gepubliceerd op 09 april 2020
Uittreksel uit arrest ****. 151/2019 van 24 oktober 2019 **** 6923 In zake: de **** vraag over de wet van 15 december 1980 « betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelinge Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters ****. Alen en ****. ****, en de rechters ****. ****(...)
<****> GRONDWETTELIJK HOF****><****>
Uittreksel uit arrest ****. 151/2019 van 24 oktober 2019 **** 6923 In zake: de **** vraag over de wet van 15 december 1980 «*****», zoals gewijzigd bij de wet van 24 februari 2017 «*****», gesteld door de **** voor ****.****><****>Het **** Hof, samengesteld uit de voorzitters ****. **** en ****. ****, en de rechters ****. ****, ****.-****. ****, ****.-****. ****, ****. ****, ****. ****-**** ****, ****. ****, ****. ****, ****. ****, ****. **** en ****. ****, bijgestaan door de griffier ****. ****, onder voorzitterschap van voorzitter ****. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : ****. Onderwerp van de **** vraag en rechtspleging **** arrest ****. 203 428 van 3 mei 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het **** is ingekomen op 8 mei 2018, heeft de **** voor **** de volgende **** vraag gesteld : «*****». (...) ****. **** rechte (...) ****.1. **** **** vraag heeft betrekking op de wet van 15 december 1980 «*****» (hierna : de wet van 15 december 1980), zoals gewijzigd bij de wet van 24 februari 2017 «*****» (hierna : de wet van 24 februari 2017).****><****>Artikel 46bis van de wet van 15 december 1980 bepaalde vóór de vervanging ervan bij artikel 38 van de wet van 24 februari 2017 : « § 1. **** burger van de **** of zijn familieleden, bedoeld in artikel 40bis, § 2, kunnen ten vroegste na een periode van twee jaar nadat het koninklijk besluit tot uitzetting of het ministerieel besluit tot terugwijzing werd uitgevoerd, onder aanvoering van argumenten om te bewijzen dat er een wijziging in materiële zin is opgetreden in de omstandigheden die het besluit destijds rechtvaardigden, bij de gemachtigde van de minister een aanvraag indienen tot schorsing of opheffing van het betrokken besluit. § 2. **** besluit betreffende de bovenvermelde aanvraag wordt ten laatste binnen de zes maanden te rekenen vanaf de indiening van de aanvraag getroffen.****><****>**** betrokken vreemdelingen hebben gedurende de behandeling van deze aanvraag geen recht van toegang of verblijf in het **** ».****><****>Artikel 38 van de wet van 24 februari 2017 heeft die bepaling vervangen door een bepaling met een verschillend onderwerp.****><****>Artikel 34 van de wet van 24 februari 2017 voegt een nieuw artikel 44**** in de wet van 15 december 1980 in, dat luidt : « § 1. **** burger van de **** of zijn familielid die een **** voor het grondgebied van het **** krijgt, kan er de schorsing of de intrekking van aanvragen na een redelijke termijn en in elk geval na drie jaar te rekenen vanaf de uitvoering ervan. § 2. **** aanvraag voor de schorsing of intrekking van het **** moet worden ingediend bij de minister of zijn gemachtigde vanuit het land van oorsprong of van verblijf van de burger van de **** of zijn familielid.****><****>**** minister of zijn gemachtigde beschikt over een termijn van zes maanden om over de aanvraag te beslissen. § 3. Indien de aanvraag niet is ingediend overeenkomstig paragraaf 2, weigert de minister of zijn gemachtigde de aanvraag in overweging te nemen.****><****>Indien de argumenten aangevoerd door de burger van de **** of zijn familielid een wijziging in materiële zin bewijzen in de omstandigheden die destijds de beslissing tot **** op het grondgebied van het **** rechtvaardigden, schorst de minister of zijn gemachtigde het **** of trekt het in. In het tegenovergestelde geval weigert hij de aanvraag tot schorsing of intrekking van het ****. § 4. Tijdens de behandeling van zijn aanvraag tot schorsing of intrekking van het **** heeft de burger van de **** of zijn familielid geen recht van toegang of verblijf op het grondgebied van het **** ».****><****>De voormelde wijzigingen zijn in werking getreden op 29 april 2017.****><****>****.2. De verwijzende rechter stelt aan het **** een vraag over de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde wet met de artikelen 10 en 11 van de ****, in zoverre een vreemdeling die het voorwerp uitmaakt van een ministerieel besluit tot terugwijzing dat is genomen vóór de inwerkingtreding van de wet van 24 februari 2017 en dat na die datum uitwerking blijft hebben, niet beschikt over de mogelijkheid om de opschorting of intrekking/opheffing van dat ministerieel besluit tot terugwijzing aan te vragen teneinde zijn rechten als familielid van een burger van de **** te doen gelden, gelet op de vervanging van het vroegere artikel 46bis van de wet van 15 december 1980 - dat de opschorting en de intrekking en opheffing van de voormelde ministeriële besluiten regelde -, terwijl een vreemdeling die, sinds de inwerkingtreding van de wet van 24 februari 2017, het voorwerp uitmaakt van een ****, luidens het nieuwe artikel 44**** van de wet van 15 december 1980, wel beschikt over de mogelijkheid om de opschorting of intrekking/opheffing van het verbod aan te vragen teneinde zijn rechten als familielid van een burger van de **** te doen gelden.****><****>****.3.1. Volgens de **** is het antwoord op de **** vraag niet nuttig voor de beslechting van het geschil ten gronde, omdat artikel 46bis van de wet van 15 december 1980, vóór de wijziging ervan bij de wet van 24 februari 2017, enerzijds, en artikel 44**** van de wet van 15 december 1980, zoals ingevoegd bij dezelfde wet, anderzijds, uitsluitend van toepassing zijn op de vreemdelingen die eerder een **** hebben verkregen als familielid van een burger van de ****, hetgeen niet het geval zou zijn voor de betrokken vreemdeling in het voor de verwijzende rechter hangende geschil.****><****>****.3.2. **** beginsel komt het de verwijzende rechter toe de normen vast te stellen die toepasselijk zijn op het hem voorgelegde geschil en die normen te interpreteren. Het **** zou de relevantie van de **** vraag alleen kunnen betwisten indien de beoordeling van de verwijzende rechter kennelijk niet verantwoord zou zijn, hetgeen te dezen niet het geval is.****><****>In dat opzicht staat het aan de verwijzende rechter te bepalen of de betrokken vreemdeling kan worden beschouwd als een familielid van een burger van de **** in de zin van de voormelde bepalingen.****><****>****.4.1. Vóór de inwerkingtreding van de wet van 24 februari 2017 maakte artikel 20 van de wet van 15 december 1980 het de bevoegde minister en de **** mogelijk respectievelijk een besluit tot terugwijzing of tot uitzetting te nemen ten aanzien van sommige vreemdelingen in geval van aantasting van de openbare orde of van de nationale veiligheid, mits aan bepaalde voorwaarden was voldaan. **** artikel 26 van dezelfde wet hielden die besluiten gedurende tien jaar een verbod in om het **** binnen te komen, tenzij ze opgeschort of ingetrokken werden.****><****>Een specifieke regeling bestond voor de burgers van de **** **** en hun familieleden (de vroegere artikelen 45 en volgende van de wet).****><****>Artikel 46bis van de wet van 15 december 1980 voorzag in het bijzonder in de mogelijkheid voor de burger van de **** of zijn familieleden, bedoeld in artikel 40bis, § 2, van die wet, om bij de gemachtigde van de minister een aanvraag in te dienen tot schorsing of opheffing van het koninklijk besluit tot uitzetting of van het ministerieel besluit tot terugwijzing waarvan zij het voorwerp uitmaakten.****><****>****.4.2. In het kader van de hervorming bij de wet van 24 februari 2017 heeft de wetgever beslist «*****» (****. ****., Kamer, 2016-2017, **** 54-2215/001, ****. 5). Aldus «*****» (****. ****., Kamer, 2016-2017, **** 54-2215/001, ****. 6). Terwijl de teruggewezen of uitgezette vreemdeling automatisch het voorwerp uitmaakte van een **** van tien jaar, zal «*****» (****., ****. 7).****><****>****.4.3. **** bepaalt artikel 44**** van de wet van 15 december 1980, zoals ingevoegd bij artikel 33 van de wet van 24 februari 2017 : « **** minister of zijn gemachtigde kan de in de artikelen 43, § 1, eerste lid, 2°, en 44bis, bedoelde beslissingen koppelen aan een **** voor het grondgebied van het ****, waarvan de duur door hem wordt vastgesteld, rekening houdend met alle omstandigheden van elk geval.****><****>De duur van het **** mag vijf jaar niet overschrijden, behalve indien de burger van de **** of zijn familielid een ernstige bedreiging is voor de openbare orde of de nationale veiligheid ».****><****>Artikel 44****, § 1, van dezelfde wet, zoals ingevoegd bij artikel 34 van de wet van 24 februari 2017, voorziet daarentegen in de mogelijkheid, voor de burger van de **** of zijn familielid die het voorwerp uitmaakt van een **** voor het grondgebied van het ****, de schorsing of de intrekking daarvan aan te vragen na een redelijke termijn en in elk geval na drie jaar te rekenen vanaf de uitvoering ervan.****><****>****.5. Het verschil in behandeling berust op een objectief criterium, namelijk het bestaan van een ministerieel besluit tot terugwijzing of van een ****. Beide soorten maatregelen houden evenwel analoge gevolgen in, namelijk een **** voor het grondgebied van het ****. Daar de categorie van de koninklijke besluiten tot uitzetting en van de ministeriële besluiten tot terugwijzing is opgeheven, maar het **** voor het grondgebied van het **** dat die besluiten met zich hebben meegebracht, verder uitwerking blijft hebben, is het niet redelijk verantwoord dat het familielid van een burger van de **** die het voorwerp uitmaakt van een **** verbonden aan een bevel om het grondgebied te verlaten, genomen sinds de inwerkingtreding van de wet van 24 februari 2017, een procedure geniet die geregeld is in artikel 44****, § 1, van de wet van 15 december 1980 teneinde de opheffing of intrekking of de opschorting van de maatregel te vragen, terwijl dat niet het geval is voor het familielid van een burger van de **** die het voorwerp heeft uitgemaakt van een ministerieel besluit tot terugwijzing, en die alleen de mogelijkheid geniet om een willig beroep bij de auteur van de handeling in te dienen.****><****>Hieruit vloeit voort dat de in het geding zijnde wet, in de interpretatie van de verwijzende rechter, niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de ****.****><****>****.6. **** andere interpretatie van de in het geding zijnde wet is evenwel mogelijk. Er kan immers van worden uitgegaan dat de ministeriële besluiten tot terugwijzing die ten aanzien van een familielid van een burger van de **** zijn genomen met toepassing van de wet van 15 december 1980, vóór de wijziging ervan bij de wet van 24 februari 2017, en die uitwerking blijven hebben na de inwerkingtreding van die wet, dienen te worden gelijkgesteld met het «*****» beoogd in artikel 44**** van de wet van 15 december 1980.****><****>In die interpretatie is de in het geding zijnde wet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de ****.****><****>Om die redenen, het **** zegt voor recht : - De wet van 15 december 1980 «*****», zoals gewijzigd bij de wet van 24 februari 2017 «*****», schendt de artikelen 10 en 11 van de **** in de interpretatie volgens welke het familielid van een burger van de **** dat het voorwerp uitmaakt van een ministerieel besluit tot terugwijzing dat is genomen vóór de inwerkingtreding van de wet van 24 februari 2017 en dat uitwerking blijft hebben na die datum, niet beschikt over de mogelijkheid om de opschorting of de intrekking of opheffing van dat ministerieel besluit aan te vragen. - Dezelfde wet schendt de artikelen 10 en 11 van de **** niet in de interpretatie volgens welke het familielid van een burger van de **** dat het voorwerp uitmaakt van een ministerieel besluit tot terugwijzing dat is genomen vóór de inwerkingtreding van de wet van 24 februari 2017 en dat na die datum uitwerking blijft hebben, kan steunen op artikel 44**** van de voormelde wet van 15 december 1980, zoals ingevoegd bij de wet van 24 februari 2017, om de opschorting of de intrekking of opheffing van dat ministerieel besluit tot terugwijzing aan te vragen.****><****>Aldus gewezen in het **** en het ****, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het **** Hof, op 24 oktober 2019.****><****>De griffier, ****. **** **** voorzitter, ****. Alen
Uittreksel uit arrest ****. 151/2019 van 24 oktober 2019 **** 6923 In zake: de **** vraag over de wet van 15 december 1980 «*****», zoals gewijzigd bij de wet van 24 februari 2017 «*****», gesteld door de **** voor ****.****><****>Het **** Hof, samengesteld uit de voorzitters ****. **** en ****. ****, en de rechters ****. ****, ****.-****. ****, ****.-****. ****, ****. ****, ****. ****-**** ****, ****. ****, ****. ****, ****. ****, ****. **** en ****. ****, bijgestaan door de griffier ****. ****, onder voorzitterschap van voorzitter ****. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : ****. Onderwerp van de **** vraag en rechtspleging **** arrest ****. 203 428 van 3 mei 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het **** is ingekomen op 8 mei 2018, heeft de **** voor **** de volgende **** vraag gesteld : «*****». (...) ****. **** rechte (...) ****.1. **** **** vraag heeft betrekking op de wet van 15 december 1980 «*****» (hierna : de wet van 15 december 1980), zoals gewijzigd bij de wet van 24 februari 2017 «*****» (hierna : de wet van 24 februari 2017).****><****>Artikel 46bis van de wet van 15 december 1980 bepaalde vóór de vervanging ervan bij artikel 38 van de wet van 24 februari 2017 : « § 1. **** burger van de **** of zijn familieleden, bedoeld in artikel 40bis, § 2, kunnen ten vroegste na een periode van twee jaar nadat het koninklijk besluit tot uitzetting of het ministerieel besluit tot terugwijzing werd uitgevoerd, onder aanvoering van argumenten om te bewijzen dat er een wijziging in materiële zin is opgetreden in de omstandigheden die het besluit destijds rechtvaardigden, bij de gemachtigde van de minister een aanvraag indienen tot schorsing of opheffing van het betrokken besluit. § 2. **** besluit betreffende de bovenvermelde aanvraag wordt ten laatste binnen de zes maanden te rekenen vanaf de indiening van de aanvraag getroffen.****><****>**** betrokken vreemdelingen hebben gedurende de behandeling van deze aanvraag geen recht van toegang of verblijf in het **** ».****><****>Artikel 38 van de wet van 24 februari 2017 heeft die bepaling vervangen door een bepaling met een verschillend onderwerp.****><****>Artikel 34 van de wet van 24 februari 2017 voegt een nieuw artikel 44**** in de wet van 15 december 1980 in, dat luidt : « § 1. **** burger van de **** of zijn familielid die een **** voor het grondgebied van het **** krijgt, kan er de schorsing of de intrekking van aanvragen na een redelijke termijn en in elk geval na drie jaar te rekenen vanaf de uitvoering ervan. § 2. **** aanvraag voor de schorsing of intrekking van het **** moet worden ingediend bij de minister of zijn gemachtigde vanuit het land van oorsprong of van verblijf van de burger van de **** of zijn familielid.****><****>**** minister of zijn gemachtigde beschikt over een termijn van zes maanden om over de aanvraag te beslissen. § 3. Indien de aanvraag niet is ingediend overeenkomstig paragraaf 2, weigert de minister of zijn gemachtigde de aanvraag in overweging te nemen.****><****>Indien de argumenten aangevoerd door de burger van de **** of zijn familielid een wijziging in materiële zin bewijzen in de omstandigheden die destijds de beslissing tot **** op het grondgebied van het **** rechtvaardigden, schorst de minister of zijn gemachtigde het **** of trekt het in. In het tegenovergestelde geval weigert hij de aanvraag tot schorsing of intrekking van het ****. § 4. Tijdens de behandeling van zijn aanvraag tot schorsing of intrekking van het **** heeft de burger van de **** of zijn familielid geen recht van toegang of verblijf op het grondgebied van het **** ».****><****>De voormelde wijzigingen zijn in werking getreden op 29 april 2017.****><****>****.2. De verwijzende rechter stelt aan het **** een vraag over de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde wet met de artikelen 10 en 11 van de ****, in zoverre een vreemdeling die het voorwerp uitmaakt van een ministerieel besluit tot terugwijzing dat is genomen vóór de inwerkingtreding van de wet van 24 februari 2017 en dat na die datum uitwerking blijft hebben, niet beschikt over de mogelijkheid om de opschorting of intrekking/opheffing van dat ministerieel besluit tot terugwijzing aan te vragen teneinde zijn rechten als familielid van een burger van de **** te doen gelden, gelet op de vervanging van het vroegere artikel 46bis van de wet van 15 december 1980 - dat de opschorting en de intrekking en opheffing van de voormelde ministeriële besluiten regelde -, terwijl een vreemdeling die, sinds de inwerkingtreding van de wet van 24 februari 2017, het voorwerp uitmaakt van een ****, luidens het nieuwe artikel 44**** van de wet van 15 december 1980, wel beschikt over de mogelijkheid om de opschorting of intrekking/opheffing van het verbod aan te vragen teneinde zijn rechten als familielid van een burger van de **** te doen gelden.****><****>****.3.1. Volgens de **** is het antwoord op de **** vraag niet nuttig voor de beslechting van het geschil ten gronde, omdat artikel 46bis van de wet van 15 december 1980, vóór de wijziging ervan bij de wet van 24 februari 2017, enerzijds, en artikel 44**** van de wet van 15 december 1980, zoals ingevoegd bij dezelfde wet, anderzijds, uitsluitend van toepassing zijn op de vreemdelingen die eerder een **** hebben verkregen als familielid van een burger van de ****, hetgeen niet het geval zou zijn voor de betrokken vreemdeling in het voor de verwijzende rechter hangende geschil.****><****>****.3.2. **** beginsel komt het de verwijzende rechter toe de normen vast te stellen die toepasselijk zijn op het hem voorgelegde geschil en die normen te interpreteren. Het **** zou de relevantie van de **** vraag alleen kunnen betwisten indien de beoordeling van de verwijzende rechter kennelijk niet verantwoord zou zijn, hetgeen te dezen niet het geval is.****><****>In dat opzicht staat het aan de verwijzende rechter te bepalen of de betrokken vreemdeling kan worden beschouwd als een familielid van een burger van de **** in de zin van de voormelde bepalingen.****><****>****.4.1. Vóór de inwerkingtreding van de wet van 24 februari 2017 maakte artikel 20 van de wet van 15 december 1980 het de bevoegde minister en de **** mogelijk respectievelijk een besluit tot terugwijzing of tot uitzetting te nemen ten aanzien van sommige vreemdelingen in geval van aantasting van de openbare orde of van de nationale veiligheid, mits aan bepaalde voorwaarden was voldaan. **** artikel 26 van dezelfde wet hielden die besluiten gedurende tien jaar een verbod in om het **** binnen te komen, tenzij ze opgeschort of ingetrokken werden.****><****>Een specifieke regeling bestond voor de burgers van de **** **** en hun familieleden (de vroegere artikelen 45 en volgende van de wet).****><****>Artikel 46bis van de wet van 15 december 1980 voorzag in het bijzonder in de mogelijkheid voor de burger van de **** of zijn familieleden, bedoeld in artikel 40bis, § 2, van die wet, om bij de gemachtigde van de minister een aanvraag in te dienen tot schorsing of opheffing van het koninklijk besluit tot uitzetting of van het ministerieel besluit tot terugwijzing waarvan zij het voorwerp uitmaakten.****><****>****.4.2. In het kader van de hervorming bij de wet van 24 februari 2017 heeft de wetgever beslist «*****» (****. ****., Kamer, 2016-2017, **** 54-2215/001, ****. 5). Aldus «*****» (****. ****., Kamer, 2016-2017, **** 54-2215/001, ****. 6). Terwijl de teruggewezen of uitgezette vreemdeling automatisch het voorwerp uitmaakte van een **** van tien jaar, zal «*****» (****., ****. 7).****><****>****.4.3. **** bepaalt artikel 44**** van de wet van 15 december 1980, zoals ingevoegd bij artikel 33 van de wet van 24 februari 2017 : « **** minister of zijn gemachtigde kan de in de artikelen 43, § 1, eerste lid, 2°, en 44bis, bedoelde beslissingen koppelen aan een **** voor het grondgebied van het ****, waarvan de duur door hem wordt vastgesteld, rekening houdend met alle omstandigheden van elk geval.****><****>De duur van het **** mag vijf jaar niet overschrijden, behalve indien de burger van de **** of zijn familielid een ernstige bedreiging is voor de openbare orde of de nationale veiligheid ».****><****>Artikel 44****, § 1, van dezelfde wet, zoals ingevoegd bij artikel 34 van de wet van 24 februari 2017, voorziet daarentegen in de mogelijkheid, voor de burger van de **** of zijn familielid die het voorwerp uitmaakt van een **** voor het grondgebied van het ****, de schorsing of de intrekking daarvan aan te vragen na een redelijke termijn en in elk geval na drie jaar te rekenen vanaf de uitvoering ervan.****><****>****.5. Het verschil in behandeling berust op een objectief criterium, namelijk het bestaan van een ministerieel besluit tot terugwijzing of van een ****. Beide soorten maatregelen houden evenwel analoge gevolgen in, namelijk een **** voor het grondgebied van het ****. Daar de categorie van de koninklijke besluiten tot uitzetting en van de ministeriële besluiten tot terugwijzing is opgeheven, maar het **** voor het grondgebied van het **** dat die besluiten met zich hebben meegebracht, verder uitwerking blijft hebben, is het niet redelijk verantwoord dat het familielid van een burger van de **** die het voorwerp uitmaakt van een **** verbonden aan een bevel om het grondgebied te verlaten, genomen sinds de inwerkingtreding van de wet van 24 februari 2017, een procedure geniet die geregeld is in artikel 44****, § 1, van de wet van 15 december 1980 teneinde de opheffing of intrekking of de opschorting van de maatregel te vragen, terwijl dat niet het geval is voor het familielid van een burger van de **** die het voorwerp heeft uitgemaakt van een ministerieel besluit tot terugwijzing, en die alleen de mogelijkheid geniet om een willig beroep bij de auteur van de handeling in te dienen.****><****>Hieruit vloeit voort dat de in het geding zijnde wet, in de interpretatie van de verwijzende rechter, niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de ****.****><****>****.6. **** andere interpretatie van de in het geding zijnde wet is evenwel mogelijk. Er kan immers van worden uitgegaan dat de ministeriële besluiten tot terugwijzing die ten aanzien van een familielid van een burger van de **** zijn genomen met toepassing van de wet van 15 december 1980, vóór de wijziging ervan bij de wet van 24 februari 2017, en die uitwerking blijven hebben na de inwerkingtreding van die wet, dienen te worden gelijkgesteld met het «*****» beoogd in artikel 44**** van de wet van 15 december 1980.****><****>In die interpretatie is de in het geding zijnde wet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de ****.****><****>Om die redenen, het **** zegt voor recht : - De wet van 15 december 1980 «*****», zoals gewijzigd bij de wet van 24 februari 2017 «*****», schendt de artikelen 10 en 11 van de **** in de interpretatie volgens welke het familielid van een burger van de **** dat het voorwerp uitmaakt van een ministerieel besluit tot terugwijzing dat is genomen vóór de inwerkingtreding van de wet van 24 februari 2017 en dat uitwerking blijft hebben na die datum, niet beschikt over de mogelijkheid om de opschorting of de intrekking of opheffing van dat ministerieel besluit aan te vragen. - Dezelfde wet schendt de artikelen 10 en 11 van de **** niet in de interpretatie volgens welke het familielid van een burger van de **** dat het voorwerp uitmaakt van een ministerieel besluit tot terugwijzing dat is genomen vóór de inwerkingtreding van de wet van 24 februari 2017 en dat na die datum uitwerking blijft hebben, kan steunen op artikel 44**** van de voormelde wet van 15 december 1980, zoals ingevoegd bij de wet van 24 februari 2017, om de opschorting of de intrekking of opheffing van dat ministerieel besluit tot terugwijzing aan te vragen.****><****>Aldus gewezen in het **** en het ****, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het **** Hof, op 24 oktober 2019.****><****>De griffier, ****. **** **** voorzitter, ****. Alen