Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 31 maart 2023

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 12 januari 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 1 maart 2023, heeft de Raad voor Vergunningsbetwistingen de volgende pre « Schendt artikel 4.8.11, § 2 VCRO de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gel(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2023201583
pub.
31/03/2023
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest van 12 januari 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 1 maart 2023, heeft de Raad voor Vergunningsbetwistingen de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Schendt artikel 4.8.11, § 2 VCRO de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het EVRM en artikel 9 van het Verdrag van Aarhus, in zoverre op basis van deze bepaling de beroepstermijn voor een derde-belanghebbende ten aanzien van een opname van een constructie als vergund geacht in het vergunningenregister, begint te lopen de dag na de opname in het vergunningenregister zonder dat hiervoor enige vorm van bekendmaking is voorzien, waardoor de lengte van de beroepstermijn bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen die openstaat tegen een dergelijke beslissing, afhankelijk is van een te strenge waakzaamheidsplicht voor een derde-belanghebbende en minstens gedeeltelijk verlopen zal zijn op het ogenblik dat een derde-belanghebbende effectief kennis krijgt van een beslissing tot opname in het vergunningenregister, terwijl voor een derde-belanghebbende, in het geval van het verlenen van een omgevingsvergunning waartegen eveneens een beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen openstaat, de beroepstermijn overeenkomstig artikel 105, § 3, 2° Omgevingsvergunningsdecreet begint te lopen de dag na de aanplakking van die beslissing waardoor derde-belanghebbenden kunnen vertrouwen op deze vorm van bekendmaking om in voorkomend geval tijdig in rechte op te treden tegen een dergelijke beslissing ? ». « Schendt artikel 4.8.11, § 2 VCRO de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het EVRM en artikel 9 van het Verdrag van Aarhus, in zoverre deze bepaling een onderscheid maakt tussen enerzijds het geval van een beslissing tot opname van een constructie in het vergunningenregister, waarbij de beroepstermijn voor een derde-belanghebbende start op de dag na de opname van de constructie in het vergunningenregister, zonder dat deze registratiebeslissing bekendgemaakt wordt, waardoor de beroepstermijn minstens gedeeltelijk verlopen zal zijn op het ogenblik dat een derde-belanghebbende effectief kennis krijgt van een beslissing tot opname in het vergunningenregister, en anderzijds het geval van een beslissing tot weigering van de opname van een constructie in het vergunningenregister waarbij het aanvangspunt van de beroepstermijn ten aanzien van een derde-belanghebbende niet wordt geregeld in de VCRO en de rechtspraak van de Raad voor [Vergunningsbetwistingen] in dat geval de effectieve kennisname van de beslissing tot weigering van de opname in het register als aanvangspunt van de beroepstermijn neemt, waardoor er voor een derde-belanghebbende bij een beslissing tot opname van een constructie als vergund geacht in het vergunningenregister en bij een beslissing tot weigering hiertoe een verschillende beroepstermijn geldt ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 7940 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^