Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 02 december 2019

Uittreksel uit arrest nr. 127/2019 van 10 oktober 2019 Rolnummers 6846 en 6847 In zake : de beroepen tot vernietiging van artikel 12/1, § 2, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 2017 « betreffende de studie geneeskunde Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019204762
pub.
02/12/2019
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 127/2019 van 10 oktober 2019 Rolnummers 6846 en 6847 In zake : de beroepen tot vernietiging van artikel 12/1, § 2, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 2017 « betreffende de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde », ingevoegd bij artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 december 2017 « betreffende de bijzondere toestand van de studenten die zich voor de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde tijdens het academiejaar 2016-2017 hebben ingeschreven », ingesteld door Eugénie Blockmans en anderen en door Karl Tavernier en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging Bij twee verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 7 februari 2018 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 9 februari 2018, zijn beroepen tot vernietiging ingesteld van artikel 12/1, § 2, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 2017 « betreffende de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde », ingevoegd bij artikel 1 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 december 2017 « betreffende de bijzondere toestand van de studenten die zich voor de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde tijdens het academiejaar 2016-2017 hebben ingeschreven » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 januari 2018) respectievelijk door Eugénie Blockmans, Coline Olsen, Jason Fauquet, Alexandra Collignon, Clothilde Horvath, Eloïse Rapport, Sophie Boldrini, Manon Robbrecht, Eva Baio, Alen Kojcin, Kouakeu Noël Dehouo, Bouteyna Aafia, Teenesha Chellen, Tolga Gursoy, Khadija Tlemcani, Mohamed Msaddaq, Marie de Meeûs d'Argenteuil, Julie Clemens, Achouak Bouchikhi, Yasmine Moussa, Mehdi Dahoui, Inès Tronbati, Lola Carvajal, Sébastien Blairvacq, Mohamed el amine Amajod, Ehssan Dindar en Oussama Houch en door Karl Tavernier, Jeanne Vande Kerckhove, Marie-Aline Simonis, Aurélie Collo, Odile Llunga Mutambala Muyembe en Marie Gabriel, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. J. Laurent en Mr. C. Servais, advocaten bij de balie te Brussel.

Bij dezelfde verzoekschriften vorderden de verzoekende partijen eveneens de schorsing van dezelfde decreetsbepaling. Bij het arrest nr. 78/2018 van 21 juni 2018, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 december 2018, heeft het Hof de vorderingen tot schorsing verworpen.

Die zaken, ingeschreven onder de nummers 6846 en 6847 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan B.1. De artikelen 1 en 13 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 2017 « betreffende de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde » (hierna : het decreet van 29 maart 2017) bepalen : «

Artikel 1.§ 1. Hebben alleen toegang tot de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en tot de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde met het oog op het behalen van de graad die ze bekrachtigt, de studenten die voldoen aan de algemene voorwaarden voor de toegang tot de studies van de eerste cyclus bedoeld in artikel 107 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, en die houder zijn van een slaagattest, uitgereikt na een ingangs- en toelatingsexamen voor de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en/of de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde, hierna ' ingangs- en toelatingsexamen ' genoemd. § 2. Vanaf het academiejaar 2017-2018, organiseert de Regering een ingangs- en toelatingsexamen.

Voor het academiejaar 2017-2018, wordt het ingangs- en toelatingsexamen op gecentraliseerde wijze op 8 september 2017 georganiseerd. De uiterste inschrijvingsdatum wordt op 1 augustus 2017 vastgesteld. Wegens behoorlijk met redenen omklede overmacht, kan de Regering van die datums afwijken.

Vanaf het academiejaar 2018-2019, op de voordracht van de ARES (' Académie de Recherche et d'Enseignement supérieur ') (Academie Onderzoek en Hoger Onderwijs), kan de Regering het ingangs- en toelatingsexamen organiseren op gecentraliseerde wijze of binnen elke universitaire instelling die ertoe wordt gemachtigd de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en/of de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde te organiseren en deze organiseert.

Vanaf het academiejaar 2018-2019, op de voordracht van de ARES, kan de Regering het ingangs- en toelatingsexamen een eerste keer gedurende de eerste veertien dagen van juli en een tweede keer gedurende de periode van 15 augustus tot 15 september organiseren.

Vanaf het academiejaar 2018-2019, op de voordracht van de ARES, stelt de Regering de uiterste inschrijvingsdatum(s) en de examendatum(s) vast. § 3. Om aan dat ingangs- en toelatingsexamen deel te nemen, schrijft de kandidaat zich in op een computerplatform dat door de ARES wordt gecentraliseerd.

Het inschrijvingsrecht voor dat examen wordt op 30,00 euro vastgesteld. Indien het examen twee keer per academiejaar wordt georganiseerd, wordt het inschrijvingsrecht bij elke inschrijving voor het examen gevorderd. Het inschrijvingsgeld wordt aan de ARES betaald en wordt door de ARES aan de kandidaat terugbetaald op voorwaarde dat deze aan het ingangs- en toelatingsexamen werkelijk deelneemt.

Bij die inschrijving vermeldt de kandidaat : 1° de keuze van de studierichting (geneeskunde of tandheelkunde);2° of hij als verblijvende student kan worden beschouwd in de zin van artikel 1 van het decreet van 16 juni 2006 tot regeling van het aantal studenten in sommige cursussen van de eerste cyclus van het hoger onderwijs.De student bezorgt de gegevens waardoor zijn hoedanigheid van verblijvende student kan worden bewezen.

Samen met de universitaire instellingen die ertoe worden gemachtigd de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en/of de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde te organiseren en deze organiseren, kijkt de ARES na of de student als verblijvende student kan worden beschouwd. De ARES zendt de lijst van verblijvende studenten en niet verblijvende studenten die voor het ingangs- en toelatingsexamen ingeschreven zijn naar de examencommissie voor het ingangs- en toelatingsexamen uiterlijk de dag waarop het ingangs- en toelatingsexamen wordt georganiseerd.

Indien het examen op gecentraliseerde wijze wordt georganiseerd, vermeldt de kandidaat de universitaire instelling die ertoe wordt gemachtigd de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde te organiseren en deze organiseert, waarin hij zijn studie wenst voort te zetten als hij slaagt.

Indien het examen wordt georganiseerd binnen elke universitaire instelling die ertoe wordt gemachtigd de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en/of de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde te organiseren en deze organiseert, vermeldt de kandidaat de universitaire instelling waarin hij het ingangs- en toelatingsexamen wenst af te leggen. Als hij slaagt, zet de kandidaat zijn studie voort bij dezelfde universitaire instelling.

De kandidaat kan zijn inschrijving vóór het ingangs- en toelatingsexamen intrekken tot uiterlijk drie werkdagen vóór de datum van het examen. Het in het tweede lid bedoelde inschrijvingsgeld wordt hem dan door de ARES terugbetaald. § 4. Indien het examen wordt georganiseerd in alle universitaire instellingen die ertoe worden gemachtigd de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en/of de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde te organiseren en deze organiseren, zendt de ARES, na de uiterste inschrijvingsdatum en vóór de organisatie van het examen, naar die instellingen de lijst van de kandidaten die voor het examen ingeschreven zijn. § 5. In afwijking van § 1, worden ook tot de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en tot de studie van de eerste cyclus in de tandheelkunde toegelaten, de studenten die, om een bijzondere beroepstitel te behalen, in het kader van hun cursus master specialisatie in de geneeskunde of in de tandheelkunde, het onderwijs van de eerste cyclus of de tweede cyclus respectief in de tandheelkunde of in de geneeskunde moeten volgen. § 6. De studenten die zich voor de studie van de eerste cyclus en de tweede cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde wensen in te schrijven, met uitzondering van de master specialisatie, en die studiepunten hebben verworven of opgeteld op grond van een academische graad voor de verwerving waarvan de in § 1 vermelde bijkomende voorwaarde niet van toepassing is, leggen het ingangs- en toelatingsexamen af ». «

Art. 13.De studenten die ingeschreven zijn voor de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde vóór de inwerkingtreding van dit decreet en die geen attest voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus, uitgereikt op het einde van het vergelijkend examen, hebben bekomen, moeten het in artikel 1 bedoelde ingangs- en toelatingsexamen afleggen om in hun studieprogramma de onderwijseenheden van het vervolg van het programma van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde op te kunnen nemen.

Met het oog op de inschrijving van die studenten voor het ingangs- en toelatingsexamen, zendt elke universitaire instelling die ertoe wordt gemachtigd de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en/of in de tandheelkunde te organiseren en deze organiseert, voor uiterlijk 31 juli 2017, de lijst van de studenten die gedurende het academiejaar 2016-2017 ingeschreven waren in de geneeskunde en in de tandheelkunde, naar de ARES. Ze worden geacht ingeschreven te zijn voor het ingangs- en toelatingsexamen. In afwijking van artikel 1, § 3, worden ze vrijgesteld van de betaling van het geld van de inschrijving voor het examen ».

B.2. Bij zijn arrest nr. 142/2017 van 30 november 2017 heeft het Hof dat artikel 13 vernietigd, doch enkel in zoverre het de studenten die vóór de inwerkingtreding van dat decreet zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde, die een verminderd programma hebben gevolgd en die geslaagd zijn voor de cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet, verhindert om de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus te verwerven alvorens te slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen.

B.3. Bij zijn arrest nr. 46/2018 van 29 maart 2018 heeft het Hof voor recht gezegd : « Artikel 13 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 2017 betreffende de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde schendt de artikelen 10, 11 en 24 van de Grondwet : - in zoverre het de studenten die vóór de inwerkingtreding van dat decreet zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde, die een verminderd programma hebben gevolgd, die niet geslaagd zijn voor alle cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet maar die 30 tot 44 studiepunten van het eerste jaar van de cyclus hebben gevalideerd op het einde van het academiejaar 2016-2017, verhindert om de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus te verwerven alvorens te slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen; - in zoverre het de studenten die vóór de inwerkingtreding van dat decreet zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde, die geen verminderd programma hebben gevolgd maar die 30 tot 44 studiepunten van het eerste jaar van de cyclus hebben gevalideerd op het einde van het academiejaar 2016-2017, verhindert om de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus te verwerven alvorens te slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen ».

B.4. Het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 december 2017 « betreffende de bijzondere toestand van de studenten die zich voor de studie geneeskunde en voor de studie tandheelkunde tijdens het academiejaar 2016-2017 hebben ingeschreven », bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 januari 2018, bepaalt :

Artikel 1.In het decreet van 29 maart 2017 betreffende de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde, wordt een artikel 12/1 ingevoegd, luidend als volgt : '

Art. 12/1.§ 1. In afwijking van de artikelen 1 en 13, eerste lid, van dit decreet en van artikel 110/2 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, kunnen de studenten die ingeschreven zijn voor de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde gedurende het academiejaar 2016-2017 die minstens 45 studiepunten van de 60 eerste studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus hebben verworven, de onderwijseenheden van het vervolg van het programma van de eerste cyclus van de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde in hun studieprogramma opnemen. § 2. In afwijking van de artikelen 1 en 13, eerste lid, van dit decreet, kunnen de studenten die geslaagd zijn voor een verminderingsprogramma in 2016-2017 voor de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde en die het bewijs leveren dat ze minstens 45 studiepunten van de 60 eerste studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus hebben verworven, de onderwijseenheden van het vervolg van het programma van de eerste cyclus van de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde in hun studieprogramma opnemen. '.

Art. 2.In hetzelfde decreet, wordt een artikel 12/2 ingevoegd, luidend als volgt : '

Art. 12/2.Voor het academiejaar 2017-2018, worden de studenten die ingeschreven waren voor de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde gedurende het academiejaar 2016-2017 die minstens 45 studiepunten van de 60 eerste studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus hebben verworven en die zich na de uiterste datum voor de inschrijving voor de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde inschrijven gedurende het academiejaar 2017-2018, geacht voor deze studies sinds 14 september 2017 ingeschreven te zijn.

Voor de studenten bedoeld bij het eerste lid die over een inschrijving in een andere cursus beschikken dan de studie geneeskunde of de studie tandheelkunde en die deze wensen te behouden terwijl ze hun studie geneeskunde of studie tandheelkunde voortzetten, wordt enkel hun inschrijving voor de studie geneeskunde of studie tandheelkunde in aanmerking genomen voor de financiering zoals bepaald in het decreet van 11 april 2014 houdende aanpassing van de financiering van de inrichtingen voor hoger onderwijs aan de nieuwe studieorganisatie. '.

Art. 3.In hetzelfde decreet, wordt een artikel 12/3 ingevoegd, luidend als volgt : '

Art. 12/3.Voor het academiejaar 2017-2018, betalen de studenten die ingeschreven waren voor de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde gedurende het academiejaar 2016-2017 die minstens 45 studiepunten van de 60 eerste studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus hebben verworven en die zich na de uiterste datum voor de inschrijving voor de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde inschrijven gedurende het academiejaar 2017-2018 en die hun oorspronkelijke inschrijving voor een andere cursus dan de studie geneeskunde of de studie tandheelkunde wensen in te trekken, enkel het inschrijvingsgeld bij de instelling voor hoger onderwijs waarbij ze ingeschreven zijn voor de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde.

In afwijking van artikel 102, § 2, van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, kunnen deze studenten op eigen aanvraag vóór 15 februari 2018 hun inschrijving intrekken voor deze cursus zonder dat 10 % van het bedrag van het inschrijvingsgeld betaald moet worden. '.

Art. 4.Dit decreet heeft uitwerking met ingang van het academiejaar 2017-2018 ».

B.5.1.1. Uit de parlementaire voorbereiding van het decreet van 20 december 2017 blijkt dat de decreetgever allereerst is opgetreden om de situatie van de studenten van het academiejaar 2016-2017 die waren geslaagd maar hun studies niet mochten voortzetten, definitief te regulariseren naar aanleiding van arresten van de Raad van State waarin prejudiciële vragen aan het Grondwettelijk Hof werden gesteld (zaken nrs. 6764 e.a.) : « In afwachting van het arrest van het Grondwettelijk Hof heeft de Raad van State de Franse Gemeenschap en de universiteiten opgedragen de verzoekers toe te staan in hun studieprogramma onderwijseenheden van het vervolg van het programma van de studiecyclus voorlopig op te nemen.

Aangezien de Regering van de Federatie Wallonië-Brussel de waarborg heeft verkregen dat aan de betrokken studenten een RIZIV-nummer zal worden toegekend, heeft zij beslist de gevolgen van die arresten te veralgemenen tot alle studenten die zich in dezelfde situatie bevinden.

Het was immers van belang de gelijke behandeling van alle betrokken studenten te herstellen, met inbegrip van diegenen die niet naar de rechtbank zijn gestapt, door hen toe te staan zich voorlopig in te schrijven voor het vervolg van het programma van de eerste cyclus.

Instructies in die zin zijn gegeven aan de rectoren en de decanen van de faculteiten geneeskunde en tandheelkunde.

In dit stadium hebben noch de Raad van State, noch het Grondwettelijk Hof de geldigheid van het in juni 2017 georganiseerde vergelijkend examen in vraag gesteld. Hetzelfde geldt voor het principe van het bij het hogerbedoelde decreet van 29 maart 2017 ingestelde ingangsexamen.

Rekening houdend met de termijn waarbinnen het Grondwettelijk Hof zijn arrest over de door de Raad van State gestelde prejudiciële vragen dient te wijzen, is het waarschijnlijk dat de examenperiodes van januari en zelfs van juni voorbij zullen zijn.

In die context wordt, teneinde de studenten niet langer in onzekerheid te houden, bij het thans voorliggende decreet aan alle studenten die gedurende het academiejaar 2016-2017 ingeschreven zijn voor de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde en die minstens 45 studiepunten van de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus hebben verworven, definitief toegestaan toegang te hebben tot de onderwijseenheden van het vervolg van het programma van de cyclus.

Bij het thans voorliggende decreet wordt een wettelijke basis in het leven geroepen die het mogelijk maakt de situatie te regulariseren van de studenten die gedurende het academiejaar 2016-2017 ingeschreven zijn voor de studie van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde, die minstens 45 studiepunten van de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus hebben verworven, maar die niet het attest van slagen voor het vergelijkend examen en voor het ingangsexamen hebben behaald.

Die afwijking van artikel 1 van het voormelde decreet van 29 maart 2017 geldt slechts voor de bijzondere situatie van de studenten die gedurende het academiejaar 2016-2017 ingeschreven zijn. De studenten die zich in 2018-2019 wensen in te schrijven, zullen onderworpen blijven aan het decreet van 29 maart 2017 en zullen bijgevolg moeten beschikken over een na het ingangsexamen uitgereikt attest van slagen om zich in te schrijven in de geneeskunde en de tandheelkunde » (Parl.

St., Franse Gemeenschap, 2017-2018, nr. 571/1, pp. 3 en 4).

B.5.1.2. Bij zijn arrest nr. 45/2018 van 29 maart 2018 heeft het Hof beslist, aangezien de bepalingen van het decreet van 20 december 2017 van toepassing waren op de studenten die waren geslaagd maar hun studies niet mochten voortzetten, verzoekers voor de Raad van State, om de zaken nrs. 6764 e.a. terug te zenden naar het verwijzende rechtscollege, opdat dat laatste kon oordelen of het antwoord op de prejudiciële vragen nuttig was.

B.5.1.3. Bij zijn arresten nrs. 243.741 tot 243.748 van 19 februari 2019 heeft de Raad van State geoordeeld dat het antwoord op de gestelde prejudiciële vragen niet langer nuttig was.

B.5.2.1. Uit de parlementaire voorbereiding van het decreet van 20 december 2017 blijkt overigens dat de decreetgever, naar aanleiding van een opmerking van de afdeling wetgeving van de Raad van State, de voorziene regeling heeft uitgebreid tot de studenten die een verminderingsovereenkomst hebben genoten in de loop van het academiejaar 2016-2017 op voorwaarde dat zij na afloop van het academiejaar 2017-2018 45 van de eerste 60 studiepunten van de cyclus hebben behaald : « Naar aanleiding van het advies nr. 62.512/2 van de Raad van State van 4 december 2017 voorziet de regeling eveneens in een vrijstelling om het ingangsexamen af te leggen voor de studenten die een verminderingsovereenkomst hebben genoten in de loop van het academiejaar 2016-2017 op voorwaarde dat zij na afloop van het academiejaar 2017-2018 45 van de eerste 60 studiepunten van de cyclus hebben behaald. Bovendien zijn bepalingen ingevoegd teneinde de inschrijvingen en uitschrijvingen van de betrokken studenten te regelen » (ibid., p. 4).

B.5.2.2. In haar advies over het voorontwerp van decreet dat het decreet van 20 december 2017 is geworden, heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State de volgende opmerking geformuleerd : « Bij zijn arrest nr. 142/2017 van 30 november 2017 heeft het Grondwettelijk Hof ' artikel 13 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 2017 betreffende de studie geneeskunde en de studie tandheelkunde ' vernietigd, ' doch enkel in zoverre het de studenten die vóór de inwerkingtreding van dat decreet zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde, die een verminderd programma hebben gevolgd en die geslaagd zijn voor de cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet, verhindert om de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus te verwerven alvorens te slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen '.

Die vernietiging berust op het volgende motief : ' B.13.4. Het middel dat is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11 en 24, § 3, van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, is gegrond, doch uitsluitend in zoverre artikel 13 van het bestreden decreet de studenten, die vóór de inwerkingtreding van dat decreet zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en tandheelkunde, die een verminderd programma hebben gevolgd en die zijn geslaagd voor de cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet, verhindert om de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus te verwerven alvorens te slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen '.

In dat arrest heeft het Hof niet de grieven onderzocht die ten aanzien van dat artikel 13 zijn geformuleerd op grond van dezelfde middelen in verband met de studenten die minstens 45 van de eerste 60 studiepunten van de eerste cyclus in de geneeskunde en de tandheelkunde op het einde van het academiejaar 2016-2017 hebben behaald, zonder het attest voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus te hebben verkregen dat na afloop van het vergelijkend examen is uitgereikt (B.13.1, tweede en derde alinea). Net als de studenten die een verminderd programma hebben gevolgd en zijn geslaagd voor de cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet, zijn de studenten die minstens 45 studiepunten hebben behaald, zonder verminderingsovereenkomst, nochtans eveneens, op grond van dat artikel 13, ertoe gehouden het in artikel 1 van hetzelfde decreet beoogde ingangs- en toelatingsexamen af te leggen om de onderwijseenheden van het vervolg van het programma van de eerste cyclus in de geneeskunde en de tandheelkunde in hun studieprogramma te kunnen opnemen. Het Grondwettelijk Hof heeft zich ertoe beperkt de derde grief van het middel te onderzoeken (grief met betrekking tot de studenten die zijn geslaagd voor de cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet) omdat alleen de verzoekende partij die de studiepunten had behaald waarin haar verminderingsovereenkomst voorzag, nog belang had om in rechte te treden (B.13.2 en B.4.5).

In de staat van de wetgeving zoals die voortvloeit uit dat arrest moeten alle studenten die zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en de tandheelkunde vóór de inwerkingtreding van het decreet van 29 maart 2017 maar die niet het attest voor toegang tot het vervolg van het programma hebben verkregen dat wordt uitgereikt na afloop van het vergelijkend examen, dus zijn geslaagd voor het ingangs- en toelatingsexamen waarin artikel 1 van dat decreet voorziet om de onderwijseenheden van het vervolg van het programma van de eerste cyclus te kunnen opnemen in hun studieprogramma. De door het Grondwettelijk Hof uitgesproken vernietiging heeft alleen tot gevolg de studenten die de studiepunten hebben behaald waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet, toe te staan om de eerste zestig studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus te verwerven alvorens te slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen.

Het ontworpen artikel 12/1 strekt evenwel ertoe de studenten die in de loop van het academiejaar 2016-2017 zullen zijn ingeschreven voor een programma dat de eerste 60 studiepunten van de eerste cyclus in de geneeskunde en de tandheelkunde omvat, en die minstens 45 studiepunten van die eerste 60 studiepunten zullen hebben verworven en de proef van het vergelijkend examen zullen hebben afgelegd die in 2017 wordt georganiseerd, van dat ingangsexamen vrij te stellen. Aldus geformuleerd strekt die bepaling ertoe de studenten op wie het dictum van het arrest van het Grondwettelijk Hof betrekking heeft, uit te sluiten van die vrijstelling, aangezien die studenten, wegens hun verminderingsovereenkomst, in 2016-2017 geen programma zullen hebben gehad dat de eerste 60 studiepunten van de eerste cyclus omvat en evenmin het vergelijkend examen zullen hebben kunnen afleggen. Die uitsluiting van de vrijstelling zou een discriminatie vormen ten aanzien van die categorie van studenten. Hoewel de decreetgever, zoals het voorontwerp bepaalt, immers vaststelt dat de studenten die in 2016-2017 zijn ingeschreven voor de eerste studiecyclus en die reeds minstens 45 studiepunten van het programma hebben behaald, het ingangs- en toelatingsexamen niet meer zullen moeten afleggen, kan niet langer de eis worden verantwoord dat de studenten van dezelfde groep die in 2016-2017 zijn geslaagd voor een verminderd programma, aan dat ingangs- en toelatingsexamen zouden worden onderworpen indien zij eveneens na afloop van het academiejaar 2017-2018 aantonen dat zij 45 van de eerste 60 studiepunten van de cyclus hebben behaald.

Het voorontwerp zal worden herzien waarbij eveneens rekening zal worden gehouden met die opmerking » (ibid., pp. 14-15).

B.5.3. In de parlementaire voorbereiding van het decreet van 20 december 2017 wordt eveneens aangegeven : « Het ontwerpdecreet voert dus alleen voor het academiejaar 2017-2018 een mechanisme in dat afwijkt van het voormelde decreet van 29 maart 2017. Dat laatste stelt de studenten die in 2016-2017 zijn ingeschreven voor de studies geneeskunde en tandheelkunde en die minstens 45 van de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus hebben behaald, alsook de studenten die in 2016-2017 zijn geslaagd voor een verminderd programma in de geneeskunde en tandheelkunde en die, na afloop van het academiejaar 2017-2018, 45 van de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus zullen hebben behaald, vrij van het ingangsexamen » (Parl.St., Franse Gemeenschap, 2017-2018, CRI nr. 7, p. 50).

Ten aanzien van de studenten die voorlopig zijn ingeschreven op grond van de beschikking van 8 december 2017 waarbij de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel aan het Hof de prejudiciële vragen heeft gesteld die aanleiding hebben gegeven tot het voormelde arrest nr. 46/2018, is erop gewezen : « De minister heeft gepreciseerd dat die laatste studenten niet voldoen aan de voorwaarde die erin bestaat minstens 45 studiepunten van die eerste 60 studiepunten van het studieprogramma te hebben behaald of gevaloriseerd, voorwaarde die op algemene wijze is vastgesteld bij het ' Landschapsdecreet ' en op bijzondere wijze bij het decreet van 9 juli 2015 betreffende de studies geneeskunde en tandheelkunde, van toepassing voor het academiejaar 2016-2017. De minister heeft bijgevolg geoordeeld dat de draagwijdte van de beschikking van 8 december jl. niet diende te worden veralgemeend, noch dat het toepassingsgebied van de huidige regeling diende te worden uitgebreid tot de studenten die tussen 30 en 45 studiepunten hebben behaald. Die laatstgenoemden zullen het ingangsexamen in 2018 dus moeten afleggen » (ibid.).

Ten aanzien van de beroepen tot vernietiging B.6.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 12/1, § 2, van het decreet van 29 maart 2017, zoals ingevoegd bij artikel 1 van het decreet van 20 december 2017.

Krachtens artikel 4 van het decreet van 20 december 2017 heeft die bepaling uitwerking met ingang van het academiejaar 2017-2018.

B.6.2. Die overgangsbepaling laat de studenten die in 2016-2017 zijn geslaagd voor een verminderd programma in de geneeskunde en de tandheelkunde en die, na afloop van het academiejaar 2017-2018, aantonen dat zij 45 studiepunten van de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus hebben behaald, toe tot het vervolg van het programma van de eerste cyclus in de geneeskunde en de tandheelkunde, en stelt hen vrij van het ingangsexamen.

Ten aanzien van het belang van de verzoekende partijen B.7.1. De verzoekende partijen zijn allen studenten in de geneeskunde of tandheelkunde, al dan niet gebonden door een verminderingsovereenkomst, die op het einde van het academiejaar 2016-2017 tussen 30 en 44 studiepunten hebben gevalideerd.

De verzoekende partijen in de zaak nr. 6846 hebben zich niet kunnen inschrijven voor de studies geneeskunde en tandheelkunde voor het academiejaar 2017-2018, aangezien zij niet waren geslaagd voor het ingangsexamen van 8 september 2017. Zij hebben zich ingeschreven in andere richtingen waarbinnen zij studiepunten kunnen valideren die zullen kunnen worden gevaloriseerd in de geneeskunde of de tandheelkunde indien zij de studies geneeskunde of tandheelkunde kunnen hervatten.

De verzoekende partijen in de zaak nr. 6847 hebben zich voorlopig kunnen inschrijven voor de studies geneeskunde en tandheelkunde, teneinde hun eerste jaar van de cyclus in de loop van het academiejaar 2017-2018 voort te zetten, en dit op grond van de beschikking van 8 december 2017 van de voorzitter van de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel, zitting houdend in kort geding, waarbij de prejudiciële vragen zijn gesteld die aanleiding hebben gegeven tot het voormelde arrest nr. 46/2018.

B.7.2. De verzoekende partijen doen blijken van hun belang om in rechte te treden door het feit dat zij menen te worden gediscrimineerd door de bestreden bepaling, daar zij zich zouden bevinden in een situatie die vergelijkbaar is met die van de in de bestreden bepaling beoogde studenten.

B.8.1. In zijn memorie van antwoord betwist de Ministerraad het belang van de verzoekende partijen in de zaak nr. 6846 om in rechte te treden, in zoverre zij, in tegenstelling tot de verzoekende partijen in de zaak nr. 6847, op het ogenblik dat zij hun beroep hebben ingesteld, niet voorlopig ingeschreven waren voor de studies geneeskunde en tandheelkunde voor het academiejaar 2017-2018.

B.8.2. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.

B.8.3. In hun hoedanigheid van studenten die zijn ingeschreven in de geneeskunde en de tandheelkunde voor het academiejaar 2016-2017, die op het einde van het academiejaar 2016-2017 tussen 30 en 44 studiepunten hebben gevalideerd en die hun studies geneeskunde en tandheelkunde wensen te kunnen voortzetten na afloop van het academiejaar 2017-2018, kunnen de verzoekende partijen worden geraakt door een bepaling die een specifieke overgangsregeling invoert voor het vervolg van het programma van de eerste cyclus in de geneeskunde en de tandheelkunde ten behoeve van sommige studenten die zijn ingeschreven voor de studies geneeskunde en tandheelkunde voor het academiejaar 2016-2017.

B.8.4. De exceptie wordt verworpen.

Ten gronde B.9. In hun enige middel, afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11, 23 en 24 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 13, lid 2, c), van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, voeren de verzoekende partijen aan dat de bestreden bepaling het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie schendt door alleen de studenten met een verminderingsovereenkomst die zijn geslaagd voor alle studiepunten van hun verminderingsovereenkomst na afloop van het academiejaar 2016-2017, toe te staan hun studies geneeskunde of tandheelkunde voort te zetten en door hen vrij te stellen van het ingangsexamen indien zij, na afloop van het academiejaar 2017-2018, aantonen dat zij 45 studiepunten van de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus hebben behaald.

B.10. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.11. Het middel waarmee het bestaan van een lacune wordt bekritiseerd, in zoverre het toepassingsgebied van de bestreden bepaling niet categorieën van personen zou beogen die vergelijkbaar zijn met die welke daaronder ressorteren, impliceert dat wordt onderzocht of de bestreden bepaling, in het licht van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, niet zonder redelijke verantwoording een verschil in behandeling invoert tussen categorieën van personen die zich in vergelijkbare situaties bevinden.

B.12. Zoals is vermeld in B.2 had de bij het arrest van het Hof nr. 142/2017 besliste vernietiging alleen tot doel het studenten die vóór de inwerkingtreding van dat decreet zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en de tandheelkunde, die een verminderd programma hadden gevolgd en die waren geslaagd voor de cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet, mogelijk te maken hun studies in 2017-2018 voort te zetten alvorens te moeten slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen, waarvan het beginsel zelf niet werd bestreden, noch in het beroep tot vernietiging dat aanleiding heeft gegeven tot het arrest nr. 142/2017, noch in de onderhavige beroepen.

Dat arrest beoogde aldus die studenten toe te laten hun cursus voort te zetten, door de datum uit te stellen waarop zij moesten slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen.

In B.13.3 van dat arrest werd met name rekening gehouden met het gegeven dat die studenten, die een verminderd programma genoten, met toepassing van artikel 150, § 2, van het decreet van 7 november 2013, niet behoorden tot de groep studenten die ertoe gehouden waren het in juni 2017 georganiseerd vergelijkend examen af te leggen, maar die niettemin waren geslaagd voor hun verminderd programma.

B.13. Bij zijn voormelde arrest nr. 46/2018 heeft het Hof geoordeeld : « Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag B.3. In de eerste prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling, zoals zij ingevolge het arrest nr. 142/2017 van het Hof van toepassing is, met de artikelen 10, 11, 13 en 24 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 13, lid 2, c), van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, in zoverre zij de studenten die zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde (Blok 1) tijdens het academiejaar 2016-2017, zijnde vóór de inwerkingtreding van het decreet, die een verminderd programma hebben gevolgd en die niet geslaagd zijn voor alle cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet, maar die 30 tot 44 studiepunten hebben gevalideerd op het einde van het academiejaar 2016-2017, verschillend behandelt.

B.4. Bij zijn voormelde arrest nr. 142/2017 heeft het Hof geoordeeld : ' B.13.3. De gelijke behandeling, ten aanzien van de verplichting om een ingangs- en toelatingsexamen voor de studies geneeskunde en tandheelkunde af te leggen, van de studenten die reeds ingeschreven zijn voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en tandheelkunde en die de in hun verminderingsovereenkomst bepaalde studiepunten hebben behaald en de studenten die reeds zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en tandheelkunde en die niet alle in hun verminderingsovereenkomst bepaalde studiepunten hebben behaald, vergt een redelijke verantwoording, rekening houdend met het beginsel van gelijkheid en niet discriminatie en met de vrijheid en gelijkheid van onderwijs.

Immers, de eerstgenoemde studenten zijn geslaagd voor het in hun verminderingsovereenkomst bepaalde programma en met dat slagen moet rekening worden gehouden om hun bekwaamheid te beoordelen om het tweede deel van dat eerste jaar voort te zetten en om voor het ingangs- en toelatingsexamen te slagen, zodat ze toegelaten worden tot het vervolg van het programma van de cyclus. Ofschoon redelijkerwijze kan worden verantwoord dat de decreetgever studenten die voor minder dan de helft van het eerste jaar van de cyclus geslaagd zijn niet toestaat dat eerste jaar voort te zetten zonder te slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen, volstaat die verantwoording niet wanneer de student geslaagd is voor de helft van dat eerste jaar.

Uit de in B.2 geciteerde parlementaire voorbereiding blijkt dat de decreetgever de studenten die reeds voor de studies in de medische wetenschappen en de tandheelkundige wetenschappen zijn ingeschreven verplicht om het ingangsexamen en toelatingsexamen af te leggen indien zij niet het attest voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus hebben verkregen om " de gevolgen van het vergelijkend examen " niet " te vernietigen ".

De studenten die, zoals de verzoekende partij een verminderd programma hebben gevolgd, met toepassing van artikel 150, § 2, van het decreet van 7 november 2013, behoren echter niet tot de groep van studenten die gehouden waren tot het vergelijkend examen dat werd georganiseerd in juni 2017. Zij werden uitgesloten van deelname aan dat vergelijkend examen voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus, aangezien hun jaarlijks, verminderd, programma hen niet in staat stelde de eerste 60 studiepunten van het programma van de cyclus te behalen. Het is op het einde van het academiejaar 2017-2018 dat zij ertoe gehouden zouden zijn om het vergelijkend examen af te leggen en zich nuttig te rangschikken, voor zover zij 45 studiepunten hebben behaald, indien het bestreden decreet niet in werking was getreden.

Het ingangs- en toelatingsexamen dat zij met toepassing van artikel 13 van het bestreden decreet moeten afleggen, is voor hen niet een nieuwe kans om hun studies in de medische wetenschappen of de tandheelkundige wetenschappen te kunnen voortzetten. Hoewel die studenten hun studies niet konden voortzetten bij gebrek aan een attest voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus, dat wordt uitgereikt na het vergelijkend examen en dat het redelijkerwijze kan worden verantwoord dat zij moeten slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen dat het vergelijkend examen vervangt, is het niet redelijk verantwoord, voor die studenten, de verplichting om te slagen voor een vergelijkend toelatingsexamen op het einde van het eerste jaar van de cyclus dat zij niet konden afleggen in 2016-2017 te vervangen door de verplichting om in september 2017 te slagen voor een ingangs- en toelatingsexamen tot de cyclus om gedurende het academiejaar 2017-2018 het verminderd programma te kunnen voortzetten dat zij gedurende het academiejaar 2016-2017 hebben aangevat en waarvoor zij geslaagd zijn.

B.13.4. Het middel dat is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11 en 24, § 3, van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, is gegrond, doch uitsluitend in zoverre artikel 13 van het bestreden decreet de studenten, die vóór de inwerkingtreding van dat decreet zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en tandheelkunde, die een verminderd programma hebben gevolgd en die zijn geslaagd voor de cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet, verhindert om de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus te verwerven alvorens te slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen.

B.13.5. Artikel 13 van het bestreden decreet dient te worden vernietigd in de in B.13.4 aangegeven mate '.

B.5.1. Om de eerste prejudiciële vraag te beantwoorden, dient het Hof te onderzoeken of de studenten die vóór de inwerkingtreding van het decreet van 29 maart 2017 zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde, die een verminderd programma hebben gevolgd en die niet geslaagd zijn voor alle cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet maar die 30 tot 44 studiepunten hebben gevalideerd op het einde van het academiejaar 2016-2017, zich bevinden in een situatie die niet essentieel verschilt van die van de studenten die vóór de inwerkingtreding van hetzelfde decreet zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde, die een verminderd programma hebben gevolgd en die geslaagd zijn voor alle cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet.

B.5.2. Hoewel het juist is dat de eerstgenoemden, in tegenstelling tot de laatstgenoemden, geslaagd zijn voor hun verminderingsovereenkomst, dient rekening te worden gehouden met de verscheidenheid aan verminderingsovereenkomsten die de examencommissie kon opleggen aan de studenten wier gemiddelde van de resultaten lager was dan 8/20 voor de proeven van het einde van de eerste vier maanden, met toepassing van artikel 150, § 2, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 7 november 2013, opgeheven bij artikel 17, 3°, van het decreet van 29 maart 2017.

De verzoekende partij wier belang om in rechte te treden door het Hof werd aanvaard in het arrest nr. 142/2017, kreeg een verminderingsovereenkomst opgelegd met betrekking tot een dertigtal studiepunten. Het slagen voor een dergelijke overeenkomst stemde bijgevolg overeen met het behalen van de helft van de studiepunten van het eerste jaar van de cyclus, criterium dat door het Hof in aanmerking is genomen in zijn arrest nr. 142/2017.

Zoals de verwijzende rechter opmerkt, hebben de verminderingsovereenkomsten die zijn opgelegd aan de eisende partijen die een verminderingsovereenkomst hebben gesloten, betrekking op te behalen studiepunten die variëren tussen 30 en 45 studiepunten naar gelang van de universiteiten en naar gelang van de studenten. Daaruit vloeit voort dat een student de helft van de studiepunten van het eerste jaar van de cyclus kan hebben behaald en tevens niet geslaagd is voor alle cursussen waarin zijn verminderingsovereenkomst voorziet.

Wanneer de verminderingsovereenkomst betrekking heeft op meer dan 30 studiepunten, is het het behalen van 30 studiepunten - de helft van de 60 studiepunten van het eerste jaar van de cyclus - dat het relevante criterium is om de bekwaamheid van de student te beoordelen om het tweede deel van dat eerste jaar voort te zetten en om voor het ingangs- en toelatingsexamen te slagen, zodat hij toegelaten wordt tot het vervolg van het programma van de cyclus.

B.5.3. Daarenboven werden alle studenten die een verminderd programma hebben gevolgd, met toepassing van artikel 150, § 2, van het decreet van 7 november 2013, ongeacht of zij al dan niet geslaagd zijn voor de cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet, uitgesloten van deelname aan dat vergelijkend examen voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus, aangezien hun jaarlijks, verminderd, programma hen niet in staat stelde de eerste 60 studiepunten van het programma van de cyclus te behalen tijdens het academiejaar 2016-2017. Het is op het einde van het academiejaar 2017-2018, zijnde aan het einde van hun verminderingsovereenkomst, dat zij ertoe gehouden zouden zijn om het vergelijkend examen af te leggen en zich nuttig te rangschikken, voor zover zij 45 studiepunten hebben behaald, indien het bestreden decreet niet in werking was getreden.

Hoewel die studenten hun studies niet konden voortzetten bij gebrek aan een attest voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus, dat wordt uitgereikt na het vergelijkend examen, en dat het redelijk verantwoord is hen op basis van artikel 13, eerste lid, van het decreet van 29 maart 2017 op te leggen dat zij moeten slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen dat het vergelijkend examen vervangt, is het niet redelijk verantwoord, voor die studenten, de verplichting om te slagen voor een vergelijkend toelatingsexamen op het einde van het eerste jaar van de cyclus dat zij niet konden afleggen in 2016-2017 te vervangen door de verplichting om in september 2017 te slagen voor een ingangs- en toelatingsexamen tot de cyclus om gedurende het academiejaar 2017-2018 het verminderd programma te kunnen voortzetten dat zij gedurende het academiejaar 2016-2017 hebben aangevat.

B.6. De eerste prejudiciële vraag dient bijgevolg bevestigend te worden beantwoord.

Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag B.7. In de tweede prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling, zoals zij ingevolge het arrest nr. 142/2017 van het Hof van toepassing is, met de artikelen 10, 11, 13 en 24 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 13, lid 2, c), van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, in zoverre zij de studenten die zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde (Blok 1) tijdens het academiejaar 2016-2017, zijnde vóór de inwerkingtreding van het decreet van 29 maart 2017, die geen verminderd programma hebben gevolgd maar die 30 tot 44 studiepunten hebben gevalideerd op het einde van het academiejaar 2016-2017, verschillend behandelt.

B.8.1. Om de tweede prejudiciële vraag te beantwoorden, dient het Hof te onderzoeken of de studenten die vóór de inwerkingtreding van het decreet van 29 maart 2017 zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde, die geen verminderd programma hebben gevolgd maar die 30 tot 44 studiepunten hebben gevalideerd op het einde van het academiejaar 2016-2017, zich in een situatie bevinden die niet essentieel verschillend is van die van de studenten die vóór de inwerkingtreding van hetzelfde decreet zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde, die een verminderd programma hebben gevolgd en die geslaagd zijn voor de cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet.

B.8.2. Om de in B.5.2 vermelde redenen is het behalen van 30 studiepunten het relevante criterium om de bekwaamheid van een student te beoordelen om het tweede deel van dat eerste jaar voort te zetten en om vervolgens voor het ingangs- en toelatingsexamen te slagen, zodat hij toegelaten wordt tot het vervolg van het programma van de cyclus. In dat verband bevinden beide categorieën van studenten die in de prejudiciële vraag met elkaar worden vergeleken, zich in dezelfde situatie.

B.8.3. De studenten die geen verminderd programma hebben gevolgd met toepassing van artikel 150, § 2, van het decreet van 7 november 2013, mochten deelnemen aan het vergelijkend examen voor toelating tot het vervolg van het programma van de cyclus, aangezien hun jaarlijks programma hen in staat stelde de eerste 60 studiepunten van het programma van de cyclus te behalen, in tegenstelling tot de studenten die een verminderd programma hebben gevolgd. Evenwel worden de attesten van toegang tot het vervolg van het programma, met toepassing van artikel 110/4, § 2, tweede lid, van het decreet van 7 november 2013, opgeheven bij artikel 17, 1°, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 maart 2017, uiterlijk op 13 september door de examencommissie uitgereikt, in de volgorde van de rangschikking van het vergelijkend examen en binnen de perken van de beschikbare attesten, op voorwaarde dat de student minstens 45 van de eerste 60 studiepunten van het programma van de studies van de eerste cyclus heeft behaald. Dat verschil tussen studenten is bijgevolg niet voldoende om aan studenten die 30 tot 44 studiepunten van het eerste jaar van de cyclus hebben behaald, de verplichting op te leggen om reeds in september 2017 te slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen. Die studenten vermochten op legitieme wijze voorrang te geven aan het behalen van minstens 30 studiepunten in plaats van aan het slagen voor een vergelijkend examen, waarvan het voordeel afhankelijk wordt gemaakt van het behalen van 45 studiepunten. Vóór de inwerkingtreding van de in het geding zijnde bepaling zouden zij hun eerste jaar van de cyclus tijdens het academiejaar 2017-2018 hebben kunnen voortzetten en op het einde van dat jaar zouden zij ertoe gehouden zijn om het vergelijkend examen af te leggen en zich nuttig te rangschikken, voor zover zij 45 studiepunten hebben behaald. Hoewel het redelijk verantwoord is hen op basis van artikel 13, eerste lid, van het decreet van 29 maart 2017 op te leggen dat zij op het einde van het academiejaar 2017-2018 moeten slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen dat het vergelijkend examen vervangt, is het niet redelijk verantwoord, voor die studenten, de verplichting om te slagen voor een vergelijkend toelatingsexamen op het einde van het eerste jaar van de cyclus te vervangen door de verplichting om in september 2017 te slagen voor een ingangs- en toelatingsexamen tot de cyclus.

B.9. De tweede prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord ».

B.14.1. Bij zijn voormelde arrest nr. 46/2018 heeft het Hof een schending vastgesteld, door artikel 13 van het decreet van 29 maart 2017, van de artikelen 10, 11 en 24 van de Grondwet, in zoverre het de studenten die vóór de inwerkingtreding van dat decreet zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en in de tandheelkunde, enerzijds, die een verminderd programma hebben gevolgd en die niet geslaagd zijn voor alle cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet maar die 30 tot 44 studiepunten van het eerste jaar van de cyclus hebben gevalideerd op het einde van het academiejaar 2016-2017, en, anderzijds, die geen verminderd programma hebben gevolgd maar die 30 tot 44 studiepunten van het eerste jaar van de cyclus hebben gevalideerd op het einde van het academiejaar 2016-2017, verhindert om de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus te verwerven alvorens te slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen.

B.14.2. Die vaststelling van schending heeft tot gevolg dat de studenten die zijn ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en de tandheelkunde vóór de inwerkingtreding van het decreet van 29 maart 2017, enerzijds, die een verminderd programma hebben gevolgd en die niet zijn geslaagd voor alle cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet maar die 30 tot 44 studiepunten van het eerste jaar van de cyclus op het einde van het academiejaar 2016-2017 hebben gevalideerd en, anderzijds, die geen verminderd programma hebben gevolgd, maar die 30 tot 44 studiepunten van het eerste jaar van de cyclus op het einde van het academiejaar 2016-2017 hebben gevalideerd, zich kunnen inschrijven voor de studies geneeskunde en tandheelkunde gedurende het academiejaar 2017-2018 teneinde de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus te behalen alvorens te slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen.

Zoals het Hof heeft geoordeeld in B.5.3 en B.8.3 van zijn voormelde arrest nr. 46/2018, is het redelijk verantwoord die studenten, op het einde van het academiejaar 2017-2018, op grond van artikel 13, eerste lid, van het decreet van 29 maart 2017, ertoe te verplichten te slagen voor het ingangs- en toelatingsexamen dat het vergelijkend examen vervangt.

B.15.1. De bestreden bepaling stelt de studenten die in 2016-2017 zijn geslaagd voor een verminderd programma in de geneeskunde of in de tandheelkunde en die, op het einde van het academiejaar 2017-2018, aantonen dat zij 45 studiepunten van de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus hebben verworven, vrij van het ingangsexamen.

B.15.2. Die vrijstelling van het ingangsexamen, ten voordele van sommige studenten die zijn ingeschreven vóór de inwerkingtreding van het decreet van 29 maart 2017, is verantwoord, zoals in de in B.5.2 aangehaalde parlementaire voorbereiding wordt aangegeven, door de zorg om geen onverantwoord verschil in behandeling in te voeren onder studenten die voor de studies geneeskunde of tandheelkunde zijn ingeschreven vóór de inwerkingtreding van het decreet van 29 maart 2017, rekening houdend met het arrest nr. 142/2017.

B.15.3. De studenten die zijn geslaagd voor een verminderd programma in 2016-2017 in de geneeskunde en de tandheelkunde en die, na afloop van het academiejaar 2017-2018, aantonen dat zij 45 studiepunten van de eerste 60 studiepunten van het studieprogramma van de eerste cyclus hebben behaald, bevinden zich, in het licht van de criteria inzake het slagen voor een verminderingsovereenkomst en het voortzetten van het studieprogramma, in een situatie die objectief verschilt van die van de studenten die vóór de inwerkingtreding van het decreet van 29 maart 2017 waren ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en de tandheelkunde, enerzijds, die een verminderd programma hebben gevolgd, die niet zijn geslaagd voor alle cursussen waarin hun verminderingsovereenkomst voorziet, maar die 30 tot 44 studiepunten van het eerste jaar van de cyclus hebben gevalideerd op het einde van het academiejaar 2016-2017, en, anderzijds, die geen verminderd programma hebben gevolgd, maar die 30 tot 44 studiepunten van het eerste jaar van de cyclus hebben gevalideerd op het einde van het academiejaar 2016-2017.

De studenten die zijn geslaagd voor een verminderd programma in 2016-2017 in de geneeskunde of de tandheelkunde bevinden zich in de bijzondere situatie, beoogd bij het arrest nr. 142/2017, van studenten die, met toepassing van artikel 150, § 2, van het decreet van 7 november 2013, geen deel uitmaakten van de groep studenten die ertoe gehouden waren het in juni 2017 georganiseerd vergelijkend examen af te leggen, maar die niettemin waren geslaagd voor hun verminderd programma in 2016-2017. Het verschil in behandeling tussen die studenten en de andere studenten die vóór de inwerkingtreding van het decreet van 29 maart 2017 waren ingeschreven voor de studies van de eerste cyclus in de geneeskunde en de tandheelkunde, maar die, ofwel niet waren geslaagd voor hun verminderd programma in 2016-2017, ofwel in 2016-2017 geen 45 studiepunten hadden gevalideerd om hun studies te kunnen voortzetten, is niet zonder redelijke verantwoording.

B.16. Het enige middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt de beroepen.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op 10 oktober 2019.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût

^