Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 24 januari 2024

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 11 december 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 19 december 2023, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prej « 1. Schendt artikel 31 van het Rechtspositiedecreet van 27 maart 1991 (decreet betreffende de rech(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2024000387
pub.
24/01/2024
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest van 11 december 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 19 december 2023, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 31 van het Rechtspositiedecreet van 27 maart 1991 (decreet betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en het Handvest van de Grondrechten, in die interpretatie dat opeenvolgende tijdelijke aanstellingen van bepaalde duur onbeperkt kunnen verlengd worden, waardoor er zelfs na een ononderbroken dienst van 1992 tot 1 maart 2021 maar met wisselende leeropdrachten geen recht op een vaste benoeming ontstaat, terwijl een zelfde ononderbroken staat van dienst maar met een zelfde leeropdracht wel aanleiding zou hebben gegeven tot een vaste benoeming ? »; « 2. Schendt artikel 6 van het Rechtspositiedecreet van 27 maart 1991 (decreet betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en het Handvest van de Grondrechten, in die interpretatie dat het aantal dagen gepresteerd in een betrekking die niet de helft bedraagt van het aantal uren, vereist voor een betrekking met volledige dienstprestaties, met de helft wordt verminderd, om te komen tot voldoende dienstanciënniteit om in aanmerking te komen voor een vaste benoeming, waardoor deeltijdse dienstprestaties van minder dan de helft van een volledige betrekking, meer dan dubbel zoveel tijd in beslag nemen als in het geval van een meer dan halftijdse betrekking, om tot een vaste benoeming te kunnen komen ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 8122 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^