gepubliceerd op 09 mei 2008
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 11 maart 2008 in zake Caroline Van Middel tegen Noël Clarie en de NV « AXA Royale Belge », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen o « Schendt artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd door de wet van 21 ap(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 11 maart 2008 in zake Caroline Van Middel tegen Noël Clarie en de NV « AXA Royale Belge », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 maart 2008, heeft de Politierechtbank te Brugge de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd door de wet van 21 april 2007 [betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat], het gelijkheidsbeginsel, zoals vastgelegd in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het voorziet dat (in een vonnis uitgesproken door een strafrechtbank) enkel de beklaagde en de personen die voor het misdrijf burgerrechtelijk aansprakelijk zijn veroordeeld worden tot het betalen aan de burgerlijke partij van de rechtsplegingsvergoeding en dus niet de vrijwillig of gedwongen tussenkomende partij (verzekeringsmaatschappij), terwijl deze laatste in een vonnis uitgesproken door een burgerlijke rechtbank wel moet (minstens kan) veroordeeld worden tot het betalen van de rechtsplegingsvergoeding zodra ze aanzien wordt als ` in het ongelijk gestelde partij [...] ? ».
Die zaak, ingeschreven onder nummer 4446 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaken met rolnummers 4432 en 4433.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.