Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 19 april 2019

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 19 februari 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 22 februari 2019, heeft de Politierechtbank Henegouwen, afdeling Charler « Is een verschil in behandeling tussen, enerzijds, de inzittende van een motorrijtuig die gewond i(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019201703
pub.
19/04/2019
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 19 februari 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 22 februari 2019, heeft de Politierechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Is een verschil in behandeling tussen, enerzijds, de inzittende van een motorrijtuig die gewond is geraakt bij een verkeersongeval dat zich op 30 april 2005 heeft voorgedaan, aan wie, voor de toepassing van artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, de verplichting wordt opgelegd om zijn hoedanigheid van passagier te bewijzen teneinde door de verzekeraar van dat voertuig te worden vergoed, terwijl het onmogelijk is te bepalen welke van beide inzittenden de bestuurder ervan was, en, anderzijds, de derden die zijn benadeeld bij een verkeersongeval terwijl het onmogelijk is te bepalen wie ervoor aansprakelijk is, hoewel alle in het geding zijnde bestuurders en, bijgevolg, hun verzekeraars bekend zijn die met toepassing van artikel 19bis-11, § 2, van de wet van 21 november 1989, zoals geïnterpreteerd vóór de opheffing ervan bij de wet van 31 mei 2017, worden vergoed, verantwoord ten aanzien van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 7128 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^