Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 21 oktober 2003

Uittreksel uit arrest nr. 130/2003 van 8 oktober 2003 Rolnummer 2510 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 28 van de wet van 14 januari 2002 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg, ingesteld door de v.z.w. Belgische Vereni Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. Fran(...)

bron
arbitragehof
numac
2003201491
pub.
21/10/2003
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 130/2003 van 8 oktober 2003 Rolnummer 2510 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 28 van de wet van 14 januari 2002 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg, ingesteld door de v.z.w. Belgische Vereniging van Artsensyndicaten en het Verbond der Belgische Beroepsverening en van Geneesheren-specialisten.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. François, R. Henneuse, L. Lavrysen, J.-P. Snappe en E. Derycke, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 21 augustus 2002 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 22 augustus 2002, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 28 van de wet van 14 januari 2002 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 22 februari 2002) door de v.z.w. Belgische Vereniging van Artsensyndicaten, met zetel te 1050 Brussel, Boondaalsesteenweg 6, bus 4, en door het Verbond der Belgische Beroepsverening en van Geneesheren-specialisten, met zetel te 1050 Brussel, Kroonlaan 20. (...) II. In rechte (...) B.1.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 173bis van de wet van 14 juli 1994, ingevoegd in die wet bij artikel 28 van de wet van 14 januari 2002 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg.

De bestreden bepaling luidde als volgt : « Indien de Dienst voor geneeskundige controle of de dienst voor administratieve controle, op eigen initiatief of na melding door een verzekeringsinstelling, vaststelt dat een zorgverlener, ondanks schriftelijke aanmaning, op onrechtmatige wijze verstrekkingen aanrekent of door derden laat aanrekenen, is de betrokken zorgverlener, overeenkomstig de door de Koning te bepalen voorwaarden en modaliteiten en onverminderd de sancties en terugvorderingen bedoeld in titel VII van deze wet, een compenserende vergoeding verschuldigd.

Deze vergoeding is verschuldigd voor vaststellingen van fouten die niet uitsluitend betrekking hebben op het niet naleven van de onderrichtingen betreffende de aflevering van de facturatiegegevens op magnetische dragers, die door het Verzekeringscomité werden vastgesteld met toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende verordening op de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

Deze vergoeding bedraagt 20 % van het foutief aangerekend bedrag voor een eerste vaststelling en 50 % van het foutief aangerekende bedrag in geval van herhaling binnen een periode van twee jaar.

De Koning bepaalt de bestemming en de wijze van boeking van de geïnde vergoedingen alsook het aandeel dat eventueel aan de verzekeringsinstelling wordt overgemaakt. » B.1.2. Artikel 173bis is opgeheven bij artikel 29, 6o, van de programmawet van 24 december 2002, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2002.

Krachtens artikel 50 van dezelfde wet treedt die opheffing in werking de vijftiende dag van de tweede maand die volgt op de bekendmaking van de wet in het Belgisch Staatsblad , namelijk op 15 februari 2003.

B.2. Uit die opheffing vloeit voort dat, vanaf die datum, het beroep zonder voorwerp is geworden.

Er dient evenwel te worden onderzocht of het beroep ontvankelijk blijft, in zoverre het betrekking heeft op het voormelde artikel 173bis vóór die datum.

B.3.1. Volgens de verzoekende partijen zouden zij een belang bij de vernietiging van artikel 173bis behouden in zoverre « het niet uitgesloten is dat de zorgverstrekkers konden worden verontrust » door die bepaling.

B.3.2. Het blijkt niet - en de verzoekende partijen tonen evenmin aan - dat aan artikel 173bis van de wet van 14 juli 1994, vóór de opheffing ervan, uitvoering is gegeven.

Het Hof stelt inzonderheid vast dat er geen koninklijke besluiten zijn uitgevaardigd die werden voorgeschreven in het eerste en het vierde lid van artikel 173bis .

Aangezien artikel 173bis niet ten uitvoer is gelegd en opgeheven werd door artikel 29, 6o, van de programmawet van 24 december 2002 en die bepaling niet werd aangevochten, hebben de verzoekende partijen geen belang bij de vernietiging van de bestreden bepaling.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2003.

De griffier, L. Potoms.

De voorzitter, M. Melchior.

^