gepubliceerd op 01 december 2006
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 18 oktober 2006 in zake J. Schoenaers tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen 1. « Voert artikel 84, tweede lid, van het Wetboek der successierechten, in zoverre het de ontvange(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 18 oktober 2006 in zake J. Schoenaers tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 23 oktober 2006, heeft een beslagrechter in de Rechtbank van eerste aanleg te Luik de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Voert artikel 84, tweede lid, van het Wetboek der successierechten, in zoverre het de ontvanger der registratie toestaat successierechten in te vorderen op onroerende goederen die toebehoren aan erfgenamen die hun persoonlijke belastingschuld hebben afgelost, een discriminatie in onder de erfgenamen die eigenaar zijn van onroerende erfgoederen, naargelang de andere erfgenamen al dan niet over de financiële middelen beschikken om de door hen verschuldigde rechten te betalen, of naargelang die andere erfgenamen al dan niet bereid zijn hun eigen belastingschuld af te lossen, waardoor dat artikel in strijd zou zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ? »;2. « Voert artikel 84, tweede lid, [van het Wetboek] der successierechten, dat de invordering waarborgt van de successierechten op alle onroerende goederen die de overledene in het Rijk nalaat, met inbegrip van die welke toevallen aan erfgenamen die hun persoonlijke belastingschuld hebben afgelost, een discriminatie in onder de belastingplichtigen die een belasting hebben vereffend die door de toekenning van een op hun naam gevestigde uitvoerbare titel opeisbaar is geworden, naargelang die belasting verschuldigd is op grond [van het Wetboek] der successierechten of eender welke andere belastingwetgeving, in zoverre alleen de eerstgenoemden het voorwerp kunnen uitmaken van vervolgingen door de ontvanger op een door hen geërfd onroerend goed, waardoor dat artikel in strijd zou zijn met de artikelen [10 en 11 van de Grondwet] ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4057 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.