Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 15 mei 2007

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 15 februari 2005 in zake Hélène Snyers tegen de stad Luik, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 april 2007, heeft de Politie « Bevat artikel 119bis, § 10, 3°, van de Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988, zoals ingevoerd (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2007201570
pub.
15/05/2007
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 15 februari 2005 in zake Hélène Snyers tegen de stad Luik, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 april 2007, heeft de Politierechtbank te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Bevat artikel 119bis, § 10, 3°, van de Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988, zoals ingevoerd bij de wet van 13 mei 1999, een discriminatie die strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, tussen, enerzijds, de erin bedoelde personen die een strafbaar feit hebben gepleegd dat wordt bestraft met toepassing van artikel 119bis, § 1, van de Nieuwe Gemeentewet, onderworpen aan de vaste termijn (die niet kan worden gestuit of opgeschort), en, anderzijds, de personen die een ander strafbaar feit hebben gepleegd dat door de strafwet wordt bestraft en onderworpen is aan de verjaringstermijn (die kan worden gestuit of opgeschort), die is voorgeschreven bij artikel 21 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering; doordat de eerste categorie van personen van wie het strafbare feit onderworpen is aan een vaste termijn, over minder rechten van verdediging beschikt vermits de overheid, beperkt door de zeer korte termijn van zes maanden, niet kan overgaan tot de onderzoeksdaden die nodig zijn voor de vrijwaring van de rechten van de verdediging en voorafgaand aan de sanctie, vermits er geen enkele waarborg is dat aldus de desbetreffende vaste termijn niet wordt overschreden; terwijl de tweede categorie van personen van wie het strafbare feit onderworpen is aan een verjaringstermijn, beschikt over uitgebreide rechten van verdediging die hun worden toegekend door de technische accessoria van de verjaring, namelijk de gronden voor stuiting en opschorting ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 4186 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^