gepubliceerd op 12 maart 2013
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 24 januari 2013 in zake de vof « Comptoir d'Escompte de Namur » tegen V.G. en A.R., in aanwezigheid van Sandrine Job, in haar hoedanigheid van schuldb « Schendt, gelet op de lacune in de wet die niet voorziet in een duidelijke, betrouwbare en officië(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij arrest van 24 januari 2013 in zake de vof « Comptoir d'Escompte de Namur » tegen V.G. en A.R., in aanwezigheid van Sandrine Job, in haar hoedanigheid van schuldbemiddelaar, en in aanwezigheid van de bvba « APS » en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 30 januari 2013, heeft het Arbeidshof te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt, gelet op de lacune in de wet die niet voorziet in een duidelijke, betrouwbare en officiële kennisgeving aan de partijen ten aanzien van de modaliteiten en termijnen van beroep, - artikel 1053, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, eventueel in samenhang gelezen met artikel 1675/16, §§ 3 en 4, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, in de interpretatie volgens welke alle partijen - zelfs de niet in beroep gedagvaarde of niet in beroep komende partijen - op straffe van niet-toelaatbaarheid van het hoger beroep binnen de termijn van hoger beroep in de zaak dienen te worden betrokken, - de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gecombineerd met artikel 6.1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre : - het ertoe leidt de partijen bij het hoger beroep zonder redelijke verantwoording verschillend te behandelen naargelang dat hoger beroep betrekking heeft op een uitspraak die een splitsbaar of onsplitsbaar karakter heeft : in het geval van een splitsbaar geschil kan de eiser in hoger beroep (of elke partij bij het hoger beroep) tot aan de sluiting van de debatten de gemeenverklaring van het vonnis vorderen; in het geval van een onsplitsbaar geschil dient die vordering noodzakelijkerwijs te worden ingesteld binnen de termijn van hoger beroep; - het op onevenredige wijze afbreuk doet aan het recht van toegang tot een rechtbank, zoals gewaarborgd bij artikel 6.1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ten opzichte van de doelstelling van de bepaling, terwijl de verweten tekortkoming geen nadeel berokkent en het aan de formaliteit toegewezen doel in fine bereikt is ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5566 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux