gepubliceerd op 31 mei 2006
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 18 april 2006 in zake de NV Sybetra tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen o « Schendt artikel 419, eerste lid, 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de artikele(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 18 april 2006 in zake de NV Sybetra tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 21 april 2006, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 419, eerste lid, 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door moratoriuminteresten te weigeren aan de belastingschuldige die de terugbetaling verkrijgt van een roerende voorheffing die hij spontaan aan de Schatkist heeft betaald, niet naar aanleiding van een vergissing, maar om zich te conformeren aan de verplichting die op hem rustte ingevolge een wetsbepaling die het Arbitragehof later heeft vernietigd wegens strijdigheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, en die naar aanleiding van die vernietiging de terugbetaling van de voorheffing verkrijgt, - eerste onderdeel : terwijl uit die bepaling en artikel 419, eerste lid, van hetzelfde Wetboek voortvloeit dat moratoriuminteresten worden toegekend aan de belastingschuldige die de terugbetaling verkrijgt van een belasting, een roerende voorheffing of een bedrijfsvoorheffing die hij heeft betaald nadat de administratie die belasting of die voorheffing te zijnen laste heeft ingekohierd, alsook aan de verkrijger van een roerend inkomen of een beroepsinkomen die de terugbetaling verkrijgt van een roerende voorheffing of een bedrijfsvoorheffing die de schuldenaar van de inkomsten verkeerdelijk te zijnen laste had ingehouden en aan de Schatkist had gestort ? - tweede onderdeel : terwijl uit die bepaling en artikel 419, eerste lid, van hetzelfde Wetboek voortvloeit dat moratoriuminteresten worden toegekend aan de belastingschuldige die heeft nagelaten diezelfde voorheffing spontaan te betalen binnen de bij artikel 412 van hetzelfde Wetboek opgelegde wettelijke termijn en die pas heeft betaald nadat de administratie die te zijnen laste heeft ingekohierd bij ontstentenis van spontane betaling binnen de wettelijke termijn, overeenkomstig artikel 304, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 3964 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.