Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 11 mei 2012

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest nr. 218.453 van 13 maart 2012 in zake Beatrijs Clijsters tegen de Belgische Staat, met als tussenkomende partij Dirk Scheers, waarvan de expeditie ter gri « Schenden de artikelen 259bis-8 en 259ter van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van d(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2012202439
pub.
11/05/2012
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest nr. 218.453 van 13 maart 2012 in zake Beatrijs Clijsters tegen de Belgische Staat, met als tussenkomende partij Dirk Scheers, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 19 maart 2012, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 259bis-8 en 259ter van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, gelezen in samenhang met het algemeen rechtsbeginsel van de onpartijdigheid van de overheid, wanneer ze zo worden geïnterpreteerd dat ze de benoemings- en aanwijzingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie vrijstellen van de verplichting geheim te stemmen over voordrachten en benoemingen van magistraten, terwijl in de gevallen waarin toepassing moe(s)t worden gemaakt van artikel 66, eerste lid, van de gemeentewet, artikel 100 van de nieuwe gemeentewet, artikel 35 van het gemeentedecreet, artikel 33, derde lid, van de OCMW-wet, of van de artikelen 342, § 2, en 348, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, er wel een verplichting tot geheime stemming over voordrachten en benoemingen bestaat op grond van een uitdrukkelijke wettelijke of decretale bepaling, zodat een onverantwoord onderscheid ontstaat tussen, enerzijds, personen die in het kader van een benoemingsprocedure het voorwerp uitmaken van een voordracht door de benoemings- en aanwijzingscommissie en, anderzijds, personen die in het kader van een benoemingsprocedure bedoeld in de zo-even aangehaalde wetsbepalingen het voorwerp uitmaken van een voordracht of een benoeming door een ander orgaan ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 5368 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^