gepubliceerd op 29 juni 2018
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 12 juni 2018 in zake D.T., P.N., A. H.H. en de nv « Vanheede Environmental Logistics », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 « Schenden de artikelen 78, vijfde lid, 92, § 1, eerste lid, en 101, § 2, derde lid, Gere(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij arrest van 12 juni 2018 in zake D.T., P.N., A. H.H. en de nv « Vanheede Environmental Logistics », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 juni 2018, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 78, vijfde lid, 92, § 1, eerste lid, en 101, § 2, derde lid, Gerechtelijk Wetboek, aldus uitgelegd dat een kamer met drie rechters van de rechtbank van eerste aanleg die in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechtbank kennis neemt van een overtreding van de wetten en verordeningen over een van de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten, en, in geval van samenloop of samenhang, van genoemde overtredingen samen met een of meer overtredingen die niet behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten, geen gespecialiseerde vorming moeten ontvangen zoals bedoeld in artikel 78, vijfde lid, Gerechtelijk Wetboek, of niet samengesteld is uit onder meer één rechter in de arbeidsrechtbank, terwijl de alleensprekende rechter die overeenkomstig artikel 76, § 2, tweede lid, van dit wetboek in een gespecialiseerde kamer van diezelfde rechtbank zetelt om kennis te nemen van dezelfde overtredingen, deze vorming wel dient te ontvangen en de correctionele kamer van het hof van beroep die kennis neemt van dezelfde aangelegenheden, is samengesteld onder meer uit één raadsheer in het arbeidshof, de artikelen 10 en 11 Grondwet ? ».
Die zaak, ingeschreven onder nummer 6951 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaken met rolnummers 6860, 6961 en 6863.
De griffier, F. Meersschaut