gepubliceerd op 22 september 2015
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 25 juni 2015 in zake de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » en anderen tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van h 1. « Schenden de wet van 4 maart 2013 ' houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsj(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 25 juni 2015 in zake de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » en anderen tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 juli 2015, heeft de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schenden de
wet van 4 maart 2013Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
04/03/2013
pub.
15/03/2013
numac
2013003023
bron
federale overheidsdienst budget en beheerscontrole
Wet houdende de Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2013
sluiten ' houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2013 ', tweede bijgevoegde tabel, sectie 12, afdeling 56, punt 1 ' Gerechtelijke bijstand ', en de wet van 24 juni 2013 ' houdende eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2013 ', tweede bijgevoegde tabel, sectie 12, afdeling 56, punt 1 ' Gerechtelijke bijstand ', door de begroting van de juridische bijstand met betrekking tot de prestaties van de tweedelijnsadvocaten voor het jaar 2011-2012 vast te stellen op respectievelijk 70 789 000 euro en 5 888 000 euro, namelijk een maximumbedrag voor toegestane uitgaven van 76 677 000 euro, artikel 23, derde lid, 2°, van de Grondwet, in zoverre die bepalingen een aanzienlijke achteruitgang van het recht op juridische bijstand doen ontstaan door de waarde van het punt betreffende de vergoeding van de tweedelijnsadvocaten die de openbare dienst van de juridische bijstand verstrekken, te beperken tot een bedrag van 25,76 euro in plaats van 28,03 euro ? » 2.« Schendt artikel 508/19 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals ingevoegd bij artikel 4 van de
wet van 23 november 1998Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
23/11/1998
pub.
22/12/1998
numac
1998009936
bron
ministerie van justitie
Wet betreffende de juridische bijstand
sluiten ' betreffende de juridische bijstand ', door de Koning niet ertoe te verplichten het bedrag van de vergoedingen van de advocaten die juridische tweedelijnsbijstand verstrekken vast te stellen in samenhang met het aantal van hun prestaties en door het de Koning aldus mogelijk te maken een begroting in de vorm van een ' gesloten enveloppe ' vast te stellen om die verstrekkers te vergoeden, artikel 23, derde lid, 2°, van de Grondwet, in zoverre die bepaling vereist dat de wetgever de essentiële elementen die het recht op juridische bijstand waarborgen, zelf moet vaststellen en niet toestaat dat aan de Koning de mogelijkheid wordt gelaten om een aanzienlijke achteruitgang in de bescherming van die fundamentele vrijheid door te voeren door de waarde van het punt ' Gerechtelijke bijstand ' te bepalen ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6250 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux