gepubliceerd op 19 december 2014
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 6 november 2014 in zake Mr. Manuël Huygaerts in zijn hoedanigheid van voogd ad hoc over de minderjarige E.W. tegen M.D. en M.W. met B.F. als vrijwillig « Schendt artikel 330, § 1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek artikel 22 van de Grondwet,(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 6 november 2014 in zake Mr. Manuël Huygaerts in zijn hoedanigheid van voogd ad hoc over de minderjarige E.W. tegen M.D. en M.W. met B.F. als vrijwillig tussenkomende partij, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13 november 2014, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 330, § 1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek artikel 22 van de Grondwet, eventueel samengelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre de vordering tot betwisting van erkenning uitgaande van het kind zelf niet ontvankelijk is als het kind bezit van staat heeft ten aanzien van de erkenner ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6085 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut