Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 23 december 2020

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 24 april 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 28 oktober 2020, heeft de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Bruss « Schendt artikel 230, 3°, b), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de artikelen 10 en (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020205461
pub.
23/12/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 24 april 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 28 oktober 2020, heeft de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 230, 3°, b), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het vermeldt dat de bezoldigingen gestort door een van de volgende werkgevers : het Rode Kruis van België, in het kader van de hulpverlening in het buitenland; de Belgische Technische Coöperatie, in het kader van de hulpverlening aan ontwikkelingslanden; een werkgever bedoeld in artikel 14533, § 1, eerste lid, 1°, a of b, in het kader van onderzoeksprojecten in het buitenland; een werkgever bedoeld in artikel 14533, § 1, eerste lid, 2°, in het kader van de hulpverlening aan ontwikkelingslanden; een werkgever bedoeld in artikel 14533, § 1, eerste lid, 3°, in het kader van de hulpverlening aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen in het buitenland; een werkgever bedoeld in artikel 228, § 2, 6°, c), aan een verkrijger die geen inwoner is van een Staat waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten en die dat niet was op het ogenblik van zijn aanwerving en die op datzelfde ogenblik evenmin een rijksinwoner was, voor een in het buitenland uitgeoefende activiteit, zijn vrijgesteld van de belasting van de niet-inwoners wanneer die verkrijger ' rechtstreeks is aangeworven in de Staat waar de beoogde activiteiten worden uitgeoefend ', terwijl zij van die vrijstelling zijn uitgesloten wanneer diezelfde verkrijger is aangeworven in om het even welke andere Staat van de wereld dan de Staat waar de activiteiten worden uitgeoefend ? ".

Die zaak is ingeschreven onder nummer 7459 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^