gepubliceerd op 19 januari 2012
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 22 november 2011 in zake C.D., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 1 december 2011, heeft de Jeugdrechtbank te Leuven de volg « Schendt artikel 343, § 1, b), van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22bis v(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 22 november 2011 in zake C.D., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 1 december 2011, heeft de Jeugdrechtbank te Leuven de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Schendt artikel 343, § 1, b), van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet alsook de artikelen 8 EVRM en 21 van het IVRK, waar het niet toelaat aan een voormalige partner van een biologische of adoptieve ouder van een minderjarig kind om tot adoptie over te gaan vermits er geen samenwoonst meer is op het ogenblik van het neerleggen van het verzoek tot adoptie, maar er gedurende minstens 3 jaren vóór de indiening van het verzoekschrift een affectieve én permanente samenwoonst was, tijdens dewelke het biologische of adoptieve minderjarige kind van zijn of haar voormalige partner werd geboren, terwijl dit wel mogelijk is voor iemand die op het ogenblik van het indienen van het verzoekschrift minstens 3 jaren op affectieve én permanente wijze samenwoont met de biologische of adoptieve ouder van een minderjarig kind dat tijdens deze affectieve én permanente samenwoonst is geboren ? Bij een eventuele schending van vermeld artikel 343, § 1, b), van het Burgerlijk Wetboek stelt de rechtbank vervolgens aanvullend volgende vraag : Schenden de artikelen 356-1 en 356-2 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11, 22 en 22bis van de Grondwet en de artikelen 8 EVRM en 21 van het IVRK, waar de artikelen 356-1 en 356-2 van het Burgerlijk Wetboek, in geval van volle adoptie, aan het biologische of adoptieve minderjarige kind van een niet-samenwonende voormalige partner niet toelaten om tot zijn oorspronkelijke familie te blijven behoren, terwijl dit wel het geval is voor het biologische of adoptieve minderjarige kind van een samenwonende partner ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5261 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.