gepubliceerd op 20 september 2016
Afwijking op de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud Betreft : Afwijking van artikel 68, § 1, 1°, 2° en 3° en van artikel 88, § 1, 1° van de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud AANHEF: Overwegende de aanvraag van 2 juni 2016 waarbij de heer Dominique Hoste een afwijking vr(...)
BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Afwijking op de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud Betreft : Afwijking van artikel 68, § 1, 1°, 2° en 3° en van artikel 88, § 1, 1° van de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud (hierna « de Ordonnantie » genoemd) betreffende het vangen, in gevangenschap houden en vervoeren van specimens van beschermde diersoorten in het belang van de bescherming van wilde dier- en plantensoorten, inclusief verzorging en revalidatie.
AANHEF: Overwegende de aanvraag van 2 juni 2016 waarbij de heer Dominique Hoste een afwijking vraagt voor het vangen, in gevangenschap houden en vervoeren van specimens van beschermde diersoorten in het belang van de bescherming van wilde dier- en plantensoorten, inclusief verzorging en revalidatie;
Gelet op de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, meer in het bijzonder haar artikelen 68, § 1, 1°, 2° en 3°, 83, § 1, 84, 85 en 88, § 1, 1° ;
Gelet op het gunstig advies onder voorbehoud van de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud van 1 juli 2016;
Overwegende de doelstelling van bescherming van wilde dier- en plantensoorten, inclusief verzorging en revalidatie;
Overwegende dat de aanvraag betrekking heeft op het vangen en verpakken en het vervoeren van in het wild levende, beschermde (zieke, gewonde, jeugdige, verlaten) soorten, met uitzondering van grote zoogdieren, om ze in veiligheid te brengen, te verzorgen, te voederen en op het thuisadres van de aanvrager te houden of naar een Creaves/VOC/CROH over te brengen wanneer een revalidatie nodig is, voor een termijn van 2 jaar;
Overwegende dat deze beslissing geen erkenning als revalidatiecentrum inhoudt t.o.v. de van kracht zijnde wetgeving, in het bijzonder inzake dierenwelzijn, dat de aanvrager enkel wordt toegestaan op te treden als opvangpunt buiten de openingsuren van een erkend revalidatiecentrum;
Overwegende dat de aanvrager vermeldt dat maximaal 20 dieren tegelijk zullen worden gehouden, moet de van kracht zijnde wetgeving inzake het houden van dieren worden nageleefd, in het bijzonder de verplichtingen van aangifte bij de gemeente of het verkrijgen van een milieuvergunning;
Overwegende dat enkel het occasioneel, op zeer korte termijn houden van deze diersoorten is toegestaan op het thuisadres van de aanvrager, als opvangpunt buiten de openingsuren van een erkend revalidatiecentrum, vóór een snel vervoer naar het erkende centrum;
Overwegende dat het vervoer van de plaats van de vangst naar de woonplaats van de aanvrager een afwijking vereist in de zin van de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud;
Overwegende dat de aanvrager geacht wordt het specimen zo snel mogelijk naar een dierenarts of het dichtstbijzijnde revalidatiecentrum te brengen, overeenkomstig artikel 69 alinea 2 van de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud en dit in het belang van het dier;
Overwegende dat het vervoer naar een revalidatiecentrum of een dierenarts niet bedoeld wordt door het verbod van artikel 68, § 1, 3° van de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, in toepassing van de tweede paragraaf, 2° van ditzelfde artikel;
Overwegende dat de aanvrager ook invasieve soorten vermeldt, dat deze laatste in geen geval in de natuur mogen worden vrijgelaten, noch kosteloos of tegen vergoeding mogen worden afgestaan;
Overwegende dat deze niet-inheemse soorten naar het dichtstbijzijnde revalidatiecentrum of een erkend dierenpark moeten worden gebracht;
Overwegende dat de kadavers van de dieren aan een afvalverwerkingscentrum of een analyselabo moeten worden overgedragen;
Overwegende dat het doden van ernstig gewonde of zieke dieren die niet kunnen worden gerevalideerd in het dichtstbijzijnde revalidatiecentrum zal gebeuren, overeenkomstig de wet van 14 augustus 1986 betreffende de betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, door een dierenarts;
Overwegende dat deze beslissing de aanvrager niet de toestemming geeft om de dieren vrij te laten, dat deze vrijlating enkel door het dichtstbijzijnde erkende revalidatiecentrum gebeurt, na revalidatie;
Overwegende dat het vangen van zoogdieren en vogels volgens de aanvrager zal plaatsvinden d.m.v. een net of een schepnet, wat een vangstmiddel en - methode is die door artikel 88, § 1, 1° verboden is, behoudens afwijking toegestaan door Leefmilieu Brussel- BIM;
Overwegende dat de afwijking wordt toegekend voor een termijn van 1 jaar om een controle door Leefmilieu Brussel - BIM van het naleven van de voorwaarden na afloop van de afwijkingsperiode mogelijk te maken;
Overwegende dat er geen andere toereikende oplossing bestaat, rekening houdend met de doelstelling die door de aanvrager als opvangpunt wordt nagestreefd;
Overwegende dat de maatregel direct noch indirect nadelig is voor het behoud of herstel in een gunstige staat van instandhouding van de populaties van de betrokken soorten in hun natuurlijk verspreidingsgebied, dat de integriteit van de Natura 2000-gebieden niet dreigt te worden aangetast door de nagestreefde doelstelling;
Overwegende dat deze aanvraag voor een afwijking op de verbodsbepalingen beoogd in artikel 68, § 1, 1°, 2° en 3° en artikel 88, § 1, 1° werd ingediend in het belang van de bescherming van wilde dier- en plantensoorten, inclusief verzorging en revalidatie;
Overwegende de vorige afwijking toegekend door Leefmilieu Brussel - BIM op 27 mei 2015 voor de periode van 1 juni 2015 tot 1 juni 2016;
Overwegende dat de aanvrager Leefmilieu Brussel - BIM op 2 juni 2016 het verslag over de uitvoering volgens de omschreven periodiciteit heeft bezorgd;
BESLISSING: Leefmilieu Brussel-BIM kent de volgende afwijkingen toe, mits de onderstaande voorwaarden in acht worden genomen : het vangen van beschermde diersoorten; het houden van deze dieren; het vervoeren ervan; het gebruik van een net voor het vangen van de zoogdieren en vogels.
Deze beslissing is individueel, persoonlijk en niet-overdraagbaar.
Deze beslissing moet tijdens elke controle kunnen worden voorgelegd.
VOORWAARDEN: Betrokken dier- en/of plantensoort(en): alle beschermde diersoorten, met uitzondering van grote zoogdieren (wilde zwijnen, herten, reeën).
Aantal specimens waarvoor de afwijking wordt toegestaan: geen beperking van het aantal, onder voorbehoud van de van toepassing zijnde wetgeving inzake het houden van dieren die een aangifte bij de gemeente of een milieuvergunning oplegt.
Periode waarvoor de afwijking wordt toegestaan: van 1 augustus 2016 tot 31 juli 2017 Plaats waar de afwijking kan worden uitgeoefend: op het hele grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor wat betreft het vangen en vervoeren, enkel op het thuisadres van de aanvrager voor wat betreft het houden.
Toegelaten middelen, installaties en methodes: transportdozen, box waarin de dieren kunnen worden vastgezet, kooien, kleine externe volière, kleine omheinde ruimte.
Toegestane methodes voor vangen/doden : net of schepnet.
Bestemming van de betrokken gevangen dieren of hun stoffelijk overschot: de beschermde, in het wild levende dieren worden in de best mogelijke omstandigheden vrijgelaten in een vergelijkbaar milieu als de plaats waar ze werden gevonden door het dichtstbijzijnde revalidatiecentrum.
De kadavers van de vleermuizen worden snel overgebracht naar het WIV (het vroegere Pasteurinstituut), Engelandstraat, 1180 Ukkel voor een epidemiologische follow-up.
De andere dieren die eventueel zullen sterven tijdens de interventie of in de loop van de opvang zullen worden overgebracht naar het KBIN, Vautierstraat 29, 1000 Brussel, tenzij anders is overeengekomen met het departement Biodiversiteit van Leefmilieu Brussel-BIM. Bijzondere voorwaarden: - Enkel verzwakte dieren, d.w.z. in het wild levende dieren die ziek, gewond, uitgeput of verdwaald zijn in gebouwen mogen worden behandeld.
Exemplaren die in goede gezondheid verkeren worden niet behandeld. In geval van twijfel over een interventie moet het departement Biodiversiteit van Leefmilieu Brussel-BIM worden geraadpleegd. - Het houden op het thuisadres van de begunstigde van deze afwijking gebeurt op zeer korte termijn, tijdens de sluitingsuren van het dichtstbijzijnde erkende revalidatiecentrum. -Het vervoer gebeurt zo snel mogelijk, met de meeste geschikte middelen en in het belang van het dier, naar een dierenarts of het dichtstbijzijnde erkende revalidatiecentrum. - Het vrijlaten door de begunstigde van deze afwijking is niet toegestaan. - De begunstigde van de afwijking blijft bovendien onderworpen aan de van kracht zijnde wetgeving. Inzake het houden van dieren moet men inlichtingen vragen bij de gemeente voor wat betreft het aantal dieren dat mag worden gehouden en de noodzaak om een milieuvergunning aan te vragen of aangifte te doen. De wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren is van toepassing. - De verzoeker moet een register bijhouden van alle dieren die in de opvangplaats in de Sévignéstraat 19, 1070 Brussel werden opgenomen.
Dit register bevat minstens de datum van opname, de plaats waar het dier werd opgevangen, de soort en het aantal, de ontslagdatum en het erkend centrum waarnaar de dieren werden vervoerd. Dit register moet op elk ogenblik kunnen worden voorgelegd aan Leefmilieu Brussel-BIM. Dit register moet worden gestuurd naar Leefmilieu Brussel-BIM, Havenlaan 86C, 1000 Brussel ter attentie van de heer O. Beck binnen de 3 maanden na het einde van de geldigheidsduur van deze afwijking. - Een verslag in Excel-formaat met alle ruwe gegevens zal naar het departement Biodiversiteit van Leefmilieu Brussel - BIM worden gestuurd om ze toe te voegen aan de gegevensbank Biodiversiteit. - De begunstigde van deze afwijking geeft Leefmilieu Brussel - BIM de toelating de plaats waar de dieren worden gehouden te betreden om controles uit te voeren.
Voorwaarden om een eventueel risico te beperken: de invasieve soorten in de zin van artikel 77, § 1 van de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud die eventueel worden opgevangen, mogen niet worden vrijgelaten of gratis of tegen vergoeding worden overgedragen.
Bijkomende beperkingen van toepassing op de gebruikte middelen, installaties en methoden: / Instantie die bevoegd is om te verklaren dat aan de vereiste voorwaarden werd voldaan: Leefmilieu Brussel - BIM. CONTROLE : Leefmilieu Brussel - BIM is bevoegd om de naleving van de voorwaarden van deze afwijking te controleren en te bepalen of aan alle vereiste voorwaarden voldaan is.
De begunstigde van de afwijking dient bij het Brussels Instituut voor Milieubeheer een rapport in over de uitvoering van deze afwijking en dat binnen een termijn van 3 maanden, te tellen vanaf de volledige uitvoering van de toegestane afwijking.
BEROEP : In geval dat u niet akkoord gaat met deze beslissing, kan een beroep ingesteld worden bij het Milieucollege, C.C.N. - Vooruitgangstraat, 80/1 te 1035 Brussel, conform artikel 89, § 1 van de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud. U beschikt over een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van de notificatie om per aangetekende brief een beroep in te dienen.
Brussel, 28 juli 2016 Machteld GRYSEELS Adjunct-Directrice-generaal ad interim Frédéric FONTAINE Directeur-generaal