gepubliceerd op 12 april 2024
Uittreksel uit arrest nr. 133/2023 van 19 oktober 2023 Rolnummer 7842 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 15bis van de wet van 15 mei 1984 « houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen », gesteld door de Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 133/2023 van 19 oktober 2023 Rolnummer 7842 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 15bis van de
wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
15/05/1984
pub.
21/02/2012
numac
2012201027
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen
sluiten « houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen », gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Waals-Brabant.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, Y. Kherbache, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 26 juli 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 27 juli 2022, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Waals-Brabant de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 15bis van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen de artikelen 10, 11, 22bis en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8, 14 en 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, de artikelen 2, 3, 26 en 27 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind, alsmede de artikelen 13, 16 en 17 van het Europees Sociaal Handvest, doordat het weeskinderen verschillend behandelt naargelang hun langstlevende ouder al dan niet opnieuw is gehuwd ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 15bis van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten « houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen » (hierna : de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten), dat bepaalt : « Indien het recht op wezenpensioen voortvloeit uit de toepassing van artikel 9, tweede lid, wordt de uitbetaling van het pensioen geschorst vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die van het huwelijk van de langstlevende ouder. Deze schorsing is niet meer van toepassing wanneer de wees de leeftijd van meerderjarigheid bereikt of wanneer de langstlevende ouder overlijdt vooraleer de wees deze leeftijd bereikt. [...] ».
B.1.2. De wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten regelt de toekenning van een overlevingspensioen aan de rechtverkrijgenden van personen die onderworpen zijn aan een stelsel inzake rustpensioenen in de openbare sector (artikel 1).
B.1.3. De langstlevende echtgenoot heeft onder bepaalde voorwaarden recht op een overlevingspensioen (artikel 2). Ook de uit de echt gescheiden echtgenoot die geen nieuw huwelijk heeft aangegaan vóór het overlijden van zijn of haar gewezen echtgenoot, geniet een dergelijk recht (artikel 6, eerste lid). Daaruit volgt dat de uit de echt gescheiden echtgenoot die opnieuw is gehuwd vóór het overlijden van zijn of haar gewezen echtgenoot, geen recht heeft op een overlevingspensioen.
De hele wees heeft recht op een overlevingspensioen tot de leeftijd van achttien jaar of tot boven die leeftijd, zolang hij recht geeft op kinderbijslag (artikel 9, eerste lid). De vaderloze of moederloze wees wordt met de hele wees gelijkgesteld wanneer de langstlevende ouder geen recht heeft op een overlevingspensioen (artikel 9, tweede lid).
Daaruit vloeit voort dat de vaderloze of moederloze wees recht heeft op een overlevingspensioen wanneer de langstlevende ouder geen recht erop heeft.
Artikel 15bis bepaalt dat, wanneer het recht op wezenpensioen voortvloeit uit de toepassing van het voormelde artikel 9, tweede lid, de uitbetaling van het wezenoverlevingspensioen van de vaderloze of moederloze wees in geval van een huwelijk van de langstlevende ouder wordt geschorst vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die van het huwelijk van de langstlevende ouder totdat de wees de leeftijd van meerderjarigheid bereikt of tot het overlijden van de langstlevende ouder dat zich vóór die datum heeft voorgedaan.
B.2. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat het bodemgeschil betrekking heeft op minderjarige wezen van wie een van de ouders is overleden en van wie de langstlevende uit de echt gescheiden ouder vóór het overlijden van de overleden ouder opnieuw is gehuwd met een derde persoon, die zelf kinderen heeft die zijn geboren uit een vorige verbintenis en gemeenschappelijke kinderen heeft met de langstlevende ouder, en die geen enkele last met betrekking tot de desbetreffende wezen op zich neemt.
Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die situatie.
B.3.1. Het verwijzende rechtscollege vraagt het Hof of artikel 15bis van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten bestaanbaar is met de artikelen 10, 11, 22bis en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, met de artikelen 2, 3, 26 en 27 van het Verdrag inzake de rechten van het kind en met de artikelen 13, 16 en 17 van het Europees Sociaal Handvest, « doordat het weeskinderen verschillend behandelt naargelang hun langstlevende ouder al dan niet opnieuw is gehuwd ».
B.3.2. Rekening houdend met hetgeen in B.2 is vermeld, dient de prejudiciële vraag in die zin te worden begrepen dat zij betrekking heeft op het verschil in behandeling tussen twee categorieën van minderjarige wezen : enerzijds, de minderjarige wezen van wie een van de ouders is overleden en van wie de langstlevende uit de echt gescheiden ouder opnieuw is gehuwd vóór het overlijden van de overleden ouder en, anderzijds, de minderjarige wezen van wie een van de ouders is overleden en van wie de langstlevende uit de echt gescheiden ouder niet opnieuw is gehuwd vóór het overlijden van de overleden ouder.
De minderjarige wezen die tot de eerste categorie behoren, hebben recht op een overlevingspensioen krachtens artikel 9, tweede lid, van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten, maar de uitbetaling ervan wordt geschorst tot hun meerderjarigheid of tot het overlijden van de langstlevende ouder dat zich vóór die datum heeft voorgedaan, krachtens artikel 15bis van dezelfde wet.
De minderjarige wezen die tot de tweede categorie behoren, hebben geen recht op een overlevingspensioen, aangezien hun langstlevende uit de echt gescheiden ouder recht erop heeft, krachtens artikel 6, eerste lid, van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten. Dat overlevingspensioen wordt daadwerkelijk uitbetaald aan de uit de echt gescheiden echtgenoot. De in hetzelfde artikel 6, eerste lid, van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten bedoelde maatregel waarbij de uitbetaling van het overlevingspensioen van de uit de echt gescheiden echtgenoot wordt geschorst is immers niet van toepassing, aangezien, te dezen, de uit de echt gescheiden echtgenoot die niet opnieuw is gehuwd vóór het overlijden van zijn of haar gewezen echtgenoot, per definitie een kind ten laste heeft in de zin van die bepaling, ongeacht de leeftijd die het had op het ogenblik van dat overlijden.
B.3.3. Noch in de prejudiciële vraag, noch in de motieven van de verwijzingsbeslissing wordt verduidelijkt in welk opzicht de in het geding zijnde bepaling onbestaanbaar zou zijn met de artikelen 22bis en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, met de artikelen 2, 3, 26 en 27 van het Verdrag inzake de rechten van het kind en met de artikelen 13, 16 en 17 van het Europees Sociaal Handvest.
In zoverre zij betrekking heeft op de inachtneming van die bepalingen, is de prejudiciële vraag bijgevolg niet ontvankelijk.
B.4.1. De in het geding zijnde bepaling werd in de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten ingevoegd bij artikel 10 van de wet van 21 mei 1991 « houdende diverse wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare sector ». Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat die bepaling ertoe strekt een einde te maken aan een verschil in behandeling dat ongunstig is voor het kerngezin dat bestaat uit de langstlevende echtgenoot en de wezen uit het huwelijk, in geval van een nieuw huwelijk van de langstlevende echtgenoot. Zij is geïnspireerd op de schorsing van de uitbetaling van het overlevingspensioen van de langstlevende echtgenoot, bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten, in geval van een nieuw huwelijk van de langstlevende echtgenoot : « Artikel 9, tweede lid, van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten stelt dat de vaderloze wees met de hele wees wordt gelijkgesteld indien zijn moeder geen recht op pensioen heeft. Hetzelfde geldt voor de moederloze wees indien zijn vader geen recht heeft op pensioen.
De verwijzing door artikel 9 naar de afwezigheid van recht in hoofde van de langstlevende ouder kan, in bepaalde gevallen, tot gevolg hebben dat de wees wiens ouders niet gehuwd waren, bevoordeeld wordt tegenover de wees wiens ouders wel gehuwd waren, hetgeen in strijd is met de geest van de wet van 31 maart 1987 betreffende de afstamming.
Een dergelijke situatie doet zich met name voor wanneer de langstlevende ouder recht heeft op een pensioen, maar de betaling ervan geschorst is in toepassing van sommige bepalingen van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten of van de in de wet van 5 augustus 1978 voorziene cumulatieregels.
Zo wordt krachtens artikel 3, § 2, eerste lid, van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten de betaling van het pensioen van de langstlevende echtgenoot die een nieuw huwelijk aangaat geschorst vanaf de eerste dag van de dertiende maand die volgt op die van het nieuwe huwelijk. Aangezien het recht op pensioen in hoofde van deze echtgenoot blijft bestaan, kan een eventuele wees die voortspruit uit zijn huwelijk met de overledene, geen aanspraak maken op een pensioen. In toepassing van het huidige artikel 9, tweede lid, heeft de ` natuurlijke ' wees daarentegen, in het geval van een koppel dat niet gehuwd was, wel recht op een dergelijk pensioen vermits de overlevende ` natuurlijke ' ouder, tengevolge van het feit dat hij niet gehuwd was met het overleden personeelslid, geen overlevingspensioen kan bekomen. Wat het inkomen betreft van de familiale cel (langstlevende ouder en kind of kinderen) bevindt de ` natuurlijke ' cel zich dus in een voordeliger situatie dan de ` wettige ' cel.
Artikel 10 van het ontwerp maakt een einde aan deze discriminatie door in geval van huwelijk van de langstlevende ouder te voorzien in een schorsing van de betaling van het pensioen dat overeenkomstig artikel 9, tweede lid, van de voormelde wet aan een minderjarige wees wordt toegekend. Deze schorsing komt overeen met deze die door artikel 3, § 2, eerste lid, van dezelfde wet voorzien wordt voor de langstlevende echtgenoot » (Parl. St., Senaat, 1989-1990, nr. 1050/1, p. 9).
Indien de uit de echt gescheiden echtgenoot een nieuw huwelijk aangaat na het overlijden van de overleden ouder, wordt de uitbetaling van zijn overlevingspensioen eveneens geschorst « vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die van het nieuwe huwelijk en tot de eerste dag van de maand na het overlijden van de echtgenoot of van de gewezen echtgenoot met wie de langstlevende echtgenoot hertrouwd is », krachtens artikel 3, § 2, eerste lid, van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten, dat bij artikel 6, eerste lid, van dezelfde wet op de uit de echt gescheiden echtgenoot van toepassing is gemaakt.
B.4.2. Door erin te voorzien dat de uitbetaling van het met toepassing van artikel 9, tweede lid, van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten toegekende wezenoverlevingspensioen wordt geschorst in geval van een huwelijk van de langstlevende ouder, heeft de wetgever een maatregel genomen die pertinent is ten aanzien van het doel dat erin bestaat een einde te maken aan het verschil in behandeling tussen het kerngezin dat bestaat uit de langstlevende echtgenoot en de wezen uit het huwelijk en het kerngezin dat bestaat uit de langstlevende ongehuwde ouder en de « natuurlijke » wezen met betrekking tot de uitbetaling van een overlevingspensioen aan dat kerngezin. De uitbetaling van het overlevingspensioen van de langstlevende echtgenoot, in het eerste geval, en de uitbetaling van het wezenoverlevingspensioen, in het tweede geval, worden voortaan immers geschorst in geval van een (nieuw) huwelijk van de langstlevende ouder.
Het Hof dient evenwel te onderzoeken of de wetgever, door een einde te maken aan het voormelde verschil in behandeling, geen verschil in behandeling in het leven heeft geroepen tussen de in B.3.2 bedoelde twee categorieën van minderjarige wezen, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.
B.5.1. Uit hetgeen is vermeld in B.3.2 volgt dat de in het geding zijnde bepaling geen verschil in behandeling doet ontstaan tussen minderjarige wezen naargelang hun langstlevende uit de echt gescheiden ouder al dan niet een nieuw huwelijk aangaat vóór het overlijden van hun overleden ouder. De in B.3.2 bedoelde twee categorieën van minderjarige wezen worden immers op dezelfde wijze behandeld met betrekking tot het voordeel van een wezenoverlevingspensioen : noch de minderjarige wezen van de eerste categorie, noch de minderjarige wezen van de tweede categorie ontvangen een wezenoverlevingspensioen.
Het verschil in behandeling waarover aan het Hof een vraag wordt gesteld, is bijgevolg onbestaande.
B.5.2. Artikel 15bis van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten is bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 15bis van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten « houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen » schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 19 oktober 2023.
De griffier, De voorzitter, F. Meersschaut P. Nihoul