescheiden echtgenoot/echtgenote of de persoon met wie hij samenleeft, of bij diens ontstentenis van zijn erfgenamen in rechte lijn, als compensatie voor de begrafeniskosten een vergoeding uitgekeerd die overeenstemt met het maandelijks bedrag van de laatste bruto-activiteitsbezoldiging van de ambtenaar. Deze bezoldiging omvat, in voorkomend geval, de toelagen die het karakter van een toebehoren van de wedde hebben.
Voor ambtenaren in disponibiliteit wordt de laatste bruto-activiteitsbezoldiging, zo nodig: a) aangepast aan de wijzigingen als gevolg van de schommelingen van het algemeen indexcijfer van de kleinhandelsprijzen van het Rijk;b) herzien overeenkomstig artikel 327 van voormeld koninklijk besluit. De vergoeding mag het twaalfde niet overschrijden van het bedrag vastgesteld bij toepassing van artikel 39, eerste, derde en vierde lid van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. § 3. Bij ontstentenis van de in § 2 bedoelde rechthebbenden, mag de vergoeding worden uitgekeerd ten bate van elke natuurlijke of rechtspersoon die bewijst dat hij de begrafeniskosten heeft gedragen.
In dit geval is de vergoeding gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten zonder dat zij evenwel meer mag belopen dan het bedrag dat bij dit statuut is voorzien ten gunste van de echtgenoot/echtgenote of van de erfgenamen in rechte lijn. § 4. De bij dit statuut bepaalde vergoeding mag met soortgelijke, krachtens andere bepalingen toegekende vergoedingen, slechts ten belope van het bij § 2 bedoelde bedrag worden gecumuleerd.
TITEL II. - De vaststelling van de administratieve en geldelijke anciënniteit
Art. 285.De bepalingen van Boek III van het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn van toepassing op de ambtenaren van de GOMB.
Art. 286.Jaarlijks wordt een 'jaarboek van het personeel' samengesteld waarin alle ambtenaren van de GOMB gerangschikt zijn op basis van graad-, niveau- en dienstanciënniteit en leeftijd, overeenkomstig de bepalingen van dit statuut. Het jaarboek wordt persoonlijk betekend aan elke ambtenaar.
Deel XIX. - Overgangsbepalingen en diverse bepalingen TITEL I. - Diverse bepalingen
Art. 287.Dit statuut treedt in werking op 1 januari 2004.
Elke keer dat dit statuut voorziet wettelijke en/of verordenende teksten, die betrekking hebben op het personeel van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, toepasselijk te maken op de ambtenaren van de GOMB kan als algemene regel gesteld worden dat deze teksten en hun latere wijzigingen naar analogie op de GOMB-personeelsleden van toepassing zullen zijn, behalve bij andersluidende beslissing van de raad van bestuur.
Bij twijfel over de interpretatie van dit statuut neemt de raad van bestuur, op met redenen omkleed advies van de directieraad, de nodige schikkingen voor de toepassing van het reglement. Alleen de raad van bestuur is bevoegd om te bepalen welke de te volgen werkwijze is bij aangelegenheden die dit statuut niet behandelt.
Art. 288.Het koninklijk besluit van 19 september 1977 waarbij de pensioenregeling ingesteld bij de wet van 28 april 1958 toepasselijk wordt verklaard op het personeel van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het arrondissement Brussel-Hoofdstad, het koninklijk besluit van 8 december 1977 betreffende de toekenning van een rust- of overlevingstoelage ten voordele van zekere personeelsleden van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor Brussel en het koninklijk besluit van 8 december 1977 betreffende de schadevergoeding ten gunste van de personeelsleden van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor Brussel voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, zijn van rechtswege van toepassing op de ambtenaren van de GOMB.
Art. 289.Elke wijziging van dit statuut moet: - goedgekeurd worden door de raad van bestuur bij absolute meerderheid in elk van de groepen respectievelijk bedoeld in artikel 8, § 2, 1ste lid en artikel 8, § 2, 2e lid van de statuten van de GOMB en bij 2/3-meerderheid van het totaal aantal leden van die raad; - vooraf het voorwerp vormen van onderhandelingen voorzien bij de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
Art. 290.Vanaf zijn inwerkingtreding vervangt dit statuut het personeelsstatuut van de GOMB goedgekeurd bij koninklijk besluit van 2 mei 1977 en gewijzigd door verschillende beslissingen van de raad van bestuur goedgekeurd bij de koninklijke besluiten van 19 juni 1979, 4 juli 1984, 26 mei 1987, 12 oktober 1987 en door de beslissingen van de raad van bestuur van de GOMB op 23 juli 1991 en op 16 december 1994.
Art. 291.De vacante betrekkingen in de GOMB kunnen ingevuld worden door een beroep te doen op de stelsels van intraregionale en externe mobiliteit overeenkomstig het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 oktober 2002 houdende regeling van de mobiliteit in sommige instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en dit zodra de GOMB opgenomen is in het toepassingsdomein van het besluit van de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 3 oktober 2002 tot vaststelling van de wijze waarop de ambtenaren die behoren tot sommige instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een mandaat kunnen opnemen bij het ministerie en van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 oktober 2002 tot bepaling van de wijze waarop de ambtenaren die behoren tot het ministerie of bepaalde instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een mandaat kunnen opnemen in een instelling van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 292.De lopende tuchtzaken op het ogenblik van de goedkeuring van dit statuut door de raad van bestuur zijn onderworpen aan het tuchtstelsel zoals het bestond voor deze inwerkingtreding.
Art. 293.De ambtenaren behouden het voordeel van de weddeschaal die zij genoten op het ogenblik van de omzetting voorzover die voordeliger is dan de weddeschaal die hen wordt toegekend in hun nieuwe graad.
De weddeschalen die zij genoten in hun vroegere graad zijn die bedoeld in de bijlagen van de besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 december 1993 tot vaststelling van de weddeschalen van de graden van niveaus 3 en 4 van het ministerie en de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en van 26 mei 1994 tot vaststelling van de weddeschalen van de graden van niveaus 1, 2+ en 2 van het ministerie en de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals gewijzigd door het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 19 september 2002.
Art. 294.De procedures inzake oppensioenstelling in uitvoering op de datum van de inwerkingtreding van dit statuut worden voortgezet overeenkomstig de op die datum van kracht zijnde bepalingen.
Art. 295.De ambtenaren van niveau II die bij de inwerkingtreding van dit statuut een hoger ambt uitoefenen van niveau I overeenkomstig de bepalingen die golden voor de inwerkingtreding van dit statuut blijven dit hoger ambt uitoefenen tot het moment van de organisatie van het eerstvolgende examen voor toegang tot niveau I. De andere ambtenaren die op het moment van de inwerkingtreding van dit statuut een hoger ambt uitoefenen overeenkomstig de bepalingen die golden voor de inwerkingtreding van dit statuut blijven dit hoger ambt uitoefenen gedurende 1 jaar.
Art. 296.De ambtenaar die onbetaald verlof om persoonlijke redenen heeft verkregen, overeenkomstig de reglementering die van kracht was vóór de inwerkingtreding van dit statuut, geniet dit verlof tot het einde van de periode waarvoor het was toegestaan zonder het te kunnen verlengen onder het stelsel van hetzelfde statuut.
Art. 297.De procedures voor bevordering door verhoging in graad in een betrekking vacant verklaard vóór de inwerkingtreding van dit statuut blijven onderworpen aan de reglementaire bepalingen die gelden op de datum van de vacantverklaring van de betrokken betrekkingen door de raad van bestuur.
Art. 298.De reglementaire bepalingen die gelden op de datum van inwerkingtreding van dit statuut blijven van toepassing op de wervingsprocedures waarover de raad van bestuur beslist heeft voor de betrokken datum van inwerkingtreding.
TITEL II. - Overgangsbepalingen HOOFDSTUK I. - Toekenning van de vermeldingen in het kader van de evaluatie
Art. 299.De ambtenaren die vast benoemd zijn en een signalement 'gelijk aan het gemiddelde' of 'hoger dan het gemiddelde' hebben gekregen, krijgen van ambtswege een vermelding 'voldoende'.
Zij die een signalement 'lager het gemiddelde' hebben gekregen, krijgen van ambtswege de vermelding 'met voorbehoud'.
Deze vermeldingen worden toegewezen op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit statuut. HOOFDSTUK II. - Omzetting van de vroegere graden in de nieuwe graden
Art. 300.De titularissen van de graden bedoeld in de linkerkolom van bijlage I worden van rechtswege en door verandering van graad benoemd in de overeenstemmende graad in de rechterkolom.
Art. 301.De ambtenaren behouden in hun nieuwe graad de graadanciënniteit die was verkregen in de graad waarvan ze titularis waren.
Als verscheidene graden werden vereenvoudigd tot één basisgraad, is de graadanciënniteit van de ambtenaar die naar de nieuwe graad overgaat, gelijk aan de graadanciënniteit die hij desgevallend heeft verworven in ieder van de graden die in de nieuwe basisgraad worden omgezet.
Art. 302.Onverminderd artikel 293 behouden de ambtenaren hun geldelijke anciënniteit bij de omzetting in hun nieuwe graad. Afdeling 1. - De omzetting in de functionele loopbanen
Art. 303.De titularissen van een wervingsgraad in de niveaus 1, 2 en 3 worden ingeschakeld in de weddeschaal 101 van de functionele loopbaan van hun niveau als zij minder dan 9 jaar graadanciënniteit hebben.
Als zij tussen 9 en 18 jaar graadanciënniteit hebben worden zij ingeschakeld in de weddeschaal 102 van de functionele loopbaan van hun niveau.
Als zij 18 jaar graadanciënniteit hebben, worden zij ingeschakeld in de weddeschaal 103 van de functionele loopbaan van hun niveau.
Deze ambtenaren genieten de nieuwe weddeschalen van de 'functionele loopbaan' op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit statuut. Afdeling 2. - De omzetting van bevorderingsgraden
Art. 304.De titularis van de graad van administrateur-generaal van rang 16 wordt titularis van de graad van administrateur-generaal van rang A6 en geniet de weddeschaal A600.
De titularissen van de graad van directeur-generaal in rang 16 worden titularissen van de graad van directeur-generaal van rang A5 en genieten de weddeschaal A500.
De titularissen van de graad van inspecteur-generaal van rang 15 worden titularissen van de graad van inspecteur-generaal van rang A4 en genieten de weddeschaal A400 of A410 indien zij beantwoorden aan de voorwaarden inzake graadanciënniteit van artikel 268, 1e lid.
De titularissen van de graad van eerste adviseur in rang 14 worden titularissen van de graad van directeur van rang A3 en genieten de weddeschaal A310.
De titularissen van de graad van adviseur in rang 13 worden titularissen van de graad van directeur van rang A3 en genieten de weddeschaal A300 of A310 indien zij beantwoorden aan de voorwaarden inzake graadanciënniteit van artikel 268, 2de lid.
Art. 305.De titularissen van een graad van rang 25 genieten de weddeschaal B200.
De titularissen van een graad van rang 25 die houder zijn van een diploma of een studiegetuigschrift dat toegang geeft tot een betrekking van niveau B, worden van rechtswege benoemd tot de graad van assistent in rang B1.
Art. 306.De titularissen van een graad van rang 22 die geen diploma of studiegetuigschrift bezitten dat toegang verleent tot een betrekking van niveau B, genieten de weddeschaal C103. Diegenen die evenwel de voorwaarden vervullen om te worden bevorderd tot een graad van rang 24, genieten de weddeschaal C200. Afdeling 3. - De omzetting van de graden van de vlakke loopbanen
Art. 307.De ambtenaren die titularis zijn van een vlakke loopbaan bekleden in de personeelsformatie van de GOMB een betrekking in de laagste graad van deze vlakke loopbaan. Hun betrekking dooft uit en zal niet meer voorzien worden na het vertrek van de huidige titularis.
Art. 308.Onverminderd artikel 293 genieten de titularissen van een vlakke loopbaan in de rangen 10-11-13 in hun nieuwe omzettingsgraad de weddeschaal A102 zodra zij 6 jaar graadanciënniteit tellen en de weddeschaal A300 zodra zij 15 jaar graadanciënniteit tellen.
Zij genieten echter weddeschaal A310 indien ze titularis zijn van een graad van rang 13 en 9 jaar graadanciënniteit tellen.
Art. 309.Onverminderd artikel 293 worden de titularissen van een vlakke loopbaan in niveau 2 ingeschakeld in de functionele loopbaan van hun niveau.
Zij genieten de weddeschaal C102 zodra zij 6 jaar graadanciënniteit tellen en de weddeschaal C103 zodra zij 15 jaar graadanciënniteit tellen.
Zij genieten echter weddeschaal C200 indien ze titularis zijn van een graad van rang 23 en aan de voorwaarden voldoen voor bevordering tot een graad van rang 24. HOOFDSTUK III - Maatregelen voor werving en bevordering
Art. 310.De contractuele personeelsleden die in dienst zijn op 1 januari 2004 en toegelaten worden tot de stage voor 31 december 2007 behouden bij de toelating tot de stage de weddeschaal die zij genoten voor de toelating tot de stage. Komen voor deze bepaling niet in aanmerking de contractuele personeelsleden aangeworven met weddeschaal A200, A300 of hoger.
Indien de wedde bepaald op basis van deze bezoldigingsregeling lager ligt dan de wedde die het personeelslid ontving als contractueel, wordt de hoogste wedde behouden en geplafonneerd tot de ambtenaar een gelijke wedde bereikt.
Art. 311.De contractuele personeelsleden die sinds 1 januari 2004 in dienst zijn bij de GOMB en benoemd op het ministerie of in een openbare instelling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen zich aanbieden voor het examen voor overgang naar het hogere niveau binnen de GOMB tot 31 december 2007 op voorwaarde dat zij voldoen aan de voorwaarden inzake anciënniteit.
De anciënniteit wordt berekend op basis van artikel 285 van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling. HOOFDSTUK IV. - Uitdoven van de graad van inspecteur-generaal (rang A4)
Art. 312.De graad van inspecteur-generaal dooft uit. De betrekkingen voorzien in de personeelsformatie doven uit bij de oppensioenstelling of de bevordering van de personen die de betrekkingen innemen.
Het administratief statuut en de bezoldigingsregeling zijn op deze graad van toepassing tot de uitdoving van de graad.
Art. 313.De inspecteurs-generaal zijn lid van de directieraad tot uitdoving van hun betrekking.
Art. 314.§ 1. De evaluatie van de inspecteurs-generaal van rang A4 gebeurt tot uitdoving van de betrekkingen. § 2. Op het einde van elke evaluatieperiode maakt de inspecteur-generaal een verslag op van zijn activiteiten. De raad van bestuur bepaalt de voornaamste punten die in het evaluatieverslag moeten worden uiteengezet en voorziet in een wegingsrooster.
Dit verslag houdt rekening met de doelstellingen die de inspecteur-generaal bij het begin van de evaluatieperiode werden toegewezen en met de wijzigingen die in voorkomend geval bij het tussentijdse evaluatiegesprek in de doelstellingen werden aangebracht.
Het verslag van de inspecteur-generaal wordt bezorgd aan de administrateur-generaal of de directeur-generaal onder wiens gezag de inspecteur-generaal valt.
Art. 314bis.§ 1. De administrateur-generaal of de directeur-generaal onder wiens gezag de inspecteur-generaal valt, neemt kennis van het verslag van de inspecteur-generaal en nodigt hem uit voor een evaluatiegesprek, waarna hij een gemotiveerd evaluatievoorstel formuleert.
Dit gemotiveerde voorstel wordt betekend aan de inspecteur-generaal, die over 10 kalenderdagen beschikt om het evaluatievoorstel te betwisten bij de administrateur-generaal of de directeur-generaal onder wiens gezag hij valt. De administrateur-generaal of de directeur-generaal behoudt of wijzigt het evaluatievoorstel op basis van de uiteengezette argumenten en brengt de inspecteur-generaal op de hoogte. § 2. De gemotiveerde evaluatievoorstellen van de inspecteurs-generaal, in voorkomend geval vergezeld van de betwisting en van het antwoord daarop, worden aan de raad van bestuur bezorgd. § 3. De raad van bestuur evalueert vervolgens de inspecteur-generaal wat betreft de manier waarop hij zijn opdracht heeft uitgevoerd en zijn doelstellingen heeft bereikt.
Art. 314ter.De vermelding `voldoende' wordt toegekend wanneer de bij het begin van de evaluatieperiode toegewezen doelstellingen bereikt zijn.
De vermelding `met voorbehoud' wordt toegekend wanneer de doelstellingen gedeeltelijk bereikt zijn.
De vermelding `onvoldoende' wordt toegekend aan de inspecteur-generaal als hij zijn doelstellingen niet of in geringe mate heeft bereikt.
Bij de evaluatie moet de raad van bestuur rekening houden met onvoorziene omstandigheden of omstandigheden onafhankelijk van de wil van de inspecteur-generaal die het onmogelijk maakten de vastgestelde doelstellingen volledig of gedeeltelijk te bereiken.
Art. 315.De weddeschalen van niveau A400 en A410 zijn van toepassing tot uitdoving van de betrekking van inspecteur-generaal.
Art. 316.Tot de uitdoving van de graad van inspecteur-generaal en onverminderd artikel 56 genieten de titularissen van de graad van inspecteur-generaal die de evaluatie 'voldoende' kregen, die met succes de vorming volgden bedoeld in artikel 252 en die minstens 9 jaar anciënniteit tellen in rang A4, de weddeschaal A410.
Art. 317.De inspecteurs-generaal kunnen een directiepremie ontvangen volgens de regels bepaald in artikelen 274 en 275 van het administratief statuut en de bezoldigingsregeling.
Het jaarlijks maximumbedrag van deze directiepremie bedraagt 3.000 EUR.