gepubliceerd op 08 december 2005
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 150.696 van 26 oktober 2005 in zake A. Akdag tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is in « Schendt artikel 2, 1°, van de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verbl(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 150.696 van 26 oktober 2005 in zake A. Akdag tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 8 november 2005, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 2, 1°, van de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de mate dat deze wetsbepaling een verschillende behandeling impliceert tussen aanvragers van een regularisatieaanvraag die de erkenning van de hoedanigheid van vluchteling hebben aangevraagd zonder een uitvoerbare beslissing te hebben ontvangen en die de termijn waarbinnen deze uitvoerbare beslissing niet ontvangen werd, bepaalt op vier jaar voor de aanvragers die geen ouder zijn van een gezin met schoolgaande kinderen, terwijl deze termijn op drie jaar wordt bepaald voor een ouder die wel deel uitmaakt van een gezin met schoolgaande kinderen ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 3804 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.