gepubliceerd op 30 augustus 2004
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 132.389 van 15 juni 2004 in zake J. Boets tegen de Hogeschool Limburg, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is in « Worden de in de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet vervatte beginselen van de geli(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest nr. 132.389 van 15 juni 2004 in zake J. Boets tegen de Hogeschool Limburg, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 30 juni 2004, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Worden de in de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet vervatte beginselen van de gelijkheid en de niet-discriminatie geschonden door : - artikel 19, derde lid, van de bij koninklijk besluit van 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State volgens hetwelk de partijen zich mogen laten vertegenwoordigen of bijstaan door advocaten, aldus geïnterpreteerd dat die bepaling toestaat dat een administratieve overheid ter zitting van de bevoegde kamer of de algemene vergadering van de afdeling administratie van de Raad van State verschijnt bij monde van een ambtenaar; - artikel 718, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek volgens hetwelk de partijen op het ogenblik van de rechtsingang en later in persoon of bij advocaat dienen te verschijnen; - artikel 728, § 3, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek volgens hetwelk de afgevaardigde van een representatieve vakorganisatie van arbeiders of bedienden die een schriftelijke volmacht heeft, de arbeider of bediende, partij in het geding, voor de arbeidsgerechten mag vertegenwoordigen, in zijn naam alle handelingen mag verrichten die bij deze vertegenwoordiging behoren, mag pleiten en alle mededelingen betreffende de behandeling en de berechting van het geschil mag ontvangen; - en artikel 728, § 3, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek volgens hetwelk het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de geschillen zoals vermeld in artikel 728, § 3, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek verschijnt bij monde hetzij van een advocaat, hetzij van een door dit centrum afgevaardigd effectief lid of personeelslid, enerzijds, en de Minister tot wiens bevoegdheid het maatschappelijk welzijn behoort, zich kan laten vertegenwoordigen door een ambtenaar, anderzijds; - en de artikelen 81, 104, 199 t.e.m. 202 en 217, van het Gerechtelijk Wetboek, in de mate dat die -aldus geïnterpreteerde en in samenhang gelezen bepalingen tot gevolg hebben : 1° dat arbeiders en bedienden voor de arbeidsgerechten, die optreden als het ' natuurlijke ' rechtsprekend orgaan voor geschillen betreffende hun contractuele rechtspositie, ook indien zij personeelsleden zijn van een publiekrechtelijke overheid en waarin bovendien vertegenwoordigers van de representatieve vakorganisaties zetelen, mogen worden bijgestaan of vertegenwoordigd door een advocaat of door een afgevaardigde van een representatieve vakorganisatie, terwijl statutaire personeelsleden van een publiekrechtelijke overheid voor de afdeling administratie van de Raad van State, die optreedt als het ' natuurlijke ' rechtsprekend orgaan voor geschillen betreffende hun statutaire rechtspositie en waarin geen vertegenwoordigers van de representatieve vakorganisaties zetelen, slechts mogen worden bijgestaan of vertegenwoordigd door een advocaat, maar niet door een afgevaardigde van een representatieve vakorganisatie;2° dat een administratieve overheid in alle gevallen voor de bevoegde kamer of de algemene vergadering van de afdeling administratie van de Raad van State zou mogen worden bijgestaan of vertegenwoordigd door een advocaat of een ambtenaar, terwijl : - een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn alleen voor de geschillen zoals specifiek vermeld in artikel 728, § 3, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek mag verschijnen bij monde van een advocaat, een afgevaardigd effectief lid of een afgevaardigd personeelslid; - een verzoeker voor de bevoegde kamer of de algemene vergadering van de afdeling administratie van de Raad van State slechts zou mogen worden bijgestaan of vertegenwoordigd door een advocaat, maar niet door een afgevaardigde van een representatieve vakorganisatie ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 3039 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.